Vragen van het lid Berndsen (D66) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de onjuiste berekening van de politiesterkte (ingezonden 21 december 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 2 februari 2012) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1185.

Vraag 1

Herinnert u zich dat u op 28 november 2011 tijdens het wetgevingsoverleg over de nieuwe politiewet Kamerstuk (30 880) heeft gezegd dat aspiranten voor 100% worden meegeteld in de politiesterkte, waarbij verwees naar voorzetting van beleid van uw voorganger en daarmee onduidelijkheid heeft gecreëerd over de berekening van de politiesterkte?

Antwoord 1

Ja, met dien verstande, dat ik geen onduidelijkheid heb gecreëerd over de berekening van de operationele politiesterkte. Hierover ben ik altijd glashelder en consistent.

Vraag 2

Bij welke brief en met welke bewoordingen in die brief heeft uw ambtsvoorganger aangegeven dat aspiranten voor 100% meetellen in de sterkte en als volledig inzetbaar worden beschouwd?

Antwoord 2

In de brieven aan uw Kamer van november 2009 (TK 29 628, nr. 160, 164) heeft mijn ambtsvoorganger de definitie van operationele sterkte vermeld. Daarbij heeft zij aangegeven dat de aspiranten meetellen in de operationele sterkte en dat zij als aparte categorie in het overzicht van de sterkte worden vermeld. Ook ben ik in mijn sterktebrief van 15 juni 2011 nogmaals specifiek op dit thema in gegaan1. Mijn voorgangers en ik hebben het aandeel aspiranten binnen de operationele sterkte steeds voor u inzichtelijk gemaakt.2 Mijn ambtsvoorganger en ik hebben daarom geen enkele onduidelijkheid laten ontstaan dat aspiranten 100% meetellen in de operationele sterkte en voor 40% inzetbaar zijn.

Vraag 3

Hoe definieert u operationele politiesterkte?

Antwoord 3

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de brief aan uw Kamer van 10 november 2009 (TK 29 628, nr. 160).

Vraag 4

Welke maatstaf dan wel rekenmethode wordt door u gehanteerd om binnen de operationele sterkte het aantal fte van medewerkers in opleiding te bepalen?

Antwoord 4

Het aantal aspiranten binnen de operationele sterkte bepaal ik met de gegevens uit het Politie Bedrijfsvoeringsinformatiesysteem (POLBIS), waarin korpsen iedere medewerker in dienst van de politie en zijn of haar personele gegevens tot op individueel niveau dienen op te geven.

Vraag 5

Erkent u dat aspiranten bij de politie slechts voor 40% operationeel inzetbaar zijn?

Zo ja, kunt u toelichten op welke wijze u in de absolute telling van de politiesterkte concreet rekening houdt met de gedeeltelijke inzetbaarheid van aspiranten?

Zo nee, op grond van welke aanname gaat u er vanuit dat aspiranten tijdens hun opleiding volledig inzetbaar zijn?

Antwoord 5

Ja. In 2002 heeft mijn ambtsvoorganger een duaal (leren en werken) onderwijsstelsel geïntroduceerd. Sinds die tijd leren aspiranten een deel van hun tijd op school en een deel van hun tijd (40%) door werkzaam te zijn in een korps.

Er is maar één telling van de politiesterkte en dat is die volgens de definitie van de operationele sterkte, waarin het aantal aspiranten wordt aangegeven. Dat moge blijken uit de sterkterapportages die ik en mijn voorgangers in de afgelopen jaren aan uw Kamer hebben gezonden, alsmede uit de uitspraken die ik hierover heb gedaan tijdens onder andere de Algemeen Overleggen over de politie met uw Kamer op 7 april 2011 en op 21 december 2011 en tijdens het Wetgevingsoverleg op 28 november 2011.

Vraag 6 en 7

Wat zou, uitgaande van de genoemde 40% inzetbaarheid van aspiranten, de feitelijke politiesterkte zijn, uitgedrukt in inzetbare fte en met als meetdatum 1 januari 2012?

Erkent u dat met aspiranten het voor 100% meetellen in de politiesterkte en tegelijkertijd erkenning van 40% inzetbaarheid, de operationele sterkte niet langer een weergave is van de feitelijke inzetbaarheid van de politie?

Zo ja, vindt u de rekenmethode van 100% meetelling van aspiranten in de operationele sterkte houdbaar als weergave van de totale bezetting bij de Nederlandse politie?

Zo nee, op welke wijze weerspiegelt de politiesterkte de feitelijke inzetbaarheid van de politie?

Antwoord 6 en 7

Ik wil geen aparte definitie hanteren over inzetbare sterkte, omdat dat leidt tot een veel te gedetailleerde en betwistbare manier van tellen, met een veelheid aan nieuw definitievraagstukken. De feitelijke inzetbaarheid is namelijk afhankelijk van een veelheid aan factoren. Ik noem: levensloopverlof, zwangerschapsverlof, ziekteverzuim, tijd besteed aan opleiding en cursussen, administratieve lasten, de grootte van de overhead en de mate van weerbaarheid, etc.

Ik houd daarom vast aan de in 2009 met uw Kamer afgesproken definitie van operationele sterkte.

Dit laat onverlet dat al mijn inspanningen erop gericht zijn om de inzetbaarheid van de politie te vergroten.


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 29 628, nr. 261.

X Noot
2

Kamerstukken II 2009/10, 29 628, nrs. 160, 164 en 192 en Kamerstukken II 2010/11, 29 628, nrs. 231 en 261.

Naar boven