Vragen van het lid Pechtold (D66) aan de minister-president, de minister van Algemene Zaken, over het beleid voor de koninklijke archieven (ingezonden 8 februari 2013).

Antwoord van minister-president Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 12 maart 2013).

Vraag 1

Herinnert u zich de strekking van de motie-Kalsbeek waarin de regering wordt verzocht alle stukken die (mede) betrekking hebben op de uitoefening van de functie van staatshoofd, over te brengen naar het nationaal archief?1

Antwoord 1

De tekst van de motie is bekend.

Vraag 2, 6 en 7

Kunt u een overzicht verschaffen van de stukken die op basis van deze motie sindsdien zijn overgebracht vanuit het Koninklijk Huis archief naar het nationaal archief?

Kunt u verzekeren dat alle bestaande archiefstukken die betrekking hebben op de staatsfuncties van prins Bernhard waarin hij was benoemd door de regering in ballingschap in de periode 1940–1945, zoals de functies van hoofdverbindingsofficier; hoofd Nederlandse militaire missie; Hoofd van het Centraal Orgaan Voorbereidingen Terugkeer naar Nederland; Bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten, evenals zijn directe betrokkenheid bij het Contact Holland en het Bureau Bijzondere Opdrachten, in het Nationaal Archief zijn opgenomen, in lijn met de door u geponeerde stelling dat «ook stukken die betrekking hebben op andere leden van het koninklijk huis die een publiek ambt hebben vervuld» zijn opgenomen in het Nationaal dan wel het ministerieel archief?

Deelt u de mening dat er grond is voor de veronderstelling dat het Koninklijk Huisarchief terzake delen bevat en bent u derhalve bereid delen van het Koninklijk Huisarchief openbaar te maken voor historici om deze kwestie nader te onderzoeken?

Antwoord 2, 6 en 7

Het Koninklijk Huisarchief is een particulier archief waarop de Archiefwet niet van toepassing is. Vanuit het particulier archief van prins Bernhard zijn stukken overgedragen aan het Kabinet der Koningin en vervolgens door het Kabinet der Koningin aan het ministerie van Defensie.

De overgedragen stukken hebben betrekking op de werkzaamheden van de inspecteur-generaal van de krijgsmacht, het bevelhebberschap van de binnenlandse strijdkrachten en enkele organen die werkzaam waren op het terrein van Defensie.

Vraag 3 en 4

Kunt u aangeven hoe de in de motie-Kalsbeek voorgestelde procedure in de praktijk werkt, daarbij ingaand op de vragen op welke wijze en naar welke informatie wordt gezocht in het Koninklijk Huis Archief om te bepalen of bepaalde stukken al dan niet in het Nationaal Archief thuishoren?

Kunt u aangeven wie naast de directeur van het Koninklijk Huis Archief en de directeur van het Nationaal Archief mede bepalen of stukken al dan niet thuishoren in het Nationaal Archief?

Antwoord 3 en 4

De inrichting en werking van de procedure is beschreven in antwoorden en de reactie die de regering na de indiening van de motie-Kalsbeek aan de Kamer heeft gezonden met betrekking tot het Koninklijk Huisarchief (Kamerstukken II 2004/5, 29 800 III, nrs. 23 en 29 en 2008/9, 31 700 III, nr. 16).

Vraag 5

Hoe verhouden uw uitspraken over de reeds van toepassing zijnde procedure zoals bedoeld in de motie-Kalsbeek, vóór de motie, zich tot het feit dat officiële stukken met betrekking tot prins Benhard in zijn functie als inspecteur-generaal van de krijgsmacht, tot voor kort niet in een openbaar toegankelijk archief rustten?

Antwoord 5

De betreffende stukken maakten onderdeel uit van een verzameling stukken. Bij het inventariseren hiervan is de beschreven werkwijze gevolgd die heeft geleid tot overbrenging van stukken aan het ministerie van Defensie waarop de Archiefwet van toepassing is.

Vraag 8

Ziet u aanleiding om stukken die betrekking hebben op reizen van prins Bernhard in ballingschap naar het Vaticaan, Zweden, Midden-Amerika, Zuid-Amerika en Afrika toegankelijk te maken in het Nationaal Archief? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Stukken die hierop betrekking hebben en ressorteren onder instellingen waarop de Archiefwet van toepassing is, zullen volgens de bepalingen van de Archiefwet en het Archiefbesluit worden overgedragen aan het Nationaal Archief en daar dan toegankelijk zijn volgens de geldende voorschriften.


X Noot
1

Kamerstuk 29 800 III, nr. 17

Naar boven