Vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de gang van zaken bij sociale werkbedrijven (ingezonden 10 mei 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 13 juni 2017).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur van 21 april jl. waarin bericht wordt dat bij meerdere sociale werkbedrijven Oost-Europese uitzendkrachten ingezet worden voor werk dat bedoeld is voor mensen met een arbeidsbeperking?1

Antwoord 1

Ja, ik heb kennis genomen van de uitzending van Nieuwsuur dd. 21 april jl.

Vraag 2 en 3

Kunt u aangeven bij hoeveel sociale werkbedrijven sprake is van aanstelling van (Oost-Europese) uitzendkrachten? Sinds wanneer gebeurt dit? Gebeurt dit op incidentele basis of gebeurt dit structureel? Kunt u uw antwoord motiveren en cijfermatig onderbouwen?

In hoeverre wordt werk voor mensen met een beperking gedaan door Oost-Europeanen of uitzendkrachten? Wát wordt er gedaan om inzet van uitzendkrachten zo veel mogelijk tot een minimum te beperken? Kunt u uw antwoord motiveren en cijfermatig onderbouwen?

Antwoord 2 en 3

Ik heb bij de koepelorganisatie van de sociale werkvoorziening, Cedris nagevraagd of men inzicht heeft in de aard en omvang van de inzet van Oost-Europese uitzendkrachten bij sociale werkplaatsen. Cedris geeft aan dat geen sprake is van een structurele inzet, maar dat incidenteel gebruik wordt gemaakt van (Oost-Europese) uitzendkrachten als niet tijdig aan de vraag van de opdrachtgever kan worden voldaan. Daarmee wordt de opdrachtgever naar tevredenheid bediend en zorgt het sw-bedrijf ervoor dat deze opdrachten ook in vervolg naar het sw-bedrijf toekomen, zodat de plaatsen voor mensen uit de doelgroep van de Participatiewet behouden blijven.

Vraag 4

Hoe verklaart u dat het sociale werkbedrijven onvoldoende lukt om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, die nu een uitkering krijgen, te bereiken? In hoeverre komt dit doordat gemeenten onvoldoende mensen met een arbeidsbeperking «aanbieden»?

Antwoord 4

Sw-bedrijven spelen een belangrijke rol bij de uitvoering Participatiewet. Gemeenten organiseren het nieuw beschut werk veelal bij de sw-bedrijven. Onlangs heb ik uw Kamer geïnformeerd over de besteding van de middelen (30 miljoen euro) uit de motie Kerstens om de omvorming van de sw-bedrijven tot toekomst gerichte werkbedrijven te ondersteunen. De resultaten waren positief en veel gemeenten kiezen voor een brede uitvoering van de Participatiewet door de nieuwe werkbedrijven. Dat het nog beter kan blijkt uit het gegeven dat gemeenten de mensen uit de doelgroep onvoldoende kennen.

Om de transparantie van de bestanden bij gemeenten te vergroten heb ik daarom extra middelen (3 miljoen euro) aan gemeenten beschikbaar gesteld om de kandidatenverkenner zoals ontwikkeld door UWV ook door gemeenten versneld te laten vullen.

Vraag 5

Hoe verklaart u de aanzienlijke financiële tekorten bij veel sociale werkbedrijven? Worden deze tekorten veroorzaakt door het verminderen van rijkssubsidie, doordat gemeenten er onvoldoende in slagen werkzoekenden met een beperking aan te bieden, doordat sociale werkbedrijven werk veel te veel «goedkoop» binnen halen, óf doordat de rijksbijdrage harder daalt dan de beoogde uitstroom van werknemers met een beperking uit de sociale werkbedrijven? Kunt u uw antwoord motiveren?

Antwoord 5

Vanaf eind 2013 heb ik de koepelorganisatie van de sociale werkbedrijven Cedris ondersteund in hun onderzoeken naar de optimalisatie van het verdienmodel voor de sw-bedrijven. In het Cedris-rapport «Optimaliseren van het verdienvermogen» in 2014 zijn thema’s benoemd waarvoor onderzocht kon worden of besparingen mogelijk zijn. Eén van de thema’s betrof de marktconformiteit. De levensvatbaarheid van het sw-bedrijf als geheel moet hierbij een rol spelen. Veel bedrijven hebben gebruik gemaakt van de aanbevelingen uit die rapportage.

In mijn brief van 21 april jongstleden (TK 34 352, nr. 56) geef ik aan dat het gerealiseerde volume op basis van voorlopige cijfers circa 300 arbeidsjaren lager is dan de raming die destijds bij de invoering van de Participatiewet is gemaakt. Inmiddels zijn de definitieve cijfers beschikbaar. Deze bevestigen dat beeld. Het volume Wsw in arbeidsjaren in 2016 bedroeg 83.014. Dat ligt onder de prognose ten tijde van de invoering Participatiewet van 83.300 arbeidsjaren. Ook in 2015 was de volumerealisatie lager dan geraamd. De uitstroom over de afgelopen twee jaar is dus hoger en niet lager geweest dan de prognose. Er is daarmee geen sprake van financiële tekorten als gevolg van een hoger Wsw-volume dan verwacht. Het blijft echter zaak om goed de vinger aan de pols te houden op dit punt en dat doen we ook jaarlijks.

Vraag 6

In hoeverre is bij sociale werkbedrijven sprake van het binnen halen van werk tegen «dumpprijzen»? In hoeverre leidt dit tot concurrentievervalsing en verdringing van werk dat ook door een regulier bedrijf gedaan kan worden tegen een normaal cao-loon? Wat gaat u doen om deze ongewenste praktijken tegen te gaan?

Antwoord 6

In de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is in artikel 5 bepaald dat het college van burgemeester en wethouders voor de door zijn werknemer verrichte arbeid dan wel voor ten gevolge van zijn arbeid geleverde goederen of diensten een vergoeding bedingt, die de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord mag beïnvloeden. Dit artikel is bedoeld om verdringing te voorkomen.

Het betreffende bedrijf uit de Nieuwsuur uitzending geeft aan dat zij absoluut niet tegen dumpprijzen werken. Het bedrijf is tot nu toe altijd winstgevend geweest. De Tomingroep weigert opdrachten die te ver onder het tarief liggen dat marktconform is. Sw-bedrijven hebben eenvoudige verpakkingswerkzaamheden echter wel nodig, omdat een aanzienlijk deel van de zittende sw-populatie (het zogenaamde beschutte deel van de Wsw, ca 30% van de totale sw-populatie) daarop aangewezen is.

Vraag 7

Hoe verklaart u dat het – ondanks de aantrekkende economie – nog onvoldoende lukt om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te krijgen bij een gewone werkgever en dat nog steeds circa 90.000 mensen bij de sociale werkbedrijven werken?

Antwoord 7

Zie ook het antwoord op vraag 4. Doel van de Participatiewet is mensen met een arbeidsbeperking zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers te laten werken. Met ingang van 1 januari 2015 is de instroom van mensen met een arbeidsbeperking in de Wsw stopgezet, maar de instroom in garantiebanen en het nieuw beschut werk is daarvoor in de plaats gekomen. Bovendien betekende de Participatiewet dat de huidige werknemers bij de sociale werkbedrijven hun rechten en plichten hebben behouden en zij dus nog gewoon bij de sociale werkbedrijven in dienst zijn. Het aantal gedetacheerde werknemers, die vanuit de sw-bedrijven bij reguliere werkgevers werken neemt nog steeds toe.

Vraag 8

Is er enig positief effect waarneembaar van de «kandidaatverkenner», waarin ruim 64.000 kandidaten zitten voor werkgevers die op zoek zijn naar werkzoekenden die vallen onder de doelgroep van de banenafspraak?

Antwoord 8

De Kandidatenverkenner banenafspraak maakt het voor werkgevers, maar ook voor humanresearch-medewerkers en private dienstverleners, mogelijk geanonimiseerd klantprofielen te zoeken, te bekijken en te bewaren. Ik heb u hierover laatstelijk geïnformeerd in mijn brief van 24 april 2017 (Kamerstuk 29 544, nr. 779). Gemeenten maken inmiddels stappen om het aantal klantprofielen te verhogen. De resultaten van de inspanningen zijn terug te lezen en te volgen in de periodieke regionale trendrapportages van UWV over de realisatie van de Banenafspraak, zoals gepubliceerd op www.samenvoordeklant.nl. De arbeidsmarktregio’s Zwolle, Friesland en Rijnmond hebben op dit moment qua aantal beschikbare klantprofielen de meeste (gemeentelijke) kandidaten in de Kandidatenverkenner banenafspraak staan.

Vraag 9

Het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid trekt € 3 miljoen uit om gemeenten te helpen bij het maken van curriculum vitae (cv’s) van 64.288 werkzoekenden; dat is ongeveer € 46 (bruto?) per cv; hoe is dit bedrag voor het helpen maken van cv’s begroot en onderbouwd?

Antwoord 9

Tijdens de behandeling van de begrotingsstaten van het ministerie voor het jaar 2017 is een zestal amendementen aangenomen die worden gefinancierd uit de onderbenutting van het budget voor de sectorplannen2. Het amendement van Kamerlid Van ’t Wout en voormalig Kamerlid Kerstens ten behoeve van het opstellen en beschikbaar maken van (gemeentelijke) klantprofielen, is één daarvan3. De gelden worden via een decentralisatie-uitkering uitgekeerd. Gemeenten hebben de meicirculaire inmiddels ontvangen, daarna volgt de betaling. Op 3 april 2017 heb ik de wethouders van de 35 centrumgemeenten schriftelijk geïnformeerd over het amendement en de beschikbare gelden. Overige gemeenten zijn reeds via de Verzamelbrief over de gelden geïnformeerd. De resultaten van de inspanningen van de arbeidsmarktregio’s zie ik terug in de periodieke regionale trendrapportages van UWV over de realisatie van de Banenafspraak.

Vraag 10

Wat gaat u doen om te voorkomen dat gemeenschapsgeld dat bedoeld is voor het creëren van arbeidsplaatsen voor mensen met een beperking, de facto (deels) leidt tot het invullen van deze arbeidsplaatsen met (Oost-Europese) uitzendkrachten?

Antwoord 10

Ik deel de mening dat het werk dat bedoeld is voor mensen met een arbeidsbeperking niet door (Oost-Europese) uitzendkrachten moet worden gedaan. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 wordt incidenteel gemaakt van (Oost-Europese) uitzendkrachten als niet aan de vraag van de opdrachtgever kan worden voldaan. Daarmee wordt de opdrachtgever naar tevredenheid bediend en zorgt het sw-bedrijf ervoor dat deze opdrachten ook in vervolg naar het sw-bedrijf toekomen, zodat de mogelijke plaatsen voor mensen uit de doelgroep van de Participatiewet behouden blijven

Vraag 11

Hoe geeft de (rijks)overheid zelf uitvoering aan haar taak als werkgever van mensen met een beperking? Het aantal mensen met een beperking met een dienstverband bij de overheid is afgenomen met 984, het aantal uitzendkrachten en detacheringen van mensen met een beperking is toegenomen met 6.437; wat gaat u extra doen om er voor te zorgen dat de (rijks)overheid quotumafspraken nakomt, en het goede voorbeeld geeft door mensen met een beperking een dienstverband aan te bieden?

Antwoord 11

Op grond van de één-meting blijkt dat ruim 5.400 mensen uit de doelgroep banenafspraak bij de overheid als werkgever aan de slag zijn gegaan. Hiermee heeft de overheid de doelstelling uit het sociaal akkoord, om eind 2015 3.000 banen te realiseren, ruimschoots gehaald. De cijfers laten zien dat we op de goede weg zijn, maar dat de uitdaging, ook voor de overheid, nog groot is.

De resultaten van de twee-meting zullen in juli 2017 bekend zijn. Uit de twee-meting zal blijken of de werkgevers, dus ook de overheidswerkgevers, de doelstelling hebben gehaald. Voor de overheidswerkgevers gaat het om 6.500 banen die ze eind 2016 moesten realiseren.

Overheidswerkgevers maken inderdaad veel gebruik van inleenverbanden om mensen uit de doelgroep banenafspraak aan het werk te helpen. Inleenverbanden zijn een vaak gebruikt en succesvol middel om mensen uit de doelgroep banenafspraak werk aan te bieden. Het kan een opstapje zijn naar een formeel dienstverband. Mensen kunnen ook langdurig via inleenverbanden aan de slag blijven. Het is immers belangrijk dat via inleenverbanden mensen uit de doelgroep banenafspraak werken op de reguliere werkvloer. Inleenverbanden dragen zo bij aan de doelstelling van de banenafspraak. De keuze voor de vorm van de dienstbetrekking ligt overigens bij de werkgever.

Zoals aangekondigd in de brief van 7 april 20174 zal het Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO) op gezette tijden rapporteren over de activiteiten die sectoren hebben geïnitieerd en uitgevoerd ter invulling van de banenafspraak. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft u dat overzicht op 29 mei gezonden. (Kamerstuk 29 544, nr. 785).

Vraag 12

Deelt u de mening dat het afbouwen van beschermde werkplekken bij sociale werkbedrijven, zeker in economisch minder weerbare regio’s – zoals Oost-Groningen – nu té vaak averechts uitpakt voor werknemers met een arbeidsbeperking? Kunt u uw antwoord motiveren?

Antwoord 12

(zie ook antwoord op vraag 5)

Ik deel deze mening niet, omdat geen sprake is van het afbouwen van beschutte werkplekken. De vermindering van het aantal sw-plaatsen geschiedt uitsluitend op basis van de natuurlijke uitstroom bij de sw-bedrijven van de Wsw’ers, die op 31-12-14 al een dienstverband hadden met het sw-bedrijf. Daarentegen worden nieuwe beschutte werkplekken, zoals door de gemeenten per 1 januari 2017 verplicht moeten worden aangeboden, voor het grootste deel weer bij de sw-bedrijven gecreëerd.

Vraag 13

Is u bekend dat een aantal vanuit sociaal werkbedrijf Wedeka te Veendam gedetacheerden, die bij reguliere bedrijven géén vaste werkplek kunnen krijgen, óók niet meer terug kunnen naar het SW-bedrijf omdat werkplekken daar inmiddels niet meer beschikbaar zijn, en dat deze mensen derhalve in de bijstand belanden? Welk perspectief gaat u deze mensen en sociale werkbedrijven als Wedeka bieden?

Antwoord 13

Als medewerkers vanuit een sw-bedrijf zijn gedetacheerd en bij reguliere bedrijven geen vaste werkplek kunnen krijgen, omdat bijvoorbeeld van een tijdelijke contract met de opdrachtgever sprake was, dient het sw-bedrijf voor andere werkzaamheden zorg te dragen. Mochten geen vervangende werkzaamheden voorhanden zijn, blijft het dienstverband naar burgerlijk recht bestaan en blijft de gemeente c.q. het sw-bedrijf verantwoordelijk om deze medewerkers zo snel mogelijk ander werk aan te bieden. Over het algemeen beschikken sw-bedrijven over meer werk dan op grond van het aanbod vanuit de doelgroep uit gemeenten kan worden verwerkt, zie ook het antwoord op vraag 7.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Participatiewet is gedecentraliseerd naar gemeenten. Het is een rol voor de plaatselijke bestuurders daarover te beslissen binnen de kaders van de Participatiewet. De gemeenteraad heeft vervolgens een controlerende taak.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden De Jong (PVV), ingezonden 25 april 2017 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2072), Gijs van Dijk (PvdA) ingezonden 26 april 2017 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2071) en Jasper van Dijk (SP), ingezonden 4 mei 2017 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2073).

Naar boven