U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Ontwerpbesluit wijzigingen Waterschapsverordening Waterschap Rivierenland deel 1 van 4

Artikel I

De regeling ‘Waterschapsverordening Waterschap Rivierenland' wordt gewijzigd. Om technische redenen wordt het besluit in vier delen gepubliceerd. Dit is deel 1. De tekstuele wijzigingen aan de Waterschapsverordening en de eerste set wijzigingen aan de werkingsgebieden zijn aangegeven in Bijlage A.

Bijlage A Bijlage bij artikel I

A

Artikel 1.1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.1.1 Begrippen

  • 1

    In bijlage 1 van deze verordening staan de begripsbepalingen van deze verordening.

  • 2

    Begripsbepalingen die zijn opgenomen in:

    • a.

      bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving,

    • b.

      bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving,

    • c.

      bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving,

    • d.

      bijlage I bij het Omgevingsbesluit en

    zijn ook van toepassing op deze verordening. Staat een begripsbepaling in bijlage 1 van deze verordening, dan geldt de begripsbepaling uit bijlage 1.

  • 3

    Begripsbepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet of in bijlage I bij de Omgevingsregeling zijn ook van toepassing op deze verordening. Staat een begripsbepaling in de Omgevingswet of in de Omgevingsregeling en in bijlage 1 van deze verordening? En is er een verschil? Dan geldt de begripsbepaling uit de Omgevingswet of in de Omgevingsregeling.

B

Artikel 1.2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.2.2 Beheer, onderhoud en eigen werken

De regels van hoofdstuk 2, afdeling 3.21 en 3.22, en hoofdstuk 4 tot en met hoofdstuk 6 gaan:

  • a.

    niet over projecten waarvoor het bestuur een projectbesluit vaststelt als bedoeld in artikel 5.44 van de Omgevingswet; of

  • b.

    niet over activiteiten die nodig zijn voor:

    • i.

      het beheer, de bediening en het doelmatig onderhoud van het watersysteem of onderdelen daarvan. De activiteiten worden uitgevoerd door of in opdracht van het bestuur van het waterschap. En de activiteiten veranderen de normatieve toestand van een waterstaatswerk (legger) niet; of

    • ii.

      het beheer, de bediening en het doelmatig onderhoud van het systeem voor het zuiveren van afvalwater. De activiteiten worden uitgevoerd door of in opdracht van het bestuur van het waterschap; of

    • iii.

      het beheer en onderhoud van de wegen in beheer bij het waterschap. De activiteiten zorgen niet voor een verandering van de wegenlegger; of

  • c.

    niet over activiteiten die nodig zijn voor het uitvoeren van onderhoudsverplichtingen met betrekking tot waterstaatswerken. De activiteiten worden uitgevoerd door of in opdracht van onderhoudsplichtigen zoals bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

C

Artikel 1.3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.3.1 Aanwijzing van beperkingengebieden

D

Artikel 1.3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.3.3 Nadere uitwerking gebieden

E

Artikel 1.4.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.4.1 ZorgplichtSpecifieke zorgplicht watersysteem

  • 1

    Degene die een activiteit uitvoert aan het watersysteem van Waterschap Rivierenland of een onderdeel daarvan en die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen in afdeling 1.1, zorgt ervoor dat:

    • a.

      hij alle maatregelen neemt die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;

    • b.

      hij die gevolgen zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt als hij die gevolgen niet kan voorkomen;

    • c.

      hij die activiteit achterwege laat als hij die gevolgen onvoldoende kan beperken. En alleen als dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd.

  • 2

    Onder het voorkomen van nadelige gevolgen voor het watersysteem als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het voorkomen, beperken en onmiddellijk ongedaan maken van schade aan een waterstaatswerk;

    • b.

      het voorkomen van (grond)waterschaarste, (grond)wateroverlast en overstromingen;

    • c.

      het bereikbaar en zichtbaar houden van waterstaatswerken voor:

      • i.

        inspectie, onderhoud en beheer door of in opdracht van het waterschap; of

      • ii.

        onderhoud door of in opdracht van een onderhoudsplichtige als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

    • d.

      het waarborgen van de stabiliteit, het waterkerend vermogen en de kerende hoogte van de waterkering;

    • e.

      het voorkomen van kwel;

    • f.

      het voorkomen van aantasting van de bestaande staat en het waarborgen van de erosiebestendigheid van een waterkering;

    • g.

      het niet belemmeren van toekomstige ontwikkelingen van de waterkering;

    • h.

      het voorkomen en ongedaan maken van:

    • i.

      dat de stabiliteit van de oevers van een oppervlaktewaterlichaam niet worden aangetast;

    • j.

      het voorkomen van achteruitgang van de chemische of ecologische (grond)waterkwaliteit en (grond)waterkwantiteit;

    • k.

      het voorkomen van:

      • i.

        verzakkingen van de bodem door grondwateronttrekkingen of grondboringen; of

      • ii.

        uitwisseling van grondwater tussen van elkaar gescheiden watervoerende pakketten door grondwateronttrekkingen of grondboringen;

    • l.

      het voorkomen van schade aan kwetsbare natuur en aangewezen natuurgebieden;

    • m.

      het voorkomen van het belemmeren van de vervulling van maatschappelijke functies van het watersysteem.

  • 3

    De zorgplicht zoals in het eerste lid bedoeld, houdt ook in dat:

    • a.

      alle passende preventieve maatregelen tegen milieuverontreiniging worden getroffen;

    • b.

      bij lozingsactiviteiten de beste beschikbare technieken worden toegepast;

    • c.

      geen significante milieuverontreiniging wordt veroorzaakt;

    • d.

      alle passende maatregelen worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1, eerste lid, van de Omgevingswet;

    • e.

      lozingen op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk doelmatig kunnen worden bemonsterd;

    • f.

      metingen representatief zijn en monsters niet worden verdund; en

    • g.

      meetresultaten op geschikte wijze worden geregistreerd, verwerkt en gepresenteerd.

Artikel 1.4.2 ZorgplichtSpecifieke zorgplicht wegen

F

Het opschrift van artikel 1.4.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

G

Artikel 1.4.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.4.3 ZorgplichtSpecifieke zorgplicht vaarwegen

Degene die een activiteit uitvoert aan een vaarweg waarvoor het waterschap door de provincie is aangewezen als vaarwegbeheerder zorgt er in ieder geval voor dat hij het veilig en doelmatig gebruik van de vaarweg niet hindert. Deze plicht houdt in ieder geval in dat:

  • a.

    hij geen stoffen of objecten in het beperkingengebied vaarwegen brengt die schade toebrengen aan de vaarweg of de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;

  • b.

    de eigenaar of rechthebbende van houtopstand deze zo onderhoudt dat deze houtopstand geen hinder voor de scheepvaart veroorzaakt; en

  • c.

    hij bij het verrichten van activiteiten geen belemmering of hinder voor de scheepvaart veroorzaakt.

H

Artikel 1.4.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.4.5 Maatwerkvoorschriften

  • 1

    Het bestuur kan in een specifieke situatie met het oog op de doelen uit afdeling 1.1 en in overeenstemming met de beoordelingsregels maatwerkvoorschriften stellen in aanvulling op of in afwijking van:

    • a.

      de zorgplicht in artikel 1.4.1, artikel 1.4.2 en artikel 1.4.3; en

    • b.

      de bepalingen over een ongewoon voorval in artikel 1.4.4 en artikel 1.5.4; en

    • c.

      de regels in hoofdstuk 2 tot en met hoofdstuk 6 in deze verordening.

  • 2

    Het bestuur kan geen maatwerkvoorschriften stellen voor de vangnetvergunningplichten in artikel 2.5.3, artikel 3.19.13.19.2, artikel 3.19.2 en artikel 6.13.153.19.3.

  • 3

    Het bestuur kan geen maatwerkvoorschrift stellen als een voorschrift van gelijke strekking aan een omgevingsvergunning kan of had kunnen worden verbonden, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.

  • 4

    Een maatwerkvoorschrift vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.

  • 5

    Worden meerdere activiteiten gecombineerd uitgevoerd? En geldt voor een deel van de activiteiten een vergunningplicht en voor een deel een meldingsplicht? Dan worden de voorschriften die horen bij de activiteit waarvoor een melding wordt gedaan aan de omgevingsvergunning verbonden. Een maatwerkvoorschrift kan dan niet worden gesteld.

I

Artikel 1.5.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.5.2 Algemene indieningsvereisten bij een vergunningaanvraag

  • 1

    Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bevat ten minste:

    • a.

      de aanduiding van de activiteit;

    • b.

      de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit;

    • c.

      de verwachte duur van van de activiteit;

    • d.

      de naam, het adres, het e-mailadres en het telefoonnummer van de aanvrager, van degene die de activiteit verricht en van een eventuele gemachtigde;

    • e.

      wijkt het factuuradres af van het adres van de aanvrager? Dan moet ook het factuuradres worden vermeld in de aanvraag;

    • f.

      het adres en de kadastrale aanduiding of de coördinaten waar de activiteit wordt verricht;

    • g.

      een duidelijke situatietekening van de gewenste situatie op een goed leesbare schaal met daarop:

      • i.

        de locatie van de activiteit; of

      • ii.

        de locatie van het object dat wordt geplaatst of aanwezig is, indien van toepassing;

      • iii.

        het soort object en het soort beplanting, indien van toepassing;

      • iv.

        afmetingen inclusief eventuele diameters en materiaalsoort van het object, indien van toepassing;

      • v.

        een legenda;

      • vi.

        een noordpijl; en

    • h.

      de datum en ondertekening;

    • i.

      wil de aanvrager in plaats van een maatregel die is voorgeschreven in regels als bedoeld in artikel 4.3 van de Omgevingswet, een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 eerste lid, van de Omgevingswet treffen? Dan blijkt uit de gegevens dat met de gelijkwaardige maatregel minimaal hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de voorgeschreven maatregel;

    • j.

      wordt een waterstaatswerk gekruist door een boring? Dan wordt een boorplan met de volgende informatie aangeleverd:

      • i.

        een beschrijving van de horizontaal gestuurde boring overeenkomstig de Handleiding wegenbouw, ontwerp onderbouw, richtlijn Boortechnieken, uitgegeven door Rijkswaterstaat;

      • ii.

        een tekening met een aanduiding van de boorlijn;

      • iii.

        een tekening van de dwarsdoorsnede in de langsrichting van de gekozen boorlijn;

      • iv.

        gegevens over de controleberekening of sterkteberekening van de buis op basis van een grondmechanisch onderzoek; en

    • k.

      vindt de activiteit op, in of bij een kade of waterkering plaats? Dan wordt een stabiliteitsberekening van de kade of waterkering aangeleverd.

  • 2

    Heeft de activiteit betrekking op werkzaamheden waarbij een waterbodem geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd? Dan worden bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning aanvullende gegevens aangeleverd. Dit in aanvulling op het eerste lid. De activiteit vindt plaats in een beperkingengebied en heeft betrekking op een waterstaatswerk. Op grond van deze verordening is voor deze activiteit een vergunning nodig. De aanvullende gegevens die moeten worden aangeleverd, zijn:

    • a.

      een opgave van de hoeveelheid materiaal die wordt verwijderd; en

    • b.

      een opgave van het totale oppervlak dat wordt gebaggerdverwijderd in kubieke metersvierkante meter.

  • 3

    Bij de aanvraag wordt vermeld of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties of bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.

  • 4

    Zijn er burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties of bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag betrokken? Dan verstrekt de aanvrager gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.

J

Artikel 1.5.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.5.5 Bestanden

Bij een melding of aanvraag die elektronisch wordt ingediend, worden meegeleverde bestanden gekenmerkt als ‘alleen lezen’. Deze bestanden worden ingediend in een van de volgende bestandsformaten:bestandsformaten zoals beschreven in het Digitaal Stelsel Omgevingswet.

  • a.

    foto’s: PNG en JPG;

  • b.

    scans: TIFF, JPG, PDF/A-1a, PDF/A-1b en PDF 1.4;

  • c.

    tekeningen: PDF/X en PDF 1.4;

  • d.

    overige documenten: XLS, XLSX, DOC, DOCX, PDF/A-1a en PDF 1.4.

K

Artikel 1.6.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.6.1 Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateractiviteiten

  • 1

    Een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit op grond van deze verordening wordt alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van:

    • a.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;

    • b.

      het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem; en

    • c.

      de vervulling van maatschappelijke functies door het watersysteem.

  • 2

    Bij het verlenen van een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met de waterbeheerprogramma’s, regionale waterprogramma’s, stroomgebiedsbeheerplannen, overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma die betrekking hebben op het betreffende krwKRW-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam. Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er in ieder geval niet toe leiden dat:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de omgevingswaarden, zoals bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, van dat besluit;

    • b.

      de doelstelling van een goed ecologisch potentieel, zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van dat besluit niet wordt bereikt, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, zoals bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, van dat besluit; en

    • c.

      een minder strenge doelstelling zoals bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, aanhef en onder d, van dat besluit niet wordt bereikt.

  • 3

    Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er ook niet toe leiden dat de doelstelling van het voorkomen van achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krwKRW-oppervlaktewaterlichamen en van de chemische toestand en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt.

  • 4

    Het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit die gevolgen kan hebben voor een KRW-oppervlaktewaterlichaam of een grondwaterlichaam mag er in de provincie Zuid-Holland in elk geval niet toe leiden dat:

    • a.

      de doelstelling van ombuiging van significante en aanhoudend stijgende trends als bedoeld in artikel 4.17 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt; en

    • b.

      de doelstelling van het voorkomen van de achteruitgang en het streven naar verbetering van de kwaliteit van water bestemd voor menselijke consumptie, bedoeld in artikel 4.21 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt.

  • 4 5

    In afwijking van het derdetweede lid kan een omgevingsvergunning ook worden verleend als:

    • a.

      de aanvraag betrekking heeft op:

      • i.

        nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een krwKRW-oppervlaktewaterlichaam;

      • ii.

        wijzigingen in de stand van grondwaterlichamen; of

      • iii.

        het niet voorkomen van achteruitgang van een zeer goede toestand van een krwKRW-oppervlaktewaterlichaam naar een goede toestand het gevolg is van nieuwe duurzame activiteiten van menselijke ontwikkeling;

    • b.

      aan de voorwaarden van artikel 4, zevende, achtste en negende lid, van de kaderrichtlijn water is voldaan; en

    • c.

      de motivering voor het waterlichaam wordt opgenomen in het nationale waterprogramma, als het gaat om rijkswateren, of in het regionale waterprogramma, als het gaat om regionale wateren.

Artikel 1.6.2 TermijnenTermijn meldingen

L

Het opschrift van artikel 1.6.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

M

Na artikel 1.6.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.6.4 Intrekken van een omgevingsvergunning

Is er binnen 3 jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning geen begin gemaakt met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend? Dan kan het bestuur de omgevingsvergunning intrekken.

N

Artikel 1.6.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.6.4 1.6.5 Verwijderingsplicht object zonder functie

Verliest een object dat met een melding is aangebracht zijn functie? Dan verwijdert de rechthebbende het object en herstelt hij het waterstaatswerk. De rechthebbende neemt contact op met de toezichthouder voordat wordt begonnen met verwijderen.

O

Artikel 1.6.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.6.5 1.6.6 Algeheel verbod bij calamiteiten

P

Artikel 1.6.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.6.6 1.6.7 Tijdelijke maatregelen met betrekking tot de scheepvaart

In geval van bijzondere omstandigheden kan het bestuur het schutten van vaartuigen in de sluizen of de doorvaart van schepen over vaarwegen tijdelijk beperken of nader regelen.

Q

Artikel 1.6.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.6.7 1.6.8 Activiteiten aan waterkeringen

R

Artikel 1.6.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.6.8 1.6.9 Stuwen

De eigenaren van stuwen stellen de stuw in op het peil dat door het algemeen bestuur is bepaald en houden dit peil in stand.

S

Artikel 1.6.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.6.9 1.6.10 Activiteiten in beperkingengebied specifieke toekomstige ontwikkelingen

Is een beperkingengebied gereserveerd voor specifieke toekomstige ontwikkelingen in verband met aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk? Dan neemt degene die een activiteit uitvoert in dat gebied contact op met het waterschap over de mogelijkheden in dit beperkingengebied.

T

Artikel 2.1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.1.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    • ai.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • bii.

      het vervullen van maatschappelijke functies door het watersysteem.

  • 2b.

    Oppervlaktewater en bergingsgebied:

U

Artikel 2.1.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.1.3 Meldingsplicht voor het dempen, versmallen of verondiepen van een oppervlaktewaterlichaam

Het is verboden zonder melding een oppervlaktewaterlichaam te dempen, te versmallen of te verondiepen. Een oppervlaktewaterlichaam mag onder voorwaarden met een melding worden gedempt, versmald of verondiept. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het betreft een tertiair water; en

  • b.

    het water:

  • c.

    door het dempen wordt een water niet afgesloten van het watersysteem; en

  • d.

    door het versmallen of verondiepen wordt de doorstroming niet ontoelaatbaar belemmerd; en

  • e.

    het oppervlak van het water dat wordt gedempt, versmald of verondiept, wordt minimaal gelijkwaardig gecompenseerd in nieuw water. Het oppervlak zoals dat op de legger staat, is hierbij bepalend; en

  • fd.

    compensatie vindt binnen hetzelfde peilgebied plaats:

    • i.

      een bestaand tertiair water wordt minimaal 0,50 meter verbreed; of

    • ii.

      een nieuw tertiair water wordt gegraven; of

    • iii.

      een bestaand tertiair water wordt minimaal 0,50 meter verbreed en een nieuw tertiair water wordt gegraven.

V

Artikel 2.1.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.1.4 Voorschriften bij een melding voor het dempen, versmallen of verondiepen van een oppervlaktewaterlichaam

Uit artikel 2.1.3 blijkt dat met een melding een oppervlaktewaterlichaam mag worden gedempt, versmald of verondiept. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    door het versmallen of verondiepen wordt de doorstroming niet ontoelaatbaar belemmerd; en

  • b.

    het oppervlak van het water dat wordt gedempt, versmald of verondiept, wordt minimaal gelijkwaardig gecompenseerd in nieuw water. Het oppervlak zoals dat op de legger staat, is hierbij bepalend; en

  • ac.

    nieuwe oevertaluds die door het dempen, versmallen of verondiepen zijn ontstaan, worden op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking beschermd; en

  • bd.

    de compensatie gebeurt van tevoren of tijdens het dempen, versmallen of verondiepen; en

  • ce.

    (hemelwater)afvoeren van aanliggende percelen behouden hun werking. Dit gebeurt zo nodig in overleg met de eigenaren of gebruikers van de afvoeren.

W

Artikel 2.2.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen: het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan; en

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • ciii.

      het uitvoeren van het onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 3c.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

    • ciii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 4d.

    Wegen: het waarborgen van de verkeersveiligheid en de veiligheid van de weg en van de omgeving.

X

Artikel 2.2.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2.4 Meldingsplicht graven of verbreden van water

  • 1

    Het is verboden zonder melding een oppervlaktewaterlichaam te graven. Een oppervlaktewaterlichaam mag onder voorwaarden met een melding worden gegraven. De voorwaarden zijn:

  • 2

    Het is verboden zonder melding een oppervlaktewaterlichaam te verbreden. Een oppervlaktewaterlichaam mag onder voorwaarden met een melding worden verbreed. De voorwaarden zijn:

    • a.

      het gaat om tertiair water; en

    • b.

      een water wordt verbreed:

    • c.

      er ontstaat geen verbinding tussen verschillende peilgebieden.

  • 3

    In de Giessenzoom is het verboden zonder melding een insteekhaven te graven en te hebben. Een insteekhaven mag onder voorwaarden met een melding worden gegraven en aanwezig zijn in de Giessenzoom. De voorwaarden zijn:

Y

Artikel 2.2.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2.5 Voorschriften bij een melding van het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam

Uit artikel 2.2.32.2.4 blijkt dat met een melding een oppervlaktewaterlichaam mag worden gegraven of verbreed. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    taluds van een nieuw of verbreed water sluiten vloeiend aan op de taluds van een bestaand water; en

  • b.

    wordt er nieuw water gegraven? Dan is de helling van nieuwe taluds niet steiler dan 1:1; en

  • c.

    wordt een water verbreed? Dan is de helling minimaal gelijk aan de bestaande oeverhelling of flauwer; en

  • d.

    de taluds worden op doelmatige wijze tegen uitspoeling en inzakking beschermd; en

  • e.

    het nieuwe water wordt door een dam met duiker verbonden met een water dat in onderhoud is bij het waterschap. De dam met duiker heeft een bovenbreedte van minimaal 5,00 meter en voldoet aan de regels in afdeling 6.2; en

  • f.

    de bodembreedte van een nieuw water is minimaal 0,50 meter; en

  • g.

    een bestaand water wordt minimaal 0,50 meter verbreed; en

  • h.

    het water is minimaal 0,50 meter diep op het laagst vastgestelde peil; en

  • i.

    een bestaande onderhoudsroute blijft toegankelijk.

Z

Artikel 2.2.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.2.7 Vergunningplicht voor het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam

Vindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 2.2.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 2.2.3, artikel 2.2.4 of de voorschriften in artikel 2.2.5? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning een oppervlaktewaterlichaam te graven of te verbreden.

AA

Artikel 2.3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.3.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    • ai.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • bii.

      het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem;

    • ciii.

      het vervullen van maatschappelijke functies door het watersysteem;

    • d.

      het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg;

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam;

    • ciii.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 3c.

    Overig:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen van de goede staat van de weg;

      het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg.

    • ciii.

      het in stand houden en het waarborgen van de bruikbaarheid van vaarwegen en bijbehorende werken.

BB

Artikel 2.3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.3.3 Meldingsplicht voor het aanleggen van een natuurvriendelijke oever

Het is verboden zonder melding een natuurvriendelijke oever aan te leggen en te hebben. Een natuurvriendelijke oever mag onder voorwaarden met een melding worden aangelegd. De voorwaarden zijn:

CC

Artikel 2.3.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.3.4 Voorschriften bij een melding voor het aanleggen van een natuurvriendelijke oever

Uit artikel 2.3.3 blijkt dat met een melding een natuurvriendelijke oever mag worden aangelegd en aanwezig mag zijn. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    er wordt geen water gedempt of versmald; en

  • b.

    het doorstroomprofiel van het water wordt niet verkleind; en

  • ac.

    de waterdoorvoer wordt niet belemmerd door beschadigingen of verzakkingen van de beschoeiing, het talud of maaiveld; en

  • bd.

    een plas-drasoever heeft de volgende afmetingen:

    • i.

      de plas-drasoever is minimaal 2,00 meter breed; en

    • ii.

      de plas-drasoever is minimaal 0,30 meter tot maximaal 0,50 meter diep op het hoogst vastgestelde peil; en

    • iii.

      de helling van het talud onder de plas-drasoever is 1:3 of flauwer of afgewerkt met een beschoeiing (zie voorbeeldtekening 2 in bijlage 3); en

    • iv.

      de helling van het talud boven de plas-drasoever is 1:2 of flauwer (zie voorbeeldtekening 2 in bijlage 3); en

  • ce.

    wordt de plas-drasoever achter een beschoeiing aangelegd? Dan heeft die beschoeiing om de 25,00 meter een opening van 1,00 meter breed; en

  • df.

    is de natuurvriendelijke oever geen plas-drasoever? Dan heeft het hele talud een helling van minimaal 1:3 (zie voorbeeldtekening 3 in bijlage 3); en

  • eg.

    wordt er natte vegetatie aangebracht? Dan bestaat deze uit inheemse soorten.

DD

Artikel 2.4.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.4.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1.

    Algemeen: het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg;

  • 2a.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 3b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam of het bergingsgebied;

    • ciii.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 4c.

    Wegen:

    • i.

      het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg;

    • aii.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

    • biii.

      het waarborgen van de goede staat van de weg;

    • civ.

      het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

EE

Artikel 2.5.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2.5.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    • ai.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • bii.

      het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem;

    • ciii.

      het vervullen van maatschappelijke functies door het watersysteem;

    • d.

      het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg;

  • 2b.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

    • ciii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 3c.

    Oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam of het bergingsgebied;

    • ciii.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • div.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 4d.

    Wegen:

    • ai.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

    • bii.

      het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg.

    • ciii.

      het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

FF

Afdeling 3.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.2 Lozen van grondwater bij sanering of ontwatering

Artikel 3.2.1 Vrijstelling voor het lozen van grondwater bij ontwatering

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden, dan mag zonder melding grondwater bij ontwatering worden geloosd. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het lozen duurt niet langer dan 48 uur; of

  • b.

    het lozen vindt plaats bij wonen.

Artikel 3.2.1 3.2.2 Meldingsplicht voor het lozen van grondwater bij saneringen

Het is verboden zonder melding grondwater te lozen op een oppervlaktewaterlichaam. Grondwater mag onder voorwaarden met een melding op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd. Dit met het oog op doelmatig beheer van afvalwater. De voorwaarden zijn:

Tabel 3.1 Emissiegrenswaarden bij lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam

Stof

Emissiegrenswaarden

Naftaleen

0,2 µg/l

PAK’s

1 µg/l

BTEX

50 µg/l

Vluchtige organohalogeen- verbindingen uitgedrukt als chloor

20 µg/l

Aromatische organohalogeen-verbindingen

20 µg/l

Minerale olie

500 µg/l

Cadmium

4 µg/l

Kwik

1 µg/l

Koper

11 µg/l

Nikkel

41 µg/l

Lood

53 µg/l

Zink

120 µg/l

Chroom

24 µg/l

Onopgeloste stoffen

50 mg/l

  • c.

    Wordt het grondwater geloosd op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam? Dan overschrijden de emissiegrenswaarden de waarden in Tabel 3.2 niet. De waarden worden gemeten in een steekmonster.

Tabel 3.2 Emissiegrenswaarden

Stof

Emissiegrenswaarden

Naftaleen

0,2 µg/l

PAK’s

1 µg/l

Minerale olie

50 µg/l

Cadmium

0,4 µg/l

Kwik

0,1 µg/l

Koper

1,1 µg/l

Nikkel

4,1 µg/l

Lood

5,3 µg/l

Zink

12 µg/l

Chroom

2,4 µg/l

Onopgeloste stoffen

20 mg/l

Benzeen

2 µg/l

Tolueen

7 µg/l

Ethylbenzeen

4 µg/l

Xyleen

4 µg/l

Monochloorbenzeen

7 µg/l

Dichloorbenzenen

3 µg/l

Trichloorbenzenen

1 µg/l

 
 

Tetrachlooretheen

3 µg/l

Trichlooretheen

20 µg/l

1,2-dichlooretheen

20 µg/l

1,1,1-trichloorethaan

20 µg/l

Vinylchloride

8 µg/l

Som van de laatste vijf genoemde stoffen

20 µg/l

Artikel 3.2.2 3.2.3 Meldingsplicht voor het lozen van grondwater bij ontwatering

Het is verboden zonder melding grondwater afkomstig van ontwatering te lozen op een oppervlaktewaterlichaam. Grondwater afkomstig van ontwatering mag met het oog op doelmatig beheer van afvalwater onder voorwaarden met een melding op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het grondwater is afkomstig:

  • b.

    het is geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • c.

    Voor onopgeloste stoffen in het grondwater dat wordt geloosd geldt:

    • i.

      de emissiegrenswaarde is 50 mg/l; en

    • ii.

      deze waarde wordt gemeten in een steekmonster; en

    • iii.

      deze emissiegrenswaarde is niet van toepassing op het lozen van grondwater bij wonen.

Artikel 3.2.3 3.2.4 Meet- en rekenbepalingen

Artikel 3.2.4 3.2.5 Specifieke indieningsvereisten

  • 1

    Bij een melding van een lozing van grondwater zoals bedoeld in artikel 3.2.13.2.2 en artikel 3.2.23.2.3 worden de algemene gegevens zoals beschreven in afdeling 1.5 van deze waterschapsverordening minimaal twee weken voor het begin van de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur. Ook worden de volgende gegevens minimaal twee weken voor het begin van de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur:

    • a.

      de aard en omvang van de lozing; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2

    Wijzigt de lozingsactiviteit? Dan worden de gewijzigde gegevens minimaal twee weken voor de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur.

  • 3

    Wordt er grondwater geloosd bij ontwatering? Dan gelden het eerste en tweede lid niet als:

    • a.

      het lozen niet langer dan 48 uur duurt; of

    • b.

      het lozen plaatsvindt bij wonen.

GG

Afdeling 3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.3 Lozen van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening

Artikel 3.3.1 Vrijstelling lozen van afvloeiend hemelwater

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag men zonder melding of omgevingsvergunning afvloeiend hemelwater lozen op een oppervlaktewaterlichaam. Dit met het oog op doelmatig beheer van afvalwater. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het hemelwater is niet afkomstig van een bodembeschermende voorziening;

  • b.

    het hemelwater is niet afkomstig van rijkswegen en provinciale wegen buiten de bebouwde kom; en

  • c.

    het hemelwater is geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving is; en

  • d.

    het is geen overig afvalwater van een kas als bedoeld in paragraaf 4.78 van dat besluit.

Artikel 3.3.1 3.3.2 Meldingsplicht lozen van afvloeiend hemelwater

  • 1

    Het is verboden zonder melding afvloeiend hemelwater te lozen dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening. Dit met het oog op doelmatig beheer van afvalwater. Afvloeiend hemelwater mag onder voorwaarden met een melding worden geloosd. De voorwaarden zijn:

    • a.

      het hemelwater is niet afkomstig van een bodembeschermende voorziening; en

    • b.

      het hemelwater is geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving is; en

    • c.

      het is geen overig afvalwater van een kas als bedoeld in paragraaf 4.78 van dat besluit.

  • 2

    Is afvloeiend hemelwater afkomstig van rijkswegen en provinciale wegen die buiten de bebouwde kom liggen? Dan wordt het afvloeiend hemelwater alleen geloosd op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam als lozen op of in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is. Dit is in afwijking van het eerste lid.

  • 3

    Is afvloeiend hemelwater afkomstig van rijkswegen en provinciale wegen die buiten de bebouwde kom liggen? Dan wordt het afvloeiend hemelwater alleen geloosd op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam als lozen op of in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een schoonwaterriool redelijkerwijs niet mogelijk is. Dit is in afwijking van het eerste lid. Het afvloeiend hemelwater wordt via een deugdelijke behandelvoorziening geloosd.

Artikel 3.3.2 3.3.3 Specifieke indieningsvereisten

  • 1

    Minimaal zes maanden voor de voorgenomen aanleg van rijkswegen en provinciale wegen buiten de bebouwde kom en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken, worden de algemene gegevens zoals beschreven in afdeling 1.5 van deze waterschapsverordening aan het bestuur aangeleverd. Ook worden de volgende gegevens minimaal zes maanden voor de start van de aanleg van rijkswegen en provinciale wegen die buiten de bebouwde kom liggen en bruggen, viaducten en andere kunstwerken die daarbij horen, aangeleverd:

    • a.

      de aard en omvang van de lozing van afvloeiend hemelwater; en

    • b.

      de verwachte datum van het begin van de lozingsactiviteit.

  • 2

    Wijzigt de lozingsactiviteit door een reconstructie of ingrijpende wijziging van rijkswegen of provinciale wegen buiten de bebouwde kom of bruggen, viaducten en andere kunstwerken die daarbij horen? Dan worden de gewijzigde gegevens minimaal zes maanden voor de lozingsactiviteit aangeleverd.

HH

Artikel 3.4.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.4.2 Meldingsplicht lozen van huishoudelijk afvalwater

Het is verboden zonder melding huishoudelijk afvalwater te lozen op een oppervlaktewaterlichaam. Dit met het oog op het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam. Huishoudelijk afvalwater mag onder voorwaarden met een melding worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het lozen vindt plaats buiten de bebouwde kom; of

  • b.

    er wordt stedelijk afvalwater binnen de bebouwde kom geloosd met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten; en

  • c.

    de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk waarop kan worden aangesloten, bedraagt meer dan:

    • i.

      40 meter bij niet meer dan 10 inwonerequivalenten; of

    • ii.

      100 meter bij meer dan 10 maar minder dan 25 inwonerequivalenten; of

    • iii.

      600 meter bij 25 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 50 inwonerequivalenten; of

    • iv.

      1.500 meter bij 50 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 100 inwonerequivalenten; of

    • v.

      3.000 meter bij 100 of meer inwonerequivalenten.

  • d.

    de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk, bedoeld onder c wordt berekend:

    • i.

      vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het huishoudelijk afvalwater vrijkomt; en

    • ii.

      langs de kortste lijn waarlangs de afvoerleidingen zonder overwegende bezwaren kunnen worden aangelegd.

  • e.

    wordt er al voor 1 maart 1997 huishoudelijk afvalwater geloosd in een oppervlaktewaterlichaam? Dan wordt de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk berekend vanaf het gedeelte van het gebouw dat zich het dichtst bij een vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk bevindt. Dit is in afwijking van het bepaalde onder d onder i.

II

Artikel 3.6.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.6.1 Vrijstelling lozen van afvalwater bij reinigen en conserveren

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding afvalwater afkomstig van het reinigen of conserveren van bouwwerken worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het afvalwater is afkomstig van het afwassen met water; of

  • b.

    het afvalwater is afkomstig van het schoonspuiten met water onder een druk van maximaal 200 bar; of

  • c.

    het afwaterafvalwater is afkomstig van reinigingswerkzaamheden die periodiek worden uitgevoerd en waarbij alleen vuilafzetting wordt verwijderd.

JJ

Artikel 3.6.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.6.2 Meldingsplicht bij reinigen en conserveren van bouwwerken

Het is verboden zonder melding afvalwater afkomstig van het reinigen of conserveren van bouwwerken te lozen op een oppervlaktewaterlichaam. Dit met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam. Afvalwater afkomstig van het reinigen of conserveren van een bouwwerk mag onder voorwaarden met een melding op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd. De voorwaarden zijn:

Het onderhouden van bouwwerken houdt vaak in dat de bouwwerken van verontreinigingen worden ontdaan. Roest en oude verflagen worden verwijderd en een nieuwe verflaag wordt aangebracht. Bij de werkzaamheden worden reinigings-en/of conserveringstechnieken toegepast en komen stoffen vrij of worden stoffen gebruikt die emissies veroorzaken naar een oppervlaktewaterlichaam. Om deze emissies te voorkomen of te beperken zijn milieubeschermende maatregelen nodig. In het algemeen gebeurt dit door het afschermen van de ruimte waarin wordt gewerkt en opvangen en verwerken van vrijkomende stofdeeltjes. Afhankelijk van de omvang en onwenselijkheid van de stoffen die vrijkomen, kunnen de nadelige gevolgen voor het milieu worden beperkt door een optimale combinatie van:

  • a.

    er is een werkinstructie opgesteld; en

    de toegepaste techniek;

  • b.

    de werkinstructie bevat in ieder geval de volgende informatie:

    de materialen en stoffen die worden verwijderd of toegepast;

    • i.

      welke technieken worden toegepast;

    • ii.

      welke stoffen kunnen vrijkomen; en

    • iii.

      welke stoffen worden gebruikt.

  • c.

    er wordt voor het deel van het bouwwerk dat boven de waterspiegel ligt een hulpconstructie voor de opvang van stoffen gebruikt. De hulpconstructie is afgestemd op de gebruikte techniek, de gebruikte stoffen en de stoffen die kunnen vrijkomen; en

  • dc.

    wordt er een hulpconstructie gebruikt? Dan bevat de werkinstructie ook de volgende informatie:

    de milieubeschermende maatregelen die worden genomen.

    • i.

      de manier waarop de vloer, de zijwanden en de bovenzijde van de hulpconstructie zijn uitgevoerd; en

    • ii.

      de omvang van het bouwwerk dat wordt gereinigd of geconserveerd en de omvang van de hulpconstructie;

    • iii.

      of de constructie een afzuiging met permanente onderdruk heeft;

    • iv.

      de manier waarop afvalwater wordt opgevangen als natte technieken worden gebruikt; en

    • v.

      de aanvullende maatregelen die worden getroffen als wordt gewerkt bij een windsnelheid van meer dan 8 m/s.

Voor de reinigings-en conserveringswerkzaamheden moet een werkinstructie worden opgesteld. Hierin staan in ieder geval de maatregelen die getroffen worden om het lozen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, als lozing niet is te voorkomen. De werkinstructie kan de maatregelen bevatten die onder het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen worden beschreven. Maar het is ook mogelijk om andere maatregelen of technieken te treffen. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6.23 van het Bal.

KK

Artikel 3.6.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.6.6 Specifieke indieningsvereisten

  • 1

    Bij een melding van een lozing van afvalwater afkomstig van het reinigen, conserveren, bouwen, renoveren of slopen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 3.6.2 en artikel 3.6.3 worden de algemene gegevens zoals beschreven in afdeling 1.5 van deze waterschapsverordingwaterschapsverordening minimaal vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur. Ook worden de volgende gegevens minimaal vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur:

    • a.

      voor het lozen afkomstig van reinigen of conserveren van een bouwwerk: de werkinstructie zoals bedoeld in artikel 3.6.2; of

    • b.

      voor het lozen afkomstig van het bouwen, renoveren of slopen van een bouwwerk: de werkinstructie zoals bedoeld in artikel 3.6.3.

  • 2

    Wijzigt de lozingsactiviteit? Dan worden de gewijzigde gegevens minimaal vier weken voor de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur.

LL

Artikel 3.8.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.8.1 Meldingsplicht lozen bij opslaan van goederen die kunnen uitlogen

In aanvulling op artikel 4.10574.1058, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving is het verboden zonder melding afvalwater afkomstig van het opslaan van goederen waaruit stoffen kunnen uitlogen, te lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam. Afvalwater afkomstig van het opslaan van goederen waaruit stoffen kunnen uitlogen, mag onder voorwaarden met een melding worden geloosd op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam. Dit met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de afstand tot een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk waarop kan worden aangesloten of geloosd is minimaal 40 meter. Dit is gerekend vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt; en

  • b.

    de emissiegrenswaarden overschrijden de waarden in Tabel 3.5 niet. De waarden worden gemeten in een steekmonster.

Tabel 3.5 Emissiegrenswaarden

Stof

Emissiegrenswaarde

Som van de metalen arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink

1 mg/l

Minerale olie

20 mg/l

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

50 µg/l

Onopgeloste stoffen

100 mg/l

Som van stikstofverbindingen

10 mg/l

Som van fosforverbindingen

2 mg/l

Chemisch zuurstofverbruik

200 mg/l

MM

Artikel 3.8.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.8.3 Meldingsplicht lozen bij overslaan van niet-inerte goederengoederen die kunnen uitlogen

Het is verboden zonder melding afvalwater te lozen in of op een oppervlaktewaterlichaam. Afvalwater mag onder voorwaarden met een melding worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. Dit met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater. De voorwaarden zijn:

  • a.

    dat het gaat om:

    • i.

      het bedrijfsmatig overslaan van niet-inerte goederen;

    • ii.

      het overslaan van zout voor het strooien op wegen;

    • iii.

      het overslaan van niet-inerte goederen die vrijkomen bij een werk;

    • iv.

      het overslaan van niet-inerte goederen die nodig zijn in een werk.

  • b.

    bij het overslaan van die goederen in de buitenlucht wordt zo veel mogelijk voorkomen dat goederen op een oppervlaktewaterlichaam terecht komen.

  • c.

    bij het laden en lossen van schepen is in ieder geval voldaan aan het bepaalde onder b als:

    • i.

      de afstand tussen wal en schip zo klein mogelijk is en in ieder geval niet groter is dan 5 meter; of

    • ii.

      het schip waarin of waaruit wordt overgeslagen met de wal wordt verbonden door een ponton of een morsklep.

NN

Artikel 3.9.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.9.2 Vrijstelling lozen van huishoudelijk afvalwater vanuit andere systemen

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding huishoudelijk afvalwater afkomstig uit een systeem zoals bedoeld in artikel 2.16, derde lid, van de Omgevingswet worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. Dit met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het gaat om een systeem zoals bedoeld in artikel 2.16, derde lid, van de Omgevingswet;

  • b.

    het systeem komt voor op het overzicht van die systemen. Dit overzicht is opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan of een gemeentelijk rioleringsprogramma;

  • c.

    het systeem is volgens dat plan of programma uitgevoerd en wordt volgens dat plan en programma beheerd.

OO

Artikel 3.10.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.10.2 Vrijstelling lozen bij werkzaamheden door of namens de waterbeheerder

Stoffen die vrijkomen bij andere werkzaamheden dan bedoeld in artikel 3.10.1 en artikel 3.10.4 op een oppervlaktewaterlichaam en worden verricht door of namens de waterbeheerder in het kader van het waterbeheer mogen zonder melding worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. Dit met oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen.

Stoffen die vrijkomen bij werkzaamheden op een oppervlaktewaterlichaam en worden verricht:

  • a.

    door of namens de waterbeheerder in het kader van het waterbeheer; of

  • b.

    in het kader van de onderhoudsverplichting zoals bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet, mogen zonder melding worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. Dit met oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen.

PP

Artikel 3.10.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.10.4 Meldingsplicht lozen bij ontgravingen en baggerwerkzaamheden bij verontreinigde waterbodem

Het is verboden zonder melding stoffen die vrijkomen bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een waterbodem met de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’, bedoeld in artikel 29, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit, te lozen op dat oppervlaktewaterlichaam. Dit met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam. Stoffen die vrijkomen bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een waterbodem met de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’, bedoeld in artikel 25d, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit, mogen onder voorwaarden met een melding op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd. De voorwaarden zijn:

  • a.

    er is een werkinstructie opgesteld;

  • b.

    de werkinstructie bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • i.

      de baggertechniek die wordt toegepast; en

    • ii.

      de gehanteerde werkwijze bij die baggertechniek.

QQ

Artikel 3.10.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.10.5 Specifieke indieningsvereisten

  • 1

    Bij een melding van het lozen van stoffen die vrijkomen bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden zoals bedoeld in artikel 3.10.1 en artikel 3.10.4 worden de algemene gegevens zoals beschreven in afdeling 1.5 van deze waterschapsverordening minimaal vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur. Ook worden de volgende gegevens minimaal vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur:

    • a.

      de kwaliteit van de waterbodem die wordt ontgraven of gebaggerd; en

    • b.

      heeft de waterbodem de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’, bedoeld in artikel 29, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit: de werkinstructie zoals bedoeld in artikel 3.10.4; en

    • c.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit.; en

    • d.

      Wijzigt de lozingsactiviteit? Dan worden de gewijzigde gegevens minimaal vier weken voor de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur.

  • 2

    Wijzigt de lozingsactiviteit? Dan worden de gewijzigde gegevens minimaal vier weken voor de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur.

  • 3

    Dit artikel is niet van toepassing:

    • a.

      als de ontgraving of baggerwerkzaamheden plaatsvinden door de beheerder; of

    • b.

      als de ontgraving of baggerwerkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van een onderhoudsverplichting zoals bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

RR

Artikel 3.14.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.14.1 MeldingsplichtVrijstelling lozen afvalwater bij maken van betonmortel en uitwassen van beton

Het is verboden zonder melding afvalwater dat vrijkomt bij het reinigen van installaties en voorzieningen voor het maken van betonmortel, het inwendig reinigen van voertuigen waarin betonmortel is vervoerd of het uitwassen van beton te lozen op een oppervlaktewaterlichaam. Afvalwater dat vrijkomt bij het reinigen van installaties en voorzieningen voor het maken van betonmortel, het inwendig reinigen van voertuigen waarin betonmortel is vervoerd of het uitwassen van beton mag onder voorwaarden met een melding worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam of via een andere route. Dit in afwijking van de artikelen 4.140, eerste lid, en 4.158, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving. De voorwaarden zijn:

Afvalwater dat vrijkomt bij, de activiteiten die zijn genoemd onder a, mag zonder voorwaarden worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam of via een andere route. Dit in afwijking van de artikelen 4.140, eerste lid, en 4.158, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving. De voorwaarden zijn:

  • a.

    in het omgevingsplan is voor het afvalwater onder b een andere lozingsroute toegestaan; en

  • ba.

    het afvalwater is afkomstig van:

    • i.

      het reinigen van installaties en voorzieningen voor het maken van betonmortel; of

    • ii.

      het inwendig reinigen van voertuigen waarin betonmortel is vervoerd; of

    • iii.

      het uitwassen van beton.

  • b.

    voor het lozen via een andere lozingsroute van het afvalwater onder a is vereist dat in het omgevingsplan die lozingsroute is toegestaan.

SS

Artikel 3.15.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.15.1 Afbakening met Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

Deze afdeling is niet van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van de voedingsmiddelenindustrie zoals bedoeld in artikel 3.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Gaat het om afvalwater dat afkomstig is van het bereiden van voedingsmiddelen voor personen die werken op de locatie waarop de activiteit wordt verricht? Dan is deze afdeling wel van toepassing.

TT

Artikel 3.15.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.15.2 Meldingsplicht lozen afvalwater na bereiden van voedingsmiddelen

Het is verboden zonder melding afvalwater te lozen op een oppervlaktewaterlichaam. Afvalwater mag onder voorwaarden met een melding worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. Dit met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het afvalwater is afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen; en

  • b.

    het bereidenvindtbereiden vindt plaats met:

    • i.

      grootkeukenapparatuur;

    • ii.

      ééneen of meer bakkerijovens die chargegewijs worden beladen; of

    • iii.

      ééneen of meer bakkerijovens die continu worden beladen met een nominaal vermogen of een aansluitwaarde van ten hoogste 100 kilowatt; en

  • c.

    het afvalwater wordt alleen gezamenlijk met huishoudelijk afvalwater geloosd;

  • d.

    het afvalwater wordt alleen geloosd als de voorzieningen voor het zuiveren van huishoudelijk afvalwater zijn berekend op het zuiveren van het afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen en activiteiten die daarmee samenhangen.

UU

Afdeling 3.19 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.19 Andere lozingen

Artikel 3.19.1 Vrijstelling lozen op een oppervlaktewaterlichaam

Water, stoffen, koude of warmte mogen zonder melding op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de stoffen, koude of warmte zijn afkomstig van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in artikel 3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving; of

  • b.

    de stoffen, koude of warmte zijn afkomstig van wonen; of

  • c.

    het water is afkomstig uit dat oppervlaktewaterlichaam en waaraan geen stoffen zijn toegevoegd; of

  • d.

    het water is schoon leidingwater.

Artikel 3.19.1 3.19.2 Vangnetvergunningplicht lozen op een oppervlaktewaterlichaam

Artikel 3.19.2 3.19.3 Vangnetvergunningplicht lozen op een zuiveringtechnisch werk

  • 1

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk te verrichten.

  • 2

    Het verbod voor het lozen op een zuiveringtechnisch werk geldt niet voor het lozen van stoffen, water, koude of warmte die afkomstig zijn van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in artikel 3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

VV

Artikel 3.20.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.20.1 Aanvraagvereisten aanvraag omgevingsvergunning lozingsactiviteit

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk worden de algemene gegevens zoals beschreven in afdeling 1.5 van deze waterschapsverordening minimaal vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit aangeleverd aan het bestuur. Daarnaast wordt de volgende informatie verstrekt:

  • a.

    het debiet in kubieke metersmeter per uur van het afvalwater dat wordt geloosd;

  • b.

    de regelmaat waarmee lozingen plaatsvinden;

  • c.

    een aanduiding of de lozing continu of niet-continu plaatsvindt;

  • d.

    een riooltekening;

  • e.

    de locaties van de lozingspunten;

  • f.

    een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de lozingen te voorkomen of te beperken;

  • g.

    een onderbouwing van de noodzaak om te lozen;

  • h.

    de samenstelling van het afvalwater dat wordt geloosd;

  • i.

    de resultaten van de bepaling van de waterbezwaarlijkheid van de stoffen die worden geloosd. De bepaling van de waterbezwaarlijkheid wordt verricht volgens de Algemene BeoordelingsMethodiek zoals bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • j.

    de resultaten van de immissietoets voor de stoffen die worden geloosd. De immissietoets wordt verricht volgens het Handboek Immissietoets zoals bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving; en

  • k.

    een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijze waarop over de lozing wordt gerapporteerd.

WW

Artikel 3.21.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.21.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    • ai.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • bii.

      het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.;

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam of het bergingsgebied;

    • ciii.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • div.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

XX

Artikel 3.21.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.21.2 Toepassingsbereik

YY

Artikel 3.21.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3.21.3 Meldingsplicht voor het lozen van water op een oppervlaktewaterlichaam of het plaatsen of hebben van een lozingsvoorziening

Het is verboden zonder melding water te lozen op of een lozingsvoorziening te plaatsen of te behouden in een oppervlaktewaterlichaam. Water mag onder voorwaarden met een melding worden geloosd of een lozingsvoorziening mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst of aanwezig zijn in een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het is geen lozing van hemelwater of een lozingsvoorziening daarvoor; en

  • ba.

    het is geen lozing van rioolwater uit een gemeentelijke riolering of een lozingsvoorziening daarvoor; en

  • cb.

    door de lozing ontstaat geen wateroverlast; en

  • dc.

    er wordt maximaal 250 m³3 per uur geloosd in een primair water; of

  • ed.

    er wordt maximaal 100 m³3 per uur geloosd in een secundair of tertiair water.

ZZ

Afdeling 3.22 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 3.22 Afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam of een bergingsgebied

Artikel 3.22.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen: het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;.

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam of het bergingsgebied;

    • ciii.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • div.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

Artikel 3.22.2 Toepassingsbereik

Artikel 3.22.3 Vrijstelling voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam vanaf nieuw verhard oppervlak

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam worden afgevoerd door versnelde afvoer vanaf nieuw verhard oppervlak. De voorwaarden zijn:

  • a.

    er is niet eerder gebruik gemaakt van een vrijstelling voor het afvoeren van hemelwater naar een water door het aanbrengen van gesloten verharding:

    • i.

      niet voor het betreffende perceel; en

    • ii.

      niet voor het grotere planologische geheel of inrichting; en

  • b.

    de toename van verhard oppervlak bedraagt:

    • i.

      niet meer dan 500 m²2 binnen de bebouwde kom; of

    • ii.

      niet meer dan 1.500 m²2 buiten de bebouwde kom.

Artikel 3.22.4 Vrijstelling voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door het afkoppelen van het hemelwater van het vuilwaterriool

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning hemelwater worden afgekoppeld van het vuilwaterriool. De voorwaarden zijn:

  • a.

    er is geen nieuwe verharding in het gemeentelijke afkoppelplan opgenomen; en

  • b.

    de totale hoeveelheid verhard oppervlak bedraagt minder dan 50% ten opzichte van het huidige rioolbemalingsgebied; en

  • c.

    de totale hoeveelheid af te koppelen verharding bedraagt 500 m²2 of minder; en

  • d.

    de nieuwe lozingspunten bevinden zich binnen het peilgebied waar de huidige riooloverstorten zitten.

Artikel 3.22.5 Meldingsplicht voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door het afkoppelen van het hemelwater van het vuilwaterriool

Het is verboden zonder melding hemelwater versneld af te voeren naar een oppervlaktewaterlichaam. Hemelwater mag onder voorwaarden met een melding worden afgevoerd naar een oppervlaktewaterlichaam door het afkoppelen daarvan van het vuilwaterriool. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het is onderdeel van een gemeentelijk plan voor het afkoppelen van schoon hemelwater van de riolering; en

  • b.

    er is geen nieuwe verharding in het afkoppelplan opgenomen; en

  • c.

    de totale hoeveelheid verhard oppervlak bedraagt minder dan 50% ten opzichte van het huidige rioolbemalingsgebied; en

  • d.

    de totale hoeveelheid af te koppelen verharding bedraagt meer dan 500 m²2; en

  • e.

    de nieuwe lozingspunten bevinden zich binnen het peilgebied waar de huidige riooloverstorten zich bevinden; en

  • f.

    de nieuwe lozingspunten worden aangebracht in primaire wateren.

Artikel 3.22.6 Voorschriften voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam

Uit artikel 3.22.3, artikel 3.22.4 en artikel 3.22.5 blijkt dat hemelwater afgevoerd mag worden naar een oppervlaktewaterlichaam. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

Artikel 3.22.7 Nadere specifiekeSpecifieke indieningsvereisten bij het melden van het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door het afkoppelen van het hemelwater van het vuilwaterriool

Bij het melden van het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door het afkoppelen van het hemelwater van het vuilwaterriool worden de algemene gegevens zoals beschreven in afdeling 1.5 van deze waterschapsverordening aangeleverd aan het bestuur. Ook worden de volgende gegevens aangeleverd aan het bestuur:

  • a.

    de situatietekening zoals beschreven in afdeling 1.5 van deze waterschapsverordening met daarbij duidelijk aangegeven:

    • i.

      locatie bestaande en nieuwe rioollozingspunten; en

    • ii.

      af te koppelen verharding, hoeveelheid m²2 verharding; en

    • iii.

      afmetingen en constructie van het lozingspunt; en

  • b.

    de hydrologische berekeningen van de kunstwerken in het relevante water.

Artikel 3.22.8 Vergunningplicht bij het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam of een bergingsgebied

Vindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 3.22.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 3.22.3, artikel 3.22.4 en artikel 3.22.5 en de voorschriften in artikel 3.22.6? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning hemelwater af te voeren naar een oppervlaktewaterlichaam of een bergingsgebied. Wordt de waterberging door werkzaamheden minder? Of wordt het watersysteem door de waterafvoer zwaarder belast dan voorheen? Dan treft de vergunninghouder compenserende maatregelen. Binnen hetzelfde peilgebied wordt zo dicht mogelijk bij de ingreep eenzelfde hoeveelheid waterberging gegraven. Onder waterberging wordt verstaan de hoeveelheid water (in m3m3) die in het oppervlaktewaterlichaam verzameld kan worden boven het zomer(boezem)peil of in het bergingsgebied verzameld kan worden.

AAA

Artikel 4.1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.1.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    • ai.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • bii.

      het vervullen van maatschappelijke functies door het watersysteem.

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • ciii.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

BBB

Artikel 4.1.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.1.2 Toepassingsbereik

CCC

Artikel 4.1.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4.1.3 Vrijstelling voor het onttrekken van oppervlaktewater

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning een onttrekkingsvoorziening voor het onttrekken van water worden geplaatst, vervangen, gebruikt en aanwezig zijn. De voorwaarden zijn:

  • a.

    er wordt water onttrokken voor veedrenking , droogtebestrijding of nachtvorstberegening; en

  • b.

    er wordt water onttrokken uit:

    • i.

      een primair water met een maximaal debiet van 30 m³3 per uur; of

    • ii.

      een secundair water met een maximaal debiet van 10 m³3 per uur; of

    • iii.

      een tertiair water met een maximaal debiet van 5 m³3 per uur.

DDD

Afdeling 4.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 4.2 Het onttrekken van grondwater en infiltreren van water in de bodem

Artikel 4.2.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op: Grondwater:

Grondwater:

  • a.

    het voorkomen, beperken of ongedaan maken van uitputting van de grondwatervoorraad;

  • b.

    het voorkomen, beperken of ongedaan maken van ongewenste toename van kwel;

  • c.

    het handhaven van een grondwaterstand die geen inbreuk maakt op de belangen die bij het grondwaterbeheer zijn betrokken;

  • d.

    het voorkomen, beperken of ongedaan maken van:

    • i.

      een wijziging van de grondwaterstromen;

    • ii.

      verspreiding van verontreinigingen;

    • iii.

      verspreiding van koude- en warmtebellen;

  • e.

    het voorkomen of ongedaan maken van doorboring van slecht doorlatende bodemlagen;

  • f.

    het in stand houden of verbeteren van de aanwezige grondwaterkwaliteit;

  • g.

    het voorkomen, beperken of ongedaan maken van het opbarsten van de waterbodem;

  • h.

    het voorkomen, beperken of ongedaan maken van verzilting van zoet grondwater;

  • i.

    het voorkomen van negatieve invloed op de grondwaterstand die voor het grondgebruik gewenst is.

Artikel 4.2.2 Toepassingsbereik

  • 1

    Deze afdeling is van toepassing op het gehele beheergebied van het waterschap.

  • 2

    Deze afdeling is van toepassing op:

    • a.

      het onttrekken van grondwater; en

    • b.

      het in de bodem brengen van water om grondwater aan te vullen, in samenhang met het onttrekken van grondwater. Het onttrekken van grondwater gebeurt met een voorziening die daarvoor is bedoeld.

Artikel 4.2.3 Vrijstelling voor het onttrekken van grondwater

  • 1

    Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning grondwater worden onttrokken. De voorwaarden zijn:

    • a.

      de onttrekking vindt niet plaats in een waterkering of de beschermingszone van een waterkering; en

    • b.

      de onttrekking is niet gelegen in de zonering beperkingen grondwateronttrekkingen in en rondom Natura 2000-gebied De Bruuk in de provincie Gelderland; en

    • c.

      de onttrekking is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied; en

    • bd.

      het grondwater wordt gebruikt voor particuliere woningen en tuinen; en

      • i.

        de totale capaciteit van de geïnstalleerde pompen bedraagt maximaal 10 m³3 per uur; en

      • ii.

        de hoeveelheid grondwater die jaarlijks wordt opgepompt, bedraagt maximaal 12.000 m³3 per jaar; of

    • ce.

      het grondwater wordt in noodsituaties gebruikt als brandblusvoorziening.

  • 2

    Er geldt geen meet- en rapportageplicht voor het onttrekken van grondwater zoals genoemd in dit artikelartikel 4.2.14.

Artikel 4.2.4 Informatieplicht voor het onttrekken van grondwater

Minimaal vier weken voor het begin van het onttrekken van grondwater wordt aan het bestuur de volgende informatie verstrekt:

  • a.

    de algemene gegevens zoals beschreven in [afdeling 1.5];(urn:fdc:moxio.com:2020:rb:tekst:6292152c-fada-4b9a-9057-96c9001e52c0)

  • b.

    een situatietekening waarop duidelijk de locaties van onttrekking(en), de nieuwe putten en het lozingspunt zijn aangegeven; en

  • c.

    het doel van de onttrekking van grondwater; en

  • d.

    het aantal bestaande en nieuwe putten; en

  • e.

    de totale pompcapaciteit in m3 per uur; en

  • f.

    voor elke boorput:

    • i.

      de boordiepte; en

    • ii.

      de filterdiepte; en

    • iii.

      uit welke laag het water wordt onttrokken; en

    • iv.

      welke scheidende lagen worden doorboord; en

    • v.

      hoe scheidende lagen worden afgedicht.

  • g.

    de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.; en

  • h.

    de maximaal te onttrekken hoeveelheden water in m3 per uur en per jaar; en

  • i.

    een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken.

Artikel 4.2.4 4.2.5 Meldingsplicht voor het onttrekken van grondwater

Het is verboden zonder melding grondwater te onttrekken in het gebied van het waterschap. Grondwater mag onder voorwaarden met een melding worden onttrokken. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de onttrekking vindt niet plaats in een waterkering of de beschermingszone van een waterkering; en

  • b.

    de onttrekking is niet gelegen in de zonering beperkingen grondwateronttrekkingen in en rondom Natura 2000-gebied De Bruuk in de provincie Gelderland; en

  • c.

    de onttrekking is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied; en

  • bd.

    is de onttrekking bedoeld voor bouwputbemaling, proefbemaling of grondsaneringbodemsanering? En vindt de onttrekking plaats in de provincie Gelderland of de provincie Noord-Brabant? Dan mag grondwater worden onttrokken:

    • i.

      niet meer dan 250 m³3 per uur; en

    • ii.

      niet meer dan 100.000 m³3 per maand; en

    • iii.

      niet langer dan 6 maanden; of

  • ce.

    is de onttrekking bedoeld voor bouwputbemaling, proefbemaling of grondsaneringbodemsanering? En vindt de onttrekking vindt plaats in de provincie Utrecht of de provincie Zuid-Holland? Dan mag grondwater worden onttrokken:

    • i.

      niet meer dan 60 m³3 per uur; en

    • ii.

      niet meer dan 40.000 m³3 per maand; en

    • iii.

      niet langer dan 6 maanden; of

  • df.

    is de onttrekking bedoeld voor grondwatersanering? Dan mag grondwater worden onttrokken:

    • i.

      niet meer dan 20 m³3 per uur; en

    • ii.

      niet meer dan 100.000 m³3; en

    • iii.

      niet langer dan 10 jaar; of

  • eg.

    is de onttrekking bedoeld voor beregening, veedrenking of bevloeiing? Dan mag grondwater worden onttrokken:

    • i.

      niet voor de glastuinbouw; en

    • ii.

      niet voor de pot- en containerteelt; en

    • iii.

      de totale capaciteit van de geïnstalleerde pompen bedraagt maximaal 60 m³3 per uur, of

  • fh.

    is de onttrekking bedoeld voor menselijke consumptie? Dan mag grondwater worden onttrokken:

    • i.

      niet meer dan 10 m³3 per dag of voor maximaal 50 personen; en

    • ii.

      wordt er grondwater onttrokken voor menselijke consumptie in de provincie Utrecht? Dan voert de eigenaar van de onttrekking van grondwater een risicoanalyse van de omgeving van de grondwateronttrekking uit. Dit gebeurt voor aanvang van de grondwaterwinning.

  • gi.

    staat de reden voor onttrekking niet onder b tot en met f? Dan mag grondwater worden onttrokken onder de volgende voorwaarden:

    • i.

      niet meer dan 10 m3m3 per uur; en

    • ii.

      niet meer dan 50.000 m³3 per jaar; en

    • iii.

      het is geen permanente voorziening voor het drooghouden van ondergrondse bouwwerken.

Artikel 4.2.5 4.2.6 Voorschriften bij het melden onttrekken van grondwater

Uit artikel 4.2.44.2.5 blijkt dat met een melding grondwater mag worden onttrokken in het gebied van het waterschap.

  • 1a.

    Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

    • ai.

      de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens protocol van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) Beoordelingsrichtlijn (BRL) 2101; en

    • bii.

      nadelige gevolgen van de grondwateronttrekking worden voorkomen of zoveel mogelijk beperkt; en

    • ciii.

      ontstaat er schade? Dan informeert degene die water onttrekt de toezichthouder zo snel mogelijk. Hij meldt de schade die is ontstaan en de maatregelen die hij heeft genomen en nog gaat nemen.

  • b.

    Vinden de activiteiten plaats in het beheergebied van het waterschap, gelegen in de provincie Zuid-Holland? Dan is ook voldaan aan de volgende voorschriften

  • c.

    de onttrokken hoeveelheid grondwater wordt gemeten; en

  • d.

    de gemeten hoeveelheden grondwater dat in een kalenderjaar wordt onttrokken, wordt opgegeven; en

  • 2e.

    Bij het onttrekken van grondwater voor bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbemaling of grondsaneringbodemsanering is voldaan aan de volgende voorschriften:

    • ai.

      de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket wordt verlaagd:

      Is er sprake van sleufbemaling dan wordt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket tot niet meer dan 0,30 m onder de bodem van de sleufverlaagd; of

      • i.

        tot niet meer dan 0,30 m onder de bodem van de sleuf; of

      • ii.

        tot niet meer dan 0,50 m onder de bouwput; en

    • ii.

      Is er sprake van bouwputbemaling dan wordt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket tot niet meer dan 0,50 m onder de bouwput verlaagd; en

    • biii.

      er wordt een peilbuis of meetput geplaatst om de stijghoogte te bepalen. Bij een horizontale drainage is het niet nodig een peilbuis of meetput te plaatsen; en

    • civ.

      bij een retourbemaling wordt het grondwater teruggebracht in het watervoerende pakket waaruit het onttrokken is; en

    • dv.

      de melding wordt uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking gedaan bij de toezichthouder van het waterschap; en

    • evi.

      de beëindiging van de onttrekking wordt uiterlijk binnen 24 uur gemeld bij de toezichthouder van het waterschap.

  • 3f.

    Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering is voldaan aan de volgende voorschriften:

    • ai.

      er wordt niet meer grondwater onttrokken dan noodzakelijk is voor een doelmatige sanering; en

    • bii.

      de melding wordt uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking gedaan bij de toezichthouder van het waterschap; en

    • ciii.

      de beëindiging van de onttrekking wordt uiterlijk binnen 24 uur gemeld bij de toezichthouder van het waterschap.

  • g.

    De meet- en registratieplicht zoals bepaald in artikel 4.2.14 voor het onttrekken van grondwater geldt vanaf 10 m3 per uur en 12.000 m3;

  • 4h.

    De meet- en rapportageplichtregistratieplicht geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor beregening, veedrenking of bevloeiing bij een totale pompcapaciteit van minder dan 10 m3 per uur en minder dan 12.000 m3 per jaar.

Artikel 4.2.6 4.2.7 Specifieke indieningsvereisten melding

  • 1

    De melding voor een grondwateronttrekking bevat:

    • a.

      de algemene gegevens zoals beschreven in afdeling 1.5

    • b.

      een situatietekening waarop duidelijk de locaties van onttrekking(en), de nieuwe putten en het lozingspunt zijn aangegeven; en

    • c.

      het doel van de onttrekking van grondwater; en

    • d.

      het aantal bestaande en nieuwe putten; en

    • e.

      de totale pompcapaciteit in m³3 per uur; en

    • f.

      voor elke boorput:

      • i.

        de boordiepte; en

      • ii.

        de filterdiepte; en

      • iii.

        uit welke laag het water wordt onttrokken; en

      • iv.

        welke scheidende lagen worden doorboord; en

      • v.

        hoe scheidende lagen worden afgedicht.

  • 2

    De melding voor een grondwateronttrekking voor bouwputbemaling, grondsanering of proefbemaling bevat:

    • a.

      de indieningsvereisten zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel; en

    • b.

      de maximaal te onttrekken hoeveelheden water in m3 per uur, per maand en per half jaar.

  • 3

    De melding voor een grondwateronttrekking voor beregening, bevloeiing en veedrenking bevat:

    • a.

      de indieningsvereisten zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel; en

    • b.

      de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.

  • 4

    De melding voor een grondwateronttrekking voor menselijke consumptie in de provincie Utrecht bevat:

    • a.

      de indieningsvereisten zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel; en

    • b.

      een risicoanalyse van de omgeving van de grondwateronttrekking.

  • 5

    De melding voor een grondwateronttrekking voor een ander doel dan in het tweede, derde en vierde lid van dit artikel bevat:

    • a.

      de indieningsvereisten zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel; en

    • b.

      de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.; en

    • c.

      de maximaal te onttrekken hoeveelheden water in m3 per uur en per jaar.

Artikel 4.2.7 4.2.8 Vergunningplicht voor het onttrekken van grondwater

Vindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 4.2.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 4.2.34.2.4 en artikel 4.2.44.2.5 of de voorschriften in artikel 4.2.54.2.6? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken.

Artikel 4.2.8 4.2.9 Beoordelingsregel omgevingsvergunning voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem

  • 1

    Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het onttrekken van grondwater wordt beoordeeld aan:

    • a.

      de eisen die deze waterschapsverordening daaraan stelt; en

    • b.

      artikel 8.89, eerste lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

  • 2

    Het in de bodem brengen van water om grondwater aan te vullen, gebeurt in samenhang met het onttrekken van grondwater. Het onttrekken van grondwater gebeurt met een voorziening die daarvoor is bedoeld en die voldoet aan deze waterschapsverordening. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het in de bodem brengen van water om het grondwater aan te vullen, wordt beoordeeld aan:

    Een omgevingsvergunning voor de volgende wateronttrekkingsactiviteiten wordt in de provincie Zuid-Holland alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met de dragende functie van het watersysteem:

    • a.

      de eisen die deze waterschapsverordening daaraan stelt; en

      het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening;

    • b.

      artikel 8.89, tweede en derde lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

      het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening.

  • 3

    Een omgevingsvergunning voor een wateronttrekkingsactiviteit als bedoeld in het tweede lid onder b, wordt in de provincie Zuid-Holland alleen verleend als, in het in de bodem te brengen water, stoffen voorkomen:

    • a.

      in lagere concentraties dan in bijlage XIX, onder A, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, voor die stoffen is aangegeven; of

    • b.

      als bedoeld in bijlage XIX, onder B, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, als die stoffen niet zijn aangegeven in bijlage XIX, onder A, van dat besluit, en die stoffen in zulke geringe hoeveelheden en concentraties aanwezig zijn dat gevaar voor verslechtering van de kwaliteit van het grondwater is uitgesloten.

  • 4

    In afwijking van het derde lid kan de omgevingsvergunning worden verleend en kan voor één of meer stoffen een hogere concentratie als bedoeld in dat onderdeel worden toegestaan voor een periode die in de omgevingsvergunning wordt aangegeven als:

    • a.

      de bodemgesteldheid of de bodemsoort zodanig is dat geen gevaar bestaat voor verontreiniging van het grondwater, als water in de bodem wordt gebracht waarin die stoffen voorkomen in hogere concentraties; of

    • b.

      aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden die het gevaar voor verontreiniging van het grondwater, dat ontstaat door het in de bodem brengen van water waarin die stoffen voorkomen in die hogere concentraties, opheffen.

  • 5

    Het in de bodem brengen van water om grondwater aan te vullen, gebeurt in samenhang met het onttrekken van grondwater. Het onttrekken van grondwater gebeurt met een voorziening die daarvoor is bedoeld en die voldoet aan deze waterschapsverordening. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het in de bodem brengen van water om het grondwater aan te vullen, wordt beoordeeld aan:

    • a.

      de eisen die deze waterschapsverordening daaraan stelt; en

    • b.

      artikel 8.89, tweede en derde lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Artikel 4.2.9 4.2.10 Vergunningplicht voor het infiltreren van water in de bodem

Het is verboden zonder omgevingsvergunning water te infiltreren in de bodem.

Artikel 4.2.10 4.2.11 Voorschriften omgevingsvergunning infiltratie van water

Het bestuur mag voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning. Het gaat hierbij over een omgevingsvergunning voor het in de bodem brengen van water om het grondwater aan te vullen. Dit in samenhang met het onttrekken van grondwater. Het onttrekken van grondwater gebeurt met een voorziening die daarvoor is bedoeld. De voorziening is aangelegd volgens de regels in deze waterschapsverordening. Artikel 8.94 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning.

Artikel 4.2.12 Voorschriften omgevingsvergunning KRW-oppervlaktewaterlichaam en grondwaterlichaam

Aan de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit zoals bedoeld in artikel 1.6.1, tweede lid van deze verordening, worden voorschriften verbonden die een inbreng van verontreinigende stoffen naar het grondwater voorkomen of beperken.

Artikel 4.2.11 4.2.13 Specifieke aanvraagvereisten omgevingsvergunning

  • 1

    De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het onttrekken van grondwater bevat:

    • a.

      de gegevens zoals beschreven in artikel 4.2.64.2.7; en

    • b.

      de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan; en.

    • c.

      meetbepalingen van het onttrekken van grondwater en infiltratie van water.

Artikel 4.2.14 Meetverplichting onttrekken van grondwater en infiltratie van water

  • 1

    Degene die grondwater onttrekt of water in de bodem brengt, meet per kwartaal hoeveel grondwater wordt onttrokken of hoeveel water wordt geïnfiltreerd met een nauwkeurigheid van ten minste 95%.

  • 2

    Voor kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties kan het bestuur in de voorschriften van de omgevingsvergunning bepalen dat de hoeveelheid over een kortere tijdsspanne wordt gemeten. Is er geen omgevingsvergunning vereist? Dan kan het bestuur bij maatwerkvoorschrift bepalen dat de hoeveelheid over een kortere tijdsspanne wordt gemeten.

  • 3

    Degene die water in de bodem brengt, meet de kwaliteit van dat water door het nemen van representatieve monsters. Een monster wordt geanalyseerd op de parameters die in tabel 4.1 zijn opgenomen en met de aangegeven frequentie.

    Tabel 4.1 Parameters en meetfrequentie

    Parameter

    Afkorting

    Frequentie

    Bacteriën van de coligroep

     

    Vierwekelijks

    Kleur

     

    Vierwekelijks

    Zwevende stof

    SS

    Vierwekelijks

    Geleidingsvermogen voor elektriciteit

     

    Vierwekelijks

    Temperatuur

    T

    Vierwekelijks

    Zuurgraad

    pH

    Vierwekelijks

    Opgelost zuurstof

    O2

    Vierwekelijks

    Totaal organisch koolstof

    TOC

    Vierwekelijks

    Bicarbonaat

    HCO3

    Vierwekelijks

    Nitriet

    NO2

    Vierwekelijks

    Nitraat

    NO3

    Vierwekelijks

    Ammonium

    NH4

    Vierwekelijks

    Totaal fosfaat

    Totaal P

    Vierwekelijks

    Fluorid

    F

    Driemaandelijks

    Chloride

    Cl

    Vierwekelijks

    Sulfaat

    SO4

    Driemaandelijks

    Natrium

    Na

    Driemaandelijks

    IJzer

    Fe

    Driemaandelijks

    Mangaan

    Mn

    Driemaandelijks

    Chroom

    Cr

    Driemaandelijks

    Lood

    Pb

    Driemaandelijks

    Koper

    Cu

    Driemaandelijks

    Zink

    Zn

    Driemaandelijks

    Cadmium

    Ca

    Driemaandelijks

    Arseen

    As

    Driemaandelijks

    Cyanide

    CN

    Driemaandelijks

    Minerale olie

     

    Vierwekelijks

    Adsorbeerbaar organisch hallogeen

    AOX

    Vierwekelijks

    Vluchtig organisch gebonden chloor

    VOC

    Vierwekelijks

    Vluchtige aromaten

     

    Vierwekelijks

    Policyclische aromaten

    PAK

    Driemaandelijks

    Fenolen

     

    Driemaandelijks

  • 4

    Uiterlijk op 31 januari van elk jaar of binnen een maand na beëindiging van de onttrekking of infiltratie worden aan het bestuur de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      de hoeveelheden onttrokken grondwater en geïnfiltreerd water die in het voorgaande kalenderjaar is gemeten; en

    • b.

      de kwaliteit van het geïnfiltreerde water.

  • 5

    De analyse van de monsters vindt plaats overeenkomstig bijlage 4 bij de Drinkwaterregeling.

  • 6

    Het eerste tot en met vijfde lid gelden niet:

    • a.

      voor wateronttrekkingsactiviteiten zoals bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en

    • b.

      voor zover in deze waterschapsverordening is bepaald dat geen metingen hoeven te worden verricht.

Artikel 4.2.12 4.2.15 Nadere specifieke zorgplicht bij het onttrekken van grondwater

De onttrekking van grondwater is doelmatig en duurzaam. Nadelige gevolgen van de onttrekking van grondwater voor de omgeving worden geïnventariseerd, voorkomen en als dat niet mogelijk is, zo veel mogelijk beperkt. Daarnaast wordt voldaan aan de specifieke zorgplichtbepalingen in afdeling 1.4.

EEE

Artikel 5.1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.1.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

    • ciii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • bii.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 3c.

    Grondwater:

    • ai.

      het voorkomen, beperken of ongedaan maken van ongewenste toename van kwel;

    • bii.

      het voorkomen, beperken of ongedaan maken van:

      • i.

        een wijziging van de grondwaterstromen;

      • ii.

        verspreiding van verontreinigingen;

      • iii.

        verspreiding van koude- en warmtebellen;

    • iii.

      een wijziging van de grondwaterstromen;

    • iv.

      verspreiding van verontreinigingen;

    • v.

      verspreiding van koude- en warmtebellen;

    • cvi.

      het voorkomen of ongedaan maken van doorboring van slecht doorlatende bodemlagen;

    • dvii.

      het in stand houden of verbeteren van de aanwezige grondwaterkwaliteit;.

  • 4d.

    Wegen:

    • ai.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

    • bii.

      het beheersen van geluid afkomstig van wegen;

    • ciii.

      het waarborgen van de goede staat van de weg;

    • div.

      het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

FFF

Artikel 5.1.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.1.2 Toepassingsbereik

GGG

Artikel 5.1.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.1.3 Meldingsplicht bodemonderzoek

Het is verboden om zonder melding bodemonderzoek uit te voeren in een waterkering of de beschermingszone van een waterkering, in een oppervlaktewaterlichaam of de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam of in een weg in beheer bij het waterschap. Bodemonderzoek mag onder voorwaarden met een melding worden uitgevoerd in een waterkering of de beschermingszone van een waterkering, in een oppervlaktewaterlichaam of de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam of in een weg in beheer bij het waterschap. De voorwaarden zijn:

  • a.

    bodemonderzoek wordt uitgevoerd:

  • b.

    het gaat om:

    • i.

      sonderingen; of

    • ii.

      handboringen met een maximale diameter van 0,15 m; of

    • iii.

      het aanbrengen van peilbuizen; en

  • c.

    peilbuizen reiken niet dieper dan 1,00 m onder de gemiddeld laagste freatische grondwaterstand; en

  • dc.

    het onderzoek in de waterkering of in de buitendijkse beschermingszone vindt plaats tussen 1 april en 15 oktober; en

  • e.

    er worden maximaal 10 sonderingen of boringen (peilbuizen inbegrepen) uitgevoerd op tenminste 10,00 m afstand van elkaar.

Voldoet het bodemonderzoek aan bovenstaande voorwaarden? Dan is bodemonderzoek in de binnendijkse beschermingszone het hele jaar toegestaan. Dit is een uitzondering op de bepalingen in artikel 1.6.71.6.8.

HHH

Artikel 5.1.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.1.4 Voorschriften bij een melding voor het uitvoeren van bodemonderzoek

Uit artikel 5.1.3 blijkt dat met een melding bodemonderzoek mag worden uitgevoerd. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    peilbuizen worden verwijderd als ze niet meer worden gebruikt; en

  • b.

    peilbuizen reiken niet dieper dan 1,00 m onder de gemiddeld laagste freatische grondwaterstand; en

  • c.

    er worden maximaal 10 sonderingen of boringen (peilbuizen inbegrepen) uitgevoerd op tenminste 10,00 m afstand van elkaar; en

  • bd.

    gaten die zijn ontstaan door de werkzaamheden worden in zijn geheel dichtgemaakt met zwelklei of bentoniet; en

  • ce.

    peilbuizen worden op maaiveldniveau afgewerkt met een straatpot. Kunnen peilbuizen niet worden afgewerkt? Dan worden ze gemarkeerd en beschermd zodat ze duidelijk zichtbaar zijn. Dit om schade bij onderhoudswerkzaamheden te voorkomen.; en

  • df.

    peilbuizen worden in de waterkering of de beschermingszone van een waterkering geplaatst zonder een spuitlans te gebruiken; en

  • eg.

    er wordt direct en één week na plaatsing van de peilbuis gecontroleerd of er welwater naar boven is gekomen. Is dit het geval? Dan wordt voor een adequate afdichting gezorgd. Deze afdichting moet na één week worden gecontroleerd; en

  • fh.

    het werkterrein wordt direct na voltooiing van de activiteiten in nette staat en in dezelfde toestand teruggebracht;

  • gi.

    de erosiebestendigheid van de waterkering wordt gegarandeerd; en

  • hj.

    de locatie van de sonderingen, boringen en/of peilbuizen worden ingemeten (RD-coördinaten en hoogte t.o.v. NAP). Deze gegevens moeten binnen twee weken na uitvoering van de werkzaamheden per e-mail worden toegezonden aan bodemloket@wsrl.nl; en

  • ik.

    de resultaten van het onderzoek worden beschikbaar gesteld aan het waterschap. Dit gebeurt in GEF-formaat voor de sonderingen en boringen en in een toegankelijk formaat voor de laboratoriumresultaten. De resultaten moeten per e-mail worden toegezonden aan bodemloket@wsrl.nl; en

  • jl.

    er worden geen werkzaamheden gestart als de uiterwaarden onder water dreigen te lopen of onder water staan; en

  • km.

    werkzaamheden worden gestaakt als de uiterwaarden onder water dreigen te lopen of onder water staan; en

  • ln.

    is de verwachte rivierwaterstand hoger dan de waarden in onderstaande tabel? Dan worden werkzaamheden niet gestart of worden ze gestaakt. De te verwachten waterstanden zijn op te vragen bij de toezichthouder van het waterschap.

Tabel 5.1

Gebied

Waterstand

Waterkeringen langs de grote rivieren in het deltagebied (ten westen van de lijn Schoonhoven, Werkendam, Geertruidenberg)

Als binnen 2 dagen een waterhoogte van ≥ 2,00 meter boven NAP bij Dordrecht wordt verwacht.

Waterkeringen langs de Rijn en zijn vertakkingen (ten oosten van de lijn Schoonhoven, Werkendam)

Als binnen 4 dagen een waterhoogte van ≥ 13,00 meter boven NAP bij Lobith wordt verwacht en/of wanneer de uiterwaarden onder water zijn gelopen of dreigen te lopen.

Waterkeringen langs de Maas en zijn vertakkingen (ten oosten van Geertruidenberg)

Als binnen 4 dagen een waterhoogte van ≥ 9,50 meter boven NAP bij Mook wordt verwacht en/of wanneer de uiterwaarden onder water zijn gelopen of dreigen te lopen.

Waterkeringen in het boezemsysteem (Overwaard, Nederwaard, Merwedekanaal, Zouweboezem, Kanaal van Steenenhoek) en het Lingesysteem.

Neem contact op met de toezichthouder.

III

Artikel 5.2.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.2.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen: het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg.

  • 2b.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

    • ciii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

  • 3c.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • bii.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

JJJ

Artikel 5.2.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.2.5 Vergunningplicht voor klein onderhoud of reconstructies aan een weg

Vindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 5.5.25.2.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 5.2.3 of de voorschriften in artikel 5.2.4? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning klein onderhoud of reconstructies aan een weg uit te voeren.

KKK

Artikel 5.3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.3.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • a.

    het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

  • 1b.

    Algemeen: het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg.;

  • 2c.

    Wegen:

    het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

    • a.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

    • b.

      het waarborgen van de goede staat van de weg;

    • c.

      het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

LLL

Artikel 5.3.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.3.4 Voorschriften bij een melding voor het houden van een evenement op een weg

Uit artikel 5.3.3 blijkt dat met een melding een evenement mag worden gehouden op een weg in beheer bij het waterschap. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    de weg wordt niet beschadigd; en

  • b.

    de organisator van het evenement stelt van tevoren vast of de weg voor de activiteit geschikt is; en

  • c.

    de organisator stelt in overleg met het waterschap en politie een plan op met een beschrijving van noodzakelijke omleidingen en andere verkeersmaatregelen. Zo wordt de doorstroming van het verkeer gewaarborgd en worden parkeerproblemen voorkomen; en

  • d.

    het onder c. genoemde plan maakt deel uit van de melding; en

  • e.

    de organisator voert het onder c. genoemde plan uit; en

  • f.

    de organisator plaatst de benodigde borden, daarbij is voldaan aan artikel 6.13.10 en artikel 6.13.11; en

  • g.

    de organisator plaatst vlakbij het evenement een bord met daarop de verkeersmaatregelen en de reden daarvan, daarbij is voldaan aan artikel 6.13.10 en artikel 6.13.11; en

  • h.

    de organisator informeert omwonenden en andere belanghebbenden; en

  • i.

    de organisator neemt vier dagen voor de aanvang van het evenement contact opmetop met de toezichthouder van het waterschap; en

  • j.

    de organisator verwijdert de borden uiterlijk een dag na het einde van het evenement.

MMM

Artikel 5.4.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.4.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen: het vervullen van maatschappelijke functies door het [watersysteem] en(urn:fdc:moxio.com:2020:rb:begrip:df782c15-879f-4e76-85d7-dd87f15c9520)watersysteem.

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg.

  • 3c.

    Vaarwegen:

    • ai.

      het in stand houden en het waarborgen van de bruikbaarheid van vaarwegen en bijbehorende werken;

    • bii.

      het waarborgen van de veiligheid van de vaarweg;

    • ciii.

      het in stand houden van doelmatige doorstroming van het scheepvaartverkeer op vaarwegen.

NNN

Artikel 5.4.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.4.5 Vrijstelling voor varen overdag

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding met een mechanisch voortbewogen vaartuig worden gevaren op een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

  • 1a.

    er wordt gevaren tussen een half uur voor zonsopgang en een half uur na zonsondergang; en

  • 2b.

    op het Kanaal van Steenenhoek heeft het vaartuig maximaal de volgende afmetingen:

    • ai.

      lengte: 60,00 meter; en

    • bii.

      breedte: 7,50 meter; en

    • ciii.

      diepgang: 2,50 meter; en

    • div.

      heeft het vaartuig een diepgang van meer dan 2,25 meter? Dan gelden de volgende maximale snelheden:geldt voor een beladen schip een maximum snelheid van 6 km/uur; en

      • i.

        voor een beladen schip: maximaal 6 km/uur; en

      • ii.

        voor een onbeladen schip: maximaal 7,5 km/uur.

    • v.

      heeft het vaartuig een diepgang van meer dan 2,25 meter? Dan geldt voor een onbeladen schip een maximum snelheid van 7,5 km/uur; en

  • 3c.

    op de gekanaliseerde Linge, inclusief en op het Kanaal van Steenenhoek vanaf de Lange Brug – die ter hoogte van de Merwedesluis ligt – tot aan de Gorinchemse Kanaalsluis heeft het vaartuig maximaal de volgende afmetingen:

    • ai.

      lengte: 70 meter; en

    • bii.

      breedte 7,50 meter; en

    • ciii.

      diepgang 2,50 meter; en

    • div.

      is het vaartuig langer dan 60 meter of heeft het vaartuig een diepgang van meer dan 2,25 meter? Dan gelden de volgende maximale snelheden:geldt voor een beladen schip een maximum snelheid van 6 km/uur; en

      • i.

        voor een beladen schip: maximaal 6 km/uur; en

      • ii.

        voor een onbeladen schip: maximaal 7,5 km/uur.

    • v.

      is het vaartuig langer dan 60 meter of heeft het vaartuig een diepgang van meer dan 2,25 meter? Dan geldt voor een onbeladen schip een maximum snelheid van 7,5 km/uur; en

  • 4d.

    op de Linge tussen Arkel en de verkeersbrug te Leerdam heeft het vaartuig maximaal de volgende afmetingen:

    • ai.

      lengte: 67 meter; en

    • bii.

      breedte 7,50 meter; en

    • ciii.

      diepgang 2,50 meter; en

    • div.

      is het vaartuig langer dan 60 meter of heeft het vaartuig een diepgang van meer dan 2,25 meter? Dan gelden de volgende maximale snelheden:geldt voor een beladen schip een maximum snelheid van 6 km/uur; en

      • i.

        voor een beladen schip: maximaal 6 km/uur; en

      • ii.

        voor een onbeladen schip: maximaal 7,5 km/uur.

    • v.

      is het vaartuig langer dan 60 meter of heeft het vaartuig een diepgang van meer dan 2,25 meter? Dan geldt voor een onbeladen schip een maximum snelheid van 7,5 km/uur; en

  • 5e.

    op de Linge bovenstrooms van de verkeersbrug te Leerdam tot 100 meter bovenstrooms van de zwaaikom te Geldermalsen heeft het vaartuig maximaal de volgende afmetingen:

    • ai.

      lengte: 50,00 meter; en

    • bii.

      breedte: 6,60 meter; en

    • ciii.

      diepgang: 1,00 meter meer dan de peilschaal ter plaatse (benedenstrooms) van de sluizen bij Asperen aanwijst. Wijst de peilschaal 0,80 meter boven NAP aan? Dan mag de diepgang van het vaartuig dus 1,80 meter zijn.; en

  • 6f.

    op de Linge van 100 meter bovenstrooms van de zwaaikom te Geldermalsen tot de mond van de Korne en de Korne zelf heeft het vaartuig maximaal de volgende afmetingen:

    • ai.

      lengte: 8,00 meter; en

    • bii.

      breedte: 3,00 meter; en

    • ciii.

      diepgang: 0,80 meter; en

  • 7g.

    op de Lage Boezemwateren van de Nederwaard heeft het vaartuig maximaal de volgende afmetingen:

    • ai.

      lengte: 10,00 meter; en

    • bii.

      breedte: 3,00 meter; en

    • ciii.

      diepgang: 0,80 meter; en

  • 8h.

    op de Lage Boezemwateren van de Overwaard, alsmede de Buiten-Giessen tussen het perceel gelegen aan de Buitendams 217 en de Damsluis heeft het vaartuig maximaal de volgende afmetingen:

    • ai.

      lengte: 15,00 meter; en

    • bii.

      breedte: 4,00 meter; en

    • ciii.

      diepgang: 0,80 meter; en

  • 9i.

    op de Buiten-Giessen, tussen de Peulensluis en het perceel gelegen aan de Buitendams 217, de Karnemelksloot, de voormalige Vluchthaven en de watergang ten zuiden van de Apollostraat heeft het vaartuig maximaal de volgende afmetingen:

    • ai.

      lengte: 20,00 meter; en

    • bii.

      breedte: 5,00 meter; en

    • ciii.

      diepgang: 1,80 meter; en

  • 10j.

    op de Beuningseplas te Beuningen en het Lingemeer te Buren:

    • i.

      is het vaartuig maximaal 7,00 meter lang; en

    • ii.

      heeft het vaartuig een vermogen van maximaal 2,5 kWatt (= 3,4 Pk). Dit is het vermogen dat is opgegeven door de leverancier; en er wordt gevaren op het bevaarbare gedeelte van de Bakkerskil (tussen de Jeppegatweg in Hank en de Heimansgatweg in Kille).

  • a.

    is het vaartuig maximaal 7,00 meter lang; en

  • b.

    heeft het vaartuig een vermogen van maximaal 2,5 kWatt (= 3,4 Pk). Dit is het vermogen dat is opgegeven door de leverancier.

  • 11.

    er wordt gevaren op het bevaarbare gedeelte van de Bakkerskil (tussen de Jeppegatweg in Hank en de Heimansgatweg in Kille).

  • 12.

    er wordt gevaren op het Merwedekanaal tussen Vianen en Gorinchem.

OOO

Artikel 5.4.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.4.6 Vrijstelling voor varen in de nacht

Is voldaan aan de voorwaarden in artikel 5.4.5 derdeonder c, vierded of vijfde lide, dan mag op de Linge tussen Arkel en de sluis bij Asperen en op de gekanaliseerde Linge zonder melding worden gevaren in de nacht met een mechanisch voortbewogen vaartuig.

PPP

Artikel 5.4.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.4.7 Meldingsplicht voor varen in de nacht

  • 1

    Het is verboden zonder melding te varen met een mechanisch voortbewogen vaartuig op een oppervlaktewaterlichaam tussen een half uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang. Er mag onder de voorwaarden met een melding worden gevaren tussen een half uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang. De voorwaarden zijn:

    • a.

      er wordt gevaren in het kader van een evenement; en

    • b.

      er is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5.4.5, tweedeonder b tot en met twaalfde lidk.

  • 2

    De meldingsplicht in het eerste lid geldt niet voor het varen in de nacht met een mechanisch voortbewogen vaartuig op de Linge tussen Arkel en de sluis bij Asperen en de gekanaliseerde Linge zoals bedoeld in artikel 5.4.6.

QQQ

Artikel 5.4.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.4.9 Voorschriften bij het varen

Uit artikel 5.4.5, artikel 5.4.6, artikel 5.4.7 en artikel 5.4.8 blijkt dat gevaren mag worden op een oppervlaktewaterlichaam. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    Voor de Gorinchemse Kanaalsluis:

    • i.

      brandt het spuilicht van de sluis? Dan passeert de schipper de sluis alleen met toestemming van de bedienaar van de hefbrug van deze sluis. Dit geldt alleen als het vaartuig geladen is; en

    • ii.

      is het vaartuig breder dan de breedtes in onderstaande tabeltabel 5.2? Dan passeert de schipper de sluis niet Deze tabel. Tabel 5.2 verwijst naar de waterstand die de benedenstroomse peilschaal van de Gorinchemse Kanaalsluis aangeeft en de stroomsnelheid in de sluis; en



      Tabel 5.2

      tabel 5.4.9 (kruising waterstand).png\

    • iii.

      is het vaartuig dieper dan de diepgang in onderstaande tabel 5.3? Dan passeert de schipper de sluis niet. Deze tabelTabel 5.3 verwijst naar de waterstand die de benedenstroomse peilschaal van de Gorinchemse Kanaalsluis aangeeft.



      Tabel 5.3

Waterstand

Maximaal toegestane diepgang

NAP +0,80 meter of hoger

2,50 meter

NAP +0,70 meter - +0,80 meter

2,40 meter

NAP +0,60 meter - +0,70 meter

2,30 meter

NAP +0,50 meter - +0,60 meter

2,25 meter

  • b.

    het vaartuig wordt te water gelaten en uit het water gehaald op de plaatsen die daarvoor zijn ingericht; en

  • c.

    de inzinkingsmerken zijn duidelijk zichtbaar op het vaartuig. Deze merken bestaan uit een rechthoek met een lengte van 0,30 meter en een hoogte van 0,04 meter overeenkomstig artikel 4.04 van het Binnenschepenbesluit;

  • d.

    de schipper stopt of vertraagt zo volledig mogelijk om een achteropkomend groot schip zonder bijzondere beperkingen voorbij te laten.

RRR

Artikel 5.4.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.4.11 Vaarverbod bij bepaalde waterstanden en ijsdiktes

Ook al is voldaan aan de voorwaarden in artikel 5.4.55.4.4, artikel 5.4.5, artikel 5.4.6 en artikel 5.4.7 en de voorschriften in artikel 5.4.8, dan is het in onderstaande situaties verboden om te varen. Deze situaties zijn:

  • a.

    Is de waterstand op de Linge tussen Arkel en de verkeersbrug in Leerdam is meer dan 1,40 meter boven NAP? Dan mag er op deze vaarweg niet worden gevaren; enof

  • b.

    Is de waterstand op de Linge tussen de verkeersbrug in Leerdam en de verkeersbrug in Geldermalsen is meer dan 1,20 meter boven NAP? Dan mag er op deze vaarweg niet worden gevaren; enof

  • c.

    Ligt er ligt een ijslaag van oever tot oever van meer dan twee centimeter op de Linge tussen de verkeersbrug te Leerdam en Geldermalsen, de Lage Boezemwateren van de Nederwaard en Overwaard en de Buiten-Giessen, de Karnemelksloot, de voormalige Vluchthaven, de watergang ten zuiden van de Apollostraat en de zijtak van de Buiten-Giessen gelegen ten noorden van het Peulenplein? Dan mag er op deze vaarwegen niet worden gevaren; enof

  • d.

    er ligt een ijslaag van oever tot oever van meer dan vier centimeter.

    Ligt er een ijslaag van oever tot oever van meer dan vier centimeter? Dan mag er op geen enkel oppervlaktewaterlichaam in het beheergebied worden gevaren.

SSS

Artikel 5.5.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.5.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

Algemeen:

  • a.

    het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktelichaam;

  • b.

    het vervullen van maatschappelijke functies door het oppervlaktewaterlichaam, in het bijzonder vissen.

TTT

Artikel 5.5.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.5.3 Vrijstelling voor vissen

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? DanVis mag vis worden uitgezet in en onttrokken aan een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap. Ook mogen dan fuiken of andere vistuigen worden geplaatst en aanwezig zijn in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap. En er mag gevist worden met een hengel in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap. Vis die met een hengel is gevangen, mag onmiddellijk en levend worden teruggezet in het oppervlaktewaterlichaam waaruit de vis is gevangen. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de Visstand Beheer Commissie in het gebied van het waterschap heeft een visplan opgesteld dat door het dagelijks bestuur is goedgekeurd; en

  • b.

    het visplan bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • i.

      de vissoorten waarop wordt gevist; en

    • ii.

      de hoeveelheden die worden onttrokken of uitgezet; en

    • iii.

      de vistuigen die worden gebruikt; en

    • iv.

      de tijdstippen en/of periodes van onttrekking en uitzet van vis; en

    • v.

      de locaties waar visserij plaatsvindt; en

    • vi.

      door wie wordt gevist; en

    • vii.

      de bijzondere voorwaarden waaronder onttrekking en uitzet van vis is toegestaan; en

  • c.

    degene die de activiteit recreatief uitvoert, vist met een hengel; of

  • d.

    degene die de activiteit beroepsmatig of recreatief uitvoert, voldoet aan de regels zoals vastgelegd in het visplan.

UUU

Na artikel 5.5.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.5.4 wsv Artikel 5.5.4

Uit artikel 5.5.3 blijkt dat een vrijstelling geldt voor het uitzetten en onttrekken van vissen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    de Visstand Beheer Commissie in het gebied van het waterschap heeft een visplan opgesteld dat door het dagelijks bestuur is goedgekeurd; en

  • b.

    het visplan bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • i.

      de vissoorten waarop wordt gevist; en

    • ii.

      de hoeveelheden die worden onttrokken of uitgezet; en

    • iii.

      de vistuigen die worden gebruikt; en

    • iv.

      de tijdstippen en/of periodes van onttrekking en uitzet van vis; en

    • v.

      de locaties waar visserij plaatsvindt; en

    • vi.

      door wie wordt gevist; en

    • vii.

      de bijzondere voorwaarden waaronder onttrekking en uitzet van vis is toegestaan; en

  • c.

    degene die de activiteit recreatief uitvoert, vist met een hengel; of

  • d.

    degene die de activiteit beroepsmatig of recreatief uitvoert, voldoet aan de regels zoals vastgelegd in het visplan.

VVV

Artikel 5.5.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.5.4 5.5.5 Verboden te vissen

Vindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 5.5.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 5.5.3 en de voorschriften in artikel 5.5.4? Dan is het verboden te vissen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap. In artikel 5.5.2, tweede lid staan de activiteiten die onder vissen worden verstaan.

WWW

Artikel 5.6.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.6.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen: het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan.

  • 2b.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

    • ciii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

XXX

Artikel 5.6.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.6.2 Toepassingsbereik

YYY

Artikel 5.6.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 5.6.4 Verbod explosief materiaal

Het is verboden de activiteiten zoals genoemd in artikel 5.6.2, vierde lid uit te voeren in een waterkering, de beschermingszone van een waterkering, een oppervlaktewaterlichaam, de Slaperdijk te Kesteren of de Meidijk te Zuilichem, de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam of langs een weg in beheer bij het waterschap.

Het is verboden de activiteiten zoals genoemd in artikel 5.6.2, vierde lid uit te voeren in een waterkering en in de beschermingszone van een waterkering.

ZZZ

Artikel 6.1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.1.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    • ai.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • bii.

      het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem.

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam;

    • ciii.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • div.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten; en

    • e.

      het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg.

  • 3c.

    Vaarwegen:

    • ai.

      het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg.

    • bii.

      Hethet in stand houden en het waarborgen van de bruikbaarheid van vaarwegen en bijbehorende werken;

    • ciii.

      het waarborgen van de veiligheid van de vaarweg;

    • div.

      het in stand houden van doelmatige doorstroming van het scheepvaartverkeer op vaarwegen.

AAAA

Artikel 6.1.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.1.3 Vrijstelling constructie aan het water: steiger, terras en vlonder

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning een steiger, terras en vlonder worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig zijn in een oppervlaktewaterlichaam of de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de constructie ligt aan een woonperceel binnen de bebouwde kom; en

  • b.

    de constructie ligt:

  • c.

    de constructie steekt niet over het water uit (overkraagt niet); en

  • d.

    de zijde van de constructie die aan het water ligt, is maximaal 4,00 meter; en

  • e.

    de onderkant van de constructie ligt op:

    • i.

      minimaal 0,30 meter boven het hoogst vastgestelde peil; of

    • ii.

      minimaal 0,20 meter boven het hoogst vastgestelde peil in het gebied van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden.

BBBB

Artikel 6.1.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.1.4 Meldingsplicht constructie aan het water: steiger, terras en vlonder

Het is verboden zonder melding een steiger, terras en vlonder aan te leggen, aan te passen, te vervangen en te hebben in een oppervlaktewaterlichaam of de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam. Een steiger, terras en vlonder mag onder voorwaarden met een melding worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig zijn in een oppervlaktewaterlichaam of in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de constructie heeft geen palen in het water; en

  • ba.

    de constructie ligt:

  • cb.

    het water is minimaal 7,00 meter breed op het hoogst vastgestelde peil; en

  • dc.

    de constructie ligt op minimaal 10,00 meter van een kunstwerk; en

  • ed.

    de constructie steekt (overkraagt) maximaal 1,00 meter uit over het water op het hoogst vastgestelde peil; en

  • fe.

    ligt de constructie in de beschermingszone van een primair water met een boezemfunctie? Dan steekt deze niet uit over het water (overkraagt niet); en

  • gf.

    de zijde van de constructie die aan het water ligt, is maximaal 4,00 meter lang; en

  • hg.

    de onderkant van de constructie ligt op:

    • i.

      minimaal 0,30 meter boven het hoogst vastgestelde peil; of

    • ii.

      minimaal 0,20 meter boven het hoogst vastgestelde peil in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden.

  • ih.

    ligt de constructie helemaal of voor een deel in de beschermingszone van een water? Dan mag dit alleen aan een water binnen de bebouwde kom.

CCCC

Artikel 6.1.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.1.6 Meldingsplicht constructie aan het water in Binnende Buiten-Giessen of Buitenen een gedeelte van de Binnen-Giessen: steiger, terras en vlonder

In de Binnen-Giessen of Buiten-Giessen is het verboden zonder melding een steiger, terras en vlonder aan te leggen, aan te passen, te vervangen en te hebben. Een steiger, terras en vlonder mag onder voorwaarden met een melding worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig zijn. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de constructie ligt in een strook tertiair water. Deze strook tertiair water ligt langs primair water in de BinnenBuiten-Giessen of Buitenen een gedeelte van de Binnen-Giessen; en

  • b.

    de constructie is bedoeld voor recreatief gebruik; en

  • c.

    de onderkant van de constructie ligt op minimaal 0,20 meter boven het hoogst vastgestelde peil.

DDDD

Artikel 6.1.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.1.7 Voorschriften bij een melding constructie aan het water: steiger, terras en vlonder

Uit artikel 6.1.4, artikel 6.1.5 en artikel 6.1.6 blijkt dat met een melding een steiger, terras en vlonder mag worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig zijn in een oppervlaktewaterlichaam of de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.
    • a.

      de constructie heeft geen palen in het water; en

  • ab.

    de afmetingen van het water veranderen niet; en

  • bc.

    de activiteiten bij de constructie belemmeren de wateraanvoer en waterafvoer niet ; en

  • cd.

    er ligt taludbescherming onder de constructie; en

  • de.

    de taludbescherming en 1,00 meter rondom de constructie worden goed onderhouden; en

  • ef.

    er staat geen bouwwerk op de constructie. Een hek van maximaal 1,00 meter hoog is wel toegestaan.

EEEE

Artikel 6.1.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.1.8 Vergunningplicht constructie aan het water: steiger, terras en vlonder

IsVindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 6.1.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 6.1.3, artikel 6.1.4, artikel 6.1.5 of artikel 6.1.6 of de voorschriften in artikel 6.1.7? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning een steiger, terras en vlonder aan te leggen, aan te passen, te vervangen en te hebben.

FFFF

Artikel 6.2.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.2.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    • ai.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • bii.

      het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem;

    • ciii.

      het vervullen van maatschappelijke functies door het watersysteem.

  • b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • i.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater; en

    • ii.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam;

  • 2c.

    OppervlaktewaterlichamenVaarwegen:

    • a.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater; en

    • b.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam;

    • ci.

      het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg.

    • ii.

      het in stand houden en het waarborgen van de bruikbaarheid van vaarwegen en bijbehorende werken.

  • 3.

    Vaarwegen: het in stand houden en het waarborgen van de bruikbaarheid van vaarwegen en bijbehorende werken.

GGGG

Artikel 6.2.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.2.3 Meldingsplicht beschoeiing

  • 1

    Het is verboden zonder melding beschoeiing te plaatsen, aan te passen, te vervangen en te hebben op de waterlijn van een oppervlaktewaterlichaam. Een beschoeiing mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig zijn op de waterlijn van een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

    • a.

      de beschoeiing staat:

      • i.

        in primair, secundair of tertiair water; en

      • ii.

        op de waterlijn. Voor de hoogte van de waterlijn geldt het hoogst vastgestelde peil; en

    • b.

      de beschoeiing staat:

      • i.

        niet langs een aangewezen vaarweg; en

      • ii.

        niet langs water met specifieke natuurdoelen; en

      • iii.

        niet bij een natuurvriendelijke oever; en

      • iv.

        niet in de Giessenzoom; en

      • v.

        niet in de BinnenBuiten-Giessen en Buiteneen gedeelte van de Binnen-Giessen; en

    • c.

      het talud van het water is steiler dan 1:2; en

    • d.

      is het hoogteverschil tussen het hoogst vastgestelde peil en maaiveld meer dan 0,60 meter? Dan is de grondkerende hoogte van de beschoeiing is niet meer dan 0,30 meter; of.

    • e.

      is het hoogteverschil tussen het hoogst vastgestelde peil en maaiveld 0,60 meter of minder? Dan is de grondkerende hoogte van de beschoeiing maximaal 0,60 meter; en

    • f.

      de lengte van de palen is minimaal 1,60 meter; en

    • g.

      de diameter van de palen is minimaal 0,80 meter; en

    • h.

      de afstand tussen de palen is 0,40 meter. Ga hierbij uit van het middelpunt van de palen;

    • i.

      de palen zitten minimaal 2/3 onder de grond en steken maximaal 1/3 boven de grond uit; en

  • 2

    In de Giessenzoom is het verboden zonder melding beschoeiing te plaatsen, aan te passen, te vervangen en te hebben op de waterlijn van een oppervlaktewaterlichaam. Een beschoeiing mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig zijn op de waterlijn van een oppervlaktewaterlichaam in de Giessenzoom. De voorwaarden zijn:

    • a.

      de beschoeiing staat in de Giessenzoom; en

    • b.

      de beschoeiing staat op de waterlijn. Voor de hoogte van de waterlijn geldt het hoogst vastgestelde peil; en

    • bc.

      de beschoeiing wordt niet gebruikt om het bruikbare landoppervlak te vergroten.

  • 3

    In de BinnenBuiten-Giessen en Buiteneen gedeelte van de Binnen-Giessen is het verboden zonder melding beschoeiing te plaatsen, aan te passen, te vervangen en te hebben op de waterlijn van een oppervlaktewaterlichaam. Een beschoeiing mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig zijn op de waterlijn van een oppervlaktewaterlichaam in de BinnenBuiten-Giessen en Buiteneen gedeelte van de Binnen-Giessen. De voorwaarden zijn:

    • a.

      de beschoeiing staat in een strook tertiair water. Deze strook tertiair water ligt langs primair water in de Binnen-Giessen of Buiten-Giessen; en

      de beschoeiing staat op de waterlijn. Voor de hoogte van de waterlijn geldt het hoogst vastgestelde peil; en

    • b.

      de beschoeiing wordt niet gebruikt om het bruikbare landoppervlak te vergroten.

HHHH

Artikel 6.2.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.2.4 Meldingsplicht damwand

IIII

Artikel 6.2.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.2.5 Voorschriften beschoeiing en damwand

JJJJ

Artikel 6.3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.3.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    • ai.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • bii.

      het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg.

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam;

    • ciii.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • div.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

KKKK

Artikel 6.3.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.3.5 Meldingsplicht dam met duiker

Het is verboden zonder melding een dam met duiker aan te leggen, aan te passen, te vervangen en te hebben in een oppervlaktewaterlichaam. Een dam met duiker mag onder voorwaarden met een melding worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig zijn in een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de dam met duiker ligt in een secundair of tertiair water; en

  • b.

    de duiker is rond heeft geen knikpunten; en

  • c.

    de dam met duiker is de eerste ontsluiting van een perceel. Het perceel is niet op een andere manier te bereiken. Deze voorwaarde geldt niet voor het aanpassen of vervangen van een dam met duiker; en

  • d.

    de dam met duiker ligt op minimaal 10,00 meter afstand van een ander kunstwerk in hetzelfde water; en

  • e.

    de dam met duiker ligt op minimaal 20,00 meter afstand stroomafwaarts van een stuw in het water; en

  • f.

    de duiker is maximaal 12,00 meter lang; en

  • g.

    ligt de duiker in de Giessenzoom? Dan is de duiker maximaal 2,40 meter lang; en

  • h.

    er zit minimaal 0,20 meter ruimte in de duiker boven het laagst vastgestelde peil; en

  • i.

    de duiker heeft een binnendiameter van:

    • i.

      minimaal 0,47 meter; of

    • ii.

      minimaal 0,80 meter als de dam met duiker in secundair water ligt binnen de bebouwde kom.

LLLL

Artikel 6.3.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.3.7 Vergunningplicht dam met duiker en frontmuur

Is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 6.3.3 of artikel 6.3.5 of de voorschriften in artikel 6.3.4 of artikel 6.3.6? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen, aan te passen, te vervangen, en te hebben en/of frontmuren te plaatsen, aan te passen, te vervangen en te hebben.

MMMM

Artikel 6.4.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.4.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

Oppervlaktewaterlichamen:

  • a.

    het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

  • b.

    het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

  • c.

    het uitvoeren van onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

NNNN

Artikel 6.4.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.4.3 Vrijstelling brug

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning een brug worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig zijn over een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de brug ligt over tertiair water; en

  • b.

    de brug ligt:

  • c.

    de brug is de eerste ontsluiting van een perceel. Het perceel is niet op een andere manier te bereiken. Deze voorwaarde geldt niet voor het aanpassen of vervangen van een brug; en

  • d.

    de brug ligt op minimaal 10,00 meter afstand van een kunstwerk; en

  • e.

    de brug is maximaal 5,00 meter breed; en

  • f.

    de onderzijde van het brugdek ligt minimaal op het niveau van het maaiveld; en

  • g.

    de onderzijde van het brugdek ligt minimaal op 0,30 meter boven het hoogst vastgestelde peil.; en

  • h.

    ligt de brug over een water dat het waterschap onderhoudt? Dan ligt de brug op minimaal 8,00 meter afstand van andere objecten in de berm zoals bomen en verkeersborden die langs het water staan.

OOOO

Artikel 6.4.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.4.4 Meldingsplicht brug

  • 1

    Het is verboden zonder melding een brug aan te leggen, aan te passen, te vervangen en te hebben over een oppervlaktewaterlichaam. Een brug mag onder voorwaarden met een melding worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig zijn over een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

    • a.

      de brug ligt over primair of secundair water; en

    • b.

      de brug ligt:

    • c.

      de brug is de eerste ontsluiting van een perceel. Het perceel is niet op een andere manier te bereiken. Deze voorwaarde geldt niet voor het aanpassen of vervangen van een brug; en

    • d.

      de brug ligt op minimaal 10,00 meter afstand van een ander kunstwerk; en

    • e.

      de brug is maximaal 5,00 meter breed; en

    • f.

      de onderzijde van het brugdek ligt minimaal:

      • i.

        op het niveau van het maaiveld; en

      • ii.

        0,30 meter boven het hoogst vastgestelde peil als het water vanaf de kant wordt onderhouden; en

      • iii.

        1,25 meter boven het hoogst vastgestelde peil als het water varend wordt onderhouden.

    • g.

      wordt het water varend onderhouden? Dan is de doorvaartbreedte minimaal 2,25 meter; en

    • h.

      ligt de brug over een water dat het waterschap onderhoudt? Dan ligt de brug op minimaal 8,00 meter afstand van andere objecten in de berm zoals bomen en verkeersborden die langs het water staan.

  • 2

    In de Giessenzoom is het verboden zonder melding een brug aan te leggen, aan te passen, te vervangen en te hebben over een oppervlaktewaterlichaam. Een brug mag onder voorwaarden met een melding worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig zijn over een oppervlaktewaterlichaam in de Giessenzoom. De voorwaarden zijn:

    • a.

      de brug ligt in de Giessenzoom; en

    • b.

      de brug ligt over tertiair water; en

    • c.

      de brug is de eerste ontsluiting van een perceel. Het perceel is niet op een andere manier te bereiken; en

    • d.

      de brug is maximaal 2,00 meter breed; en

    • e.

      de onderzijde van het brugdek ligt minimaal 0,30 meter boven het hoogst vastgestelde peil; en

    • f.

      het bruggenhoofd sluit aan op de waterkering.

PPPP

Na artikel 6.4.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.4.5 Meldingsplicht brug in de Giessenzoom

In de Giessenzoom is het verboden zonder melding een brug aan te leggen, aan te passen, te vervangen en te hebben over een oppervlaktewaterlichaam. Een brug mag onder voorwaarden met een melding worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig zijn over een oppervlaktewaterlichaam in de Giessenzoom. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de brug ligt in de Giessenzoom; en

  • b.

    de brug ligt over tertiair water; en

  • c.

    de brug is de eerste ontsluiting van een perceel. Het perceel is niet op een andere manier te bereiken; en

  • d.

    de brug is maximaal 2,00 meter breed; en

  • e.

    de onderzijde van het brugdek ligt minimaal 0,30 meter boven het hoogst vastgestelde peil; en

  • f.

    het bruggenhoofd sluit aan op de waterkering.

QQQQ

Artikel 6.4.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.4.5 6.4.6 Voorschriften brug

Uit artikel 6.4.3 en, artikel 6.4.4 of artikel 6.4.5 blijkt dat met een vrijstelling of een melding een brug mag worden aangelegd, aangepast, vervangen en aanwezig mag zijn over een oppervlaktewaterlichaam. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    de brug heeft geen pijlers als de breedte (van insteek tot insteek) van het water:

    • i.

      minder is dan 7,00 meter op het hoogst vastgestelde peil voor water buiten de Giessenzoom; of

    • ii.

      minder is dan 5,00 meter op het hoogst vastgestelde peil voor water in de Giessenzoom; en

  • b.

    heeft de brug pijlers? Dan zijn deze rond van vorm; en

  • c.

    de bruggenhoofden tasten de stabiliteit van de oevers niet aan; en

  • d.

    de brug is zo gefundeerd dat de brug niet meer zakt dan de natuurlijke maaivelddaling; en

  • e.

    is het voor de aanleg van de brug nodig om het water af te dammen? Dan mag dit alleen in overleg met de toezichthouder van het waterschap; en

  • f.

    er ligt taludbescherming onder én ten minste 1 meter naast de brug; de eigenaar van de brug onderhoudt de taludbescherming; en

  • g.

    het profiel van het water wordt hersteld zoals het bestaande naastgelegen profiel; en

  • h.

    ligt de brug over een water dat het waterschap onderhoudt? Dan ligt de brug op minimaal 8,00 meter afstand van andere objecten in de berm zoals bomen en verkeersborden die langs het water staan; en

  • ih.

    er staat geen bouwwerk op of bij de brug dat het onderhoud van het water belemmert. Een hek op de brug van maximaal 1,00 meter hoog mag wel; en

  • ji.

    sluit de brug aan op een weg in beheer bij het waterschap? Dan is afdeling 2.4 ook van toepassing.

RRRR

Artikel 6.4.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.4.6 6.4.7 Vergunningplicht brug

Vindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 6.4.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 6.4.3 of, artikel 6.4.4 en artikel 6.4.5 of de voorschriften in artikel 6.4.56.4.6? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen, aan te passen, te vervangen en te hebben.

SSSS

Artikel 6.4.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.4.7 6.4.8 Nadere specifieke zorgplicht brug

Bij het aanleggen, aanpassen, vervangen en hebben van een brug geldt het volgende:

  • a.

    er is voldaan aan de specifieke zorgplichtbepalingen in afdeling 1.4; en

  • b.

    de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam veranderen niet; en

  • c.

    de brug is in goede staat; en

  • d.

    de taluds zijn tegen uitspoeling en inzakking beschermd.

TTTT

Artikel 6.5.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.5.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

Oppervlaktewaterlichamen:

  • a.

    het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

  • b.

    het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

  • c.

    het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

UUUU

Artikel 6.6.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.6.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

    • ciii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 2b.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • bii.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 3c.

    Wegen:

    • ai.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving; en

    • bii.

      het waarborgen van de goede staat van de weg; en

    • ciii.

      het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

VVVV

Artikel 6.6.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.6.2 Toepassingsbereik

WWWW

Artikel 6.6.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.6.3 Vrijstelling bomen langs een oppervlaktewaterlichaam

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mogen zonder melding of omgevingsvergunning bomen worden geplant of aanwezig zijn in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

XXXX

Artikel 6.6.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.6.5 Vrijstelling beplanting op de Slaperdijk en de Meidijk

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning beplanting worden aangebracht en aanwezig zijn op de Slaperdijk en de Meidijk. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de beplanting wordt aangebracht of is aanwezig op de Slaperdijk te Kesteren en de Meidijk te Zuilichem of de beschermingszone Slaperdijk te Kesteren en Meidijk te Zuilichem; en

  • b.

    is er een onderhoudspad aanwezig? Dan blijft dit pad toegankelijk voor onderhoud en inspectie; en

  • c.

    het graven of roeren van de grond vindt plaats tot een diepte van maximaal 0,50 meter.

YYYY

Artikel 6.7.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.7.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen: het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg.

  • 2.

    Waterkeringen:

    • a.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • b.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;

  • 3b.

    OppervlaktewaterlichamenWaterkeringen:

    • i.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • ii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

    • iii.

      Oppervlaktewaterlichamen:

    • aiv.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bv.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • cvi.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;

    • dvii.

      het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg;

      Wegen: het waarborgen van de goede staat van de weg.

  • c.

    Vaarwegen:

    • i.

      het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg.

    • ii.

      het in stand houden en het waarborgen van de bruikbaarheid van vaarwegen en bijbehorende werken;

    • iii.

      het waarborgen van de veiligheid van de vaarweg;

    • iv.

      het in stand houden van doelmatige doorstroming van het scheepvaartverkeer op vaarwegen.

  • e.

    Wegen: het waarborgen van de goede staat van de weg;

  • f.

    Vaarwegen:

    • a.

      het in stand houden en het waarborgen van de bruikbaarheid van vaarwegen en bijbehorende werken;

    • b.

      het waarborgen van de veiligheid van de vaarweg;

    • c.

      het in stand houden van doelmatige doorstroming van het scheepvaartverkeer op vaarwegen.

ZZZZ

Artikel 6.7.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.7.2 Toepassingsbereik

AAAAA

Artikel 6.7.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.7.9 Meldingsplicht kabel of leiding in een weg in beheer bij het waterschap

Het is verboden zonder melding een kabel of leiding aan te leggen, te vervangen en te hebben in een weg in beheer bij het waterschap. Een kabel of leiding mag onder voorwaarden met een melding worden aangelegd, vervangen en aanwezig zijn in een weg in beheer bij het waterschap. De voorwaarden zijn:

  • a.

    ligt een kabel of leiding evenwijdig aan de weg? Dan ligt de kabel of leiding:

    • i.

      op een diepte zoals beschreven in onderstaande tabeltabel 6.1; en

    • ii.

      minimaal zo ver van de weg als de diepte waarop de kabel of leiding ligt. Zie voorbeeldtekening 9 in bijlage 3.

  • b.

    kruist een kabel of leiding een weg? Dan wordt de kabel of leiding aangelegd met een persing, boogboring (dus geen boogzinker) of horizontaal gestuurde boring. De kabel of leiding ligt minimaal 1,00 meter onder het wegdek; en

  • c.

    kruist een kabel of leiding een weg die op de waterkering of in de beschermingszone van een waterkering ligt? Dan zijn de voorwaarden en voorschriften zoals beschreven in artikel 6.7.5 en artikel 6.7.6 ook van toepassing.

Tabel 6.1: Minimale dieptes Kabels en Leidingen parallel aan wegen in beheer bij het waterschap

Soort kabel

Minimale diepte (m)

Gasleiding (standaard)

0,80 – 1,00

Hogedrukleiding (P tussen 1 bar en 40 bar)

0,80 – 1,00

Hogedrukleiding (P > 40 bar)

1,00

Waterleiding (standaard)

1,00

Transportleiding

1,00

Distributie

1,00

ElectriciteitskabelElektriciteitskabel (standaard)

0,60 – 0,70

Hoogspanningskabel (U tussen 10 kV en 25 kV)

0,70 – 1,00

Hoogspanningskabel (U >25 kV)

1,20

Telecommunicatiekabel

0,60

Riolering (standaard)

0,80

Stamriool

1,00

Rioolpersleiding

0,80

BBBBB

Artikel 6.7.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.7.11 Nadere specifiekeSpecifieke indieningsvereisten bij een melding kabel of leiding

Bij een melding van de aanleg van een kabel of leiding worden de algemene gegevens zoals beschreven in afdeling 1.5 van deze waterschapsverordening aangeleverd. Ook worden de volgende gegevens aangeleverd:

  • a.

    op de situatietekening is duidelijk aangegeven:

    • i.

      de locatie van de activiteit(en); en

    • ii.

      het bestaande en nieuwe tracé; en

    • iii.

      het type kabel/leiding (met materiaal, spanning/druk, aders/tubes, diameter, wanddikte, enz.); en,

    • iv.

      de wijze van uitvoeren; en

    • v.

      de bijbehorende voorzieningen; en

  • b.

    bij een weg in beheer bij het waterschap wordt een verkeersplan aangeleverd.

CCCCC

Artikel 6.7.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.7.12 Vergunningplicht kabel of leiding

  • 1

    Vindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 6.7.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 6.7.4, artikel 6.7.5, artikel 6.7.7 en artikel 6.7.9 of de voorschriften in artikel 6.7.3, artikel 6.7.6, artikel 6.7.8 en artikel 6.7.10? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen, te vervangen en te hebben.

    De regels in deze afdeling zijn gericht op:

    • a.

      Waterkeringen:

      • i.

        het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

      • ii.

        het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

      • iii.

        het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

    • b.

      Oppervlaktewaterlichamen:

      • i.

        het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

      • ii.

        het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

      • iii.

        het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

    • c.

      Wegen:

      • i.

        het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

      • ii.

        het waarborgen van de goede staat van de weg;

      • iii.

        het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

  • 2

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een leiding met een overdruk van 10 bar of meer, zoals een gasleiding, aan te brengen, te vervangen en te hebben in de buitenbeschermingszone van een waterkering.

DDDDD

Artikel 6.8.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.8.2 Toepassingsbereik

EEEEE

Artikel 6.8.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.8.3 Vrijstelling schutting of hek

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning een schutting of een hek worden geplaatst, veranderd, vervangen of aanwezig zijn op een waterkering, in de beschermingszone van een waterkering of in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam. De voorwaarden zijn:

  • a.

    degene die de activiteit uitvoert, is onderhoudsplichtig; en

  • b.

    de schutting of het hek wordt geplaatst minimaal 0,50 meter uit de insteek van het water; en.

  • c.

    staat de schutting of het hek op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering? Dan wordt de schutting of het hek geplaatst in de periode van 1 april tot 15 oktober; en

  • d.

    staat de schutting of het hek minder dan 10 meter van de waterkering (zie voorbeeldtekening 15 in bijlage 3)? Dan geldt het volgende:

    • i.

      de schutting of het hek is maximaal 1,00 meter hoog; en

    • ii.

      de palen staan maximaal 0,60 meter onder maaiveld; of

    • iii.

      zijn de palen voorzien van een fundering van poeren? Dan staan de palen maximaal 0,30 meter onder maaiveld;

  • e.

    staat de schutting of het hek meer dan 10 meter van de waterkering? Dan geldt het volgende:

    • i.

      de schutting of het hek is maximaal 2,00 meter hoog; en

    • ii.

      de palen staan maximaal 1,00 meter onder maaiveld; of

    • iii.

      zijn de palen voorzien van een fundering van poeren? Dan staan de palen maximaal 0,60 meter onder maaiveld.

FFFFF

Artikel 6.8.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.8.5 Meldingsplicht schutting of hek langs een boezemwater

Een schutting of hek mag met een melding worden geplaatst, veranderd, vervangen en aanwezig zijn in de beschermingszone van een primair water met een boezemfunctie.

Het is verboden zonder melding een schutting of hek te plaatsen, aan te passen, te vervangen of te hebben in de beschermingszone van een primair water met een boezemfunctie. Een schutting of hek mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst, veranderd, vervangen en aanwezig zijn in de beschermingszone van een primair water met een boezemfunctie. De voorwaarden zijn:

  • a.

    staat het hek of de schutting in de beschermingszone van een primair water met een boezemfunctie? Dan is het hek maximaal 1,00 meter hoog

  • b.

    staat de schutting of het hek op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering? Dan wordt de schutting of het hek geplaatst in de periode van 1 april tot 15 oktober; en

  • c.

    staat de schutting of het hek minder dan 10 meter van de waterkering (zie voorbeeldtekening 15 in bijlage 3)? Dan geldt het volgende:

    • i.

      de palen staan maximaal 0,60 meter onder maaiveld en zijn grondverdringend aangebracht; of

    • ii.

      zijn de palen voorzien van een fundering van poeren? Dan staan de palen maximaal 0,30 meter onder maaiveld;

  • d.

    staat de schutting of het hek meer dan 10 meter van de waterkering? Dan geldt het volgende:

    • i.

      de palen staan maximaal 1,00 meter onder maaiveld; of

    • ii.

      zijn de palen voorzien van een fundering van poeren? Dan staan de palen maximaal 0,60 meter onder maaiveld.

GGGGG

Artikel 6.8.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.8.6 Meldingsplicht schutting of hek op een waterkering

  • 1

    Het is verboden zonder melding een schutting of hek te plaatsen, aan te passen, te vervangen of te hebben op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering. Een schutting of hek mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst, veranderd, vervangen en aanwezig zijn op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering. De voorwaarden zijn:

    • a.

      de schutting of het hek staat:

    • b.

      de schutting of het hek wordt geplaatst in de periode van 1 april tot 15 oktober; en

    • c.

      staat de schutting of het hek minder dan 10 meter van de waterkering (zie voorbeeldtekening 15 in bijlage 3)? Dan geldt het volgende:

      • i.

        de schutting of het hek is maximaal 1,00 meter hoog; en

      • ii.

        de palen staan maximaal 0,60 meter onder maaiveld en zijn grondverdringend aangebracht; of

      • iii.

        zijn de palen voorzien van een fundering van poeren? Dan staan de palen maximaal 0,30 meter onder maaiveld; of

    • d.

      staat de schutting of het hek meer dan 10 meter van de waterkering? Dan geldt het volgende:

      • i.

        de schutting of het hek is maximaal 2,00 meter hoog; en

      • ii.

        de palen staan maximaal 1,00 meter onder maaiveld; of

      • iii.

        zijn de palen voorzien van een fundering van poeren? Dan staan de palen maximaal 0,60 meter onder maaiveld.

  • 2

    Het is in de Giessenzoom verboden zonder melding een schutting of hek te plaatsen, aan te passen, te vervangen of te hebben. Een schutting of hek mag onder voorwaarden met een melding in de Giessenzoom worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig zijn. De voorwaarden zijn:

HHHHH

Artikel 6.8.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.8.7 Voorschriften bij een melding schutting of hek

Uit artikel 6.8.66.8.5 of artikel 6.8.6 blijkt dat met een melding een schutting of hek mag worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig mag zijn op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    de constructie verkeert altijd in goede staat van onderhoud; en

  • b.

    ligt er een onderhoudsroute op of langs de waterkering? Dan is deze toegankelijk voor inspectie en onderhoud; en

  • c.

    geeft een poort toegang tot de onderhoudsroute? Dan is deze minimaal 4,00 meter breed; en

  • d.

    toezichthouders kunnen een poort altijd openen; en.

  • e.

    staat het hek of de schutting in de beschermingszone van een primair water met een boezemfunctie? Dan is het hek maximaal 1,00 meter hoog.

IIIII

Artikel 6.9.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.9.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    • ai.

      het vervullen van maatschappelijke functies door het watersysteem;

    • bii.

      het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg.

  • 2b.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd.

  • 3c.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • ciii.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

  • 4d.

    Wegen:

    • ai.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

    • bii.

      het waarborgen van de goede staat van de weg;

    • ciii.

      het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

JJJJJ

Artikel 6.9.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.9.2 Toepassingsbereik

KKKKK

Artikel 6.9.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.9.3 Gebruik van gronden voor het houden van dieren

LLLLL

Artikel 6.9.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.9.6 Vrijstelling veekerende afrastering op de Slaperdijk en de Meidijk

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning een veekerende afrastering worden geplaatst, veranderd, vervangen of aanwezig zijn op de Slaperdijk en de Meidijk. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de veekerende afrastering staat op de Slaperdijk te Kesteren of de Meidijk te Zuilichem; en

  • b.

    is er een onderhoudspad aanwezig? Dan blijft deze toegankelijk voor onderhoud en inspectie; en.

  • c.

    het graven of roeren van de grond vindt plaats tot een diepte van maximaal 0,50 meter.

MMMMM

Na artikel 6.9.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.9.7 Voorschriften bij de vrijstelling veekerende afrastering op de Slaperdijk en de Meidijk

Uit artikel 6.9.6 blijkt dat een veekerende afrastering mag worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig mag zijn op de Slaperdijk en de Meidijk. Hierbij is voldaan aan het volgende voorschrift: het graven of roeren van de grond vindt plaats tot een diepte van maximaal 0,50 meter.

NNNNN

Artikel 6.9.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.9.7 6.9.8 Meldingsplicht veekerende afrastering bij een waterkering

Het is verboden zonder melding een veekerende afrastering te plaatsen, aan te passen, te vervangen en te hebben op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering. Een veekerende afrastering mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig zijn op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de veekerende afrastering wordt geplaatst:

  • b.

    de veekerende afrastering wordt geplaatst in de periode van 1 april tot 15 oktober;.

  • c.

    de veekerende afrasting is maximaal 1,20 meter hoog; en

  • d.

    de palen worden maximaal 0,60 meter onder maaiveld geplaatst; en

  • e.

    de veekerende afrastering bestaat uit palen met daartussen:

    • i.

      draad; of

    • ii.

      gaas met een minimale maaswijdte van 10 x 10 centimeter.

OOOOO

Artikel 6.9.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.9.8 6.9.9 Voorschriften bij een melding veekerende afrastering bij een waterkering

Uit artikel 6.9.76.9.8 blijkt dat met een melding een veekerende afrastering mag worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig mag zijn op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    de constructie verkeert altijd in goede staat van onderhoud; en

  • b.

    ligt er een onderhoudsroute op of langs de waterkering? Dan is deze toegankelijk voor inspectie en onderhoud; en

  • c.

    geeft een poort toegang tot de onderhoudsroute? Dan is deze minimaal 4,00 meter breed; en

  • d.

    toezichthouders kunnen een poort altijd openen; en

  • e.

    de veekerende afrasting is maximaal 1,20 meter hoog; en

  • f.

    de palen worden maximaal 0,60 meter onder maaiveld geplaatst; en

  • g.

    de veekerende afrastering bestaat uit palen met daartussen:

    • i.

      draad; of

    • ii.

      gaas met een minimale maaswijdte van 10 x 10 centimeter.

  • eh.

    de draden van de veekerende afrastering kunnen gemakkelijk met de hand worden verwijderd; en

  • fi.

    de draden van de veekerende afrastering zijn voorzien van geïsoleerde handgrepen; en

  • gj.

    de palen van een veekerende afrastering worden in de grond geslagen of gedrukt.

PPPPP

Artikel 6.9.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.9.9 6.9.10 Meldingsplicht veekerende afrastering langs een weg

Het is verboden zonder melding een veekerende afrastering te plaatsen, aan te passen, te vervangen en te hebben langs een weg in beheer bij het waterschap. Een veekerende afrastering mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig zijn langs een weg in beheer bij het waterschap. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de afrastering staat langs een weg in beheer bij het waterschap; en

  • b.

    de afrastering staat verder van de rijbaan dan de beplantingsvrije zone. Deze zone staat aangegeven op voorbeeldtekening 9 in bijlage 3.

QQQQQ

Artikel 6.9.10 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.9.10 6.9.11 Voorschriften bij een melding veekerende afrastering langs een weg

Uit artikel 6.9.96.9.10 blijkt dat met een melding een veekerende afrastering mag worden geplaatst, aangepast, vervangen en aanwezig mag zijn langs een weg in beheer bij het waterschap. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    de afrastering staat zover mogelijk van de rijbaan van de weg; en

  • b.

    de afrastering is niet voorzien van prikkeldraad en de afrastering heeft geen andere scherpe of uitstekende delen; en

  • c.

    de afrastering is niet hoger dan 1,00 meter; en

  • d.

    de afrastering wordt verwijderd als dit nodig is voor het onderhoud van de weg; en

  • e.

    schade aan de afrastering kan niet worden verhaald op het waterschap.

RRRRR

Artikel 6.9.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.9.11 6.9.12 Vergunningplicht veekerende afrastering

Vindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 6.9.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 6.9.4, artikel 6.9.6, artikel 6.9.76.9.8 of artikel 6.9.96.9.10 of de voorschriften in artikel 6.9.5, artikel 6.9.86.9.7, artikel 6.9.9 of artikel 6.9.106.9.11? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning een veekerende afrastering te plaatsen, aan te passen, te vervangen en te hebben.

SSSSS

Artikel 6.10.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.10.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen: het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg;.

  • 2b.

    Wegen:

    • ai.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

    • bii.

      het waarborgen van de goede staat van de weg;

    • ciii.

      het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

TTTTT

Artikel 6.11.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.11.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen: het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;.

  • 2b.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

    • ciii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;.

  • 3c.

    Oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden:

UUUUU

Artikel 6.11.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.11.2 Toepassingsbereik

VVVVV

Artikel 6.11.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.11.4 Vrijstelling verbouwen

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering een gebouw aan de binnenkant worden verbouwd. De voorwaarden zijn:

  • a.

    er verandert niets aan de kelder, de fundering of de hoogte van het vloerpeil van de vloer boven kelder of kruipruimte; en

  • b.

    er worden geen werkzaamheden in de grond uitgevoerd. De kruipruimte opvullen mag wel; en

  • c.

    het volume van de woning wordt niet groter. Een dakkapel plaatsen mag wel.

WWWWW

Artikel 6.11.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.11.5 Meldingsplicht gebouwen in de Giessenzoom

In de Giessenzoom is het verboden zonder melding een botenhuis, recreatiewoning of bijgebouw te bouwen, te verbouwen en te hebben. Een botenhuis, recreatiewoning of bijgebouw mag onder voorwaarden met een melding worden gebouwd, verbouwd en aanwezig zijn in de Giessenzoom. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de recreatiewoning of het bijgebouw ligt:

    • i.

      minstens 1,00 meter uit de insteek van de Giessen of een ander water; en

    • ii.

      niet in de waterkering; en

  • b.

    neemt de bergingscapaciteit af door de bouw van de recreatiewoning of bijgebouw? Dan wordt dezede volledige afname gecompenseerd door het graven of vergroten van een insteekhaven op hetzelfde perceel. Het gaat om de afnamebergingsafname in m³3 tussen 0,25 meter beneden NAP en 0,00 meter NAP; of

  • c.

    gaat het om een botenhuis? Dan ligt deze boven een insteekhaven in de beschermingszone van de Giessen.

XXXXX

Afdeling 6.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Afdeling 6.12 Aanbrengen verharding

Artikel 6.12.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen: het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan.

  • 2b.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

Artikel 6.12.2 Toepassingsbereik

Artikel 6.12.3 Vrijstelling gesloten verharding op de Slaperdijk en de Meidijk

Is voldaan aan onderstaande voorwaarden? Dan mag zonder melding of omgevingsvergunning gesloten verharding worden aangebracht, vervangen en aanwezig zijn op de Slaperdijk en de Meidijk. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de gesloten verharding ligt op de Slaperdijk te Kesteren of de Meidijk te Zuilichem; en

  • b.

    is er een onderhoudspad aanwezig? Dan blijft deze toegankelijk voor onderhoud en inspectie; en.

  • c.

    de verharding wordt zo aangelegd dat:

    • i.

      hemelwater niet richting waterkering afstroomt; en

    • ii.

      het water van de waterkering vrij kan afstromen; en

    • iii.

      de aangevulde grond wordt ingezaaid met een graszaadmengsel dat is bedoeld voor een waterkering.

  • d.

    het graven of roeren van de grond vindt plaats tot een diepte van maximaal 0,50 meter.

Artikel 6.12.4 Voorschriften bij de vrijstelling gesloten verharding op de Slaperdijk en de Meidijk

Uit artikel 6.12.3 blijkt dat een gesloten verharding mag worden aangebracht, vervangen en aanwezig mag zijn op de Slaperdijk en de Meidijk. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    de verharding wordt zo aangelegd dat:

  • b.

    de aangevulde grond wordt ingezaaid met een graszaadmengsel dat is bedoeld voor een waterkering; en

  • c.

    het graven of roeren van de grond vindt plaats tot een diepte van maximaal 0,50 meter.

Artikel 6.12.4 6.12.5 Meldingsplicht voor gesloten verharding

Het is verboden zonder melding gesloten verharding aan te brengen, te vervangen en te hebben in de beschermingszone van een waterkering. Gesloten verharding mag onder voorwaarden met een melding worden aangebracht, vervangen en aanwezig zijn in de beschermingszone van een waterkering. De voorwaarden zijn:

Artikel 6.12.5 6.12.6 Voorschriften bij een melding van gesloten verharding

Artikel 6.12.6 6.12.7 Vergunningplicht voor gesloten verharding

Vindt de activiteit plaats in het werkingsgebied zoals genoemd in artikel 6.12.2? En is niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 6.12.3 of artikel 6.12.46.12.5 of de voorschriften in artikel 6.12.56.12.4 of artikel 6.12.6)? Dan is het verboden zonder omgevingsvergunning gesloten verharding aan te brengen, te vervangen en te hebben.

YYYYY

Artikel 6.13.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.13.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • 1a.

    Algemeen:

    Algemeen: het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • a.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • b.

      het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg.

  • 2b.

    Waterkeringen:

    • ai.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • bii.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

    • ciii.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

  • 3c.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    • ai.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • bii.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam of het bergingsgebied;

    • ciii.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • div.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;

    • e.

      het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg.

  • 4d.

    Wegen:

    • ai.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

    • bii.

      het waarborgen van de goede staat van de weg;

      het beschermen van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die weg.

    • ciii.

      het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

  • 5e.

    Vaarwegen:

    • i.

      het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg.

    • aii.

      het in stand houden en het waarborgen van de bruikbaarheid van vaarwegen en bijbehorende werken;

    • biii.

      het waarborgen van de veiligheid van de vaarweg;

    • civ.

      het in stand houden van doelmatige doorstroming van het scheepvaartverkeer op vaarwegen.

ZZZZZ

Artikel 6.13.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.13.2 Toepassingsbereik

AAAAAA

Artikel 6.13.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.13.6 Meldingsplicht klein object in het winterbed van een boezem

Het is verboden zonder melding een klein object te plaatsen, te vervangen en te hebben in het winterbed van een boezem. Een klein object mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst en aanwezig zijn in het winterbed van een boezem. De voorwaarden zijn dat het kleine object:

BBBBBB

Artikel 6.13.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.13.7 Meldingsplicht handmatig te verwijderen object

Het is verboden zonder melding een handmatig te verwijderen object te plaatsen, te vervangen of te hebben in de beschermingszone van een waterkering. Een handmatig te verwijderen object mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst, vervangen en aanwezig zijn in de beschermingszone van een waterkering. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het is een object dat handmatig uit elkaar te halen is; en

  • b.

    het is een object waarvan de realisatiekosten maximaal € 5.000,00 zijn; en

  • c.

    het object wordt niet geplaatst met een gestorte of geslagen fundering; en

  • d.

    het is een object met een oppervlak van maximaal 18 m²; en

  • e.

    het object bevat geen gemetselde wanden

  • fa.

    het object staat: niet in een water of de beschermingszone van een water; en

  • gb.

    bij het plaatsen van het object vinden geen grondroeringen plaats dieper dan 0,30 meter onder maaiveld.

    het object staat niet op een doorgaande onderhoudsroute.

CCCCCC

Artikel 6.13.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.13.8 Voorschriften bij een melding van een handmatig te verwijderen object

Uit artikel 6.13.7 blijkt dat met een melding een handmatig te verwijderen object mag worden geplaatst, vervangen en aanwezig mag zijn in de beschermingszone van een waterkering. Hierbij is voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a.

    het is een object dat handmatig uit elkaar te halen is; en

  • b.

    het is een object waarvan de realisatiekosten maximaal € 5.000,00 zijn; en

  • c.

    het object wordt niet geplaatst met een gestorte of geslagen fundering; en

  • d.

    het is een object met een oppervlak van maximaal 18 m2; en

  • e.

    het object bevat geen gemetselde wanden

  • f.

    bij het plaatsen van het object vinden geen grondroeringen plaats dieper dan 0,30 meter onder maaiveld.

  • ag.

    alleen de fundering mag worden ingegraven. De rest van het object wordt niet ingegraven; en

  • bh.

    het niveau van het maaiveld verandert niet. Natuurlijke maaivelddaling hoeft niet te worden tegengegaan; en

  • ci.

    is de bovenlaag verwijderd? Dan wordt een stellaag aangebracht met minimaal hetzelfde gewicht als het gewicht van de verwijderde bovenlaag; en

  • dj.

    de erosiebestendigheid van de waterkering blijft gegarandeerd.

DDDDDD

Artikel 6.13.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.13.9 Meldingsplicht voor objecten in de Buiten-Giessen en een gedeelte van de Binnen-Giessen

Het is verboden zonder melding een object te plaatsen, te vervangen en te hebben in de Buiten-Giessen ofen een gedeelte van de Binnen-Giessen. Een object mag onder voorwaarden met een melding worden geplaatst, vervangen en aanwezig zijn in de Buiten-Giessen ofen een gedeelte van de Binnen-Giessen. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het object bevindt zich in de strook tertiair water dat ligt langs een primair water in de Buiten-Giessen ofen een gedeelte van de Binnen-Giessen; en

  • b.

    het bouwwerk of object is bedoeld voor recreatief gebruik; en

  • c.

    de onderkant van het object ligt op minimaal 0,20 meter boven het hoogst vastgestelde peil.

EEEEEE

Artikel 6.13.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.13.12 Meldingsplicht objectbeschermend obstakel langs een weg in beheer bij het waterschap

Het is verboden zonder melding een objectbeschermend obstakel op of langs een weg in beheer bij het waterschap te plaatsen, te vervangen of te hebben. Een objectbeschermend obstakel mag onder voorwaarden na een melding worden geplaatst, te vervangen of aanwezig zijn op of langs een weg in beheer bij het waterschap. De voorwaarden zijn:

  • a.

    het obstakel wordt geplaatst langs een erftoegangsweg. Op de weg mag niet harder worden gereden dan 60 km per uur; en

  • b.

    het obstakel staat in zijn geheel verder van de rijbaan dan de bermzone. Deze zone staat aangegeven op voorbeeldtekening 9 in bijlage 3; en

  • c.

    op het gedeelte van de weg waar het te beschermen object staat, is sprake van lintbebouwing.

FFFFFF

Artikel 6.13.15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.13.15 Vangnetvergunning voor het plaatsen van een ander object

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een ander object te plaatsen of te hebben dan een object dat in dit hoofdstuk is genoemd.

[Vervallen]

GGGGGG

Artikel 6.14.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.14.1 Doelen

De regels in deze afdeling zijn gericht op:

  • a.

    Algemeen:

  • 1b.

    Algemeen:

    het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • a.

      het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de gevolgen daarvan;

    • b.

      het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem.

  • c.

    het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem.

  • d.

    Waterkeringen:

  • e.

    het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

  • f.

    het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

  • 2g.

    Waterkeringen:

    het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

    • a.

      het waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;

    • b.

      het waarborgen dat de staat van de waterkering doelmatig kan worden gecontroleerd;

    • c.

      het in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten.

  • h.

    Oppervlaktewaterlichamen:

  • i.

    het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

  • j.

    het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam of het bergingsgebied;

  • k.

    het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

  • l.

    het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;

  • 3m.

    Oppervlaktewaterlichamen:

    het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg.

    • a.

      het waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;

    • b.

      het waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam of het bergingsgebied;

    • c.

      het vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en de onderhoudsstrook van obstakels voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;

    • d.

      het uitvoeren van onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten;

    • e.

      het beschermen van de staat en werking van een vaarweg tegen nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg. Hieronder valt ook het verruimen of veranderen van die vaarweg.

  • n.

    Wegen:

  • 4o.

    Wegen:

    het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

    • a.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid en veiligheid van de weg en van de omgeving;

    • b.

      het waarborgen van de goede staat van de weg;

    • c.

      het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

  • p.

    het waarborgen van de goede staat van de weg;

  • q.

    het in stand houden van de doelmatige doorstroming van het verkeer.

HHHHHH

Artikel 6.14.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 6.14.2 Toepassingsbereik

IIIIII

Bijlage 1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 1 Alfabetische lijst van begrippen

Gebruikte begrippen

aangewezen oppervlaktewaterlichaam

oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage 2

aangewezen vaarweg

een vaarweg die door Gedeputeerde Staten van een provincie in een provinciale verordening is aangewezen als een vaarweg

bedrijfsperceel

terrein dat hoort bij een bedrijfsgebouw en daarmee een ononderbroken ruimtelijk geheel vormt. Dit omvat gebouwen met bedrijfsactiviteiten, bijhorende loodsen, opslagruimten en parkeerruimten

beperkingengebied

bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de (toekomstige) aanwezigheid van een waterstaatswerk of beschermingszone regels gelden voor activiteiten. Het gaat om activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat (toekomstige) waterstaatswerk of beschermingszone

beplanting

bomen, struiken, heggen, hagen en lage begroeiing. Gras valt niet onder beplanting

bergingsgebied

gebied waaraan op grond van de Omgevingswet een functie voor waterstaatkundige doeleinden is toegedeeld. Het gaat niet om een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat bedoeld is voor de verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen. Het gebied is ook als bergingsgebied op de legger opgenomen

beschermingszone

een zone die aan een waterstaatswerk grenst. In deze zone kunnen voorschriften en beperkingen gelden om het waterstaatswerk te beschermen

beschoeiing

materiaal dat is aangebracht op de grens van water en land of langs de waterkant. Het materiaal is bedoeld om de oever tegen afkalving te beschermen. Daarmee wordt voorkomen dat door afkalving van de oever de doorstroming, de waterbeheersing of het vaarwegverkeer wordt belemmerd

bestuur

het dagelijks bestuur van Waterschap Rivierenland

bewegwijzeringsbord

een bord dat voldoet aan de Richtlijn bewegwijzering 2014, publicatie 322 van het CROW

bodemenergiesysteem

een installatie die gebruik maakt van de bodem voor de levering van warmte of koude voor de verwarming of koeling van een gebouw

boezem

het stelsel van wateren en meren die met elkaar in open verbinding staan. Hierop wordt het water van lager gelegen polders uitgeslagen. Een boezem is bedoeld voor tijdelijke berging en lozing op het buitenwater

bouwgrens

een grens die op de legger is aangegeven als bouwgrens. Een bouwgrens bakent een gebied af waarbinnen een bouwverbod geldt. Dit is ter bescherming van een waterstaatswerk

bouwput- of sleufbemaling

het onttrekken van grondwater met als doel het kunnen uitvoeren van werkzaamheden in de bodem

brandblusvoorziening

een voorziening die permanent aanwezig is maar alleen in noodsituaties wordt gebruikt. Als een brandblusvoorziening ook voor andere doeleinden wordt gebruikt, wordt de voorziening niet als een brandblusvoorziening aangemerkt

brug

een vaste of beweegbare verbinding van de ene kant van het water naar de andere kant van het water

bruggenhoofd

de versterkte plaats waar een brug met de oever is verbonden

buitenbeschermingszone

een zone binnen het gebied dat onder werking van de waterschapsverordening of Wet beheer rijkswaterstaatswerken valt en die als buitenbeschermingszone in de legger is opgenomen

dam met duiker

dam in een primair, secundair of tertiair water met een buis of koker; door de buis of koker kan water door de dam stromen

damwand

grondkerende constructie die op de insteek van een oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst om afkalving en instorten van de oever te voorkomen

erftoegangsweg

een weg die bedoeld is voor het veilig toegankelijk maken van percelen met langzaam en gemotoriseerd verkeer. Men mag hier buiten de bebouwde kom maximaal 60 km per uur rijden

evenement

een georganiseerde gebeurtenis

frontmuur

eenvoudige constructie (bijvoorbeeld een stenen muurtje) aan beide zijden van de dam met duiker. De dam kan zo over de volle breedte worden gebruikt

gebiedsontsluitingsweg

een weg met gelijkvloerse kruisingen die is bedoeld om landelijk en stedelijk gebied te ontsluiten. Men mag hier buiten de bebouwde kom maximaal 80 km per uur rijden

gehanteerd peil

hoogte van het vastgestelde peil in het peilgebied, inclusief de marges die in het peilbesluit beschreven staan. Deze marges zijn nodig om het waterpeil in tijden van droogte te kunnen verhogen. Ook is er soms sprake van een heel lang peilgebied. Achterin dit peilgebied kan het peil hoger zijn dan voorin het peilgebied, bijvoorbeeld bij een stuw of gemaal

geleidebaken

langwerpig bord met schuine rood-witte strepen. Dit bord is bedoeld om het verkeer te waarschuwen

gesloten verharding

asfaltverharding, straatklinkers, (grasbeton)tegels en sierbestrating; halfverharding zoals grind valt niet onder gesloten verharding

grondkerende hoogte

de hoogte tussen het vastgestelde peil en het maaiveld. Met beschoeiing wordt voorkomen dat de grondkerende hoogte afkalft of uitstroomt in het oppervlaktewater

grondsanering

het verwijderen van verontreinigde grond

grondwatersanering

een grondwatersanering is het onttrekken van verontreinigd grondwater. Dit heeft als doel de verontreinigde bodem te reinigen en het verontreinigde grondwater te verwijderen. Het verontreinigde grondwater dat is onttrokken, wordt in het algemeen na zuivering afgevoerd naar het gemeenteriool of oppervlaktewater

haag

aaneengesloten rij struiken om ruimtes te scheiden, eventueel voorzien van een toegangspoort

halfverharding

los materiaal dat meer draagkracht geeft aan de oorspronkelijke grond, zoals grind, gebroken puin en gebroken natuursteen

handmatig te verwijderen object

dat is een object:

  • a.

    dat handmatig te demonteren is; en

  • b.

    waarvan de realisatiekosten maximaal € 5.000,00 zijn; en

  • c.

    waarbij geen gestorte of geslagen fundering is aangebracht; en

  • d.

    met een oppervlak van maximaal 18 m²; en

  • e.

    dat geen gemetselde wanden bevat.

heg

aaneengesloten rij struiken om ruimtes te scheiden

hek

afscheiding met vrij doorzicht, eventueel voorzien van een toegangspoort

infiltreren van water

in de bodem brengen van water om het grondwater aan te vullen, in samenhang met het onttrekken van grondwater

insteek

de grens van het waterstaatswerk oppervlaktewaterlichaam op de legger; vaak is dit het punt waar de oeverhelling begint

klein object

geen bouwwerk maar een eenvoudig object zoals een bloempot of bestrating

klein onderhoud aan een weg

verlagen van een berm (roven), herstellen van schade aan de toplaag of vervangen van de toplaag van de weg; een wegreconstructie valt hier niet onder

kunstwerk

civieltechnisch bouwwerk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen. Een kunstwerk is niet bedoeld om in te wonen

leggerprofiel

dwarsdoorsnede die door het bestuur van het waterschap is vastgesteld. Hierop staan de minimale vereiste afmetingen van een waterstaatswerk

lintbebouwing

een (bijna) aaneengesloten rij huizen langs een weg

losstaand object

een object zonder fundering. Dit object is zonder hulpmiddel te verwijderen, bijvoorbeeld een container, een kliko, een bloempot of terrasmeubilair

lozingsvoorziening

een constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen

mottobord

bord om aandacht te schenken aan veilig verkeersgedrag, bijvoorbeeld “Ben je BOB, zeg het hardop!”

natuurvriendelijke oever

een oever met een ondiep ‘nat’ gedeelte. Dit geeft oever- en waterplanten de kans zich te ontwikkelen. En verbetert het leefgebied van bepaalde dieren

niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam

een ander oppervlaktewaterlichaam dan een oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage 2

objectbeschermend obstakel

een object zoals een steen, een kei, een bloembak, een betonblok, een paal, etc. Dit object is bedoeld om een ander object te beschermen tegen verkeer. Bijvoorbeeld een woning, een schuur, een haag of een tuin. Een hek is geen objectbeschermend obstakel

omgevingsvergunning

een omgevingsvergunning voor wateractiviteiten

onderhoudsroute

route die het waterschap gebruikt voor beheer- en onderhoudstaken

ondersteunend kunstwerk

civieltechnisch bouwwerk dat nodig is voor de taken van het waterschap, voor de waterkering of voor het functioneren van de waterhuishouding. Ondersteunende kunstwerken zijn bijvoorbeeld gemalen, dammen, duikers, sluizen, inlaatwerken en stuwen

ontgraven

verwijderen van bodemlagen van een stuk grond

onttrekkingsvoorziening

een constructie om water uit een oppervlaktewaterlichaam te halen

oppervlaktewaterlichaam

samenhangend geheel van water dat vrij aan het aardoppervlak voorkomt. Ook de stoffen die in het water zitten, vallen onder het oppervlaktewaterlichaam. Dit geldt ook voor de oevers, planten en dieren

perceel

een stuk grond bedoeld om op te wonen of voor het uitoefenen van een (landbouw)bedrijf of een combinatie daarvan

pijler

onderdeel van een brug dat de brug ondersteunt

proefbemaling

het onttrekken van grondwater om te bepalen hoeveel grondwater tijdens toekomstige werkzaamheden moet worden onttrokken. Een proefbemaling is veelal kortdurend

profiel

een dwarsdoorsnede van een oppervlaktewaterlichaam

profiel van vrije ruimte

de ruimte die is gereserveerd voor toekomstige verbeteringen van een waterstaatswerk. Deze ruimte ligt aan beide kanten van een waterstaatswerk of van een toekomstig waterstaatswerk. De ruimte kan ook boven of onder een (toekomstig) waterstaatswerk liggen. Dit is vastgelegd in de legger

roven van een berm

verwijderen van de bovenlaag van de wegberm zodat het water beter van de weg afloopt

schutting

constructie tussen twee percelen die meestal uit planken bestaat, eventueel voorzien van een toegangspoort

seismisch onderzoek

onderzoek met kunstmatig opgewekte trillingen naar de opbouw van de bodem

stedelijk gebied

de bebouwde kom en het gebied dat volgens een ruimtelijk plan in de toekomst als bebouwde kom kan worden aangemerkt

steiger

constructie aan het water voor het afmeren van schepen of woonschepen of voor recreatief gebruik

struik

een houtige plant die zich meteen boven de grond of al in de grond vertakt

uitstroomvoorziening

een constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen

uitweg

een aansluiting van een perceel op de openbare weg. Ook wel inrit, oprit, afrit, toerit of uitrit genoemd

vaarweg

een oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage 2

vastgesteld peil

hoogte van het water dat is vastgesteld in het peilbesluit

veekerende afrastering

eenvoudige constructie die bestaat uit palen met draad of gaas om vee tegen te houden

vergelijkbaar bord

verkeersaanduidingen zoals reflectorpalen, verkeersspiegels, routeborden, maar geen reclameborden

verhard oppervlak

daken, bestrating, kassen en dergelijke, waarvan regenwater wordt afgevoerd naar de riolering of een oppervlaktewaterlichaam

verkeersbord

bord dat voldoet aan bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990

verkeersspiegel

bolle spiegel die wordt gebruikt om een onoverzichtelijke verkeerssituatie beter te kunnen overzien. De spiegel is gemaakt van gehard glas of roestvrijstaal en is goed zichtbaar vanaf de zijkant

versnelde afvoer

het verschijnsel dat water door toename van verhard oppervlak sneller in een oppervlaktewaterlichaam of de riolering terechtkomt

voorzieningen voor beluchting, drainage en watertoevoer

constructie die in de bodem wordt aangebracht om beplanting te voorzien van lucht en water of om water af te voeren

wateractiviteiten

een verzameling van verschillende activiteiten die allemaal een relatie hebben met water en waarvoor de waterschapsverordening regels bevat

waterkering

een verhoging in het landschap die water kan tegenhouden. Dit kan een verhoging zijn die door mensen is aangelegd, maar ook een natuurlijke verhoging of hooggelegen gronden met ondersteunende kunstwerken. Voorbeelden van een waterkering zijn: dammen, dijken, kades, keermuren, kunstwerken en hoge gronden

waterstaatswerk

oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk

watersysteem

samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken

weg

rijbanen, paden, trottoirs, wegmeubilair en alles wat daarbij hoort zoals bermen, parkeergelegenheden en bermsloten. Een weg kan ook een geïsoleerd fietspad of voetpad zijn

wegmeubilair

objecten die naast, in, op of boven de weg zijn aangebracht voor het verkeer zoals een geleiderail of een lantaarnpaal

wegreconstructie

een weg afbreken en helemaal opnieuw aanleggen, een wegreconstructie valt onder groot onderhoud

werken

constructies die door mensen zijn aangelegd of ontstaan en alles wat erbij hoort

werkingsgebied

een gebied waarin de regels van de waterschapsverordening van toepassing zijn

woonperceel

perceel waar een woning op staat of waar een woning op gebouwd mag worden

Gebruikte begrippen

aangewezen oppervlaktewaterlichaam

oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage 2

aangewezen vaarweg

vaarweg die door Gedeputeerde Staten van een provincie in een provinciale verordening is aangewezen als een vaarweg

bedrijfsperceel

terrein dat hoort bij een bedrijfsgebouw en daarmee een ononderbroken ruimtelijk geheel vormt. Dit omvat gebouwen met bedrijfsactiviteiten, bijhorende loodsen, opslagruimten en parkeerruimten

beperkingengebied

bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de (toekomstige) aanwezigheid van een waterstaatswerk of beschermingszone regels gelden voor activiteiten. Het gaat om activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat (toekomstige) waterstaatswerk of beschermingszone

beplanting

begroeiing zoals bomen, struiken, heggen, hagen, lage begroeiing, riet en waterplanten. Gras valt niet onder beplanting

bergingsgebied

gebied waaraan op grond van de Omgevingswet een functie voor waterstaatkundige doeleinden is toegedeeld. Het gaat niet om een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat bedoeld is voor de verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen. Het gebied is ook als bergingsgebied op de legger opgenomen

beschermingszone

zone die aan een waterstaatswerk grenst. In deze zone kunnen voorschriften en beperkingen gelden om het waterstaatswerk te beschermen

beschoeiing

materiaal dat is aangebracht op de grens van water en land of langs de waterkant. Het materiaal is bedoeld om de oever tegen afkalving te beschermen. Daarmee wordt voorkomen dat door afkalving van de oever de doorstroming, de waterbeheersing of het vaarwegverkeer wordt belemmerd

bestuur

dagelijks bestuur van Waterschap Rivierenland

bewegwijzeringsbord

bord dat voldoet aan de Richtlijn bewegwijzering 2014, publicatie 322 van het CROW

bodemenergiesysteem

installatie die gebruik maakt van de bodem voor de levering van warmte of koude voor de verwarming of koeling van een gebouw

bodemsanering

saneren van de bodem: beperken of ongedaan maken van de blootstelling aan de verontreiniging van de bodem of het beperken of ongedaan maken van de verontreiniging van de bodem

boezem

stelsel van wateren en meren die met elkaar in open verbinding staan. Hierop wordt het water van lager gelegen polders uitgeslagen. Een boezem is bedoeld voor tijdelijke berging en lozing op het buitenwater

bouwgrens

grens die op de legger is aangegeven als bouwgrens. Een bouwgrens bakent een gebied af waarbinnen een bouwverbod geldt. Dit is ter bescherming van een waterstaatswerk

bouwput- of sleufbemaling

onttrekken van grondwater met als doel het kunnen uitvoeren van werkzaamheden in de bodem

brandblusvoorziening

voorziening die permanent aanwezig is maar alleen in noodsituaties wordt gebruikt. Als een brandblusvoorziening ook voor andere doeleinden wordt gebruikt, wordt de voorziening niet als een brandblusvoorziening aangemerkt

brug

vaste of beweegbare verbinding van de ene kant van het water naar de andere kant van het water

bruggenhoofd

versterkte plaats waar een brug met de oever is verbonden

buitenbeschermingszone

zone binnen het gebied dat onder werking van de waterschapsverordening of Wet beheer rijkswaterstaatswerken valt en die als buitenbeschermingszone in de legger is opgenomen

dam met duiker

dam in een primair, secundair of tertiair water met een buis of koker; door de buis of koker kan water door de dam stromen

damwand

grondkerende constructie die op de insteek van een oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst om afkalving en instorten van de oever te voorkomen

erftoegangsweg

weg die bedoeld is voor het veilig toegankelijk maken van percelen met langzaam en gemotoriseerd verkeer. Men mag hier buiten de bebouwde kom maximaal 60 km per uur rijden

evenement

georganiseerde gebeurtenis

frontmuur

eenvoudige constructie (bijvoorbeeld een stenen muurtje) aan beide zijden van de dam met duiker. De dam kan zo over de volle breedte worden gebruikt

gebiedsontsluitingsweg

weg met gelijkvloerse kruisingen die is bedoeld om landelijk en stedelijk gebied te ontsluiten. Men mag hier buiten de bebouwde kom maximaal 80 km per uur rijden

gehanteerd peil

hoogte van het vastgestelde peil in het peilgebied, inclusief de marges die in het peilbesluit beschreven staan. Deze marges zijn nodig om het waterpeil in tijden van droogte te kunnen verhogen. Ook is er soms sprake van een heel lang peilgebied. Achterin dit peilgebied kan het peil hoger zijn dan voorin het peilgebied, bijvoorbeeld bij een stuw of gemaal

geleidebaken

langwerpig bord met schuine rood-witte strepen. Dit bord is bedoeld om het verkeer te waarschuwen

gesloten verharding

asfaltverharding, straatklinkers, (grasbeton)tegels en sierbestrating; halfverharding zoals grind valt niet onder gesloten verharding

grondkerende hoogte

hoogte tussen het vastgestelde peil en het maaiveld. Met beschoeiing wordt voorkomen dat de grondkerende hoogte afkalft of uitstroomt in het oppervlaktewater

grondwatersanering

beheren, beperken of ongedaan maken van verontreiniging van het grondwater

haag

aaneengesloten rij struiken om ruimtes te scheiden, eventueel voorzien van een toegangspoort

halfverharding

los materiaal dat meer draagkracht geeft aan de oorspronkelijke grond, zoals grind, gebroken puin en gebroken natuursteen

handmatig te verwijderen object

object:

  • a.

    dat handmatig te demonteren is; en

  • b.

    waarvan de realisatiekosten maximaal € 5.000,00 zijn; en

  • c.

    waarbij geen gestorte of geslagen fundering is aangebracht; en

  • d.

    met een oppervlak van maximaal 18 m2; en

  • e.

    dat geen gemetselde wanden bevat.

heg

aaneengesloten rij struiken om ruimtes te scheiden

hek

afscheiding met vrij doorzicht, eventueel voorzien van een toegangspoort

infiltreren van water

in de bodem brengen van water om het grondwater aan te vullen, in samenhang met het onttrekken van grondwater

insteek

grens van het waterstaatswerk oppervlaktewaterlichaam op de legger; vaak is dit het punt waar de oeverhelling begint

klein object

geen bouwwerk maar een eenvoudig object zoals een bloempot of bestrating

klein onderhoud aan een weg

verlagen van een berm (roven), herstellen van schade aan de toplaag of vervangen van de toplaag van de weg; een wegreconstructie valt hier niet onder

kunstwerk

civieltechnisch bouwwerk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen. Een kunstwerk is niet bedoeld om in te wonen

leggerprofiel

dwarsdoorsnede die door het bestuur van het waterschap is vastgesteld. Hierop staan de minimale vereiste afmetingen van een waterstaatswerk

lintbebouwing

(bijna) aaneengesloten rij huizen langs een weg

losstaand object

object zonder fundering. Dit object is zonder hulpmiddel te verwijderen, bijvoorbeeld een container, een kliko, een bloempot of terrasmeubilair

lozingsvoorziening

constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen

mottobord

bord om aandacht te schenken aan veilig verkeersgedrag, bijvoorbeeld “Ben je BOB, zeg het hardop!”

natuurvriendelijke oever

oever met een ondiep ‘nat’ gedeelte. Dit geeft oever- en waterplanten de kans zich te ontwikkelen. En verbetert het leefgebied van bepaalde dieren

niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam

ander oppervlaktewaterlichaam dan een oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage 2

objectbeschermend obstakel

object zoals een steen, een kei, een bloembak, een betonblok, een paal, etc. Dit object is bedoeld om een ander object te beschermen tegen verkeer. Bijvoorbeeld een woning, een schuur, een haag of een tuin. Een hek is geen objectbeschermend obstakel

omgevingsvergunning

omgevingsvergunning voor wateractiviteiten

onderhoudsroute

route die het waterschap gebruikt voor beheer- en onderhoudstaken

ondersteunend kunstwerk

civieltechnisch bouwwerk dat nodig is voor de taken van het waterschap, voor de waterkering of voor het functioneren van de waterhuishouding. Ondersteunende kunstwerken zijn bijvoorbeeld gemalen, dammen, duikers, sluizen, inlaatwerken en stuwen

ontgraven

verwijderen van bodemlagen van een stuk grond

onttrekkingsvoorziening

constructie om water uit een oppervlaktewaterlichaam te halen

oppervlaktewaterlichaam

samenhangend geheel van water dat vrij aan het aardoppervlak voorkomt. Ook de stoffen die in het water zitten, vallen onder het oppervlaktewaterlichaam. Dit geldt ook voor de oevers, planten en dieren

perceel

stuk grond bedoeld om op te wonen of voor het uitoefenen van een (landbouw)bedrijf of een combinatie daarvan

pijler

onderdeel van een brug dat de brug ondersteunt

proefbemaling

onttrekken van grondwater om te bepalen hoeveel grondwater tijdens toekomstige werkzaamheden moet worden onttrokken. Een proefbemaling is veelal kortdurend

profiel

dwarsdoorsnede van een oppervlaktewaterlichaam

profiel van vrije ruimte

ruimte die is gereserveerd voor toekomstige verbeteringen van een waterstaatswerk. Deze ruimte ligt aan beide kanten van een waterstaatswerk of van een toekomstig waterstaatswerk. De ruimte kan ook boven of onder een (toekomstig) waterstaatswerk liggen.

roven van een berm

verwijderen van de bovenlaag van de wegberm zodat het water beter van de weg afloopt

schutting

constructie tussen twee percelen die meestal uit planken bestaat, eventueel voorzien van een toegangspoort

seismisch onderzoek

onderzoek met kunstmatig opgewekte trillingen naar de opbouw van de bodem

stedelijk gebied

bebouwde kom en het gebied dat volgens een ruimtelijk plan in de toekomst als bebouwde kom kan worden aangemerkt

steiger

constructie aan het water voor het afmeren van schepen of woonschepen of voor recreatief gebruik

struik

houtige plant die zich meteen boven de grond of al in de grond vertakt

uitstroomvoorziening

constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen

uitweg

aansluiting van een perceel op de openbare weg. Ook wel inrit, oprit, afrit, toerit of uitrit genoemd

vaarweg

oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage 2

vastgesteld peil

hoogte van het water dat is vastgesteld in het peilbesluit

veekerende afrastering

eenvoudige constructie die bestaat uit palen met draad of gaas om vee tegen te houden

vergelijkbaar bord

verkeersaanduidingen zoals reflectorpalen, verkeersspiegels, routeborden, maar geen reclameborden

verhard oppervlak

daken, bestrating, kassen en dergelijke, waarvan regenwater wordt afgevoerd naar de riolering of een oppervlaktewaterlichaam

verkeersbord

bord dat voldoet aan bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990

verkeersspiegel

bolle spiegel die wordt gebruikt om een onoverzichtelijke verkeerssituatie beter te kunnen overzien. De spiegel is gemaakt van gehard glas of roestvrijstaal en is goed zichtbaar vanaf de zijkant

versnelde afvoer

verschijnsel dat water door toename van verhard oppervlak sneller in een oppervlaktewaterlichaam of de riolering terechtkomt

voorzieningen voor beluchting, drainage en watertoevoer

constructie die in de bodem wordt aangebracht om beplanting te voorzien van lucht en water of om water af te voeren

wateractiviteiten

verzameling van verschillende activiteiten die allemaal een relatie hebben met water en waarvoor de waterschapsverordening regels bevat

waterkering

verhoging in het landschap die water kan tegenhouden. Dit kan een verhoging zijn die door mensen is aangelegd, maar ook een natuurlijke verhoging of hooggelegen gronden met ondersteunende kunstwerken. Voorbeelden van een waterkering zijn: dammen, dijken, kades, keermuren, kunstwerken en hoge gronden

waterstaatswerk

oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk

watersysteem

samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken

weg

rijbanen, paden, trottoirs, wegmeubilair en alles wat daarbij hoort zoals bermen, parkeergelegenheden en bermsloten. Een weg kan ook een geïsoleerd fietspad of voetpad zijn

wegmeubilair

objecten die naast, in, op of boven de weg zijn aangebracht voor het verkeer zoals een geleiderail of een lantaarnpaal

wegreconstructie

weg afbreken en helemaal opnieuw aanleggen, een wegreconstructie valt onder groot onderhoud

werken

constructies die door mensen zijn aangelegd of ontstaan en alles wat erbij hoort

werkingsgebied

gebied waarin de regels van de waterschapsverordening van toepassing zijn

woonperceel

perceel waar een woning op staat of waar een woning op gebouwd mag worden

Gebruikte normen

NEN 6600-1

NEN 6600-1:2019: Water - Monsterneming - Deel 1: Afvalwater, versie 2019

NEN 6646

NEN 6646/C1:2015: Water - Fotometrische bepaling van het gehalte aan ammoniumstikstof en van de som van de gehalten aan ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens Kjeldahl, door mineralisatie met seleen, met behulp van een doorstroomanalysesysteem - Ontsluiting met zwavelzuur, seleen en kaliumsulfaat, versie 2015 + C1:2015

NEN 6966

NEN 6966:2006: Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, versie 2006

NEN-EN 12566-1

NEN-EN 12566-1:2016: Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties ≤ 50 IE - Deel 1: Geprefabriceerde septictanks, versie 2016

NEN-EN 13284-1

NEN-EN 13284-1:2001: Europese norm voor Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van massaconcentratie van stof in lage concentraties – Deel 1: Manuele gravimetrische methode, versie 2001

NEN-EN 872

NEN-EN 872:2005: Water – Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen – Methode door filtratie over glasvezelfilters, versie 2005

NEN-EN-ISO 10301

NEN-EN-ISO 10301:1997: Water - Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen - Gaschromatografische methoden, versie 1997

NEN-EN-ISO 11732

NEN-EN-ISO 11732:2005: Water - Bepaling van ammonium stikstof - Methode voor doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie, versie 2005

NEN-EN-ISO 11885

NEN-EN-ISO 11885:2009: Water - Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), versie 2009

NEN-EN-ISO 12846

NEN-EN-ISO 12846:2012: Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie, versie 2012

NEN-EN-ISO 13395

NEN-EN-ISO 13395:1997: Water - Bepaling van het stikstofgehalte in de vorm van nitriet en in de vorm van nitraat en de som van beide met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie, versie 1997

NEN-EN-ISO 15587-1

NEN-EN-ISO 15587-1:2002: Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 1: Koningswater ontsluiting, versie 2002

NEN-EN-ISO 15587-2

NEN-EN-ISO 15587-2:2002: Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur, versie 2002

NEN-EN-ISO 15680

NEN-EN-ISO 15680:2003: Water - Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met 'purge-and-trap' en thermische desorptie, versie 2003

NEN-EN-ISO 15681-1

NEN-EN-ISO 15681-1:2005: Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 1: Methode met een doorstroominjectiesysteem (FIA), versie 2005

NEN-EN-ISO 15681-2

NEN-EN-ISO 15681-2:2018: Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 2: Methode met een continu doorstroomanalysesysteem (CFA), versie 2018

NEN-EN-ISO 15682

NEN-EN-ISO 15682:2001: Water - Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie, versie 2001

NEN-EN-ISO 17294-2

NEN-EN-ISO 17294-2:2016: Water - Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma - Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uranium isotopen, versie 2016

NEN-EN-ISO 17852

NEN-EN-ISO 17852:2008: Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire fluorecentiespectometrie, versie 2008

NEN-EN-ISO 17993

NEN-EN-ISO 17993:2004: Water - Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie, versie 2004

NEN-EN-ISO 5667-3

NEN-EN-ISO 5667-3:2018: Water - Monsterneming - Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters, versie 2018

NEN-EN-ISO 5815-1

NEN-EN-ISO 5815-1:2019: Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum, versie 2019

NEN-EN-ISO 5815-2

NEN-EN-ISO 5815-2:2003: Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 2: Methode voor onverdunde monsters, versie 2003

NEN-EN-ISO 6878

NEN-EN-ISO 6878:2004: Water - Bepaling van fosfor - Ammoniummolybdaat spectometrische methode, versie 2004

NEN-EN-ISO 9377-2

NEN-EN-ISO 9377-2:2000: Water - Bepaling van de minerale-olie-index - Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie, versie 2000

NEN-ISO 15705

NEN-ISO 15705:2003: Water - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) - Kleinschalige gesloten buis methode, versie 2003

NEN-ISO 15923-1

NEN-ISO 15923-1:2013: Waterkwaliteit - Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie - Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat, versie 2013

NEN-ISO 5663

NEN-ISO 5663:1993: Water - Bepaling van het gehalte aan Kjeldahl-stikstof - Methode na mineralisatie met seleen, versie 1993

JJJJJJ

Bijlage 2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 2 Aanwijzing en begrenzing werkingsgebiedenwerkings- en beperkingengebieden

Voor de Waterschapsverordening is een set kaarten vastgesteld, welke online zijn te raadplegen en die zijn opgenomen in bijlage 4. Deze kaarten worden gebruikt om werkingsgebieden voor bepaalde regels aan te geven. Door met kaarten te werken, zorgen we ervoor dat we de regels alleen dáár van toepassing zijn, waar ze ook echt noodzakelijk zijn.

De werkingsgebiedenbeperkingengebieden zijn beschreven in de artikelen van deze waterschapsverordening. Onderstaande tabel geeft de werkingsgebiedenwerkings- en beperkingengebieden die genoemd zijn in deze waterschapsverordening weer.

Tabel: werkingsgebiedenwerkings- en beperkingengebieden genoemd in deze waterschapsverordening

Naam gebied

Beheergebied Waterschap Rivierenland

Waterstaatswerk primaire waterkering, afgekort: primaire waterkering

Waterstaatswerk regionale waterkering, afgekort: regionale waterkering

Waterstaatswerk overige waterkering, afgekort: overige waterkering

Waterstaatswerk primair oppervlaktewaterlichaam, afgekort: primair water

Waterstaatswerk secundair oppervlaktewaterlichaam, afgekort: secundair water

Waterstaatswerk tertiair oppervlaktewaterlichaam, afgekort: tertiair water

Waterstaatswerk primair oppervlaktewaterlichaam met boezemfunctie, afgekort: boezemwater

Waterstaatswerk bergingsgebied, afgekort: bergingsgebied

Beschermingszone primaire waterkering

Beschermingszone regionale waterkering

Beschermingszone overige waterkering

Buitenbeschermingszone primaire waterkering

Beschermingszone primair oppervlaktewaterlichaam, afgekort: beschermingszone primair water

Beschermingszone secundair oppervlaktewaterlichaam, afgekort: beschermingszone secundair water

Beschermingszone tertiair oppervlaktewaterlichaam, afgekort: beschermingszone tertiair water

Gebiedsontsluitingsweg in beheer bij het waterschap, afgekort: gebiedsontsluitingsweg

Erftoegangsweg in beheer bij het waterschap, afgekort: erftoegangsweg

Fietspad in beheer bij het waterschap, afgekort: fietspad

Voetpad in beheer bij het waterschap, afgekort: voetpad

Aangewezen oppervlaktewaterlichaam:

a.Lingea. Linge (mond Kanaal van Steenenhoek tot Boven Merwede)

b.Merwedekanaal

b. Merwedekanaal

c.Havenc. Haven te Vianen

Vaarwegen

Alm en Biesbosch

Vijfheerenlanden

Alblasserwaard

Water met specifieke natuurdoelen

Natuurvriendelijke oever

Keringen Slaperdijk te Kesteren en Meidijk te Zuilichem, afgekort: Slaperdijk en Meidijk

Naast de werkingsgebiedenwerkings- en beperkingengebieden die in deze waterschapsverordening vastgesteld worden, wordt ook aan andere soorten gebieden gerefereerd. Dit zijn:

Tabel: aanvullende gebieden genoemd in deze waterschapsverordening

Naam gebied

Omschrijving

Giessenzoom

Dit werkingsgebied is in een eerder besluit door het waterschap vastgesteld.

BinnenBuiten-Giessen

Dit werkingsgebied is in een eerder besluit door het waterschap vastgesteld.

Buiten- en gedeelte Binnen-Giessen

Dit werkingsgebied is in een eerder besluit door het waterschap vastgesteld.

 
 

Provinciegrens

Provinciegrenzen worden door het Rijk vastgesteld.

Bebouwde komgrens

De actuele bebouwde komgrens uit de TOP10NL volgen we op de kaart in de waterschapsverordening.

Gebieden met natuurdoelen

Deze werkingsgebieden omvatten de NNN (Natuur Netwerk Nederland) en de Natura2000 gebieden, deze worden aangewezen in een provinciaal besluit.

KKKKKK

Bijlage 4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage 4 Overzicht Geografische Informatieobjecten

Beheergebied Waterschap Rivierenland (afgekort: beheergebied)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/c27407d2-a320-42db-85a8-eb896b2204fc/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/c27407d2-a320-42db-85a8-eb896b2204fc/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone overige waterkering

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ca19e1c0-f785-49b1-89f7-73c565d54fd5/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ca19e1c0-f785-49b1-89f7-73c565d54fd5/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone primair oppervlaktewaterlichaam - noord (afgekort: primair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/41831284-e275-42c3-9148-17a27012cc12/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/41831284-e275-42c3-9148-17a27012cc12/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone primair oppervlaktewaterlichaam - west (afgekort: primair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/80318a33-0281-469d-8104-5fd687f2cbb6/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/8cce0fe2-727f-44d5-b642-7cdb3b161913/nld@2023‑10‑16;1

Beschermingszone primair oppervlaktewaterlichaam - west (afgekort: primair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/8cce0fe2-727f-44d5-b642-7cdb3b161913/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/80318a33-0281-469d-8104-5fd687f2cbb6/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone primair oppervlaktewaterlichaam - zuid (afgekort: primair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/73559c56-9149-4a7a-8216-6987d9d26568/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/73559c56-9149-4a7a-8216-6987d9d26568/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone primaire waterkering

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/fd9b7a1d-fdb0-4fe6-85e6-00f87e162d35/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/fd9b7a1d-fdb0-4fe6-85e6-00f87e162d35/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone regionale waterkering

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/34d8bab5-af17-4c23-9aed-d064054ecd5a/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/34d8bab5-af17-4c23-9aed-d064054ecd5a/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone secundair oppervlaktewater - oost (afgekort: beschermingszone secundair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ecfea274-e509-480e-abef-e9cd255935b1/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ecfea274-e509-480e-abef-e9cd255935b1/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone secundair oppervlaktewaterlichaam - noord (afgekort: beschermingszone secundair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f189cf58-9ba3-48db-ad94-cf9b14cb3e06/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f189cf58-9ba3-48db-ad94-cf9b14cb3e06/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone secundair oppervlaktewaterlichaam - west (afgekort: beschermingszone secundair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/426662f0-b033-4d59-a3af-4caafda4f304/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/426662f0-b033-4d59-a3af-4caafda4f304/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone secundair oppervlaktewaterlichaam - zuid (afgekort: beschermingszone secundair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/149e237f-502d-4495-a483-30e278a953d1/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/149e237f-502d-4495-a483-30e278a953d1/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone Slaperdijk te Kesteren en Meidijk te Zuilichem (afgekort: beschermingszone Slaperdijk en Meidijk)

/join/id/regdata/ws0621/2024‑04‑02/bbe2cce2-0c4e-463f-b2f8-dcac8645c6bf/nld@2024‑04‑02;1

/join/id/regdata/ws0621/2024‑04‑02/bbe2cce2-0c4e-463f-b2f8-dcac8645c6bf/nld@2024‑04‑26;2

Beschermingszone tertiair oppervlaktewaterlichaam (afgekort: beschermingszone tertiair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/2c0a4282-92d5-4def-af74-0a88a0a90559/nld@2023‑10‑16;1

Buiten en een gedeelte van de binnen Giessen (afgekort: buiten en binnen Giessen)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/300761fd-a380-4263-a94c-87e437b744e2/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/300761fd-a380-4263-a94c-87e437b744e2/nld@2024‑04‑26;2

Buitenbeschermingszone primaire waterkering

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/285e3841-2d9c-4c8a-a312-f6d62a8bbef7/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/285e3841-2d9c-4c8a-a312-f6d62a8bbef7/nld@2024‑04‑26;2

Erftoegangsweg in beheer bij het waterschap - beplantingsvrij (afgekort: erftoegangsweg - beplantingsvrij)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/960af36c-b1c0-4363-a952-96a709916dcf/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/960af36c-b1c0-4363-a952-96a709916dcf/nld@2024‑04‑26;2

Erftoegangsweg in beheer bij het waterschap - obstakelvrij (afgekort: erftoegangsweg - obstakelvrij)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/339ce431-18c0-48b3-8fbb-a26d997cbde0/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/339ce431-18c0-48b3-8fbb-a26d997cbde0/nld@2024‑04‑26;2

Erftoegangsweg in beheer bij het waterschap - rijbaan (afgekort erftoegangsweg - rijbaan)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/a383a941-8990-4207-9af6-e9e4a2e65dfe/nld@2023‑12‑12;2

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/a383a941-8990-4207-9af6-e9e4a2e65dfe/nld@2024‑04‑26;3

Fiets- of voetpad in beheer bij het waterschap - beplantingsvrij (afkorting: fiets- of voetpad - beplantingsvrij)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/cff01c32-23f9-4ce5-8206-01839eba2eac/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/cff01c32-23f9-4ce5-8206-01839eba2eac/nld@2024‑04‑26;2

Fiets- of voetpad in beheer bij het waterschap - obstakelvrij (afkorting: fiets- of voetpad - obstakelvrij )

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ce581e2e-029e-4d91-a976-d63b1f0e06c3/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ce581e2e-029e-4d91-a976-d63b1f0e06c3/nld@2024‑04‑26;2

Fiets- of voetpad in beheer bij het waterschap - rijbaan (afkorting: fiets- of voetpad - rijbaan)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/306738bb-1f32-4661-9237-663b4d3cdaa6/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/306738bb-1f32-4661-9237-663b4d3cdaa6/nld@2024‑04‑26;2

Gebied - binnen bebouwde kom

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/d4a900e3-e758-479b-b017-afc78a049347/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/d4a900e3-e758-479b-b017-afc78a049347/nld@2024‑04‑26;2

Gebied - buiten bebouwde kom

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/8dd866e1-2bf2-4222-a19f-9e0ee29341dc/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/8dd866e1-2bf2-4222-a19f-9e0ee29341dc/nld@2024‑04‑26;2

Gebied waar bij calamiteiten regels gelden voor grondwater onttrekken

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/a306d0f5-438f-4d3f-91c8-4b9abf6cae24/nld@2023‑10‑16;1

Gebied waar bij calamiteiten regels gelden voor lozen oppervlaktewater

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/fde745c8-a6c2-4c26-828c-b1a4e88822a2/nld@2023‑10‑16;1

Gebied waar bij calamiteiten regels gelden voor onttrekken oppervlaktewater

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/23fb3d87-cc07-48bf-adc1-8e11682b464e/nld@2023‑10‑16;1

Gebied waar bij calamiteiten regels gelden voor water in de bodem brengen

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/81da7d32-2dc9-458e-a019-b688eee162fe/nld@2023‑10‑16;1

Gebied waar bij overige calamiteiten regels gelden

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/6585d9a1-8904-4476-89c1-e732e2859f9f/nld@2023‑10‑16;1

Gebiedsontsluitingsweg in beheer bij het waterschap - beplantingsvrij (afgekort: gebiedsontsluitingsweg-beplantingsvrij)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ea649a2d-b71e-49ae-b034-58b01d920348/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ea649a2d-b71e-49ae-b034-58b01d920348/nld@2024‑04‑26;2

Gebiedsontsluitingsweg in beheer bij het waterschap - obstakelvrij (afgekort: gebiedsontsluitingsweg-obstakelvrij)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/dce9bc6a-5127-4700-b4de-1bd6eb3bea64/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/dce9bc6a-5127-4700-b4de-1bd6eb3bea64/nld@2024‑04‑26;2

Gebiedsontsluitingsweg in beheer bij het waterschap - rijbaan (afgekort: gebiedsontsluitingsweg-rijbaan)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/b840012c-42f3-4900-b3fd-c5f64a1dd2a2/nld@2023‑12‑12;2

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/b840012c-42f3-4900-b3fd-c5f64a1dd2a2/nld@2024‑04‑26;3

Giessenzoom

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/a5445f5a-d2ca-49f6-9315-955f4e630a76/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/a5445f5a-d2ca-49f6-9315-955f4e630a76/nld@2024‑04‑26;2

Natuurvriendelijke oever

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/34e55fb8-ef1c-4e60-a461-1567a5fb237a/nld@2023‑10‑16;1

Overige weg in beheer bij het waterschap - onverhard (afgekort: overige weg - onverhard)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/dfb6b99f-dc6f-42b0-ad02-d8cd3fc9b7f5/nld@2023‑10‑16;1

Profiel van vrije ruimte

/join/id/regdata/ws0621/2024‑04‑26/4a5269a5-a24c-4975-b66f-aade73aff882/nld@2024‑04‑26;1

Provincie Gelderland

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/d8bf6974-b3a6-4429-a649-adf29ab5c3a7/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/d8bf6974-b3a6-4429-a649-adf29ab5c3a7/nld@2024‑04‑26;2

Provincie Noord-Brabant

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/896e2fe6-4446-470e-a3cd-efe28ab8bd89/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/896e2fe6-4446-470e-a3cd-efe28ab8bd89/nld@2024‑04‑26;2

Provincie Utrecht

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/1e27ad81-6974-41d1-b2e6-e9488d1c59e7/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/1e27ad81-6974-41d1-b2e6-e9488d1c59e7/nld@2024‑04‑26;2

Provincie Zuid-Holland

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/742b08a5-128d-4115-89d8-6c700f5a4c70/nld@2023‑10‑16;1

Specifieke toekomstige ontwikkelingen

/join/id/regdata/ws0621/2024‑04‑02/2518b522-18d9-4420-ba7f-2c2b8fe149f7/nld@2024‑04‑02;1

Stroomgebied Alblasserwaard

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/e968175d-79c4-455c-ac50-c513e4c2ee12/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/e968175d-79c4-455c-ac50-c513e4c2ee12/nld@2024‑04‑26;2

Stroomgebied Alm en Biesbosch

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f9cfd6d7-01e2-4d32-8c1f-9048f2d2bfc9/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f9cfd6d7-01e2-4d32-8c1f-9048f2d2bfc9/nld@2024‑04‑26;2

Stroomgebied Betuwe

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/156bebc8-f5c4-4575-9c73-0cd2a050fb19/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/156bebc8-f5c4-4575-9c73-0cd2a050fb19/nld@2024‑04‑26;2

Stroomgebied Bommelerwaard

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/37eb2d53-1db6-447a-a815-8c01a387ad49/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/37eb2d53-1db6-447a-a815-8c01a387ad49/nld@2024‑04‑26;2

Stroomgebied Buitenpolders

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/35c2df8e-a880-4df9-bc86-4e7306809af6/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/35c2df8e-a880-4df9-bc86-4e7306809af6/nld@2024‑04‑26;2

Stroomgebied Groesbeek en Ooijpolder

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/0a9cf1d8-cadc-40b9-b415-6007de7426eb/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/0a9cf1d8-cadc-40b9-b415-6007de7426eb/nld@2024‑04‑26;2

Stroomgebied Land van Maas en Waal

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/76c1039e-e3f4-42e9-a7ea-355221dac0b1/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/76c1039e-e3f4-42e9-a7ea-355221dac0b1/nld@2024‑04‑26;2

Stroomgebied Lek en Linge

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/cd9d72f4-b622-40dc-b2fa-1d8ab4ca5419/nld@2023‑12‑12;2

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/cd9d72f4-b622-40dc-b2fa-1d8ab4ca5419/nld@2024‑04‑26;3

Stroomgebied Linge

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/22294260-fbb4-493d-9bde-f31261f7d8f9/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/22294260-fbb4-493d-9bde-f31261f7d8f9/nld@2024‑04‑26;2

Stroomgebied Tielerwaard

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f166ce2a-e934-4e67-8937-adc8dd2e0da7/nld@2023‑12‑12;2

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f166ce2a-e934-4e67-8937-adc8dd2e0da7/nld@2024‑04‑26;3

Stroomgebied Vijfheerenlanden

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/0278ed01-8a17-4dc9-96e5-5d19e69683f6/nld@2023‑12‑12;2

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/0278ed01-8a17-4dc9-96e5-5d19e69683f6/nld@2024‑04‑26;3

Vaargeul Giessen

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/3c0ccb07-e48a-4417-9634-504acbb83064/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/3c0ccb07-e48a-4417-9634-504acbb83064/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg aangewezen

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/971353cf-05f6-4f3f-8338-e7da3af98a29/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/971353cf-05f6-4f3f-8338-e7da3af98a29/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Bakkerskil

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/860cb07a-3257-49f9-890a-0b543b3743e6/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/860cb07a-3257-49f9-890a-0b543b3743e6/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Beuningseplas

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f2104999-7fa3-42c2-a1ff-e8be9f782662/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f2104999-7fa3-42c2-a1ff-e8be9f782662/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Buiten-Giessen

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/3b1a65a2-d117-433d-b850-33ec86203462/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/3b1a65a2-d117-433d-b850-33ec86203462/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Giessen

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/c4b6b7b8-f36f-4717-9947-c782d212e076/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/c4b6b7b8-f36f-4717-9947-c782d212e076/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Kanaal van Steenenhoek

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/3b07b80c-bad6-4025-9989-0288aa64965e/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/3b07b80c-bad6-4025-9989-0288aa64965e/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Korne

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/1950e8a4-24a4-4dc6-aa57-de68202a6968/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/1950e8a4-24a4-4dc6-aa57-de68202a6968/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Lage Boezem Nederwaard

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/b8459a03-7374-4e78-9b6d-7c7027b5a391/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/b8459a03-7374-4e78-9b6d-7c7027b5a391/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Lage Boezem Overwaard

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/25d3e5e9-8e00-4a86-9702-8eebee193a8a/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/25d3e5e9-8e00-4a86-9702-8eebee193a8a/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Linge Arkel Leerdam

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/98bcfd33-e288-4bbd-85ed-d12c4bd7f6a9/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/98bcfd33-e288-4bbd-85ed-d12c4bd7f6a9/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Linge gekanaliseerd

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/e8bc9555-1755-4cdb-aaa4-27152e68be75/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/e8bc9555-1755-4cdb-aaa4-27152e68be75/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Linge Geldermalsen Korne

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/8181d710-7496-4ece-9078-7284d23e8949/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/8181d710-7496-4ece-9078-7284d23e8949/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Linge Leerdam Geldermalsen

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ce1d2d8c-096c-460e-93e9-b7a05abc3d95/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/ce1d2d8c-096c-460e-93e9-b7a05abc3d95/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Lingemeer

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/9cfca094-7463-4caa-a0c4-edd8bf98d21f/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/9cfca094-7463-4caa-a0c4-edd8bf98d21f/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Merwedekanaal

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/0736e086-e882-43a2-a3d0-a145695c8083/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/0736e086-e882-43a2-a3d0-a145695c8083/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Verbindingskanaal

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f58c484b-c95f-4cfc-9cd5-502b2e5d4f1e/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/f58c484b-c95f-4cfc-9cd5-502b2e5d4f1e/nld@2024‑04‑26;2

Vaarweg Waterschap

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/b2a98f7a-212c-4ecd-a4b6-6397d9aadb21/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/b2a98f7a-212c-4ecd-a4b6-6397d9aadb21/nld@2024‑04‑26;2

Water met specifieke natuurdoelen

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/89ad3a2c-4e71-4127-997f-0351c2d6169b/nld@2023‑10‑16;1

Waterstaatswerk bergingsgebied (afgekort: bergingsgebied)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/61123929-91eb-408c-afd0-16a9adaacb7d/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/61123929-91eb-408c-afd0-16a9adaacb7d/nld@2024‑04‑26;2

Waterstaatswerk oppervlaktewaterlichaam aangewezen (afgekort: aangewezen water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/1f49881c-6907-4e6c-b62b-16848dcdb749/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/1f49881c-6907-4e6c-b62b-16848dcdb749/nld@2024‑04‑26;2

Waterstaatswerk overige waterkering (afgekort: overige waterkering)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/e7d6452c-0b6c-4582-b72a-ada07cca8af6/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/e7d6452c-0b6c-4582-b72a-ada07cca8af6/nld@2024‑04‑26;2

Waterstaatswerk primair oppervlaktewaterlichaam (afgekort: primair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/70369723-cc4d-413e-8700-d2f4b1ce836a/nld@2023‑12‑12;2

Waterstaatswerk primair oppervlaktewaterlichaam met boezemfunctie (afgekort: boezemwater)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/b655e628-be82-41e1-9f1a-c0a091818fb2/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/b655e628-be82-41e1-9f1a-c0a091818fb2/nld@2024‑04‑26;2

Waterstaatswerk primaire waterkering (afgekort: primaire waterkering)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/dd80f2e9-6d4a-4483-b0ea-cc39f680421a/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/dd80f2e9-6d4a-4483-b0ea-cc39f680421a/nld@2024‑04‑26;2

Waterstaatswerk regionale waterkering (afgekort: regionale waterkering)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/4086e5d8-6622-42aa-8258-de86623a9097/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/4086e5d8-6622-42aa-8258-de86623a9097/nld@2024‑04‑26;2

Waterstaatswerk secundair oppervlaktewaterlichaam (afgekort: secundair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/c3430022-4f5f-4f96-bde0-ccee3b48f9c5/nld@2023‑10‑16;1

Waterstaatswerk tertiair oppervlaktewaterlichaam - noord (afgekort: tertiair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/45e1eea3-68a5-438a-a79e-088a6002b29c/nld@2023‑10‑16;1

Waterstaatswerk tertiair oppervlaktewaterlichaam - oost (afgekort: tertiair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/1b9c49f7-1ecb-4e98-83fb-d13c625829b4/nld@2023‑10‑16;1

Waterstaatswerk tertiair oppervlaktewaterlichaam - west (afgekort: tertiair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/40733cd6-e54c-40cc-9798-44f34abd1b85/nld@2023‑10‑16;1

Waterstaatswerk tertiair oppervlaktewaterlichaam - zuid (afgekort: tertiair water)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/99f6b5ff-3d4a-41b3-b8d7-21f4b2c90364/nld@2023‑10‑16;1

Waterstaatswerk waterkeringen Slaperdijk te Kesteren en Meidijk te Zuilichem (afgekort: Slaperdijk en Meidijk)

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/8edbb427-688b-429f-b7b4-c81eb5f79352/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/8edbb427-688b-429f-b7b4-c81eb5f79352/nld@2024‑04‑26;2

Zuiveringtechnisch werk

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/787d8905-99e5-4356-a4f3-85103b4191fe/nld@2023‑10‑16;1

/join/id/regdata/ws0621/2023‑10‑16/787d8905-99e5-4356-a4f3-85103b4191fe/nld@2024‑04‑26;2

LLLLLL

Algemene Toelichting wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Algemene Toelichting

1 Strekking, doelen en uitgangspunten

1.1 Strekking

Deze waterschapsverordening bevat de regels van het Waterschap Rivierenland over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de watersystemen, de zuiveringtechnische werken en de wegen die in beheer zijn bij Waterschap Rivierenland.

De waterschapsverordening berust op artikel 2.5 van de Omgevingswet en vervangt de keur en de algemene regels. Bovendien bevat de waterschapsverordening regels over lozingen. Lozingen waren eerst op het niveau van de centrale overheid geregeld.

1.2 Verbeterdoelen van de stelselherziening

De waterschapsverordening is onderdeel van de stelselherziening van het omgevingsrecht. De invoering van de waterschapsverordening draagt bij aan de landelijke verbeterdoelen van de Omgevingswet: een inzichtelijk omgevingsrecht, waarin de leefomgeving centraal staat, waarin ruimte is voor maatwerk en waarin besluitvorming over projecten sneller en beter verloopt.

1.3 Basisvariant van de waterschapsverordening

Voor Waterschap Rivierenland is de ambitie als volgt bepaald. Op 29 november 2019 heeft het algemeen bestuur besloten om de waterschapsverordening gefaseerd te ontwikkelen zodat deze gereed is om aan te sluiten op het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO). Daarbij is uitgegaan van een beleidsneutrale omzetting van de keur en algemene geregel in een zogeheten ‘basisvariant’ van de waterschapsverordening. Deze basisvariant houdt in dat de waterschapsverordening qua vorm en opzet volledig voldoet aan de uitgangspunten van de Omgevingswet, terwijl. Terwijl de veranderingen ten opzichte van de oude regels inhoudelijk beperkt zijn. Voor deze basisvariant is gekozen om de continuïteit en daarmee de betrouwbaarheid van de regels in de overgang naar het nieuwe stelsel te kunnen garanderen. In een volgende versie van de waterschapsverordening zullenworden wijzigingen en vereenvoudigingen worden doorgevoerd.

1.4 Decentralisatie van lozingen

Inhoudelijke veranderingen die wel zijn meegenomen, komen in de eerste plaats voort uit de decentralisatie van regelgeving. Regelgeving over lozingen zijn in de zogenoemde bruidsschat van Rijk naar de waterschappen gegaan. De regels uit de bruidsschat zijn verwerkt in hoofdstuk 3 van de waterschapsverordening. Daarmee is de bruidsschat volledig geïntegreerd in de waterschapsverordening. In paragraaf 2.3 Decentralisatie van de lozingen en bruidsschat van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan.

1.5 Activiteitgerichte opbouw

Een tweede verandering in vergelijking met de huidige keur van Waterschap Rivierenland is de opzet van de waterschapsverordening. De waterschapsverordening is activiteitgericht opgebouwd. Hiermee is het accent verlegd naar het perspectief van burgers en bedrijven. De oude objectgerichte benadering van de keur wordt daarmee verlaten. De regels zijn verbonden aan de verschillende activiteiten die burgers en bedrijven willen verrichten in plaats van regels te koppelen aan de waterstaatswerken. Dat betekent dat de verschillende hoofdstukken en paragrafen zijn geordend naar alle relevante activiteiten. Daarbij is een clustering van activiteiten gehanteerd die aansluit bij de terminologie van de Omgevingswet.

1.6 Transparant gebruik van doelen

De regels zijn zo gemaakt dat te zien is uit welk algemeen belang ze voortkomen. De regels staan rechtstreeks in verband met de taken van het waterschap en de doelen die in de waterschapsverordening zijn omschreven.

Bij het vaststellen van de doelen van regels voor activiteiten is gebruik gemaakt van een landelijke ‘doelenboom’ die voor de implementatie van de Omgevingswet is ontwikkeld. Tabel 1 laat een vereenvoudigde versie van de doelenboom zien. Per activiteit die in de waterschapsverordening is opgenomen, is in de doelenboom aangegeven op welke doelen deze activiteit van invloed kan zijn. In de waterschapsverordening zijn de doelen bij elke afdeling in een apart artikel opgenomen bij de regels.

Tabel 1, vereenvoudigde versie doelenboom

Algemene doelen (wettelijke taken Waterschap Rivierenland)

Specifieke doelen

Beschermen tegen overstroming

Keren van water

 

Beperken gevolgen overstroming

Voldoende water, niet te veel en niet te weinig

Vasthouden van water

 

Bergen van water

 

Aan- en afvoeren van water

 

Reguleren van het waterpeil

 

(Be)sparen van water

 

Beperken gevolgen wateroverlast en tekort

Schoon en gezond water

Beschermen kwaliteit grondwater

 

Beschermen kwaliteit oppervlaktewater

Maatschappelijke functies watersystemen

Varen, zwemmen, schaatsen, etc.

Zuivering en transport afvalwater

p.m. (niet in basisvariant waterschapsverordening)

Begaanbare en veilige wegen

In stand houden en verbeteren (vaar)wegen

Doordat de regels zijn gekoppeld aan de doelen die zij dienen, neemt de transparantie toe. De koppeling aan de diverse doelen van Waterschap Rivierenland (waterveiligheid, voldoende water, waterkwaliteit, enzovoort) leidt bovendien tot een meer integrale regelgeving. Door de tijd heen zijn er verschillen in regels ontstaan in delen van het beheergebied. Verschillen die niet meer uit te leggen zijn, zijn zoveel mogelijk opgeheven. Deze structuur vergroot de toegankelijkheid voor de burger en de toepasbaarheid door het waterschap.

1.7 Ja, mits-principe

Vanuit de doelenboom is de toelaatbaarheid van een groot deel van de activiteiten opnieuw bekeken. De regels voor de activiteiten zijn in de waterschapsverordening gebaseerd op het ‘ja-mits’ principe: een activiteit mag met een melding aan het bestuur van het waterschap worden verricht. Hierbij moet wel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. In andere gevallen komt de vergunningplicht om de hoek kijken. In lijn met het instrumentarium van de Omgevingswet heeft dit geleid tot regels die variëren van een zorgplicht, een inhoudelijke regel of een informatieplicht, tot een maatwerkvoorschrift, een meldplichtmeldingsplicht of een omgevingsvergunningplicht en in enkele gevallen een absoluut verbod. Het krijgen van een vergunning voor een activiteit betekent dat er ook nog andere verplichtingen van toepassing kunnen zijn. Dit kan bijvoorbeeld inhouden overleg met of toestemming van een (grond)eigenaar, maar ook bijvoorbeeld het doen van een KliC-melding. Meer informatie is te vinden op de website van het kadaster (www.kadaster.nl). Ook zijn de regels van de rijksoverheid, de provincies en gemeenten van toepassing. Behalve een vergunning van het waterschap kan er een vergunning of melding nodig zijn van of bij een andere overheid.

1.8 Digitalisering

Nieuw is dat de regels over activiteiten zijn gekoppeld aan geometrisch aangewezen en begrensde werkingsgebieden die in bijlage 2 van de verordening zijn opgenomen. De werkingsgebieden kunnen ook worden aangeklikt op een digitale kaart voor burgers en bedrijven. Deze digitalisering is onderdeel van het landelijke Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Daarin wordt ook de regelgeving van Rijk, provincie, gemeenten en andere waterschappen digitaal ontsloten.

De digitalisering van de waterschapsverordening in het DSO moet zorgen voor een verbeterde dienstverlening aan burgers en bedrijven. Door zogenoemde toepasbare regels wordt de juridische tekst van de verordening toegankelijk gemaakt aan de hand van vragen. Deze vragen leiden de burger naar de juridische regels die op hun activiteit en locatie van toepassing zijn. Zo kan een gebruiker eenvoudig nagaan of een activiteit op een bepaalde locatie is toegestaan. Of dat zedeze een melding moetenmoet doen of een vergunning moetenmoet aanvragen. Ook zien zeziet men aan welke algemene regels eventueel moet worden voldaan.

1.9 Opbouw van deze toelichting

Het algemeen deel van deze toelichting gaat eerst in op (Hoofdstuk 2) de verhouding tot het stelsel van de Omgevingswet waarbinnen de waterschapsverordening zal werken, (Hoofdstuk 3) de werkingssfeer van de verordening en (Hoofdstuk 4) de verhouding tot andere instrumenten van het waterschap onder de Omgevingswet. Vervolgens wordt (Hoofdstuk 5) de inhoud van de verordening op hoofdlijnen beschreven met aandacht voor de belangrijkste wijzigingen. Tot slot (Hoofstuk 6) is er aandacht voor de voorbereiding en de uitvoering van de waterschapsverordening.



2 Verhouding tot het stelsel van de Omgevingswet

2.1 Taken en verantwoordelijkheden

De waterschapsverordening is gebaseerd op artikel 2.5 van de Omgevingswet. Op grond van dat artikel stelt het algemeen bestuur van het waterschap één waterschapsverordening vast waarin regels over de fysieke leefomgeving worden opgenomen. Anders dan de keur is de waterschapsverordening dus niet vastgesteld met gebruik van de autonome verordenende bevoegdheid in de zin van de Waterschapswet, maar worden de regels gesteld in medebewind op basis van de Omgevingswet. De Omgevingswet stelt daarbij uitdrukkelijke regels over de gebruikte instrumenten, zoals algemene regels, maatwerkvoorschriften of verboden om activiteiten te verrichten zonder omgevingsvergunning, zonder melding, zonder het leveren van informatie of in absolute zin. De Omgevingswet regelt ook wie het bevoegd gezag is voor deze meldingen, maatwerkvoorschriften en omgevingsvergunningen. In de regel zalis dat voor deze waterschapsverordening het dagelijks bestuur van het waterschap zijn.

2.2 Instructieregels van het Rijk en van de provincies Gelderland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Utrecht

Bij de vaststelling van de waterschapsverordening spelen instructieregels een rol. Voor zover hier van belang zijn dat enkele regels van het Rijk (vastgesteld in hoofdstuk 6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving) of van de Provincie Gelderland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Utrecht (Omgevingsverordening) die gaan over de inhoud of de motivering van de waterschapsverordening.

De Omgevingsverordeningen van de provincies, gebaseerd op de Omgevingswet, zijn nog niet allemaal vastgesteld. De huidige waterschapsverordening is getoetst aan het ontwerp van de Omgevingsverordeningen.

2.3 Decentralisatie van de lozingen en bruidsschat

Het beleid voor lozingen van stoffen was vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet centraal geregeld. De meeste algemene regels stonden in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het Rijk was van plan de lozingen decentraal te regelen. Daarmee zou tegemoet worden gekomen aan het uitgangspunt om maximaal regionaal maatwerk te kunnen leveren.

2.3 Decentralisatie van de lozingen en bruidsschat

Het beleid voor lozingen van stoffen was tot nu toe centraal geregeld.
De meeste algemene regels staan nu in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het Rijk was van plan de lozingen decentraal te regelen. Daarmee zou tegemoet worden gekomen aan het uitgangspunt om maximaal regionaal maatwerk te kunnen leveren. De Unie van Waterschappen en de organisaties voor de landbouwsector hebben zich er sterk voor gemaakt om in ieder geval de regels voor lozingen uit de land- en tuinbouw centraal te blijven regelen. Dit om het zogenaamde level-playing-field voor deze bedrijven in stand te houden. De lozingsregels voor de glastuinbouw, akkerbouw en veehouderij wordenzijn daarom, in ieder geval tot 2027, ondergebracht in het Besluit activiteiten leefomgeving.

Andere regels voor lozingen ‘verhuizen’zijn wel van het Rijk naar de waterschappen ‘verhuisd’. Hiervoor heeft het Rijk een Invoeringsbesluit opgesteld. Dit wordt ook wel de ‘bruidsschat’ genoemd. Met het invoeringsbesluit kunnen de lozingsregels rechtstreeks onderdeel uitmaken van de waterschapsverordening. Dit geldt als er bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog geen waterschapsverordening is vastgesteld.

In het najaar van 2021 is desondanks gekeken of de regels uit de bruidsschat een op een kunnen worden opgenomen in de waterschapsverordening van Waterschap Rivierenland. Onder de Omgevingswet verandert het begrip ‘lozen’. De lozingsregels gaan dan niet alleen over de kwaliteit van het water, maar ook over hoeveelheden te lozen water. In de huidige keur zijn hiervoor ook regels opgenomen. Beide typen regels zijn nu bij elkaar gebracht.

In het najaar van 2021 is desondanks gekeken of de regels uit de bruidsschat een op een kunnen worden opgenomen in de waterschapsverordening van Waterschap Rivierenland. Onder de Omgevingswet verandert het begrip ‘lozen’. De lozingsregels gaan straks niet alleen over de kwaliteit van het water, maar ook over hoeveelheden te lozen water. In de huidige keur zijn hiervoor ook regels opgenomen. Beide typen regels worden nu bij elkaar gebracht. In de bruidsschat wordt nog onderscheid gemaakt tussen aangewezen en niet-aangewezen oppervlaktewaterlichamen. Aangewezen oppervlaktewaterlichamen zijn grotere wateren in het beheergebied (over het algemeen boezemwateren). Voor deze wateren gelden minder strenge normen omdat ze groter zijn. Bij de niet-aangewezen oppervlaktewaterlichamen gelden strengere normen voor het lozen omdat deze wateren kleiner zijn. Wateren die zijn aangewezen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vallen ook onder de aangewezen wateren.

De regels voor lozen in de bruidsschat betreft een set van circa 20 onderwerpen, variërend van de algemene zorgplicht tot lozingen van huishoudelijk afvalwater en hemelwater, van lozingen bij grondwatersaneringen tot lozingen op zuiveringtechnische werken. Er spelen dus vele verschillende soorten belangen op het gebied van waterkwaliteitsbeheer, waterkwantiteitsbeheer en afvalwaterzuivering. De regels per activiteit uit de bruidsschat zijn in deze waterschapsverordening overgenomen.



3 Werkingssfeer

3.1 Watersystemen en onderdelen daarvan in beheer bij Waterschap Rivierenland

De waterschapsverordening is van toepassing in het beheergebied van Waterschap Rivierenland, voor zover het gaat over de watersystemen of onderdelen daarvan die in beheer zijn bij Waterschap Rivierenland. Wat onder watersysteem moet worden verstaan, vloeit voort uit de Omgevingswet, zoals dat eerder op basis van de Waterwet het geval was: een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken. Daarbij geldt dat oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken als waterstaatswerken worden aangemerkt. Welke watersystemen of onderdelen daarvan in beheer zijn bij Waterschap Rivierenland wordt bepaald bij provinciale verordening die gebaseerd is op artikel 2.18, tweede lid, van de Omgevingswet.

3.2 Geometrisch bepaalde werkingsgebieden concrete regels

De regels over activiteiten zijn steeds gekoppeld aan werkingsgebieden. Waar geen specifiek werkingsgebied is benoemd, geldt het hele beheergebied van Waterschap Rivierenland als werkingsgebied. Zie voor de uitwerking hiervan de toelichting bij artikel 1.1.2 en bij de artikelen 1.3.1 tot en met 1.3.4.

De digitalisering van de waterschapsverordening brengt nieuwe informatiebehoeften over de beheerobjecten van Waterschap Rivierenland met zich mee. Dit houdt vooral verband met aanwijzing en begrenzing van werkingsgebieden. In de waterschapsverordening worden de werkingsgebieden aangewezen en geometrisch begrensd. Werkingsgebieden zijn gebieden waarin bepaalde regels uit de verordening van toepassing zijn, zoals beperkingengebieden met betrekking tot waterkeringen of oppervlaktewaterlichamen.

Deze werkingsgebieden berustenzijn gebaseerd op informatie over de ligging van het waterstaatswerk zelf en over de beschermingszones die daarop aansluiten. Voor deze waterschapsverordening is een eenduidige naamgeving doorgevoerd, waardoor duidelijker. Daardoor is duidelijker benoemd welk onderdeel van het watersysteem wordt bedoeld. De wijze waarop beperkingengebieden vanvoor oppervlaktewaterlichamenwaterstaatswerken zijn onderverdeeld in verschillende zones is afgebeeld in Afbeelding 1. De onderverdeling van hetvoor wateren en beperkingengebied van waterkeringen in zones is afgebeeld in Afbeelding 2hieronder toegelicht.

Beperkingengebied wateren met beschermingszones

In de waterschapsverordening is de ligging van de wateren vastgelegd op basis van de Basiskaart Grootschalige Topografie (BGT). De contouren van een water worden begrensd door de boveninsteek. Dit valt samen met de waterdelen, ondersteunende waterdelen en rietlanden uit de BGT. De duikers en gemalen nemen we op als werkingsgebied water.

 Waterschapsverordening - toelichting - zonering bij oppervlaktewaterlichamen

Afbeelding 1, zonering bij oppervlaktewaterlichamen



Beschermingszones bij primaire wateren zijn bedoeld om onderhoud te kunnen uitvoeren aan de watergang. Ze zorgen er ook voor dat deze wateren toegankelijk blijven voor het uitvoeren van inspecties. Ten slotte zijn beschermingszones bedoeld om instabiele oevers te voorkomen. De beschermingszones liggen altijd aan beide kanten van een primair water. Zo verdelen we eerlijk de overlast die het onderhoud eventueel met zich mee brengt.

Met name bij particuliere tuinen binnen de bebouwde kom is onwenselijk dat een water vanaf beide kanten wordt onderhouden. Is het onderhoud vanaf de openbare weg mogelijk? Dan kan bij particuliere tuinen aan de andere kant van het water de beschermingszone smaller worden, namelijk één meter. Deze zone van één meter is nodig voor de stabiliteit van het talud. En om ruimte te hebben voor inspectie, handmatig onderhoud of reparatie. Ook bij varend onderhoud is de beschermingszone vaak teruggebracht tot één meter.

Beschermingszones bij secundaire wateren zijn bedoeld om deze wateren toegankelijk te houden om inspecties te kunnen uitvoeren. En om instabiele oevers te voorkomen. De beschermingszones liggen aan beide kanten van het water en zijn minimaal één meter breed. In sommige gevallen is de zonering breder.

De breedte van de beschermingszones bij wateren:

Categorie

Omvang werkingsgebied van de beschermingszones

Primair water

Variërend, minimaal 1 meter en afhankelijk van het gebied standaard 4 of 5 (Alblasserwaard en Vijfheerenlanden) of 7 (Korne) meter breed.

Primair water, zijnde boezem wateren waaronder de bevaarbare Linge

Vanaf de insteek van het water tot aan de buitenkruin van de kade / boezemkade.

Secundair water

Minimaal 1 meter breed.

Secundair water (bermsloten)

Minimaal 1 meter breed.

Tertiair water

geen

Tertiair water (bermsloten)

Minimaal 1 meter breed.



Beperkingengebied waterkeringen met beschermingszones

In de waterschapsverordening is de ligging van waterkeringen vastgelegd. Daarbij is de BGT niet gebruikt, omdat waterkeringen daarop niet zichtbaar zijn. Uitgangspunt voor de waterschapsverordening was de legger waterkeringen. Voor de stabiliteit van de waterkering loopt het werkingsgebied zowel binnendijks als buitendijks door vanaf de teen van de waterkering. Direct naast de waterkering liggen beschermingszones waar bepaalde activiteiten verboden zijn om bijvoorbeeld piping te voorkomen. Primaire waterkeringen hebben meestal ook een buitenbeschermingszone, omdat deze waterkeringen van groot belang zijn voor de waterveiligheid. De buitenbeschermingszone ligt direct naast de beschermingszone.

De uitgangspunten voor het bepalen van de zoneringen staan in de tabel hieronder. De beperkingen en werkingsgebieden van eerder vastgestelde waterkeringen blijven geldig en worden niet aangepast.

Werkingsgebied

Omvang werkingsgebied

Waterstaatswerk primaire waterkering

De begrenzing van het werkingsgebied is het waterstaatswerk + een zone van 4 meter vanaf de teenlijn van de legger.

Beschermingszone primaire waterkering

De breedte van deze beschermingszones kan verschillen. Binnendijks is deze afhankelijk van de teenlijn van het profiel van vrije ruimte, maar altijd minimaal 15 meter. Buitendijks is deze afhankelijk van de breedte van het voorland en benodigde bescherming tegen piping, maar zonder voorland altijd minimaal 20 meter. De beschermingszone sluit aan op het waterstaatswerk.

Buitenbeschermingszone primaire waterkering

Maximaal 150 meter vanaf de referentielijn van de legger. De buitenbeschermingszone vervalt waar de beschermingszone al 150 meter of meer is.

Profiel van vrije ruimte

Bij primaire keringen loopt het profiel van vrije ruimte tot 4 meter uit de binnen- en buitenteen. Bij regionale keringen is deze afstand 2 meter. Bij overige keringen hebben geen profiel van vrije ruimte. De hoogte van het profiel van vrije ruimte is met een profiellijn vastgesteld in de legger waterkeringen.

Waterstaatswerk regionale waterkering

De begrenzing van het werkingsgebied is het waterstaatswerk + een zone van 2 meter vanaf de teenlijn van de legger.

Beschermingszone regionale waterkering

De beschermingszone binnendijks is vastgesteld op een breedte van 15 meter. De beschermingszone buitendijks is minimaal 15 meter. Deze is groter als door omstandigheden meer ruimte nodig is.

Waterstaatswerk overige waterkering

De begrenzing van het werkingsgebied is het waterstaatswerk + een zone van 2 meter vanaf de teenlijn van de legger.

Beschermingszone overige waterkering

De beschermingszone is vastgesteld op 10 meter.



Waterschapsverordening - toelichting - zonering bij waterkeringen

Afbeelding 2, zonering bij waterkeringen



4 Verhouding tot andere regelingen

4.1 Delegatiesystematiek en delegatiebesluit

De Omgevingswet vereist dat de waterschapsverordening op elk moment actueel is. Dat maakt het nodig om parallel aan de voorbereiding van de waterschapsverordening een afzonderlijk delegatiebesluit op te stellen. Daarin benoemt het algemeen bestuur de onderdelen van de waterschapsverordening die het dagelijks bestuur kan wijzigen of aanvullen. Dat geldt niet voor de wezenlijke kenmerken van de verordening zoals de doelen van de regels of, op hoofdlijnen, welke activiteiten zij bestrijkt. Het geldt wel voor andersoortige onderwerpen, zoals de wijziging van beperkingengebieden. In de waterschapsverordening zelf komen dus geen delegatiegrondslagen voor.

Voorop staat dat de hoofdelementen van de waterschapsverordening door het algemeen bestuur worden vastgelegd. Regels van uitvoeringstechnische of administratieve aard, uitwerking van de details of van meet- en rekenvoorschriften, regels die vaak veranderd moeten worden en regels waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld, moeten echter ook door het dagelijks bestuur te stellen zijn. Dit zijn twee uitersten van een spectrum, waarop steeds voor concrete onderwerpen keuzes gemaakt kunnen worden in het delegatiebesluit.

4.2 Verhouding tot de onderhoudslegger

De keur bevatte in hoofdstuk 2 algemene onderhoudsverplichtingen voor waterstaatswerken. In de onderhoudslegger zijn de onderhoudsplichtigen van de waterstaatswerken genoemd. De onderhoudslegger is gebaseerd op artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

In het stelsel van de Omgevingswet mogen de onderhoudsplichten die voortvloeiden uit de keur en de legger niet in de waterschapsverordening worden opgenomen. Dit is bepaald in artikel 2.2 van het Omgevingsbesluit. Bij invoering van de waterschapsverordening zullen deze onderdelen van de keur daarom niet vervallen, maar op basis van de Waterschapswet blijven bestaan in de verordening onderhoudslegger.

4.3 Verhouding tot projectbesluit en vergunning eigen dienst

Onder de Waterwet is voor de aanleg of wijziging van waterstaatswerken door Waterschap Rivierenland een projectplan vereist. In de Omgevingswet wordt het projectplan vervangen door een projectbesluit. Een projectbesluit is voor het waterschap verplicht voor de aanleg en het wijzigen van primaire waterkeringen.

Voor de andere gevallen van aanleg en wijzigen van waterstaatswerken door het waterschap laat de Omgevingswet de keuze aan het waterschap. Het waterschap kan deze categorie vrijstellen, een projectbesluit of een vergunning eigen dienst voor schrijvenvoorschrijven.

Veel voorkomende onderhoudsactiviteiten van het waterschap zelf zijn als vrijstelling opgenomen in de waterschapsverordening. Voor het uitvoeren van beheer en onderhoud geldt nu en onder de waterschapsverordening geen vergunningvereiste voor het waterschap.



5 Hoofdlijnen van de inhoud

5.1 Indeling

De waterschapsverordening bestaat uit zeven hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat algemene bepalingen over begrippen, toepassingsbereik en enkele algemene onderwerpen die relevant zijn voor de gehele verordening zoals de specifieke zorgplicht. Deze zorgplicht geldt altijd, dus ook naast bijvoorbeeld een meldplichtmeldingsplicht of vergunningplicht. De hoofdstukken 2 tot en met 6 zijn gewijd aan regels over activiteiten. Daarbij is de aard van de activiteiten bepalend.

Hoofdstuk 2 bevat regels over activiteiten die de werking, de samenhang en de kwaliteit raken van het watersysteem als zodanig (systeemactiviteiten). Dit betreft het wijzigen van waterstaatswerken zoals bijvoorbeeld het dempen of het graven van water en de aanleg van een natuurvriendelijke oever. In dit hoofdstuk is ook het aanleggen, aanpassen, vervangen en hebben van een uitweg naar een openbare weg in beheer bij het waterschap geregeld.

Hoofdstuk 3 gaat over lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringtechnische werk. Het gaat zowel om de kwantiteit als de kwaliteit van het water.

Hoofdstuk 4 gaat over wateronttrekkingsactiviteiten met betrekking tot oppervlaktewater of grondwater en over infiltreren.

De hoofdstukken 5 en 6 gaan over activiteiten met betrekking tot waterstaatswerken en wegen. De activiteiten zijn als volgt onderverdeeld:

Hoofdstuk 5: uitvoeren van werkzaamheden of andere activiteiten (bodemonderzoek en boringen, wegwerkzaamheden, het houden van een evenement op een weg, varen en afmeren, visactiviteiten en explosief materiaal),

Hoofdstuk 6: aanleggen, hebben, aanpassen of verwijderen van een object of beplanting (steigers, terrassen en vlonders, beschoeiingen, damwanden, dammen met duikers en frontmuren, bruggen, anti-worteldoek, beplanting, kabels en leidingen, schuttingen en hekken, veekerende afrasteringen, het houden van dieren, het plaatsen van (bouw)materiaal, bouwwerkzaamheden, aanbrengen van verharding, het plaatsen en verwijderen van (andere) objecten),

Hoofdstuk 7 bevat slotbepalingen.

De bijlagen bij de waterschapsverordening bevatten de begripsbepalingen voor begrippen en NEN-normen (bijlage 1), de benoeming, aanwijzing en geometrische begrenzing van werkingsgebieden (bijlage 2) en voorbeeldtekeningen bij de waterschapsverordening (bijlage 3). Bijlagen vormen een integraal onderdeel van de juridische tekst.

5.2 Belangrijkste wijzigingen

De inhoudelijke veranderingen komen vooral voort uit de decentralisatie van regelgeving over lozingen van Rijk naar de waterschappen. Bovendien wordt ten opzichte van de huidige keur gebruik gemaakt van moderne inzichten over wetgeving. Dat houdt in dat historisch ontstane verschillen worden opgeheven. Nieuwe technieken die worden gebruikt, zijn toegevoegd. En de regels zijn beter en duidelijker geformuleerd.

De wijzigingen zijn beperkt tot wat haalbaar was binnen de basisvariant van de waterschapsverordening. In een volgende variant kan worden overwogen of en waar eventuele verdere aanpassingen gewenst en haalbaar zijn.

De voornaamste inhoudelijke wijzigingen zijn hieronder toegelicht.

  • 1.

    In de hele verordening worden de begrippen primair, secundair en tertiair oppervlaktewaterlichaam gebruikt. Deze termen zijn afkomstig uit de Aquo-standaard. De Aquo-standaard (Aquo) is de Nederlandse standaard voor het uitwisselen van gegevens binnen de watersector. Aquo maakt het mogelijk om op een uniforme manier gegevens uit te wisselen tussen partijen die betrokken zijn bij het waterbeheer en draagt daarmee bij aan een kwaliteitsverbetering van het waterbeheer. In de verordening is in de voorwaarden en voorschriften bij een artikel de term ‘oppervlaktewaterlichaam’ over het algemeen vervangen door de term ‘water’.

  • 2.

    (Hoofdstuk 3) Een aantal lozingen die nu nogvóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet door het Rijk zijnwaren gereguleerd, zijn opgenomen in de waterschapsverordening. Het gaat om bepaalde lozingen op het oppervlaktewater, op afvalwaterzuiveringen en op afvalwatertransportsystemen. De Rijksregels maken onderscheid tussen grotere en kleinere oppervlaktewateren waarop wordt geloosd. Voor de grotere, zoals de meren en plassen, gelden iets lichtere eisen. De waterkwaliteit hiervan valt echter onder de directe werking van de Kaderrichtlijn Water. Tegelijk vinden in de praktijk weinig lozingen plaats op deze wateren. Daarom wordenzijn de strengere eisen voor de kleine wateren in de waterschapsverordening van toepassing voorop het gehele gebied van Waterschap Rivierenland.

  • 3.

    Bergingsgebieden zijn zowel in de legger van het waterschap als door de gemeente (bestemmingsplan/omgevingsplan) aangewezen om tijdelijk water op te slaan. Binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland liggenzijn vooralsnog geen bergingsgebieden die ook in het bestemmingsplan of omgevingsplan zijn opgenomen. Het is de bedoeling dat het waterschap daarover in overleg gaat met gemeenten om ervoor te zorgen dat onze bergingsgebieden ook in de ruimtelijke plannen van de gemeenten worden opgenomen.

  • 4.

    Waterschap Rivierenland beheert een groot aantal wegen en paden in met name het westelijk gedeelte van het beheergebied Waterschap Rivierenland. De bestaande regels over wegen in de keur van Waterschap Rivierenland wordenzijn zoveel mogelijk beleidsneutraal omgezet naar de waterschapsverordening. Waar mogelijk zijn de regels geharmoniseerd en vereenvoudigd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de lengte van een duiker onder een uitweg. Een aantal regels komtis onder de zorgplicht komen te vallen. De Omgevingswet voegt aanvullende taken aan de waterschappen toe met betrekking tot de geluidsproductie van wegen. In de basisvariant van de waterschapsverordening zijn hiervoor nog geen specifieke regels opgenomen.

5.3 Overgangsrecht

Het overgangsrecht voor de invoering van de waterschapsverordening is geregeld in hoofdstuk 4 van de Invoeringswet Omgevingswet. In artikel 4.1, artikel 4.3, artikel 4.4, artikel 4.5, artikel 4.13 en artikel 4.14 is voorzien in de overgang van lopende procedures en wat de consequenties zijn van het vervallen van vergunningplichten of het ontstaan van nieuwe vergunningplichten. Werken die overeenkomstig de huidige regels zijn gerealiseerd, mogen op grond van het overgangsrecht in de waterschapsverordening in stand blijven.



6 Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

InBij de huidige keur zijnwaren verschillende informatiesystemen nodig voordat duidelijk wordt welke regels van toepassing zijn. Zo is nuwas informatie uit diverse leggers nodig, maar ook informatie uit peilbesluiten en uit de algemene regels. Bij de invoering van de Omgevingswet wordtis een landelijk Digitaal Stelsel Omgevingswet geïntroduceerd. Dit stelsel integreert de verschillende verordeningen van alle overheden met een digitale kaart. Ook maakt dit stelsel het aanvragen van vergunningen en het doen van meldingen mogelijk. Om het voor de gebruiker eenvoudiger te maken, worden vragen gesteld en worden de werkingsgebieden getoond, waardoor. Daardoor kan de gebruiker de juiste regels voor de gewenste activiteit kan vinden. Dit zorgt ervoor dat de regels gemakkelijker kenbaar zijn.

Strafbaarstelling van de overtreding van regels uit de waterschapsverordening is op centraal niveau geregeld in de Wet op de economische delicten. Het is dus niet meer mogelijk in de waterschapsverordening strafbaarstellingen en strafmaten op te nemen voor de niet-naleving van dehet geval dat regels van de waterschapsverordening niet worden nageleefd.

MMMMMM

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.1.1: Begrippen

In bijlage 1 is de begrippenlijst van deze verordening opgenomen. De begrippenlijst geeft uitleg over wat precies verstaan moet worden verstaan onder bepaalde begrippen die in deze verordening voorkomen. De begripsbepalingen zijn opgenomen voor woorden die in deze verordening een betekenis hebben die afwijkt van het normaalnormale taalgebruik, om de reikwijdte van begrippen af te bakenen of om veel voorkomende beschrijvingen korter op te kunnen schrijvenopschrijven.

In het tweede en derde lid van dit artikel zijn de begripsbepalingen van de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) van toepassing verklaard op deze waterschapsverordening. Bepaalde begrippen die al op het hogere niveau van de Omgevingswet zijn gedefinieerd, zijn hier letterlijk herhaald of eenvoudiger geformuleerd.

Mede door de aansluiting op het Digitale Stelsel Omgevingswet is het van groot belang dat terminologie van de waterschapsverordening correspondeert methetzelfde is als in de wet en in gedelegeerde regelgeving en de op gang gebrachte standaardisatie van begrippen. Dat brengt ten opzichte van de keur een aantal gewijzigde begrippen met zich mee.

NNNNNN

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.1.3: Algemene doelen

De doelen van deze waterschapsverordening vormen het algemene kader voor wat is geregeld in deze verordening is geregeld. Voor deze doelen is aangesloten bij artikel 2.17 van de Omgevingswet. In dit artikel van de Omgevingswet zijn de waterschapstaken voor de fysieke leefomgeving toegedeeld.

OOOOOO

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.2.1: Normadressaat

Dit artikel bepaalt dat degene die de activiteit verricht of laat verrichten, moet voldoen aan de regels over die activiteit in deze verordening. Binnen het stelsel van de wet wordt degene die de activiteit verricht primairals eerste verantwoordelijk geacht voor de naleving van de regels die gelden voor het verrichten van activiteiten. Voor activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is, is dat explicietduidelijk verwoord in artikel 5.37, eerste lid, van de Omgevingswet. Het gaat daarbij om degene die verantwoordelijk is voor het verrichten van de activiteiten, zoals de eigenaar of de opdrachtgever. Deze moet de vergunningvoorschriften zelf naleven en zorgen dat deze door zijn werknemers of contractanten worden nageleefd. Dit artikel bevat een soortgelijke bepaling voor de activiteiten die worden geregeld met algemene regels: degene die de activiteiten verricht, moet voldoen aan de regels van deze verordening. En diegene moet ervoor zorgen dat de mensen of bedrijven die voor haar of hem werkzaamheden verrichten zich aan de regels voor de activiteit houden.

PPPPPP

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.3.3: Nadere uitwerking gebieden

In artikel 1.3.3 worden de beperkingengebieden voor waterstaatwerken, vaarwegen in beheer bij het waterschap en voor het beperkingengebied ‘specifiek toekomstige ontwikkelingen’ nader uitgewerkt. Dit laatste beperkingengebied is gereserveerd voor het verruimen, verleggen of wijzigen van waterstaatswerken. Wil iemand een activiteit uitvoeren in een beperkingengebied dat is gereserveerd voor specifieke toekomstige ontwikkelingen? Dan moet hij contact opnemen met het waterschap over de mogelijkheden in dit beperkingengebied.

Slaperdijk te Kesteren en Meidijk te Zuilichem

De Slaperdijk te Kesteren en de Meidijk te Zuilichem zijn waterkeringen die nog op de legger waterkeringen staan bij het waterschap. Maar deze dijken hebben geen belangrijke waterkerende functie meer. Het ligt in de lijn van de verwachtingis te verwachten dat deze dijken na verloop van tijd van de legger zullen worden afgehaald. Maar zolang deze dijken nog op de legger staan, worden ze beschermd. Wel gelden er minder regels voor activiteiten aan de Slaperdijk en aan de Meidijk in vergelijking met activiteiten aan andere waterkeringen. Daarom komen de Meidijk en Slaperdijk op verschillende plaatsen in de waterschapsverordening voor en worden er minder zwarestrenge voorwaarden en voorschriften gesteld aan activiteiten op en aan de Slaperdijk en de Meidijk.

QQQQQQ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.4.1: ZorgplichtSpecifieke zorgplicht watersysteem

Er is sprake van een specifieke zorgplicht om het verschil tot uitdrukking te brengen met de algemene zorgplicht die in artikel 1.6 en 1.7[1.7] (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0037885&hoofdstuk=1&afdeling=1.3&artikel=1.7) van de Omgevingswet is opgenomen. Die algemene zorgplicht geldt op grond van artikel 1.8 van de Omgevingswet niet voor zover er specifieke regels gelden die worden nageleefd. De specifieke zorgplicht in artikel 1.4.1 van deze waterschapsverordening is een dergelijke specifieke regel. Dat geldt overigens ook voor artikel 1.4.1, tweede en derde lid en voor de artikelen 1.4.2 en 1.4.3. Daarin wordt de specifieke zorgplicht nader geconcretiseerd. Deze specifieke zorgplicht stelt dus algemene regels die gelden voor alle activiteiten die eronder vallen, ongeacht of voor die activiteiten op grond van deze waterschapsverordening nog andere regels gelden, zoals een meldingsplicht of een omgevingsvergunningplicht.

Specifieke zorgplichten geven voor een activiteit het doel aan dat bij de bescherming van de fysieke leefomgeving moet worden bereikt zonder daarbij aan te geven met welke middelen dat doel bereikt moet worden, en zonder dat doel in kwantificeerbare termen te omschrijven. De specifieke zorgplichten houden daarmee het midden tussen de algemene zorgplicht van de wet en de meer uitgewerkte doelvoorschriften en middelvoorschriften. Ze kunnen bij een evenwichtig gebruik een positieve rol spelen in verschillende situaties:

  • a.

    ze dragen bij aan het beperken van gedetailleerde regels, zonder dat dit afbreuk doet aan de duidelijkheid voor zowel degene die de activiteit verricht als het bevoegd gezag;

  • b.

    ze voorzien in bescherming van de leefomgeving bij nieuwe activiteiten of bij bestaande activiteiten die op een andere manier dan gebruikelijk worden verricht. Bij het opstellen van regels kon hier geen rekening mee worden gehouden;

  • c.

    ze geven aan hoe gehandeld moet worden in gevallen waarin vanwege de verschillen in de fysieke leefomgeving een algemene regel niet kwantificeerbaar kan worden gemaakt;

  • d.

    ze geven een maatstaf voor handelen in bijzondere situaties, waarin de bescherming van de leefomgeving tijdelijk een andere of aanvullende inspanning vraagt.

Die algemene regels en vergunningvoorschriften moeten steeds passen binnen de doelen van de artikelen en de strekking die in de artikelen is opgenomen. Deze brede werking van de specifieke zorgplicht maakt het mogelijk om maatregelen die voor zich spreken en die ieder redelijk denkend mens zal nemen, niet uit te schrijven in de algemene regels van dit hoofdstuk en in vergunningvoorschriften. De specifieke zorgplicht waarborgt dat zulke vanzelfsprekende maatregelen worden genomen.

Tegen een overtreding van de specifieke zorgplicht kan handhavend worden opgetreden. Handhavend optreden ligt voor de hand bij duidelijke overtredingen van de specifieke zorgplicht. Daarvan is sprake in situaties waarin het handelen of nalaten van degene die de activiteit verricht, onmiskenbaar in strijd is met de specifieke zorgplicht. Er kunnen ook situaties aan de orde zijn waarin niet direct duidelijk is of van onmiskenbare strijd sprake is. Het bevoegd gezag zal dan een keuze moeten maken: wordt een handhavingstraject ingezet of wordt eerst verduidelijkt wat de specifieke zorgplicht inhoudt.? Die verduidelijking kan in de vorm van het stellen van een maatwerkvoorschrift (zie artikel 1.4.5), maar dat hoeft niet.

Het bevoegd gezag kan degene die de activiteit verricht mondeling of schriftelijk informeren over water er in een concreet geval onder de specifieke zorgplicht wordt verstaan. Voor diegene is na ontvangst van die informatie duidelijk wat er van hem of haar wordt verwacht. Geeft diegene daar geen gevolge aan, dan is er sprake van onmiskenbare strijd met de specifieke zorgplicht. Een uitgebreidere uiteenzetting van de mogelijkheden om handhavend op te treden tegen overtredingen van de specifieke zorgplicht is opgenomen in de nota van toelichting bij het Besluit activiteiten leefomgeving (Stb. 2018, 293, p. 526-527).

Artikel 1.4.1, tweede lid: specifieke zorgplicht: concretisering

Het tweede lid van artikel 1.4.1 maakt de specifieke zorgplicht duidelijker. Deze opsomming is niet limitatief (niet compleet). De nadruk ligt in dit artikel op de bescherming van waterstaatswerken.

Artikel 1.4.1, derde lid: specifieke zorgplicht: minimale verplichtingen kwaliteit

Het derde lid van artikel 1.4.1 bevat een specifieke zorgplicht voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk. De formulering van deze verduidelijking van de specifieke zorgplicht is gelijk aan die van artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Het eerste lid bevat de omschrijving van de zorg die iedereen die een lozingsactiviteit verricht, moet betrachten. Het tweede lid bevat een nadere uitwerking van de elementen die in ieder geval tot die zorg behoren.

Deze specifieke zorgplicht is de opvolger van de zorgplichten die in artikel 2.1 van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 2.1 van het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen en artikel 4 van het Besluit lozing afvalwater huishoudens waren opgenomen.

De specifieke zorgplicht van dit artikel geldt naast de meer uitgewerkte artikelen over lozingsactiviteiten in hoofdstuk 3. De specifieke zorgplicht treedt dus (anders dan de algemene zorgplicht van de Omgevingswet) niet terug als er meer uitgewerkte regels zijn gesteld. De specifieke zorgplicht geldt ook voor lozingsactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning op grond van hoofdstuk 3 is vereist.

Dit sluit aan op de keuze die het Rijk heeft gemaakt over de werking van de specifieke zorgplichten van het Besluit activiteiten leefomgeving. Zo fungeert de specifieke zorgplicht als een basisnorm voor alle lozingsactiviteiten die onder de reikwijdte van dit hoofdstuk vallen.

De algemene regels van hoofdstuk 3 en de voorschriften die aan een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit worden verbonden, zijn een nadere uitwerking van de specifieke zorgplicht voor een concrete lozingsactiviteit.

Toelichting op artikel 1.4.2: ZorgplichtSpecifieke zorgplicht wegen

RRRRRR

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.4.3: ZorgplichtSpecifieke zorgplicht vaarwegen

SSSSSS

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

TTTTTT

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.4.4: Informeren over een ongewoon voorval / algemene informatieplicht

Dit artikel bepaalt dat iemand het waterschap onmiddellijk over een ongewoon voorval moet informeren als diegene weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat dit voorval nadelige gevolgen kan hebben voor de doelen als bedoeld in afdeling 1.1. Het tweede lid bepaalt dat de informatieplicht niet geldt bij lozingsactiviteiten afkomstig van milieubelastende activiteiten die zijn aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en afkomstig van wonen. Het Bal bevat zelf al een informatieplicht voor ongewone voorvallen. Ongewone voorvallen bij de activiteit wonen komen zelden voor. Ook op grond van het oude recht gold daarvoor geen informatieplicht.

UUUUUU

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 1.5: Gegevens

Deze afdeling bevat de bepalingen die gaan over algemene indieningsvereisten die gelden bij de melding, de aanvraag van een omgevingsvergunning, de maatwerkvoorschriften en de gegevens bij een ongewoon voorval. Deze gegevens zijn algemeen van aard. De gegevens worden ingediend bij het bestuur van het waterschap. Specifieke indieningsvereisten zijn deze opgenomen bij de activiteit zelf. Deze worden ook ingediend bij het bestuur van het waterschap. De gegevens over een ongewoon voorval hoeven pas te worden verstrekt zodra de informatie beschikbaar is. Dat hoeft dus niet met dezelfde spoed als het informeren over het voorval zelf.

Het is vooral voor de initiatiefnemer zelf van belang om wijzigingen in adresgegevens op tijd door te geven. Daardoor komt de correspondentie op het juiste adres aan. Ook als de gegevens van degene die de activiteit uitvoert veranderen, moetmoeten deze ook op tijd worden doorgegeven.

VVVVVV

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.6.2: TermijnenTermijn meldingen

In verband met de leesbaarheid en toegankelijkheid van de meldplichtenmeldingsplichten die in deze verordening zijn opgenomen, is gekozen om de termijn waarbinnen een melding moet worden gedaan in algemene zin te bepalen op minimaal twee weken voordat de activiteit wordt verricht. Deze termijn is door dit artikel een bindend onderdeel van de verschillende verbodsbepalingen om zonder melding een activiteit te verrichten. Geldt er voor een bepaalde activiteit een andere termijn dan twee weken? Dan staat dat in het betreffende artikel vermeld. De termijn die in dat artikel staat vermeld, gaat dan vóór de algemene termijn van twee weken.

Om de actualiteit van meldingen te bewaren en om te vermijden dat meldingen maar alvast worden gedaan terwijl het daadwerkelijk verrichten van de activiteit nog hoogst onzeker is, is ervoor gekozen een uiterste termijn op te nemen van een jaar. Als binnen die termijn met de activiteit geen start is gemaakt, vervalt de melding. Gaat de activiteit alsnog door? Dan moet een nieuwe melding worden gedaan.

WWWWWW

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.6.3: Bijzonder voorschrift bij een omgevingsvergunning

In hoofdstuk 5 van de Omgevingswet zijn regels opgenomen omtrentover de omgevingsvergunning. De bepalingen hebben betrekking op de aanvraag en de aanwijzing van het bevoegd gezag. Daarnaast zijn bepalingen opgenomen over voorschriften die aan de watervergunning kunnen worden verbonden. Artikelartikel 5.34, derde lid, onder b van de wet bepaalt dat regels over het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning ook kunnen worden gesteld bij waterschapsverordening. Deze voorschriften kunnen bijvoorbeeld de wijze van uitvoering van een werk of een beperking in het gebruik betreffen. Artikelartikel 13.5 van de Omgevingswet en artikel 8.5 onder a van het Omgevingsbesluit bepalen dat die voorschriften ook betrekking kunnen hebben op financiële zekerheidstelling voor de nakoming van verplichtingen, voor de dekking van schade of voor het compenseren of beperken van de nadelige gevolgen na het staken van de vergunde handeling.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (o.a. in 27 mei 2009, 200806373) acht het aanvaardbaar dat de overheid financiële compensatie vraagt voor het dempen van water, indien compensatie in natura door het graven van een nieuw oppervlaktewaterlichaam niet mogelijk is. Financiële compensatie leidt niet tot de bescherming van de doelen van het waterschap. Het vergoedt slechts de extra kosten die het waterschap heeft door de activiteit van een derde. Dit in tegenstelling tot compensatie in natura. Daarom is een wettelijke grondslag nodig. Dat is gebeurd door artikel 1.6.3 op te nemen. Hiermee staat ondubbelzinnig vast dat het waterschap ook voorschriften met een dergelijke strekking aan de watervergunning kan verbinden.

XXXXXX

Na sectie 'Toelichting op artikel 1.6.3: Bijzonder voorschrift bij een omgevingsvergunning' wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Toelichting op artikel 1.6.4: Intrekken van een omgevingsvergunning

In artikel 5.40, tweede lid onder f van de Omgevingswet is bepaald dat het bestuur een omgevingsvergunning kan intrekken in gevallen of op gronden die in de waterschapsverordening zijn bepaald. Daarbij moet artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht in acht worden genomen.

YYYYYY

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.6.41.6.5: Verwijderingsplicht object zonder functie

Een object dat met een melding is aangebracht, kan na verloop van tijd zijn functie verliezen. De rechthebbende (bijvoorbeeld eigenaar, pachter of huurder) moet dit object verwijderen en het waterstaatswerk herstellen. Vóór het verwijderen neemt de rechthebbende hierover contact op met de toezichthouder van het waterschap.

ZZZZZZ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.6.51.6.6: Algeheel verbod bij calamiteiten

In geval van calamiteiten kan het nodig zijn de waterafvoer en -aanvoer of lozingen en onttrekkingen te verbieden. Bij calamiteiten gaat het bijvoorbeeld om droogte of een overvloed aan water. Maar ook om (een dreiging van) een aanmerkelijke verslechtering van de waterkwaliteit of het beschadigd raken of onbruikbaar worden een waterstaatswerk. Op basis van dit artikel kan het bestuur bijvoorbeeld bij droogte een onttrekkingsverbod instellen.

Toelichting op artikel 1.6.61.6.7: Tijdelijke maatregelen met betrekking tot de scheepvaart

AAAAAAA

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.6.71.6.8: Activiteiten aan waterkeringen

BBBBBBB

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.6.81.6.9: Stuwen

CCCCCCC

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 1.6.91.6.10: Activiteiten in beperkingengebied specifieke toekomstige ontwikkelingen

DDDDDDD

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

EEEEEEE

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 2.1: Dempen

Grond is kostbaar. Om dezegrond maximaal te kunnen gebruiken, wil men vaak een water dempen. Het dempen van een water heeft gevolgen voor het watersysteem. De waterberging en de aan- en afvoer van water mogen niet worden belemmerd.

Tertiair water

Wilt u een tertiair water dempen? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 2.1afdeling 2.1? Dan zal het dempen geen gevolgen hebben voor de waterberging en de aan- en afvoer van water. U kunt een water dan dempen met een melding.

Dempt u een water? Dan moet u het dempen compenseren door:

  • a.

    bestaand water te vergroten; of

  • b.

    nieuw water te graven; of

  • c.

    bestaand water te vergroten en nieuw water te graven.

De voorwaarden en voorschriften van Afdelingafdeling 2.2 zijn van toepassing op het graven van nieuw water en het vergroten van bestaand water.

Primair en secundair water

Wilt u een primair of secundair water dempen? Dan moet u altijd een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

FFFFFFF

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 2.2: Graven

Wilt u een water graven of verbreden? Water dat nieuw wordt gegraven, maakt deel uit van het watersysteem. Dit water wordt minimaal een tertiair water. Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 2.2afdeling 2.2? Dan heeft het graven of verbreden van water geen negatieve gevolgen voor de waterberging en de aan- en afvoer van water. U kunt dit dan met een melding doen.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 2.2 2.2 zijn:

  • a.

    er ontstaat geen verbinding tussen verschillende peilgebieden. Een verbinding tussen verschillende peilgebieden verstoort het waterbeheer; en

  • b.

    er ontstaat geen nieuw doodlopend water. Een doodlopend water is niet goed voor de waterkwaliteit; en

  • c.

    het water is verbonden met het watersysteem. Het waterpeil is zo beter te beheren en het is goed voor de waterkwaliteit; en

  • d.

    het gaat om tertiair water.

Voldoet u niet aan alle voorwaarden en voorschriften in Afdeling 2.2afdeling 2.2? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

GGGGGGG

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 2.3: Natuurvriendelijke oever

Een natuurvriendelijke oever is een oever met een ecologische en landschappelijke functie. De oever heeft een natuurlijke overgang van nat naar droog. Meestal hebben natuurvriendelijke oevers flauwe taluds met begroeiing.

Secundair en tertiair water

Wilt u een natuurvriendelijke oever in een secundair en tertiair water aanleggen? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 2.3afdeling 2.3? Dan heeft de aanleg van een natuurvriendelijke oever geen negatieve gevolgen voor de waterberging, de aan- en afvoer van water, de onderhoudsmogelijkheden en de ecologie. U kunt dit dan met een melding uitvoeren.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 2.3 2.3 zijn:

  • a.

    de natuurvriendelijke oever is minimaal 25,00 meter lang. Een kortere natuurvriendelijke oever heeft weinig effect op de ecologie. Doelmatig (goed) beheer en onderhoud van ons watersysteem is moeilijker bij een kortere oever; en

  • b.

    het water is minimaal 0,50 meter diep ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil. Planten en dieren hebben een bepaalde waterdiepte nodig om zich te kunnen ontwikkelen en overleven; en

  • c.

    het water ligt niet in de (beschermingszone van een) waterkering. Een verandering van de oever kan de veiligheid en stabiliteit van de waterkering aantasten; en

  • d.

    het doorstroomprofiel van het water wordt niet verkleind en er wordt geen water gedempt of versmald. Daardoor zou de waterberging en de aan- en afvoer van water namelijk kleiner worden.

Voldoet u niet aan alle voorwaarden en voorschriften in Afdeling 2.3afdeling 2.3? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

Primair water

Wilt u een natuurvriendelijke oever aanleggen in een primair water? Dan moet u altijd een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

HHHHHHH

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 2.4: Uitweg

In het gebied de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden beheert het waterschap veel wegen buiten de bebouwde kom. Het waterschap is daar verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg en voor een goede doorstroming van het verkeer. Daarom zijn er regels voor het aanleggen van een uitweg die aansluit op een weg in beheer bij het waterschap. Een (huis)perceel heeft een uitweg nodig naar de openbare weg. Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 2.4afdeling 2.4? Dan kunt u deze uitweg met een melding aanleggen.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 2.4 2.4 zijn:

  • a.

    de uitweg is de enige toegang tot het perceel: het perceel is niet op een andere manier met een voertuig te bereiken. Meer dan een uitweg is niet toegestaan in verband met de veiligheid; en

  • b.

    de uitweg sluit aan op een erftoegangsweg: een erftoegangsweg is een weg waarop niet harder dan 60 km per uur mag worden gereden. Een uitweg mag niet aansluiten op een weg waar de maximumsnelheid hoger is dan 60 km per uur in verband met de veiligheid.

Voldoet u niet aan alle voorwaarden en voorschriften in Afdeling 2.4afdeling 2.4? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen. Wilt u een uitweg aanleggen op een waterkering? Dan moet u altijd een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

IIIIIII

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.1: Doelen

Dit artikel geeft aan met welke doelen de regels in dit hoofdstuk zijn gesteld. Dit zijn, kort gezegd, de doelstellingen van het waterbeheer (zie de begripsomschrijving van beheer van watersystemen in de memorie van toelichting van de Omgevingswet) die betrekking hebben op de waterkwaliteit en functievervulling door watersystemen, aangevuld met de bescherming van de doelmatige werking van zuiveringtechnische werken. De regels in dit hoofdstuk zijn niet gesteld met het doel om wateroverlast of watertekorten te voorkomen of te beperken. Er kunnen in het tijdelijke deel van deze waterschapsverordening wel regels over lozingen staan met dat oogmerk (vanuit de voormalige keur).

Op grond van artikel 10.29a van de Wet milieubeheer moet het waterschap bij het stellen van regels in de waterschapsverordening ook rekening houden met de in dat artikel opgenomen voorkeursvolgorde voor het omgaan met afvalwater. Deze voorkeursvolgorde gold ook voor de voormalige rijksregels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen. Bij het opstellen van de regels over lozingen in een oppervlaktewaterlichaam in dit hoofdstuk is daarom niet alleen rekening gehouden met de bescherming van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en de doelmatige werking van zuiveringtechnische werken, maar ook met bijvoorbeeld de voorkeur om afvalwater, dat qua biologische afbreekbaarheid niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron te hergebruiken of lokaal terug te brengen in het milieu. Daarom is in verschillende artikelen in dit hoofdstuk bepaald dat afvalwaterstromen onder voorwaarden op een oppervlaktewaterlichaam kunnen worden geloosd. Hierbij is een afweging gemaakt tussen enerzijds de bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam (dat leidt tot beperking van lozingen op een oppervlaktewaterlichaam) en anderzijds de bescherming van de doelmatige werking van zuiveringtechnische werken en de voorkeur voor lokale verwerking van afvalwater (dat leidt tot beperking van lozingen op de vuilwaterriolering). Waar het oogmerk ‘doelmatig beheer van afvalwater’ staat, duidt dit erop dat deze afweging heeft gespeeld.

Dit artikel geeft aan waar de regels in dit hoofdstuk voor zijn. Dit zijn de doelstellingen van het waterbeheer die betrekking hebben op de waterkwaliteit en het vervullen van functies door watersystemen. De doelstellingen gaan ook over de bescherming van de doelmatige werking van zuiveringtechnische werken. De meeste regels in dit hoofdstuk hebben niet als doel wateroverlast of watertekorten te voorkomen of te beperken.

Het waterschap houdt in de waterschapsverordening rekening met de voorkeursvolgorde voor het omgaan met afvalwater op grond van artikel 10.29a van de Wet milieubeheer. Bij het opstellen van de regels over lozingen in een oppervlaktewater is rekening gehouden met:

  • a.

    de bescherming van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;

  • b.

    de doelmatige werking van zuiveringtechnische werken;

  • c.

    de voorkeur om afvalwater te hergebruiken of lokaal terug te brengen in het milieu, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron. Het gaat om afvalwater dat op biologische afbreekbaarheid niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater.

Daarom is in dit hoofdstuk bepaald dat afvalwaterstromen onder voorwaarden op een oppervlaktewaterlichaam kunnen worden geloosd. Hierbij is een afweging gemaakt tussen:

  • a.

    de bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam. Dit leidt tot beperking van lozingen op een oppervlaktewaterlichaam;

  • b.

    de bescherming van de doelmatige werking van zuiveringtechnische werken en de voorkeur voor lokale verwerking van afvalwater. Dit leidt tot beperking van lozingen op de vuilwaterriolering.

Waar ‘dit met het oog op doelmatig beheer van afvalwater’ staat, heeft deze afweging meegespeeld.

JJJJJJJ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.1.2: Toepassingsbereik

Dit hoofdstuk is van toepassing op lozingsactiviteiten op oppervlaktewaterlichamen die in beheer zijn bij het waterschap en lozingsactiviteiten op zuiveringtechnische werken die in beheer zijn bij het waterschap. De artikelen in dit hoofdstuk zijn ook van toepassing op lozingsactiviteiten die afkomstig zijn van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Bal. In dat geval zijn de artikelen maatwerkregels als bedoeld in Artikel 3.12 van dat besluit. Als een artikel niet van toepassing is op lozingen afkomstig van zo’n milieubelastende activiteit, is dat in het artikel zelf aangegeven.

Dit hoofdstuk is van toepassing op:

  • a.

    lozingsactiviteiten op oppervlaktewaterlichamen die in beheer zijn bij het waterschap;

  • b.

    lozingsactiviteiten op zuiveringtechnische werken die in beheer zijn bij het waterschap;

  • c.

    lozingsactiviteiten die afkomstig zijn van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In dat geval zijn de artikelen maatwerkregels als bedoeld in artikel 3.13 van het Bal. Is een artikel niet van toepassing op lozingen afkomstig van zo’n milieubelastende activiteit? Dan is dat in het artikel zelf aangegeven.

KKKKKKK

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.2.13.2.2: Meldingsplicht voor het lozen van grondwater bij saneringen

Afvalwater afkomstig van het saneren van de bodem of het grondwater (of een aan een grondwatersanering voorafgaand onderzoek) is qua biologische afbreekbaarheid niet vergelijkbaar met huishoudelijk afvalwater. In lijn met de voorkeursvolgorde voor het omgaan met afvalwater, opgenomen in artikel 10.29a van de Wet milieubeheer, heeft het de voorkeur om dit afvalwater na zuivering lokaal terug te brengen in het milieu en niet af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) via het openbare vuilwaterriool. Daarom is in dit artikel het lozen op een oppervlaktewaterlichaam toegestaan. Deze afdeling geldt ook voor lozingen afkomstig van milieubelastende activiteiten die zijn aangewezen in hoofdstuk 3 van het Bal. In dat geval zijn de regels van deze afdeling maatwerkregels op grond van artikel 3.12 van dat besluit.

Bij het saneren kunnen, naast het positieve milieueffect dat de sanering heeft, ook nadelige gevolgen optreden. Om de nadelige gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit van bij het saneren vrijkomend afvalwater te beperken, zijn in dit artikel emissiegrenswaarden opgenomen voor het lozen daarvan. Vaak wordt dit water ter plaatse gezuiverd. Het afvalwater wordt vervolgens in het oppervlaktewater geloosd. Voor lozingen in het oppervlaktewater zijn emissiegrenswaarden geformuleerd voor oppervlaktewateren die voor lozingen geen bijzondere bescherming nodig hebben, en wateren waarbij een bijzondere bescherming wel aan de orde kan zijn. De emissiegrenswaarden zijn overgenomen uit het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen lozingen op aangewezen oppervlaktewaterlichamen en niet-aangewezen oppervlaktewaterlichamen. De aangewezen oppervlaktewaterlichamen, die een grotere omvang hebben en daardoor minder kwetsbaar zijn voor lozingen, zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze verordening.

Is afvalwater afkomstig van het saneren van de bodem of het grondwater of van onderzoek dat voorafgaat aan een grondwatersanering? Dan is het niet vergelijkbaar met huishoudelijk afvalwater als het gaat om biologische afbreekbaarheid. Het heeft de voorkeur om dit afvalwater na zuivering lokaal terug te brengen in het milieu in plaats van af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) via het openbare vuilwaterriool. Daarom is in dit artikel het lozen op een oppervlaktewaterlichaam toegestaan.

Deze afdeling geldt ook voor lozingen afkomstig van milieubelastende activiteiten die zijn aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In dat geval zijn de regels van deze afdeling maatwerkregels op grond van artikel 3.13 van het Bal.

Saneren heeft een positief effect op het milieu. Maar bij het saneren kunnen ook nadelige gevolgen optreden. Om deze nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater te beperken, zijn in dit artikel emissiegrenswaarden opgenomen voor het lozen het afvalwater dat vrijkomt bij saneren. Vaak wordt dit water ter plaatse gezuiverd. Het afvalwater wordt vervolgens in het oppervlaktewater geloosd.

Voor lozingen in het oppervlaktewater zijn emissiegrenswaarden geformuleerd voor:

  • a.

    aangewezen wateren die voor lozingen geen bijzondere bescherming nodig hebben. Deze wateren hebben een grotere omvang en zijn daardoor minder kwetsbaar voor lozingen. Deze zijn opgenomen in bijlage 2 van de waterschapsverordening;

  • b.

    niet-aangewezen wateren die voor lozingen bijzondere bescherming nodig hebben.

De emissiegrenswaarden zijn overgenomen uit het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen. In het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit lozen buiten inrichtingen was ook bepaald dat het afvalwater doelmatig moest kunnen worden bemonsterd. Die regel is nu opgenomen in de specifieke zorgplicht in ditafdeling 1.4 hoofdstukvan de waterschapsverordening.

LLLLLLL

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.2.23.2.3: Meldingsplicht voor het lozen van grondwater bij ontwatering

Grondwater bij ontwatering is de algemene term voor grondwater dat vrijkomt bij bijvoorbeeld bronneringen en water uit drainagebuizen. Dit kunnen kleinschalige activiteiten betreffen die bijvoorbeeld na een paar uur zijn afgerond, maar ook grootschalige projecten (vooral in de bouw) die jaren kunnen duren en waar zeer grote hoeveelheden grondwater worden weggepompt. De regeling voor het lozen van grondwater heeft de voorkeursvolgorde voor het beheer van afwater (artikel 10.29a van de Wet milieubeheer) als uitgangspunt. Over het algemeen kan het grondwater dat lokaal bij ontwatering vrijkomt zonder problemen lokaal in het milieu teruggebracht worden. Maar het is niet uitgesloten dat afhankelijk van de locatie waar het vrijkomt grondwater in enige mate verontreinigd kan zijn of van nature stoffen bevat, waarvan de lozing bezwaarlijk kan zijn. Veelal is dit lokaal bekend uit gegevens bij het bedrijf zelf of bij de overheid. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van degene die loost om het waterschap te informeren over de bekende gegevens over de samenstelling en eventuele verontreiniging van het grondwater. Dit is met name van belang daar waar de samenstelling van het grondwater afwijkt van de in het gebied voorkomende grondwaterkwaliteit. Bij twijfel over de vraag of hiervan sprake zou kunnen zijn is het raadzaam om contact op te nemen met het waterschap om na te gaan of er in een bepaald gebied nog stoffen in de bodem aanwezig zijn, waarvan lozing tot problemen zou kunnen leiden.

Grondwater bij ontwatering is de algemene term voor grondwater dat vrijkomt bij bijvoorbeeld bronneringen en water uit drainagebuizen. Dit gaat om kleinschalige activiteiten die bijvoorbeeld na een paar uur zijn afgerond. Of het gaat om grootschalige projecten, vooral in de bouw, die jaren kunnen duren en waar zeer grote hoeveelheden grondwater worden weggepompt.

Bij het lozen van grondwater houden we de voorkeursvolgorde aan voor het beheer van afvalwater (artikel 10.29a van de Wet milieubeheer). Over het algemeen kan grondwater dat bij ontwatering vrijkomt zonder problemen in het milieu worden teruggebracht. Het kan zijn dat grondwater dat vrijkomt, verontreinigd is of van nature stoffen bevat waardoor lozing niet wenselijk is. Vaak is dit bekend uit gegevens bij het bedrijf zelf of bij de overheid.

Degene die loost, is verantwoordelijk voor het informeren van het waterschap over de bekende gegevens over de samenstelling en eventuele verontreiniging van het grondwater. Dit is vooral van belang op plaatsen waar de samenstelling van het grondwater afwijkt van de grondwaterkwaliteit die in het gebied voorkomt. Bij twijfel over de vraag of hiervan sprake is, is het raadzaam om contact op te nemen met het waterschap. Zo kan worden gecontroleerd of er in een bepaald gebied nog stoffen in de bodem aanwezig zijn waarvan lozing tot problemen kan leiden.

In dit artikel is een emissiegrenswaarde voor onopgeloste bestanddelen opgenomen. Het beperken van visuele verontreiniging valt onder de specifieke zorgplicht en. Daarom is daaromdit niet uitgeschreven in dit artikel.

Dit artikel is niet van toepassing op lozingen van grondwater bij wonen, omdat het. Het voormalige Besluit lozing afvalwater huishoudens bevatte geen specifieke eisen bevatte voor deze lozingen. Voor wonen wordtgeldt daarom volstaan metalleen de specifieke zorgplicht van dit hoofdstukin afdeling 1.4.

MMMMMMM

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.2.33.2.4: Meet- en rekenbepalingen

In dit artikel wordt aangegeven welke normen gehanteerd worden voor het meten van emissiegrenswaarden. Artikelen met normbladen voor het bemonsteren van afvalwater schrijven niet voor dat het afvalwater moet worden bemonsterd, maar wel wat er moet gebeuren áls er wordt bemonsterd. Er zijn normen opgenomen voor het bemonsteren, conserveren en ontsluiten. Ook zijn de analysemethoden die moeten worden gebruikt voor de stoffen waaraan in deze afdeling emissiegrenswaarden worden gesteld voorgeschreven. De versies van de NEN-EN-normen zijn opgenomen in de begripsbepalingen van bijlage 1.

Als er wordt bemonsterd, moeten de monsters volgens NEN 6600-1 worden geconserveerd om te voorkomen dat in de monsters verandering optreedt voor de te analyseren parameter tussen het moment van bemonstering en het moment van analyse. Omdat de emissiegrenswaarden die zijn gesteld betrekking hebben op het totaal van opgeloste en niet opgeloste stoffen in het afvalwater, is het van belang dat het monster niet gefilterd wordt en dat de stoffen die zich onopgelost in het afvalwater bevinden meegenomen worden in de analyse.

Wordt er bemonsterd? Dan moeten de monsters volgens NEN 6600-1 worden geconserveerd. Hiermee wordt voorkomen dat er in de monsters een verandering optreedt in de parameter die geanalyseerd moet worden in de periode tussen het nemen van het monster en het moment van analyse.

Het is belangrijk dat een monster niet gefilterd wordt en dat niet-opgeloste stoffen meegenomen worden in de analyse. De emissiegrenswaarden hebben namelijk betrekking op het totaal van opgeloste en niet-opgeloste stoffen in het afvalwater.

NNNNNNN

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.2.43.2.5: Specifieke indieningsvereisten

Dit artikel verplicht om vier weken voor de start van de lozing gegevens en bescheiden te verstrekken aan het bevoegd gezag. Daarbij wordt informatie verstrekt over de aard en omvang van de lozing, zoals de te lozen hoeveelheid afvalwater en de concentraties van stoffen die in het afvalwater worden verwacht. Het bevoegd gezag moet eveneens worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de hoeveelheid te lozen water wordt aangepast.

De plicht om het bevoegd gezag te informeren geldt niet voor lozingen bij ontwatering (bijvoorbeeld bronbemalingen) die minder dan 48 uur duren, of bij lozingen vanuit huishoudens. Voor lozingen bij ontwatering met een duur tussen 48 uur en 8 weken geldt een afwijkende termijn voor het verstrekken van gegevens en bescheiden: ten minste 5 werkdagen voor de start van de lozingsactiviteit wordt het bevoegd gezag geïnformeerd in plaats van 4 weken.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de lozing gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en om gegevens over de aard en omvang van de lozing:

  • a.

    de hoeveelheid afvalwater die wordt geloosd;

  • b.

    de concentraties van stoffen die in het afvalwater worden verwacht.

Het bestuur moet ook worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de hoeveelheid te lozen water wordt aangepast.

De plicht om het bestuur te informeren geldt niet voor lozingen bij ontwatering (bijvoorbeeld bronbemalingen) die minder dan 48 uur duren of bij lozingen vanuit huishoudens.

OOOOOOO

Voor sectie 'Toelichting op artikel 3.3.1: Meldingsplicht lozen van afvloeiend hemelwater' wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Toelichting op artikel 3.3.1: Vrijstelling lozen van afvloeiend hemelwater

Dit artikel heeft betrekking op het lozen van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening. Het gaat met name om afvloeiend hemelwater van daken en van verhardingen waar geen bodembedreigende activiteiten plaatsvinden. Onder afvloeiend hemelwater wordt niet verstaan overig afvalwater van een kas zoals bedoeld in paragraaf 4.78 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) of drainagewater zoals bedoeld in paragraaf 4.77 van het Bal.

Bij het lozen van afvloeiend hemelwater houden we de voorkeursvolgorde aan voor het beheer van afvalwater (artikel 10.29a van de Wet milieubeheer). Over het algemeen kan afvloeiend hemelwater zonder problemen in het milieu worden teruggebracht. De beheerder van het terrein of oppervlak waar het hemelwater is neergekomen, is verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om milieuverontreiniging te voorkomen.

De beheerder kan vervolgens op grond van de specifieke zorgplicht (afdeling 1.4) worden aangesproken op het nemen daarvan. De maatregelen kunnen bijvoorbeeld inhouden:

  • a.

    dat het terrein wordt schoongehouden;

  • b.

    dat zorgvuldig wordt omgaan met milieugevaarlijke stoffen waardoor verontreiniging van hemelwater wordt voorkomen;

  • c.

    dat bij de keuze van materialen die aan hemelwater zijn blootgesteld, rekening wordt gehouden met uitloging. Dit betekent dat bij contact van hemelwater met deze materialen verontreinigende stoffen in het hemelwater terecht kunnen komen;

  • d.

    dat onkruidbestrijding op zo’n manier wordt gedaan dat onnodige verontreiniging van het hemelwater wordt voorkomen.

In deze verordening zijn preventieve maatregelen niet in concrete voorschriften opgenomen. Ze komen voort uit de specifieke zorgplicht.

PPPPPPP

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.3.13.3.2: Meldingsplicht lozen van afvloeiend hemelwater

Dit artikel heeft betrekking op het lozen van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van een verplichte bodembeschermende voorziening. Het gaat met name om afvloeiend hemelwater van daken en van verhardingen, waar geen bodembedreigende activiteiten plaatsvinden. Dit artikel is wel van toepassing op afvloeiend hemelwater afkomstig van bodembeschermende voorzieningen die vrijwillig zijn aangebracht. Onder afvloeiend hemelwater wordt niet verstaan het hemelwater van een kas als bedoeld in paragraaf 4.78 van het Bal of drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van dat besluit.

De regeling voor het lozen van afvloeiend hemelwater heeft de voorkeursvolgorde voor het beheer van afvalwater (artikel 10.29a van de Wet milieubeheer) als uitgangspunt. Over het algemeen kan afvloeiend hemelwater zonder problemen lokaal in het milieu teruggebracht worden. De beheerder van het terrein of oppervlak waar het hemelwater is neergekomen is verantwoordelijk voor het nemen van deze preventieve maatregelen en kan vervolgens op grond van de specifieke zorgplicht (Afdeling 1.4) worden aangesproken op het nemen daarvan. De maatregelen kunnen bijvoorbeeld inhouden het schoonhouden van het terrein, het dusdanig omgaan met milieugevaarlijke stoffen dat verontreiniging van het hemelwater wordt voorkomen, het bij de keuze van materialen die aan hemelwater zijn blootgesteld rekening houden met het feit dat bij contact van hemelwater met deze materialen verontreinigende stoffen in het hemelwater kunnen geraken (uitloging), of een zodanige wijze van onkruidbestrijding dat onnodige verontreiniging van het hemelwater wordt voorkomen. In deze verordening is ervoor gekozen deze preventieve maatregelen niet in concrete voorschriften te vertalen.

In dit artikel is het lozen van afvloeiend hemelwater vanaf rijkswegen en provinciale wegen buiten de bebouwde kom geregeld. Tot die wegen behoren ook de bruggen, viaducten en andere kunstwerken die daarbij horen en overig openbaar gebied. In het verleden is veel onderzoek verricht naar verontreinigingen in afvloeiend hemelwater van wegen en overige openbare ruimte. Afhankelijk van de intensiteit van het verkeer kan het verontreinigd zijn met straatvuil. In het straatvuil kunnen PAK’s, zware metalen of minerale olie voorkomen.

In het tweede lid is het lozen van afvloeiend hemelwater vanaf rijkswegen en provinciale wegen buiten de bebouwde kom geregeld. Tot die wegen behoren eveneens de daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken, en overig openbaar gebied. In het verleden is veel onderzoek verricht naar verontreinigingen in afvloeiend hemelwater van wegen en overige openbare ruimte. Afhankelijk van de intensiteit van het verkeer kan het in meer of mindere mate verontreinigd zijn met straatvuil, waarin PAK’s, zware metalen of minerale olie voorkomen. Buiten de bebouwde kom is het lozen van afvloeiend hemelwater vanaf rijkswegen en provinciale wegen in een gemeentelijk rioolstelsel veelalvaak niet mogelijk, omdat. Er zijn daar geen rioolstelsels of rioolstelsels, die niet bestemd zijn voor afvoer van regenwater, zijn aangelegd. Dit afvloeiend hemelwater vloeitloopt buiten de bebouwde kom meestal afweg naarin de bodem of een eventueel aanwezig oppervlaktewaterlichaamwater. Hemelwater afkomstig van rijkswegen en provinciale wegen wordtloopt buiten de bebouwde kom bij voorkeur geloosdweg opin de bodem. De regels hierover staan in het omgevingsplan. Als lozen in de bodem niet (of niet volledig)helemaal mogelijk is, kan lozing (deels) plaatsvinden in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam. AlsDe laatste mogelijkheid is het lozen in een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam aangegeven. Dit is alleen toegestaan wanneerals het lozen via een andere route niet mogelijk iskan.

QQQQQQQ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.3.23.3.3: Specifieke indieningsvereisten

Lozingen van afstromend hemelwater vormen in het algemeen geen risico voor de oppervlaktewaterkwaliteitkwaliteit van het oppervlaktewater. Het is daarom niet nodig om voorafgaand aanvoor de start of wijziging van de lozing het bevoegdbestuur gezag te informeren. Alleen wanneerWordt er een rijksweg of provinciale wegenweg daarbij behorendemet bruggen, viaducten en andere kunstwerken worden aangelegd of gewijzigd, moet? Dan wordt het bevoegdbestuur gezag tijdig, ten minsteminimaal zes maanden voor de voorgenomen aanleg of wijziging, op de hoogte worden gesteld. Het bevoegdbestuur gezag kan dan samen met de wegbeheerder bekijken wat de gewenste wijze van verwerking vanhoe het afstromende regenwater ishet beste kan worden afgevoerd.

RRRRRRR

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.4.1: Vrijstelling lozen van huishoudelijk afvalwater

Er gelden geen eisen aan lozingen van huishoudelijk afvalwater voor spoorvoertuigen en voor militaire oefeningen op militaire terreinen. De voorzieningen voor de opvang van huishoudelijk afvalwater bij spoorvoertuigen kunnen via de spoorwegwetgeving worden geregeld. Bij militaire oefeningen is de plaatsing van IBA’s (systeem voor individuele behandeling van afvalwater) redelijkerwijs niet mogelijk.

SSSSSSS

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.4.2: Meldingsplicht lozen van huishoudelijk afvalwater

In de praktijk vinden de meeste lozingen van huishoudelijk afvalwater plaats in het vuilwaterriool. Voor een beperkt aantal situaties waar geen aansluiting op het vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk mogelijk is, is lozen op een oppervlaktewaterlichaam toegestaan. Dit is toegestaan buiten de bebouwde kom of binnen de bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater wordt geloosd met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten. Deze afdeling geldt ook voor lozingen afkomstig van milieubelastende activiteiten die zijn aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In dat geval zijn de regels van deze afdeling maatwerkregels op grond van artikel 3.123.13 van dat besluit.

Binnen de aangegeven afstanden tot de riolering in combinatie met het aantal inwonerequivalenten dat geloosd wordt, is het verboden direct in het oppervlaktewater te lozen. Aansluiting op de riolering ligt dan voor de hand. Buiten deze afstandsgrenzen moet het huishoudelijk afvalwater gezuiverd worden voordat het geloosd mag worden in het oppervlaktewater.

De afstanden in dit artikel zijn de afstanden van het vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk tot de kadastrale grens van het perceel waar het huishoudelijk afvalwater vrijkomt. Voor een aantal lozingen van huishoudelijk afvalwater die al voor 1 maart 1997 plaatsvonden werd op grond van de toen geldende wetgeving de afstand bepaald tot het gedeelte van het gebouw dat het dichtst bij het vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk was gelegen. Voor deze lozingen geldt overgangsrecht. Dit overgangsrecht is ongewijzigd overgenomen uit het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer, het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen en de daaraan voorafgaande besluiten: het voormalige Lozingenbesluit bodembescherming en het voormalige Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater.

In sommige gevallen is hemelsbreed de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool minder dan genoemd, maar is het in de praktijk niet mogelijk daar een afvoerleiding aan te leggen. Bijvoorbeeld omdat dan een watergang gekruist of een dijk doorboord moet worden. Daarvoor is in onderdeel d, subonder ii opgenomen dat de afstand berekend moet worden langs de lijn waar in de praktijk een afvoerleiding aangelegd kan worden.

TTTTTTT

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.4.3: Meldingsplicht zuiveringsvoorziening huishoudelijk afvalwater

In de situaties datWordt niet wordt aangesloten op de riolering maar direct wordt geloosd inop het oppervlaktewater worden met dit artikeloppervlaktewaterlichaam? Dan zijn er lozingseisen in de vorm van emissiegrenswaarden gesteld. Hierbij wordt voor lozingen in het oppervlaktewater een onderscheid gemaakt tussen lozingen in aangewezen wateren (wateren die geen bijzondere bescherming behoeven) en niet-aangewezen wateren (wateren die wel bijzondere bescherming behoeven). De lijst van aangewezen wateren is opgenomen in bijlage 2 bij deze verordeningvan de waterschapsverordening. Aan de hier gestelde lozingseisen ligt het CIW-rapport ‘Individuele Behandeling van Afvalwater, IBA-systemen’ van januari 1999 ten grondslag.

De voorwaarden die aan de beperkte directe lozingen in het oppervlaktewater van huishoudelijk afvalwater worden gesteld, komen in grote lijnen overeen met de hieraan voorafgaande voorwaarden op grond van het voormalige Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater.

Voor beperkte lozingen van huishoudelijk afvalwater kan de lozer er,ervoor kiezen te lozen via een septic tank. Dit in afwijking van de emissiegrenswaarden op grond van tabel 3.3, voor kiezen te lozen via een septic tank. Deze voorziening is geschikt voor lozingen tot en met 5vijf inwonerequivalenten. Vandaar dat in het derde lidonder c van dit artikel is aangegevenstaat dat lozingen van huishoudelijk afvalwater van minder dan 6 inwonerequivalenten via zo’n voorziening geloosdeen septic tank mogen worden geloosd.

Deze voorwaarden komen overeen met de voorwaarden die voorafgaand aan de inwerkingtreding van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en het voormalige Besluit lozen afvalwater huishoudens golden op grond van de Regeling Wvo septic tank en de Uitvoeringsregeling lozingenbesluit bodembescherming. Oudere voorzieningen die nog steeds zijn afgestemd op de hoeveelheid te lozen afvalwater, mogen ook worden gebruikt. De voor 2009 geplaatste voorzieningen kunnen namelijk niet worden getoetst aan de norm voor het hydraulisch rendement, omdat de in de NEN-EN 12566-1 beschreven beproevingsprocedure niet in het veld toepasbaar is.

Voorzieningen van voor 2009 die nog steeds zijn afgestemd op de hoeveelheid te lozen afvalwater, mogen ook worden gebruikt. De voorzieningen die 2009 zijn geplaatst, kunnen namelijk niet worden getoetst aan de norm voor het hydraulisch rendement, omdat de beproevingsprocedure die is beschreven in de NEN-EN 12566-1, niet in het veld toepasbaar is.

UUUUUUU

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.4.4: Meet- en rekenbepalingen

In dit artikel wordt aangegeven welke normen gehanteerd worden voor het meten van emissiegrenswaarden. Artikelen met normbladen voor het bemonsteren van afvalwater schrijven niet voor dat het afvalwater moet worden bemonsterd, maar wel wat er moet gebeuren áls er wordt bemonsterd. Er zijn normen opgenomen voor het bemonsteren en conserveren. Ook zijn de analysemethoden die moeten worden gebruiktvoorgeschreven voor de stoffen waaraanwaarvoor in deze afdeling emissiegrenswaarden worden gesteld voorgeschrevenzijn. De versies van de NEN-EN-normen zijn opgenomen in de begripsbepalingen van bijlage 1.

Als er wordt bemonsterd, moeten de monsters volgens NEN-EN-ISO 5667-3 worden geconserveerd om te voorkomen dat in de monsters verandering optreedt voor de te analyseren parameter tussen het moment van bemonstering en het moment van analyse. Omdat de emissiegrenswaarden die zijn gesteld betrekking hebben op het totaal van opgeloste en niet opgeloste stoffen in het afvalwater, is het van belang dat het monster niet gefilterd wordt en dat de stoffen die zich onopgelost in het afvalwater bevinden meegenomen worden in de analyse.

Wordt er bemonsterd? Dan moeten de monsters volgens NEN-EN-ISO 5667-3 worden geconserveerd. Hiermee wordt voorkomen dat er in de monsters een verandering optreedt in de parameter die geanalyseerd moet worden in de periode tussen het nemen van het monster en het moment van analyse.

Het is belangrijk dat een monster niet gefilterd wordt en dat niet-opgeloste stoffen meegenomen worden in de analyse. De emissiegrenswaarden hebben namelijk betrekking op het totaal van opgeloste en niet-opgeloste stoffen in het afvalwater.

VVVVVVV

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.4.5: Specifieke indieningsvereisten

Dit artikel verplicht om vier weken voor de start van de lozing gegevens en bescheiden te verstrekken aan het bevoegd gezag. Daarbij wordt informatie verstrekt over de aard en omvang van de lozing, zoals het aantal inwonerequivalenten ende wijze van behandelen van het afvalwater. Eveneens moeten gegevens aan het bevoegd gezag verstrekt worden als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de te lozen hoeveelheid water wordt aangepast.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de lozing gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en om gegevens over de aard en omvang van de lozing:

  • a.

    de aard en omvang van de lozing, zoals het aantal inwonerequivalenten;

  • b.

    de wijze van behandelen van het afvalwater. Het bestuur moet ook worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de hoeveelheid te lozen water wordt aangepast.

WWWWWWW

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.5.1: Meldingsplicht lozen van koelwater

Deze afdeling is niet van toepassing op lozingen van koelwater afkomstig van milieubelastende activiteiten die zijn aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Bij het opstellen van dat besluit is al beoordeeld bij welke milieubelastende activiteiten koelwaterkan vrijkomen. Als dat het geval is, zijn er in dat besluit regels over het lozen van koelwater opgenomen. Maar het lozen van koelwater kan ook plaatsvinden bij bedrijven die niet onder dat besluit vallen. Voor die bedrijven is daarom in dit artikel het lozen van koelwater op een oppervlaktewaterlichaam geregeld. Koelwater kan ook worden geloosd in een hemelwaterriool. De regels daarover staan in het omgevingsplan.

Er mogen aan het koelwater geen chemicaliën (zoals aangroeiwerende middelen of antikalkmiddelen) worden toegevoegd. De maximaal te lozen warmtevracht hangt af van het type oppervlaktewaterlichaam waarop wordt geloosd. De aangewezen oppervlaktewaterlichamen zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze verordening; andere oppervlaktewaterlichamen zijn niet-aangewezen oppervlaktewaterlichamen.

De warmtevracht van een koelwaterlozing wordt berekend als het product van het lozingsdebiet en het verschil tussen de lozingstemperatuur en de temperatuur van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. De warmtecapaciteit van het koelwater is gelijk aan 4.190 kJ per m3 per graad temperatuursverhoging. Anders geformuleerd:

De warmtevracht = L x ΔT x W, waarbij

L = lozingsdebiet (m3/s) ΔT = verschil temperatuur koelwater en temperatuur ontvangend oppervlaktewater in graden Celsius.

W = warmtecapaciteit van het koelwater = 4190 kJ/m3 per graad temperatuurstijging.

Voor het lozen van koelwater met een hogere warmtevracht, of voor het toedienen van chemicaliën, is een maatwerkvoorschrift vereist.

XXXXXXX

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.5.2: Specifieke indieningsvereisten

Dit artikel verplicht om ten minste vier weken voor de start van de lozing aan het bevoegd gezag gegevens en bescheiden te verstrekken. Daarbij wordt informatie verschaft over de maximale warmtevracht. Aan het bevoegd gezag moeten eveneens gegevens en bescheiden worden overlegd als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de te lozen hoeveelheid water wordt aangepast.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de lozing gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en om gegevens over de maximale warmtevracht.

Het bestuur moet ook worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de hoeveelheid te lozen water wordt aangepast.

YYYYYYY

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.6.1: Vrijstelling lozen van afvalwater bij reinigen en conserveren

Deze afdeling heeft betrekking op het lozen bij werkzaamheden aan bouwwerken in de buurt van oppervlaktewater. Hierbij kan gedacht worden gedacht aan (spoor)bruggen, sluizen, steigers, kadewanden of panden die grenzen aan het oppervlaktewater. Het lozen van afvalwater van periodieke reinigingswerkzaamheden is vrijgesteld als alleen vuilafzetting wordt verwijderd. Hierbij kan worden gedacht aan gevelreiniging.

De regels in het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer (paragraaf 3.1.6) en het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen (paragraaf 3.5) schreven voor dat bij het reinigen en conserveren maatregelen getroffen dienden te worden om het op het oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen. Deze regels betroffen gedetailleerde instructies waaraan de lozer moest voldoen. Hierdoor mocht slechts afvalwater opeen oppervlaktewaterlichaam worden geloosd bij het afwassen met water en het schoonspuiten met water onder een druk van ten hoogste 200 bar.

ZZZZZZZ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.6.2: Meldingsplicht bij reinigen en conserveren van bouwwerken

Het onderhouden van bouwwerken houdt veelal in dat de bouwwerken van verontreinigingen worden ontdaan, dat roest en oude verflagen worden verwijderd en dat een nieuwe verflaag wordt aangebracht. Bij de werkzaamheden worden reinigings-en/of conserveringstechnieken toegepast en komen stoffen vrij of worden stoffen gebruikt die emissies veroorzaken naar oppervlaktewaterlichaam. Om deze emissies te voorkomen of te beperken zijn milieubeschermende maatregelen nodig. In het algemeen gebeurt dit door het afschermen van de ruimte waarin wordt gewerkt en opvangen en verwerken van vrijkomende stofdeeltjes. Afhankelijk van de omvang en bezwaarlijkheid van de vrijkomende stoffen kunnen met een optimale combinatie van de toegepaste techniek, de te verwijderen of toe te passen materialen en stoffen en de te nemen milieubeschermende maatregelen de nadelige gevolgen voor het milieu beperkt worden.

Voor de reinigings-en conserveringswerkzaamheden moet een werkinstructie opgesteld worden waarin in ieder geval de maatregelen staan die getroffen worden om het lozen te voorkomen of, voor zover dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken. De werkinstructie kan de maatregelen bevatten die onder het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen worden beschreven, maar het is ook mogelijk om andere maatregelen of technieken te treffen. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6.23 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

AAAAAAAA

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.6.3: Meldingsplicht bij bouwen, renoveren en slopen van bouwwerken

Als bouwwerken worden gesloopt, gerenoveerd of gebouwd is het bijna onvermijdelijk dat vaste delen in het oppervlaktewaterlichaam geraken. Het is daarom van belang dat bij deze werkzaamheden aan bouwwerken, die in de buurt van of boven het oppervlaktewaterlichaam plaatsvinden, verontreiniging van het oppervlaktewaterlichaam zo veel mogelijk wordt voorkomen. De werkwijze en een zorgvuldige bedrijfsvoering zijn daarbij van doorslaggevend belang. Daarom moet een werkinstructie worden opgesteld waarin naast de werkwijze in ieder geval is aangegeven welke preventieve maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat stoffen in een oppervlaktewaterlichaam terechtkomen. Er moet worden gehandeld conform deze werkinstructie en de daarin genoemde maatregelen moeten worden getroffen

Worden bouwwerken gesloopt, gerenoveerd of gebouwd? Dan komt er bijna altijd materiaal in het water terecht. Wordt er gewerkt aan bouwwerken in de buurt van een water? Dan is het belangrijk dat er maatregelen worden genomen om verontreiniging van water zoveel mogelijk te voorkomen. Er moet een werkinstructie worden opgesteld. Hierin staat de werkwijze beschreven. Ook is aangegeven welke preventieve maatregelen worden genomen om te voorkomen dat stoffen in het water terechtkomen. Er moet worden gewerkt volgens deze werkinstructie. En de maatregelen die daarin worden genoemd, moeten worden getroffen.

BBBBBBBB

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.6.4: Beperken stof in het oppervlaktewaterlichaam

AlsIs het bij het reinigen of conserveren nodig is om te werken met een gesloten hulpconstructie en afzuiging,? Dan geldt een emissiegrens waardeemissiegrenswaarde voor de hoeveelheid stof die naar de buitenlucht wordt afgevoerd. Deze eis is bedoeld om te voorkomen dat het stof alsnog in het oppervlaktewaterwater terecht kan komenkomt. AlsIs de afstand tot een oppervlaktewaterlichaam zodanigwater zo groot is dat een lozing redelijkerwijs niet te verwachten is,? Dan geldt dit artikel niet.

CCCCCCCC

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.6.6: Specifieke indieningsvereisten

Op grond van dit artikel moeten aan het bevoegd gezag ten minste vier weken voor aanvang van de reinigings-of conserveringswerkzaamheden of de bouw-of sloopwerkzaamheden de in het eerste lid van dit artikel genoemde gegevens en bescheiden verstrekt worden. Daarbij moet de werkinstructie worden toegestuurd. Het derde lid bevat een uitzondering op deze plicht voor periodieke reinigingswerkzaamheden waarbij alleen vuilafzetting wordt verwijderd. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld gevelreiniging.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de werkzaamheden gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en om de werkinstructie. Het bestuur moet ook worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing.

DDDDDDDD

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.7.1: Inerte goederen

Deze afdelingafdeling heeft betrekking opgaat over het lozen van stoffen die afkomstig zijn van het overslaan van inerte goederen. Inerte goederen zijn goederen die niet bodembedreigend zijn. Inerte goederen geven bij overslag geen significante milieubelasting. Dit artikel geeft aan welke goederen in ieder geval inerte goederen zijn. De opsomming is dus niet uitputtend. Voor alle genoemde goederen geldt wel dat deze niet verontreinigd mogen zijn, bijvoorbeeld met stoffen die het oppervlaktewater kunnen verontreinigen.

Overslaan is te beschouwen als een handeling binnen het transportproces tussen een onderneming en een andere partij (onderneming of particulier). Bij overslaan gaat het om ‘het van en naar een transportmiddel verplaatsen van goederen of materialen’. Onder overslaan vallen bijvoorbeeld het lossen, (be)laden, overladen of (over)hevelen van goederen of materialen. De afdelingafdeling heeft geen betrekking opgaat niet over ‘opslaan’. Het opslaan van goederen is al uitputtend geregeld in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

EEEEEEEE

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.7.2: Vrijstelling lozen bij opslaan van inerte goederen

Afvalwater dat in contact is geweest met opgeslagen inerte goederen kan worden geloosd in oppervlaktewater. In lijn met de voorkeursvolgorde voor de verwijdering van afvalwater (artikel 10.29a van de Wet milieubeheer) wordt het afvalwater bij voorkeur hergebruikt voordat het wordt geloosd. In het algemeen zal dit (verzameld) afstromend hemelwater, schrob-en spoelwater of water van een nevelgordijn zijn. In het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen was bepaald dat de lozing geen visuele verontreiniging mag veroorzaken. Die bepaling keert niet terug, want het voorkomen van visuele verontreiniging is onderdeel van de specifieke zorgplicht van dit hoofdstuk.

Afvalwater dat in contact is geweest met inerte goederen die zijn opgeslagen, kan worden geloosd in oppervlaktewater. Afvalwater wordt bij voorkeur hergebruikt voordat het wordt geloosd. Dit is in overeenstemming met de voorkeursvolgorde voor de verwijdering van afvalwater (artikel 10.29a van de Wet milieubeheer). In het algemeen zal dit (verzameld) afstromend hemelwater, schrob- en spoelwater of water van een nevelgordijn zijn.

In het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer en het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen was bepaald dat de lozing geen visuele verontreiniging mag veroorzaken. Die bepaling keert niet terug, want het voorkomen van visuele verontreiniging is onderdeel van de specifieke zorgplicht van dit hoofdstuk.

FFFFFFFF

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.7.3: Vrijstelling lozen bij overslaan van inerte goederen

Het tweede lidDit artikel bepaalt dat bij het overslaan van goederen in de buitenlucht zo veel mogelijk wordt voorkomen dat goederen opeenop een oppervlaktewaterlichaam gerakenterechtkomen. Zo veel mogelijk moet voorkomen worden voorkomen dat de goederen (bijvoorbeeld zand of grind op een oever) afvloeien in het oppervlaktewaterwater of met stuiven, morsen, of andere ongewenste routes in het oppervlaktewater terechtkomen.

In het derde lid is een maatregel opgenomen hoe aan het voorschrift in het tweede lid in ieder geval kan worden voldaan bij het laden en lossen van schepen. Bij overslag van schip naar wal (of andersom) betekent dit dat het schip zo dicht mogelijk tegen de wal gelegd moet worden. Aan het tweede lid wordt bij het laden en lossen van schepen in ieder geval voldaan als het schip zo afgemeerd kan worden dat er geen ruimte tussen schip en wal zit. In de praktijk is dat niet altijd haalbaar, en zal er bij overslag een spleet tussen schip en walontstaan.

In het derde lid is aangeven dat deze spleet in ieder geval niet groter mag zijn dan 5 meter. Deze maatregel laat overigens onverlet dat degene die de activiteit verricht de spleet zo klein mogelijk moet houden. Een andere maatregel die toegepast kan worden om te voldoen aan het tweede lid is gebruik maken van een ponton of een morsklep. De maatregelen in het derde lid laten verder onverlet dat degene die de activiteit verricht er alles aan doet om te voorkomen dat goederen in het oppervlaktewater raken. Mocht er onverhoopt toch een lozing plaatsvinden ondanks dat er alles aan gedaan is om dat te voorkomen, dan is die lozing toegestaan op grond van het eerste lid.

Er wordt beschreven hoe kan worden voorkomen dat goederen in het water terechtkomen bij het laden en lossen van schepen. Bij overslag van schip naar wal (of andersom) betekent dit dat het schip zo dicht mogelijk tegen de wal moet worden gelegd. De afstand tussen wal en schip mag in ieder geval niet groter zijn dan vijf meter. Een andere maatregel die toegepast kan worden om te voldoen aan het tweede lid is gebruik maken van een ponton of een morsklep.

GGGGGGGG

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.8.1: Meldingsplicht lozen bij opslaan van goederen die kunnen uitlogen

Dit artikel heeft betrekkinggaat over op goederen die bij contact met water kunnen uitlogen. Dit artikel geldt voor lozingen afkomstig van milieubelastende activiteiten die zijn aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In dat besluit is geregeld dat het te lozen afvalwater in een vuilwaterriool moet worden geloosd. Voor het doelmatig beheer van afvalwater kan het water ook op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam worden geloosd. Dit artikel is dus een maatwerkregel op het Bal. De verplichte lozingsroute naar het vuilwaterriool kan in deze waterschapsverordening niet worden ‘uitgezet’. Daarom is in het omgevingsplan een regel opgenomen die bepaalt dat de verplichte lozingsroute een facultatieve lozingsroute wordt, als in de waterschapsverordening lozen in het oppervlaktewater is toegestaan.

Lozen van afvalwater afkomstig vanIs het opslaan van goederen waaruit stoffen kunnen uitlogen opeen aangewezen oppervlaktewaterlichaam is toegestaan als het perceel waar het afvalwater vrijkomt niet is aangesloten of niet aan te sluiten binnen een afstand van 40 meter op een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk en ook niet binnen een afstand? Dan is lozen van 40 meter aangesloten kan wordenafvalwater dat afkomstig is van het opslaan van goederen waaruit stoffen kunnen uitlogen op een vuilwaterrioolaangewezen oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werktoegestaan. AlsIs er binnen die afstand wel een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk aanwezig is,? Dan is het niet toegestaan om te lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam. Het ligt dan voor de hand om het perceel aan te sluiten op die riolering of zuiveringtechnisch werk. De afstand is de afstand van het vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk tot de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt. De aangewezen oppervlaktewaterlichamen zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze verordening.

Bij het lozen op een oppervlaktewaterlichaam moet voldaan worden aan de emissiegrenswaarden in de tabel. De emissiegrenswaarden zijn overgenomen uit het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer.

Niet voor alle goederen zijn alle stoffen in de tabel relevant. Zo zijn bijvoorbeeld voor agribulk alleen het chemisch zuurstofverbruik, onopgeloste stoffen, som van stikstofverbindingen en som van fosforverbindingen van belang.

HHHHHHHH

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.8.2: Meet- en rekenbepalingen

Dit artikel geeft aan welke normen gehanteerd worden voor het meten van emissiegrenswaarden. Dit artikel met normbladen voor het bemonsteren van afvalwater schrijft niet voor dat het afvalwater moet worden bemonsterd, maar wel wat er moet gebeuren áls er wordt bemonsterd. Er zijn normen opgenomen voor het bemonsteren en conserveren. Ook zijn de analysemethoden die moeten worden gebruikt voor de stoffen waaraan in Artikelartikel 3.8.1 emissiegrenswaarden worden gesteld voorgeschreven. De versies van de NEN-EN-normen zijn opgenomen in de begripsbepalingen van bijlage 1 bij deze verordening.

Als er wordt bemonsterd, moeten de monsters volgens NEN-EN-ISO 5667-3 worden geconserveerd om te voorkomen dat in de monsters verandering optreedt voor de te analyseren parameter tussen het moment van bemonstering en het moment van analyse.

Omdat de emissiegrenswaarden die zijn gesteld betrekking hebben op het totaal van opgeloste en niet opgeloste stoffen in het afvalwater, is het van belang dat het monster niet gefilterd wordt en dat de stoffen die zich onopgelost in het afvalwater bevinden meegenomen worden in de analyse.

Wordt er bemonsterd? Dan moeten de monsters volgens NEN-EN-ISO 5667-3 worden geconserveerd. Hiermee wordt voorkomen dat er in de monsters een verandering optreedt in de parameter die geanalyseerd moet worden in de periode tussen het nemen van het monster en het moment van analyse.

Het is belangrijk dat een monster niet gefilterd wordt en dat niet-opgeloste stoffen meegenomen worden in de analyse. De emissiegrenswaarden hebben namelijk betrekking op het totaal van opgeloste en niet-opgeloste stoffen in het afvalwater.

IIIIIIII

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.8.3: Meldingsplicht lozen bij overslaan van niet-inerte goederengoederen die kunnen uitlogen

Dit artikel heeft betrekking opgaat over het lozen van stoffen afkomstig van het:

  • a.

    bedrijfsmatig overslaan van niet-inerte goederen;

  • b.

    overslaan van zout voor het strooien op wegen;

  • c.

    overslaan van niet-inerte goederen die vrijkomen bij een werk; en

  • d.

    overslaan van niet-inerte goederen die nodig zijn in een werk.

Met ‘bedrijfsmatig overslaan van niet-inerte goederen’ wordt het overslaan bedoeld wat in het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer was geregeld voor inrichtingen.

De andere overslaghandelingen (strooizout, niet-inerte goederen die vrijkomen bij of nodig zijn in een werk) hebben betrekking opgaan over wat in het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen was geregeld voor het overslaan buiten een inrichting. Bij ‘niet-inerte goederen die vrijkomen of nodig zijn bij een werk’ kan gedacht worden aan het vervangen of aanleggen van een walbeschoeiingbeschoeiing in het oppervlaktewatereen water, het aanbrengen of vervangen van kabels in de bodem of oppervlaktewater en andere werkzaamheden in de openbare ruimte. Dit materiaal kan van allerlei aard zijn, zoals beschadigde walbeschoeiing en oude kabels. Ook het nieuwe materiaal kan worden overgeslagen voordat het in het werk wordt aangebracht. In dit geval betreft het dus de nieuwe walbeschoeiing, nieuwe kabels en soortgelijk materiaal die nodig zijn in een werk.

Het tweede lid bepaalt dat bijBij het overslaan van goederen in de buitenlucht zo veel mogelijk wordt voorkomen dat goederen opeenin oppervlaktewaterlichaam gerakeneen water terechtkomen. Zo veel mogelijk moet voorkomen worden voorkomen dat de goederen (op bijvoorbeeld een oever) afvloeien in het oppervlaktewaterwater of met stuiven, morsen, of andere ongewenste routes in het oppervlaktewaterwater terechtkomen.

In het derde lid is een maatregel opgenomen hoe aan het voorschrift in het tweede lid in ieder geval kan worden voldaan bij het laden en lossen van schepen. Bij overslag van schip naar wal (of andersom) betekent dit dat het schip zo dicht mogelijk tegen de wal gelegd moet worden. Aan het tweede lid wordt bij het laden en lossen van schepen in ieder geval voldaan als het schip zo afgemeerd kan worden dat er geen ruimte tussen schip en wal zit. In de praktijk is dat niet altijd haalbaar, en zal er bij overslag een spleet tussen schip en walontstaan. In het derde lid is aangeven dat deze spleet in ieder geval niet groter mag zijn dan 5 meter. Deze maatregel laat overigens onverlet dat degene die de activiteit verricht de spleet zo klein mogelijk moet houden. Een andere maatregel die toegepast kan worden om te voldoen aan het tweede lid is gebruik maken van een ponton of een morsklep.

De maatregelen in het derde lid laten verder onverlet dat degene die de activiteit verricht er alles aan doet om te voorkomen dat goederen in het oppervlaktewater raken. Mocht er onverhoopt toch een lozing plaatsvinden ondanks dat er alles aan gedaan is om dat te voorkomen, dan is die lozing toegestaan op grond van het eerste lid.

Er wordt beschreven hoe kan worden voorkomen dat goederen in het water terechtkomen bij het laden en lossen van schepen. Bij overslag van schip naar wal (of andersom) betekent dit dat het schip zo dicht mogelijk tegen de wal moet worden gelegd. De afstand tussen wal en schip mag in ieder geval niet groter zijn dan vijf meter. Een andere maatregel die kan worden toegepast, is door gebruik te maken van een ponton of een morsklep.

Degene die de goederen overslaat, doet er alles aan om te voorkomen dat deze goederen in het water terechtkomen.

JJJJJJJJ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.8.4: Specifieke indieningsvereisten

Dit artikel verplicht om vier weken voor de start van de lozing aan het bevoegd gezag bepaalde gegevens en bescheiden te verstrekken. Daarbij wordt informatie verstrekt over de stoffen die worden opgeslagen of overgeslagen. Aan het bevoegd gezag moeten eveneens gegevens en bescheiden worden verstrekt als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de te lozen hoeveelheid water wordt aangepast.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de werkzaamheden gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en om informatie over de stoffen die worden opgeslagen of overgeslagen. Het bestuur moet ook worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing.

KKKKKKKK

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.9.1: Vrijstelling lozen van afvalwater vanuit gemeentelijke rioolstelsels

In dit artikel wordt het lozen van afvalwater vanuit openbare ontwateringsstelsels, openbare hemelwaterstelsels en openbare vuilwaterriolen in oppervlaktewater toegestaan. Voorwaarde daarbij is dat deze stelsels voorkomen op het overzicht van voorzieningen en maatregelen dat is opgenomen in het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) als bedoeld in het voormalige artikel 4.22, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Op grond van het overgangsrecht van artikel 4.93 van de Invoeringswet Omgevingswet blijven GRP’s van kracht tot:

  • a.

    het tijdstip waarop de periode verstrijkt waarvoor het plan is vastgesteld; of

  • b.

    het tijdstip waarop het gemeentebestuur besluit dat het plan vervalt.

In dit artikel wordt het lozen van afvalwater vanuit openbare ontwateringsstelsels, openbare hemelwaterstelsels en openbare vuilwaterriolen in oppervlaktewater toegestaan. Voorwaarde daarbij is dat deze stelsels voorkomen op het overzicht van voorzieningen en maatregelen dat is opgenomen in het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) als bedoeld in het voormalige artikel 4.22, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Op grond van het overgangsrecht van artikel 4.93 van de Invoeringswet Omgevingswet blijven GRP’s van kracht tot het tijdstip waarop de periode verstrijkt waarvoor het plan is vastgesteld, of tot het tijdstip waarop het gemeentebestuur besluit dat het plan vervalt. Bij het vaststellen van het GRP is betrokkenheid van het waterschap voorgeschreven. Gemeente en waterschap bepalen gezamenlijk welke maatregelen aan de riolering het meest doelmatig zijn. Daarbij wordt onder meer gelet op de effecten van lozingen uit de riolering op het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. Daarnaast verplichtte het voormalige artikel 3.8 van de Waterwet tot afstemming van taken en bevoegdheden over de afvalwaterketen. Een omgevingsvergunning voor lozen vanuit de riolering is in dat licht overbodig. Ook het nieuwe stelsel gaat uit van samenwerking tussen overheden bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden (zie artikel 3.2 Omgevingswet). De Omgevingswet voorziet in artikel 3.14 in een bevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders om een (facultatief) gemeentelijk rioleringsprogramma vasttevast te stellen. Ongetwijfeld zal hetHet college betrekt het waterschap daarbij betrekken. AlsHeeft het college een rioleringsprogramma heeft vastgesteld,? Dan is het lozen vanuit deeen voorziening die in dat programma is opgenomen voorzieningen daarom eveneensook toegestaan. De naamgemeente hoeft dit programma niet ‘rioleringsprogramma’ is overigens niet limitatief,te noemen. Maar de gemeente kan dit programma bijvoorbeeld ook een waterprogramma noemen.

LLLLLLLL

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.9.2: Vrijstelling lozen van huishoudelijk afvalwater vanuit andere systemen

Voor lozingen vanuit ‘overheids-IBA’s’ geldt dezelfde regeling als voor de lozingen vanuit gemeentelijke rioolstelsels. Kortheidshalve wordt verwezenWe verwijzen hiervoor naar de toelichting bij artikel 3.9.1.

MMMMMMMM

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.10.1: Meldingsplicht lozen bij ontgravingen en baggerwerkzaamheden

Dit artikel heeft betrekking op baggerwerkzaamheden en ontgravingen en geldt alleen voor de lozingen bij het baggeren en ontgraven zelf. Dit artikel heeft dus geen betrekking op een eventuele toepassing van de bagger of de opgegraven materie.

Het artikel is niet alleen van toepassing op waterbeheerders die baggerwerkzaamheden en ontgravingen verrichten. Ook als die werkzaamheden door derden worden verricht (zoals de onderhoudsplichtigen), is het artikel van toepassing.

Het artikel bepaalt dat de lozing is toegestaan als die plaatsvindt in hetzelfde oppervlaktewater waar ook het baggeren of ontgraven plaatsvindt.

Dit artikel gaat over baggerwerkzaamheden en ontgravingen. Het artikel geldt alleen voor de lozingen bij het baggeren en ontgraven zelf. Dit artikel gaat dus niet over toepassing van de bagger of materiaal dat wordt opgegraven. Het artikel is niet alleen van toepassing op waterbeheerders die baggerwerkzaamheden en ontgravingen verrichten. Het artikel is ook van toepassing als die werkzaamheden door derden worden verricht (zoals de onderhoudsplichtigen). Het artikel bepaalt dat de lozing is toegestaan als die plaatsvindt in hetzelfde oppervlaktewater waar ook het baggeren of het ontgraven plaatsvindt.

NNNNNNNN

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.10.2: Vrijstelling lozen bij werkzaamheden door of namens de waterbeheerder

Bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden, waarbij de kwaliteit van de te ontgraven of te baggeren waterbodem in de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’, bedoeld in artikel 29, derde lid, onder a, van het Besluitbodemkwaliteit valt, is het gewenst dat het ontgraven of baggeren met een grotere zorgvuldigheid gebeurt dan wanneer de kwaliteit in een andere (minder schadelijke) kwaliteitsklasse valt. De kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’ komt overeen met een waterbodem die volgens het oude recht de interventiewaarden overschreed. In dat geval is het opstellen van een werkinstructie verplicht.

Dit artikel gaat over lozingen die afkomstig zijn van andere werkzaamheden aan een oppervlaktewaterlichaam. Het gaat om andere werkzaamheden dan ontgravingen of baggerwerkzaamheden. De werkzaamheden vinden plaats door of in opdracht van de waterbeheerder in het kader van oppervlaktewaterbeheer. Bijvoorbeeld het aanleggen van een natuurvriendelijke oever. Het artikel bepaalt dat zo’n lozing is toegestaan zonder verdere voorwaarden. Natuurlijk geldt wel de specifieke zorgplicht.

OOOOOOOO

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.10.3: Vrijstelling lozen van algen en bacteriën

Dit artikel heeft betrekking op lozingen afkomstig van andere werkzaamheden opeen oppervlaktewaterlichaam (anders dan ontgravingen of baggerwerkzaamheden) die door of in opdracht van de waterbeheerder plaatsvinden in het kader van oppervlaktewaterbeheer. Bijvoorbeeld het aanleggen van een natuurvriendelijke oever.

Het artikel bepaalt dat de lozing is toegestaan zonder verdere voorwaarden. Vanzelfsprekend geldt wel de specifieke zorgplicht.

Dit artikel gaat over het lozen van algen en bacteriën op een oppervlaktewaterlichaam. De lozing vindt plaats door of in opdracht van de waterbeheerder in het kader van oppervlaktewaterbeheer. Het artikel bepaalt dat algen en bacteriën die afkomstig zijn van een oppervlaktewaterlichaam op een ander oppervlaktewaterlichaam mogen worden geloosd in het kader van oppervlaktewaterbeheer. Daarbij geldt de voorwaarde dat beide oppervlaktewaterlichamen in beheer zijn bij dezelfde waterbeheerder. Het artikel maakt het mogelijk dat de waterbeheerder algen en bacteriën naar eigen inzicht in het eigen beheergebied kan verplaatsen in het kader van het oppervlaktewaterbeheer.

PPPPPPPP

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.10.4: Meldingsplicht lozen bij ontgravingen en baggerwerkzaamheden bij verontreinigde waterbodem

Dit artikel heeft betrekking op het lozen van algen en bacteriën opeen oppervlaktewaterlichaam wat door of in opdracht van de waterbeheerder plaatsvindt in het kader van oppervlaktewaterbeheer.

Het artikel bepaalt dat algen en bacteriën afkomstig van een oppervlaktewaterlichaam op een ander oppervlaktewaterlichaam geloosd mogen worden in het kader van oppervlaktewaterbeheer. Daarbij geldt de voorwaarde dat beide oppervlaktewaterlichamen in beheer zijn bij dezelfde waterbeheerder. Het artikel maakt mogelijk dat de waterbeheerder, in het kader van het oppervlaktewaterbeheer, algen en bacteriën naar eigen inzicht in het eigen beheersgebied kan verplaatsten.

Valt de kwaliteit van de waterbodem die wordt ontgraven of gebaggerd in de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’, zoals bedoeld in artikel 29, derde lid, onder a, van het Besluitbodemkwaliteit? Dan is het gewenst dat het ontgraven of baggeren met een grotere zorgvuldigheid gebeurt dan wanneer de kwaliteit in een andere (minder schadelijke) kwaliteitsklasse valt. De kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’ komt overeen met een waterbodem die volgens het oude recht de interventiewaarden overschreed. In dat geval is het opstellen van een werkinstructie verplicht.

QQQQQQQQ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.10.5: Specifieke indieningsvereisten

Dit artikel verplicht om vier weken voor de start van de lozing de in het eerste lid genoemde gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag te verstrekken. Aan het bevoegd gezag moeten eveneens gegevens en bescheiden worden overlegd als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de te lozen hoeveelheid water wordt aangepast.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de lozing gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en om de gegevens die worden genoemd in het eerste lid van dit artikel. Het bestuur moet ook worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing.

RRRRRRRR

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.11.1: Vrijstelling lozen van reinigingswater drinkwaterleidingen

Dit artikel heeft betrekking opgaat over het lozen van afvalwater dat afkomstig is van het schoonmaken en in gebruik nemen van leidingen voor het opslaan, transporteren en distribueren van drinkwater, warm tapwater en huishoudwater. Bij het schoonmaken van leidingen wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • a.

    afvalwater dat afkomstig is van leidingen uit het transportnet; en

  • b.

    afvalwater dat afkomstig is van leidingen uit het distributienet.

Bij het schoonmaken van leidingen kan onderscheid gemaakt worden tussen afvalwater afkomstig van leidingen uit het transportnet en afvalwater afkomstig van leidingen uit het distributienet. Vanuit de productiestations wordt het drinkwater via transportleidingen naar het distributienet gepompt. Het transportnet kenmerkt zich doorheeft een grotere leidingdiameter en het geringe aantalheeft minder vertakkingen en aansluitingen. Het distributienet verdeelt de hoofdstroom naar de veleveel eindgebruikers en kenmerkt zich door de veleheeft veel vertakkingen en het verloopverloopt van grotere naar kleinere diameters. In grote lijnen zal het schoonmaken van leidingen uit het transportnet lozingen opleveren van 100 m3m3 of meer, terwijl lozingen. Lozingen van afvalwater afkomstig van distributieleidingen daaronder blijvenblijven daaronder. Ook opDit artikel gaat ook over het schoonmaken van de aanvoerleiding heeft dit artikel betrekking.

Tegen lozingen van dit afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam bestaat geen bezwaar, voor zover het afvalwater geen chemicaliën zoals desinfecteermiddelen bevat. Een lozing die wel zulke middelen bevat, is alleen mogelijk als het bevoegd gezag daarvoor een maatwerkvoorschrift heeft gesteld.

Bevat afvalwater geen chemicaliën zoals desinfecteermiddelen? Dan is er geen bezwaar tegen het lozen van dit afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam. Bevat een lozing wel zulke middelen? Dan is lozen alleen mogelijk als het bestuur daarvoor een maatwerkvoorschrift heeft gesteld.

SSSSSSSS

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.12.1: Meldingsplicht lozen bij calamiteitenoefeningen

Calamiteitenoefeningen worden uitgevoerd om bij brand of een andere calamiteit de schade tot een minimum te beperken. Het testen van een brandbestrijdingsinstallatie valt binnen het begrip ‘calamiteitenoefening’. Bij calamiteitenoefeningen kan afvalwater vrijkomen. Zo zal een oefening om een brand te bestrijden, gepaard kunnen gaan met het gebruik van grote hoeveelheden bluswater, dat tijdens de oefening in het oppervlaktewater stroomt. Om de gevolgen voor het milieu tot een minimum te beperken, wordt daarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt van oefenblusschuimen die geen slecht-afbreekbare organische fluorverbindingen of andere halogeenverbindingen bevatten. Deze oefenblusschuimen hebben vergelijkbare uitvloei eigenschappen als echt blusschuim, maar bevatten niet de schadelijke werkzame stof van blusschuimen.

Om overlap met regels uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) te voorkomen, is een afstemmingsbepaling opgenomen in dit artikel. Het artikel heeft geen betrekking op afvalwater afkomstig van een permanente voorziening voor het oefenen van brandbestrijdingstechnieken als bedoeld in artikel 3.259 van het Bal.

TTTTTTTT

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.12.2: Specifieke indieningsvereisten

Dit artikel verplicht om vier weken voor de start van de lozing aan het bevoegd gezag de gegevens en bescheiden, bedoeld in dit artikel, te verstrekken. Daarbij wordt informatie verstrekt over of er blusschuim bij de oefening wordt gebruikt en welke stoffen dat blusschuim bevat.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de lozing gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en of er blusschuim bij de oefening wordt gebruikt en welke stoffen dat blusschuim bevat. Dit artikel verplicht om twee weken voor de start van de lozing aan het bevoegd gezag de gegevens en bescheiden, bedoeld in dit artikel, te verstrekken.

UUUUUUUU

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.13.1: Meldingsplicht lozen vanuit andere gebouwen dan een kas

Het afvalwater dat vrijkomt bij het telen van gewassen in een gebouw, anders dan een kas, moet op grond van artikel 4.795 van het BalgelijkmatigBesluit activiteiten leefomgeving (Bal) gelijkmatig worden verspreid over landbouwgronden of worden geloosd in een vuilwaterriool. Op grond van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer was het ook mogelijk om dit afvalwater te lozen in het oppervlaktewater, alsIs er geen vuilwaterriool aanwezig is binnen 40 meter vanaf de perceelgrens waar het afvalwater vrijkomt? Dan mag het afvalwater worden geloosd in het oppervlaktewater. Deze uitzonderingDe alternatieve lozingsroute naar het vuilwaterriool is opgenomen in dithet omgevingsplan. Dit artikel voortgezetmaakt de alternatieve lozingsroute naar het oppervlaktewater mogelijk. Bij lozingen die voor 2013 al plaatsvonden, wordt de afstand berekend vanaf de plek waar het vrijkomt in plaats vanen niet vanaf de perceelgrens. De afstand wordt berekend over de kortste lijnroute waarlangs aansluiting daadwerkelijk kan plaatsvinden. Dit is niet altijd hemelsbreed de kortste lijnroute. Privaatrechtelijke belemmeringen of de aanwezigheid van bijvoorbeeld eenDe aansluitleiding moet soms langs een andere route waterkering kunnen een reden zijn waarom de aansluitleiding langs een andere route moet worden aangelegd dan hemelsbreed de kortste lijnworden aangelegd dan de kortste route. Dat kan zijn door privaatrechtelijke belemmeringen of door de aanwezigheid van bijvoorbeeld een waterkering.

VVVVVVVV

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.13.2: Meldingsplicht lozen bij spoelen van biologisch geteelde gewassen

Het afvalwater dat vrijkomt bij het sorteren van biologisch geteeld fruit moet op grond van artikel 4.761 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) gelijkmatig worden verspreid over landbouwgronden. Op grond van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer was het ook mogelijk om dit afvalwater te lozen of worden geloosd in een vuilwaterriool of, als. Is er geen vuilwaterriool aanwezig is binnen 40 meter vanaf de perceelgrens waar het afvalwater vrijkomt,? Dan mag het afvalwater worden geloosd in het oppervlaktewater. De alternatieve lozingsroute naar het vuilwaterriool is opgenomen in het omgevingsplan. DeDit artikel maakt de alternatieve lozingsroute naar het oppervlaktewater is in dit artikel voortgezetmogelijk. Bij lozingen die voor 2013 al plaatsvonden, wordt de afstand berekend vanaf de plek waar het vrijkomt in plaats vanen niet vanaf de perceelgrens. De afstand wordt berekend over de kortste lijnroute waarlangs aansluiting daadwerkelijk kan plaatsvinden. Dit is niet altijd hemelsbreed de kortste lijnroute. Privaatrechtelijke belemmeringen of de aanwezigheid van bijvoorbeeld eenDe aansluitleiding moet soms waterkering kunnen een reden zijn waarom de aansluitleiding langs een andere route moet worden aangelegd dan hemelsbreed de kortste lijnroute. Dat kan zijn door privaatrechtelijke belemmeringen of door de aanwezigheid van bijvoorbeeld een waterkering.

Het tweede lid bevat de emissiegrenswaarden die gelden voor deze lozing.

WWWWWWWW

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.13.3: Meldingsplicht lozen bij sorteren van biologisch geteelde gewassen

Het afvalwater dat vrijkomt bij het wassen van biologisch geteeld fruit moet op grond van artikel 4.773 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) gelijkmatig worden verspreid over landbouwgronden. Op grond van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer was het ook mogelijk om dit afvalwater te lozen of worden geloosd in een vuilwaterriool of, als. Is er geen vuilwaterriool aanwezig is binnen 40 meter vanaf de perceelgrens waar het afvalwater vrijkomt,? Dan mag het afvalwater worden geloosd in het oppervlaktewater. De alternatieve lozingsroute naar het vuilwaterriool is opgenomen in het omgevingsplan. DeDit artikel maakt de alternatieve lozingsroute naar het oppervlaktewater is in dit artikel voortgezetmogelijk. Bij lozingen die voor 2013 al plaatsvonden, wordt de afstand berekend vanaf de plek waar het vrijkomt in plaats vanen niet vanaf de perceelgrens. De afstand wordt berekend over de kortste lijnroute waarlangs aansluiting daadwerkelijk kan plaatsvinden. Dit is niet altijd hemelsbreed de kortste lijnroute. Privaatrechtelijke belemmeringen of de aanwezigheid van bijvoorbeeld eenDe aansluitleiding moet soms langs een andere route waterkering kunnen een reden zijn waarom de aansluitleiding langs een andere route moet worden aangelegd dan hemelsbreed de kortste lijnworden aangelegd dan de kortste route. Dat kan zijn door privaatrechtelijke belemmeringen of door de aanwezigheid van bijvoorbeeld een waterkering.

XXXXXXXX

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.13.4: Meldingsplicht lozen bij omgekeerde osmose en ionenwisselaars

Op grond van de artikelen 4.801 en 4.804 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) mag brijn, afkomstig van de bereiding van gietwater of drinkwater voor landbouwhuisdieren, niet worden geloosd. Op grond van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer was het lozen van dit afvalwater in het oppervlaktewater wel toegestaan. In dit artikel wordt deze lozingsroute weer mogelijk gemaakt. Het tweede lid bevat de emissiegrenswaarden voor dit afvalwater.

YYYYYYYY

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.13.5: Meldingsplicht lozen bij ontijzeren grondwater

Het lozen van afvalwater dat afkomstig van het ontijzeren van grondwater voor agrarische activiteiten is niet geregeld in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Op grond van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer was het mogelijk om dit afvalwater te lozen in een vuilwaterriool of, als. Is er geen vuilwaterriool aanwezig is binnen 40 meter vanaf de perceelgrens waar het afvalwater vrijkomt,? Dan mag het afvalwater worden geloosd in het oppervlaktewater. De lozingsroute naar het vuilwaterriool is opgenomen in het omgevingsplan. DeDit artikel maakt de alternatieve lozingsroute naar het oppervlaktewater is in dit artikel voortgezetmogelijk. Bij lozingen die voor 2013 al plaatsvonden, wordt de afstand berekend vanaf de plek waar het vrijkomt in plaats vanen niet vanaf de perceelgrens. De afstand wordt berekend over de kortste lijnroute waarlangs aansluiting daadwerkelijk kan plaatsvinden. Dit is niet altijd hemelsbreed de kortste lijnroute. Privaatrechtelijke belemmeringen of de aanwezigheid van bijvoorbeeld eenDe aansluitleiding moet soms langs een andere route waterkering kunnen een reden zijn waarom de aansluitleiding langs een andere route moet worden aangelegd dan hemelsbreed de kortste lijnworden aangelegd dan de kortste route. Dat kan zijn door privaatrechtelijke belemmeringen of door de aanwezigheid van bijvoorbeeld een waterkering.

Het tweede lid bevat de emissiegrenswaarden die gelden voor deze lozing.

ZZZZZZZZ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.13.6: Meet- en rekenbepalingen

In ditDit artikel wordt aangegevengeeft aan welke normen gehanteerd worden gehanteerd voor het meten van emissiegrenswaarden. ArtikelenDit artikel met normbladen voor het bemonsteren van afvalwater, zoals dit artikel, schrijven schrijft niet voor dat het afvalwater moet worden bemonsterd, maar wel wat er moet gebeuren áls er wordt bemonsterd. Met het toevoegen van ‘NEN-ISO 15705’ wordt deze regel gelijkgetrokken met andere regels in deze verordeningwaterschapsverordening.

AAAAAAAAA

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.13.7: Specifieke indieningsvereisten

Dit artikel verplicht om vier weken voor de start van de lozing aan het bevoegd gezag de gegevens en bescheiden, bedoeld in dit artikel, te verstrekken. Daarbij wordt informatie verstrekt over de aard en omvang van de lozingen. Aan het bevoegd gezag moeten eveneens gegevens en bescheiden worden verstrekt als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de te lozen hoeveelheid water wordt aangepast.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de werkzaamheden gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en om informatie over de aard en omvang van de lozingen. Het bestuur moet ook worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing. Bijvoorbeeld als de hoeveelheid water die wordt geloosd, wordt aangepast.

BBBBBBBBB

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.14.1: MeldingsplichtVrijstelling lozen afvalwater bij maken van betonmortel en uitwassen van beton

Volgens de artikelen 4.140, eerste lid, en 4.158, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) moet afvalwater dat afkomstig is van het maken van betonmortel en het uitwassen van beton worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. Maar in sommige gevallen is dat niet mogelijk, bijvoorbeeld. Bijvoorbeeld omdat er geen geschikt oppervlaktewaterlichaam in de directe omgeving van de betoncentrale (of ander bedrijf) ligt. Voor die gevallen is in het omgevingsplan opgenomen dat het afvalwater onder voorwaarden ook in de riolering kan worden geloosd. Maar de gemeente is niet bevoegd om de verplichte lozingsroute naar oppervlaktewater, die in de genoemde artikelen van het Bal is opgenomen, op te heffen. Daarom bepaalt dit artikel dat die verplichte lozingsroute niet geldt als er een andere lozingsroute in het omgevingsplan is toegestaan. De initiatiefnemer heeft in dat geval de keuze tussen lozen in oppervlaktewater of lozen in de riolering.

Een andere lozingsroute dan naar het oppervlaktewater is volgens het Bal niet toegestaan. Dit artikel bepaalt dat een andere lozingsroute wel is toegestaan als die lozingsroute in het omgevingsplan is opgenomen. De initiatiefnemer heeft in dat geval de keuze tussen lozen in oppervlaktewater of lozen in de riolering.

CCCCCCCCC

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.15.1: Afbakening met Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

Deze afdeling is van toepassing op lozingen afkomstig van (kleinschalige) voedselbereiding, ongeacht. Het maakt niet uit of die lozing afkomstig is van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) of niet. Het betreftgaat bijvoorbeeld om bedrijfskantines of de horeca. Deze afdeling is niet van toepassing op grootschalige voedselbereiding alszoals bedoeld in artikel 3.128 van het Bal, met uitzondering van de kantine van die bedrijven.

DDDDDDDDD

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.15.2: Meldingsplicht lozen afvalwater na bereiden van voedingsmiddelen

Het afvalwater dat vrijkomt bij voedselbereiding wordt in het algemeen geloosd op een vuilwaterriool. De regels daarover staan in het omgevingsplan. Als er geen vuilwaterriool aanwezig is, kan het afvalwater ook op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd,. Dat mag alleen als het afvalwater samen met huishoudelijk afvalwater wordt behandeld in een zuiveringsvoorziening zoals een IBA (Individuele Behandeling Afvalwater). Die zuiveringsvoorziening moet wel berekend zijn op de verwerking van het afvalwater dat afkomstig is van de voedselbereiding.

EEEEEEEEE

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.15.3: Specifieke indieningsvereisten

Dit artikel verplicht om vier weken voor de start van de lozing de gegevens en bescheiden, bedoeld in dit artikel, aan het bevoegd gezag te verstrekken. Daarbij wordt informatie verstrekt over de aard en omvang van de lozingen. Aan het bevoegd gezag moeten eveneens gegevens en bescheiden worden verstrekt als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de te lozen hoeveelheid water wordt aangepast.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de lozing gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en om informatie over de aard en omvang van de lozingen. Het bestuur moet ook worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing. Bijvoorbeeld als de hoeveelheid water die wordt geloosd, wordt aangepast.

FFFFFFFFF

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.16.1: Meldingsplicht lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers

Dit artikel heeft betrekking opgaat over het lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers. Recreatieve visvijvers vallen onder de recreatieve sector. In recreatieve visvijvers worden geen vissen gekweekt.

Recreatieve visvijvers vallen onder de recreatieve sector. Anders dan in kwekerijen van vis voor menselijke consumptie of voor siervissen worden in recreatieve visvijvers geen vissen gekweekt. Het kweken van vissen wordt als een agrarische activiteit beschouwd.

Dit gebeurt wel in kwekerijen van vis voor menselijke consumptie of voor siervissen. Het kweken van vissen wordt als een agrarische activiteit beschouwd. Het vissen vindt plaats in aparte vijvers. Deze vijvers maken in het algemeen geen deel uit van een oppervlaktewaterlichaam. Gemiddeld eens per twee weken wordt een aantal consumptievissen aangevoerd van een kwekerij. Deze vissen worden tijdelijk in voorraadbakken bewaard. Vervolgens worden ze -afhankelijk van de vraag- uit de voorraadbakken gehaald en uitgezet in één of meerdere grotere vijvers om te worden gevangen door recreatieve vissers.

De vissen worden in de tijd dat ze in de bakken en visvijvers aanwezig zijn in principe niet (bij)gevoerd. Een forel kan gemakkelijk een half jaar zonder voedsel. Ook worden geen antibiotica toegepast. Dat is sowieso bij vissen, die voor consumptiedoeleinden worden gebruikt, niet toegestaan.

Het water in de visvijvers wordt in beweging gehouden om vorming van onder andere blauwalgen te voorkomen. Daarvoor wordt een aantal m3 grondwater per dag opgepompt en toegevoegd aan de voorraadbakken, die weer. De voorraadbakken staan in open verbinding staan met de visvijvers. UiteindelijkOmdat er dagelijks water wordt het spuiwater op eentoegevoegd aan de visvijvers, oppervlaktewaterlichaam of eldersmoet er ook water worden geloosd. HetDit spuiwater bestaat uit schoon (grond)water zonder toevoegingen. Uiteindelijk wordt het spuiwater op een oppervlaktewaterlichaam of elders geloosd. Het lozen is zonder nadere voorschriften toegestaan.

GGGGGGGGG

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.16.2: Specifieke indieningsvereisten

Dit artikel verplicht om vier weken voor de start van de lozing aan het bevoegd gezag de gegevens en bescheiden, bedoeld in dit artikel, te verstrekken. Daarbij wordt informatie verstrekt over de aard en omvang van de lozingen. Aan het bevoegd gezag moeten eveneens gegevens en bescheiden worden verstrekt als er wijzigingen optreden in de lozing, bijvoorbeeld omdat de te lozen hoeveelheid water wordt aangepast.

Dit artikel verplicht om minimaal twee weken voor de start van de lozing gegevens te verstrekken aan het bestuur. Het gaat om algemene gegevens en om informatie over de aard en omvang van de lozingen. Het bestuur moet ook worden geïnformeerd als er wijzigingen optreden in de lozing. Bijvoorbeeld als de hoeveelheid water die wordt geloosd, wordt aangepast.

HHHHHHHHH

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.17.1: Vrijstelling lozen van spoelwater

Dit artikel heeft betrekking opgaat over het lozen van een tweetal afvalwaterstromen die afkomstig zijn van een vaartuig of ander drijvend werktuig.

Onderdeel a regelt dat het lozen van afvalwater is toegestaan als dat afvalwater vrijkomt bij het spoelen van zeezand tijdens het transport ervan, is toegestaan(het varen). Het zoute zeezand wordt meestal tijdens het varen naar de plaats waar het zand wordt toegepast, met steeds zoeter wordend oppervlaktewater gespoeld, om de zoutvracht naar beneden te brengen. Als voorwaarde is opgenomen dat het lozen tijdens het varen plaatsvindt.

Onderdeel b regelt dat het lozen van afvalwater dat vrijkomt bij het scheiden van zand en grind, is toegestaan.

De regels over het lozen van spoelwater van zeezand in brak oppervlaktewater enzijn niet overgenomen uit het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen. Dit geldt ook voor het lozen van organismen en slib veroorzaaktdat ontstaat door het kweken en verwerken van mosselen en oesters zijn niet overgenomen uit het voormalige Besluit lozen buiten inrichtingen. Deze lozingen komen in de praktijk alleen voor in de rijkswateren.

IIIIIIIII

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.18.1: Vrijstelling asverstrooiing

De toegestane lozing betreftis toegestaan als het incidenteelgaat om het eenmalig verstrooien op een bijzondere plek voor de overledene of de nabestaanden bijzondere plek. Het artikel heeft geen betrekking opgaat niet over bedrijfsmatig georganiseerd verstrooien.

JJJJJJJJJ

Voor sectie 'Toelichting op artikel 3.19.1: Vangnetvergunningplicht lozen op een oppervlaktewaterlichaam' wordt een sectie ingevoegd, luidende:

Toelichting op artikel 3.19.1: Vrijstelling lozen op een oppervlaktewaterlichaam

De lozing is toegestaan als het gaat om het lozen van schoon leidingwater, water dat komt uit hetzelfde oppervlaktewaterlichaam, stoffen, koude of warmte die uit een woning komen of afkomstig zijn van een milieubelastende activiteit zoals beschreven in artikel 3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Voor deze vrijstelling zijn de regels over hoeveelheden die geloosd mogen worden, zoals bepaald in afdeling 3.21 en 3.22 ook van toepassing.

KKKKKKKKK

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.19.13.19.2: Vangnetvergunningplicht lozen op een oppervlaktewaterlichaam

Voor het verrichten van een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap is een omgevingsvergunning vereist, als die lozing niet is geregeld in de afdelingen 3.2 tot en met 3.18 van deze waterschapsverordening.

De vergunningplicht is beperkt tot het lozen van stoffen of warmte (oftewel de gevolgen voor de waterkwaliteit). Een eventuele vergunningplicht voor het lozen van water (oftewel de gevolgen voor de waterkwantiteit) staat in het tijdelijke deel van deze waterschapsverordening. Beide vergunningen kunnen natuurlijk wel gelijktijdig worden aangevraagd.

Is een lozing niet geregeld in de afdelingen 3.2 tot en met 3.18 van deze waterschapsverordening? Dan is voor het verrichten van een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap een omgevingsvergunning vereist.

De vergunningplicht is beperkt tot het lozen van stoffen of warmte. Dit heeft namelijk gevolgen voor de kwaliteit van het water. De regels voor het lozen van een hoeveelheid water staat in afdeling 3.21 van deze waterschapsverordening. Is voor beide typen lozingen (kwaliteit en hoeveelheid) een vergunning nodig? Dan kan deze in een keer worden aangevraagd.

De vergunningplicht geldt niet voor het lozen vanWorden warmte of stoffen geloosd die afkomstig zijn van een milieubelastende activiteiten die zijnactiviteit zoals aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)? Dan is er op grond van de waterschapsverordening geen vergunning nodig. Voor die lozingenIn het Bal is al geregeld in dat besluit bepaald in welke gevallen een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit is vereist. De vergunningplicht geldt ook niet voor water dat afkomstig is uit het oppervlaktewaterlichaam waarop het wordt geloosd, als daaraan geen stoffen zijn toegevoegd. Er zijn dan immers geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. De vergunningplicht geldt ook niet voor lozingen die afkomstig zijn van wonen.

LLLLLLLLL

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.19.23.19.3: Vangnetvergunningplicht lozen op een zuiveringtechnisch werk

Voor het lozen van water, warmte of stoffen op een zuiveringtechnisch werk, dat niet afkomstig is van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Bal, is een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit vereist. Voor lozingen die wel afkomstig zijn van zo’n milieubelastende activiteit is al in dat besluit bepaald in welke gevallen een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit is vereist.

Worden water, warmte of stoffen geloosd die niet afkomstig zijn van een milieubelastende activiteit zoals aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)? Dan is voor het lozen van water, warmte of stoffen op een zuiveringtechnisch werk een omgevingsvergunning vereist. Voor lozingen die wel afkomstig zijn van zo’n milieubelastende activiteit is al in het Bal bepaald in welke gevallen een omgevingsvergunning is vereist.

MMMMMMMMM

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.20.2: Beoordelingsregel omgevingsvergunning lozingsactiviteit

Voor de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringtechnisch werk zijn de beoordelingsregels van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) van overeenkomstige toepassing. Dat sluit aan op de situatie die gold voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

NNNNNNNNN

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 3.20.3: Voorschriften omgevingsvergunning lozingsactiviteit

Ook de voorschriften die op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) aan een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit moeten worden verbonden, zijn van overeenkomstige toepassing. DitDat sluit eveneensook aan bijop de regeling op grondsituatie die gold voor de inwerkingtreding van de WaterwetOmgevingswet.

OOOOOOOOO

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 3.21: Lozen van water op een oppervlaktewaterlichaam of een bergingsgebied

Een lozing op een water mag de waterbergingscapaciteit van dat water niet verminderen. Daarnaast moeten grote peilschommelingen worden voorkomen. Een water moet een bepaalde hoeveelheid water afvoeren. Daarom moet een water altijd voldoende doorstromen. Schade aan de oever kan de doorstroming van het water beperken. Schade aan de oever moet dus worden voorkomen bij het lozen van water. Verder mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet slechter worden door het lozen van water. De regels voor lozingen die (ook) de waterkwaliteit negatief beïnvloeden, staan in afdeling 3.2 tot en met afdeling 3.19.

Wilt u water lozen op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsvoorziening plaatsen of behouden? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 3.21afdeling 3.21? Dan kunt u dit met een melding doen.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 3.21 3.21 zijn:

  • a.

    het betreft geen riool- of hemelwater of een lozingsvoorziening daarvoor; en

  • b.

    er mag geen wateroverlast ontstaan; en

  • c.

    de lozing op een primair water is maximaal 250 m3/uur en op overige wateren 100 m3/uur.

Voldoet u niet aan alle voorwaarden en voorschriften in Afdeling 3.21afdeling 3.21? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

PPPPPPPPP

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 3.22: Afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam of een bergingsgebied

Regenwater dat op een onverharde bodem valt, dringt voor een belangrijk deel in de bodem. Als de bodem is verhard, bijvoorbeeld door betrating of bebouwing, stroomt het regenwater grotendeels direct af naar het oppervlaktewatersysteem en/of naar het rioleringssysteem. Nieuwe verharding moet daarom gecompenseerd worden door extra waterberging te maken. Bijvoorbeeld door het graven van een nieuw water, het vergroten van een bestaand water of het aanleggen van een wadi.

In stedelijk gebied is het meestal moeilijk extra waterberging te maken. Zijn de plannen kleiner dan 500 m²2? Dan is de kans groot dat er geen water ligt dat vergroot kan worden of dat er ruimte is om een water aan te leggen. Plannen die kleiner zijn dan 500 m²2 hoeven de extra verharding niet altijd te compenseren. Het gemis aan waterberging wordt toegevoegd aan de wateropgave van de betreffende kern.

In het landelijk gebied is er een groter bergend vermogen doordat een groter gebied onverhard is. Hier kan water makkelijker in de bodem zakken. In landelijk gebied mag maximaal 1500 m²2 worden verhard zonder dat voor extra waterberging gezorgd moet worden.

Regenwater afkomstig van daken en bestratingen is vaak zo schoon dat zuivering niet nodig is. Dit water kan dus beter worden afgevoerd naar het grond- of oppervlaktewater dan naar de riolering. Dat heeft als voordeel dat de rioolwaterzuiveringsinstallaties minder worden belast. Dat zorgt er ook voor dat bij hevige buien minder overstorten overlopen. Dit betekent dat er minder afvalwater vanuit het gemengde riool naar een oppervlaktewater gaat. Dat is goed voor de waterkwaliteit in de sloten. Daarom wordt het afkoppelen van hemelwaterafvoer van het vuilwaterriool gestimuleerd. Het afkoppelen mag geen grote nadelige gevolgen voor de berging, Ook moet de doorstroming van een water voldoende blijven.

Afhankelijk van uw situatie mag u extra verharding aanleggen en hemelwater afkoppelen van het vuilwaterriool met een vrijstelling. U hoeft dan niets aan het waterschap te melden. Het is ook mogelijk dat u een melding moet maken. De voorwaarden en voorschriften voor een vrijstelling en de voorwaarden en voorschriften voor een melding leest u in Afdeling 3.22afdeling 3.22.

Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 3.22afdeling 3.22? Dan moet u een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

QQQQQQQQQ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 4.1: Het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam

Veedrenking, droogtebestrijding of nachtvorstberegening zijn veelvoorkomende activiteiten waarvoor men oppervlaktewater wil onttrekken. Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 4.1afdeling 4.1? Dan zal het onttrekken van oppervlaktewater geen ernstige gevolgen hebben voor de aan- en afvoer van water en de beschikbaarheid van water. U mag voor het onttrekken van oppervlaktewater een onttrekkingsvoorziening gebruiken.

De belangrijkste voorwaarden gaan over de maximale hoeveelheid water die u mag onttrekken. Het maximale debiet voor onttrekken is:

  • a.

    30 m³3 per uur voor een primair water;

  • b.

    10 m³3 per uur voor een secundair water;

  • c.

    5 m³3 per uur voor een tertiair water.

Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 4.1afdeling 4.1? Dan moet u een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

RRRRRRRRR

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 4.2: Het onttrekken van grondwater en infiltreren van water in de bodem

Onttrekken van grondwater

Het onttrekken van grondwater is een veelvoorkomende activiteit, met name bij agrarische bedrijven. Grondwateronttrekking kan nadelige gevolgen hebben voor de omgeving. Denk hierbij aan schade aan de landbouw, schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreiniging, schade aan bouwwerken (als gevolg van zetting) en negatieve gevolgen voor onttrekkingen bij bodemenergiesystemen. Om nadelige gevolgen voor de omgeving te voorkomen zijn er regels voor het onttrekken van grondwater. Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 4.2afdeling 4.2? Dan mag grondwater worden onttrokken zonder omgevingsvergunning. Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 4.2afdeling 4.2? Dan moet u een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen. Bij het beoordelen van de aanvraag wordt ook gekeken naar artikel 8.89, eerste lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Hieronder worden verschillende situaties kort toegelicht.

*Gebruik voor particuliere woningen en tuinen *Gebruik voor particuliere woningen en tuinen

Wordt aan de volgende voorwaarden voldaan? Dan mag u grondwater onttrekken voor particulier gebruik. De voorwaarden zijn:

  • a.

    de totale capaciteit van de pompen bedraagt maximaal 10 m³3 per uur; en

  • b.

    de hoeveelheid grondwater die jaarlijks wordt opgepompt, bedraagt minder dan 12.000 m³3 per jaar.

U hoeft dit niet te melden bij het waterschap en er is geen meet- en rapportageplicht.

Aanleggen van een brandblusvoorziening

Het aanleggen van een brandblusvoorziening en het gebruik daarvan voor noodsituaties mag zonder melding of omgevingsvergunning en er is geen meet- en rapportageplicht.

Bouwputbemaling, proefbemaling of grondsanering

Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften voor het onttrekken van grondwater voor bouwputbemaling, proefbemaling of grondsanering? Dan mag u met een melding grondwater onttrekken.

De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • a.

    het onttrekken van grondwater duurt maximaal 6 maanden;

  • b.

    het onttrekken van grondwater gebeurt niet in een waterkering of de beschermingszone van een waterkering.

  • c.

    Let op: de hoeveelheid grondwater die mag worden onttrokken, verschilt per provincie.

Er geldt voor deze onttrekkingen wel een meet- en rapportageplicht.

Grondwatersanering

Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften voor het onttrekken van grondwater voor grondwatersanering? Dan mag u met een melding grondwater onttrekken.

De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • a.

    niet meer bedraagt dan 20 m³3 per uur; en

  • b.

    niet meer bedraagt dan 100.000 m³3; en

  • c.

    niet langer duurt dan 10 jaar.

Er geldt hier wel een meet- en rapportageplicht.

Beregening, veedrenking of bevloeiing

Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften voor het onttrekken van grondwater voor beregening, veedrenking of bevloeiing? Dan mag u met een melding grondwater onttrekken.

De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • a.

    het water wordt niet gebruikt voor de glastuinbouw of de pot- en containerteelt; en

  • b.

    de totale capaciteit van de pompen bedraag maximaal 60 m³3 per uur.

Er geldt ook hier een meet- en rapportageplicht.

Overige doeleinden

Wilt u voor een ander doeleinde dan hierboven genoemd grondwater onttrekken? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften? Dan mag u met een melding grondwater onttrekken.

De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • a.

    u onttrekt niet meer 10 m³3 per uur; en

  • b.

    niet meer dan 50.000 m³3 per jaar; en

  • c.

    het water wordt niet gebruikt voor menselijke consumptie.

Ook hier geldt een meet- en rapportageplicht.

Infiltreren van water

Bij het infiltreren van water wordt er water in de bodem gebracht om grondwater aan te vullen. Dit hangt vaak samen maken met het onttrekken van grondwater.

Wilt u water infiltreren in de bodem? Dan moet u altijd een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen. Bij het beoordelen van de aanvraag wordt ook gekeken naar artikel 8.89, tweede en derde, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

SSSSSSSSS

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 5.1: Bodemonderzoek en boringen

Voor bodemonderzoek worden vaak grondboringen en sonderingen uitgevoerd en peilbuizen aangebracht in een waterkering, de beschermingszone van een waterkering, een oppervlaktewaterlichaam, de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam of de berm van een weg in ons beheer.

Wilt u een van bovengenoemde werkzaamheden voor bodemonderzoek uitvoeren? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 5.1afdeling 5.1? Dan zal dit geen ernstige gevolgen hebben voor de waterberging, de aan- en afvoer van water, de stabiliteit en de waterkerende functie van de waterkering of voor de weg. U kunt dit dan met een melding uitvoeren.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 5.1 5.1 zijn:

Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 5.1afdeling 5.1? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

Wilt u boringen uitvoeren voor een bodemenergiesysteem? Dan moet u altijd een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

TTTTTTTTT

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 5.2: Wegwerkzaamheden

Deze afdeling gaat over klein onderhoud van een weg die wij niet zelf beheren. De weg ligt wel op of bij een waterstaatwerk in beheer van het waterschap.

Onder klein onderhoud aan een weg valt:

  • a.

    het roven van een berm

  • b.

    het herstellen van schade aan de toplaag

  • c.

    het vervangen van de toplaag van de weg.

Een wegreconstructie valt hier niet onder.

Wilt u klein onderhoud aan een weg op of bij een waterkering uitvoeren of laten uitvoeren? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 5.2afdeling 5.2? Dan zal dit geen ernstige gevolgen hebben voor de waterberging, de aan- en afvoer van water, de stabiliteit en de waterkerende functie van de waterkering. U kunt klein onderhoud aan een weg dan zonder melding of omgevingsvergunning uitvoeren.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 5.2 5.2 zijn:

Voor reconstructies aan een weg op of bij een waterkering in beheer bij het waterschap is altijd een omgevingsvergunning nodig.

Voldoet u niet aan alle voorwaarden en voorschriften in Afdeling 5.2afdeling 5.2? Dan mag klein onderhoud niet zonder vergunning worden uitgevoerd. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

UUUUUUUUU

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 5.3: Het houden van een evenement op een weg

In het gebied de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden zijn veel wegen buiten de bebouwde kom in beheer bij het waterschap. Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg en voor een doelmatige doorstroming van het verkeer. Evenementen kunnen op wegen plaatsvinden. Het gaat bijvoorbeeld om wielerwedstrijden, hardloopwedstrijden, skeelertochten, braderieën, optochten en markten.

Wilt u een evenement houden op een weg die in beheer is bij het waterschap? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 5.3afdeling 5.3? Dan zal dit geen gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid en een doelmatige doorstroming van het verkeer. Het evenement mag dan met een melding worden gehouden. Vraagt u bij de gemeente een vergunning aan of meldt u daar het evenement? Dan hoeft u geen aparte melding bij het waterschap te doen.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 5.3 5.3 zijn:

  • a.

    het evenement vindt plaats op een weg in beheer van het waterschap. Op deze weg mag niet harder worden gereden dan 60 km per uur; en

  • b.

    het evenement duurt niet langer dan 7 dagen.

Voldoet u niet aan alle voorwaarden en voorschriften in Afdeling 5.3? Dan moet u een omgevingsvergunning aanvragen.

VVVVVVVVV

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 5.4: Varen en afmeren

Waterschap Rivierenland is vaarwegbeheerder van een aantal wateren die de provincie heeft aangewezen als vaarweg. Het gaat hier om het bevaarbare deel van de Linge, de gekanaliseerde Linge, het Kanaal van Steenenhoek en de Korne.

Daarnaast zijn er wateren die geen specifieke vaarwegfunctie hebben, maar waar je wel mag varen. Denk aan de Beuningseplas en het Lingemeer. Dit noemen we recreatief medegebruik. Voor de wateren met een vaarwegfunctie en voor enkele wateren zonder vaarwegfunctie (zoals de boezemwateren) is het waterschap ook nautisch beheerder. In de Scheepvaartverkeerswet is een aantal belangen genoemd waarvoor het waterschap maatregelen mag treffen en verkeersbesluiten mag nemen.

De belangrijkste belangen die beschermd worden, zijn:

  • a.

    instandhouding van en voorkomen van schade aan de oevers;

  • b.

    veiligheid van en voorkomen van hinder voor de omgeving;

  • c.

    voorkomen van verontreiniging;

  • d.

    landschappelijke en natuurwaarden;

  • e.

    een vlot en veilig scheepvaartverkeer.

Varen

Nautisch beheer gaat over “verkeersregels” voor de scheepvaart en de veiligheid daarvan. Het nautisch beheer is geregeld in de regels over het scheepvaartverkeer, zoals de Scheepvaartverkeerswet, het daarop gebaseerde Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (Babs).

Varen

Nautisch beheer gaat over “verkeersregels” voor de scheepvaart en de veiligheid daarvan.
Vaarwegbeheer gaat over het beheer van de vaarweg, bijvoorbeeld het waarborgen van de diepte en het voorkomen van afkalving van de oever door golfslag. De provincie is vaarwegbeheerder en kan (zal) dus aanvullende regels stellen. Nautisch beheer valt niet onder de Omgevingswet, vaarwegbeheer wel.

Wilt u overdag met een motorboot of schip varen op een water dat in beheer is bij het waterschap? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften voor varen overdag in Afdeling 5.4afdeling 5.4? Dan zal dit geen grote gevolgen hebben voor de belangen die hierboven genoemd zijn. U mag zonder melding varen.

Er geldt een verbod voor varen in de nacht: het nachtvaartverbod. Er zijn enkele uitzonderingen. Op sommige vaarwegen of als er sprake is van een evenement mag er onder voorwaarden in de nacht worden gevaren. U moet wel een melding doen. Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften voor varen in de nacht? Dan geldt het vaarverbod.

Bij bepaalde waterstanden en ijsdiktes geldt een vaarverbod. Dit is vooral om de oever te beschermen.

U kunt geen omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen voor varen.

*Afmeerverbod *

Het is verboden zonder omgevingsvergunning af te meren, te laden of te lossen of een ligplaatsenligplaats in te nemen of te hebben in een oppervlaktewaterlichaam op andere plaatsen dan plaatsen die daarvoor zijn ingericht. Er mag dus alleen worden afgemeerd op plaatsen die daarvoor zijn ingericht.

Is een afmeervoorziening aangelegd in strijd met de bepalingenzorgplichtbepalingen genoemd in hoofdstuk 1 in deze verordening? Of in strijd met de artikelen over specifieke afmeervoorzieningen, zoals een steiger? Dan valt deze niet onder de plaatsen die daarvoor zijn ingericht. Een illegaal aangebrachte afmeervoorziening valt niet onder een plaats die is ingericht om af te meren. Daar mag dus niet worden afgemeerd.

Het afmeerverbod geldt niet voor recreatieve evenementen die het bestuur toestaat.

Haaks afmeren

Wilt u haaks afmeren op de lengterichting van de vaarweg? Dan moet u voldoen aan de voorwaarden voor haaks afmeren. De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • a.

    de ligplaats is vastgelegd in een verkeersbesluit. Hier wordt het Verkeersbesluit ligplaatsen Linge bedoeld; of

  • b.

    de ligplaats maakt deel uit van een jachthaven; of

  • c.

    ligt het vaartuig in de Binnen- of Buiten Giessen? Dan is afmeren toegestaan onder de voorwaarde dat buiten de vaargeul wordt afgemeerd. De vaargeul staat aangegeven op de kaarten die horen bij het Verkeersbesluit afmeerverbod Buiten-Giessen en gedeelte Binnen-Giessen; of

  • d.

    de ligplaats ligt aan een haakse steiger waarvoor een vergunning is verleend. Het vaartuig steekt niet verder uit in de vaargeul dan de steiger.

Voldoet u aan de voorwaarden? Dan heeft afmeren geen grote gevolgen voor de belangen die hierboven worden genoemd. U mag dan haaks afmeren. U moet dit wel melden. Voldoet u niet aan de voorwaarden? Dan mag u niet haaks afmeren. Er geldt een afmeerverbod. U kunt geen omgevingsvergunning aanvragen.

WWWWWWWWW

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 5.5: Visactiviteiten

Wateren hebben ook een maatschappelijke functie. In de wateren wordt namelijk ook gevist. Deze visactiviteiten kunnen het leven in het water en de kwaliteit van het water aantasten.

Wilt u vissen in een water in beheer bij het waterschap? En voldoet u aan de voorwaarden in Afdeling 5.5afdeling 5.5? Dan mag u dit doen zonder melding.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 5.5 5.5 zijn:

  • a.

    u vist recreatief; of

  • b.

    u vist beroepsmatig en voldoet aan de regels van het visplan.

Voldoet u niet aan de voorwaarden in Afdeling 5.5afdeling 5.5? Dan is het verboden te vissen in een water in beheer bij het waterschap. U kunt geen omgevingsvergunning aanvragen.

XXXXXXXXX

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.1: Constructie aan het water: steiger, terras en vlonder

Ligt een perceel aan het water? Dan wordt vaak een steiger, terras of vlonder aangelegd. We verwijzen hiernaar in deze afdeling met het woord ‘constructie’. Zo’n constructie wordt aangelegd voor de waterbeleving, als onderdeel van de tuin, als visplaats of als aanlegplaats voor een boot. Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften van afdeling 6.1? Dan zal het aanleggen van een steiger, terras of vlonder geen gevolgen hebben voor de waterberging en de aan- en afvoer van water.

Afhankelijk van hoe u de constructie aanlegt, mag u dit doen met een vrijstelling. U hoeft dan niets aan het waterschap te melden. Het is ook mogelijk dat u een melding moet maken. Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.1afdeling 6.1? Dan moet u een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

Voor de Binnen-Giessen en Buiten-Giessen en wateren binnen de Giessenzoom gelden bijzondere voorwaarden en voorschriften.

YYYYYYYYY

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.2: Constructie langs het water: beschoeiing en damwand

Om afkalving van de oever tegen te gaan, wordt vaak een beschoeiing of een damwand in een water aangebracht. Onder een beschoeiing verstaan we een constructie (bijvoorbeeld palen, wilgenteen of planken) op de waterlijn om afkalving van het talud tegen te gaan. Een damwand is een grondkerende constructie die op de insteek wordt geplaatst om afkalven en instorten van de oever te voorkomen. Dit is meestal een zwaardere constructie dan een beschoeiing (balken, damwandprofiel, betonelementen). Een damwand wordt doorgetrokken tot op het niveau van het maaiveld.

Wilt u een beschoeiing of een damwand in een primair, secundair of tertiair water aanleggen? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.2afdeling 6.2? Dan kunt u meestal volstaan met een melding. De constructie zal dan geen ernstige gevolgen hebben voor de waterberging, de aan- en afvoer van water, de ecologie, de stabiliteit en de waterkerende functie van de waterkering. Voldoet u niet aan alle voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.2afdeling 6.2? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

Voor de Giessenzoom en in de strook tertiair water in de Buiten- en Binnen-Giessen gelden bijzondere voorwaarden voor een beschoeiing. De beschoeiing moet u op de waterlijn van een oppervlaktewaterlichaam plaatsen. U mag de beschoeiing niet gebruiken om het grondoppervlak (tuin) te vergroten.

ZZZZZZZZZ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.3: Constructie in het water: dam met duiker en frontmuur

Een dam met duiker wordt meestal geplaatst om een perceel bereikbaar te maken. Om de breedte van de dam optimaal te kunnen benutten, worden vaak frontmuren aan de zijkanten van de dam aangebracht.

Dam met duiker

Een duiker is een obstakel in het water waardoor het water minder makkelijk doorstroomt. Daarom geldt er een maximale lengte en minimale doorsnede. De minimale doorsnede verschilt binnen en buiten de bebouwde kom. Een duiker moet binnen de bebouwde kom een grotere doorsnede hebben dan buiten de bebouwde kom. Want buien veroorzaken binnen de bebouwde kom eerder wateroverlast.

Wilt u een dam met duiker in een secundair of tertiair water aanleggen? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.3afdeling 6.3? Dan zal dit de doorstroming van het water niet verstoren. U moet wel een melding doen.

De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • a.

    de dam met duiker is of wordt geplaatst in een secundair of tertiair water;

  • b.

    in de Giessenzoom geldt een maximale duikerlengte van 2,40 meter. In de rest van het beheergebied is de maximale duikerlengte 12 meter;

  • c.

    de minimale doorsnede is 0,47 meter. In secundaire wateren binnen de bebouwde kom moet de duiker een diameter van minimaal 0,80 meter hebben;

  • d.

    de dam is de enige toegang tot een perceel.

Frontmuur

Een frontmuur is een eenvoudige constructie aan de zijkant van een dam met duiker. Een frontmuur maakt de doorstroming van het water niet minder. Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften die in Afdelingafdeling 6.3 6.3 worden genoemd? Dan mag u deze plaatsen en hoeft u dit niet te melden.

Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften van Afdeling 6.3afdeling 6.3? Dan moet u een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen. Voor een dam met duiker en een frontmuur in een primair water moet u altijd een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

Sluit uw dam met duiker aan op een weg in beheer bij het waterschap? Dan moet u ook voldoen aan de regels in Afdeling 2.4afdeling 2.4.

AAAAAAAAAA

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.4: Constructie over het water: brug

Een brug wordt meestal geplaatst om een perceel bereikbaar te maken of om een weg over water te kunnen aanleggen.

Wilt u een brug aanleggen? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.4afdeling 6.4? Dan zal het aanleggen van een brug de doorstroming van het water niet verstoren. U kunt dan volstaan met een melding. In enkele gevallen mag u een brug aanleggen zonder melding.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 6.4 6.4 zijn:

  • a.

    is de eerste ontsluiting van een perceel. Het perceel is niet op een andere manier te bereiken; en

  • b.

    is maximaal 5,00 meter breed.

Voor het aanleggen van brug in de Giessenzoom gelden afwijkende voorwaarden.

Voldoet u niet aan de voorwaarden en de voorschriften in Afdeling 6.4afdeling 6.4? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

BBBBBBBBBB

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.5: Anti-worteldoek

Anti-worteldoek wordt meestal op het talud van een water aangebracht om de tuin ter plaatse netjes af te werken en het onderhoud makkelijker te maken. Wilt u anti-worteldoek op het talud van een water aanbrengen? En voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.5afdeling 6.5? Dan zal dit de aan- en afvoer van water en het uitvoeren van onderhoud en inspectie niet in de weg staan. U mag het anti-worteldoek zonder omgevingsvergunning of melding aanbrengen.

De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • a.

    het water ligt aan een woonperceel; of

  • b.

    het water ligt aan een bedrijfsperceel binnen de bebouwde kom. Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.5afdeling 6.5? Dan u moet een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

CCCCCCCCCC

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.6: Beplanting

Beplanting (bomen, struiken en heggen) kan de stabiliteit van de waterkering aantasten. Ook kan beplanting een doelmatige inspectie van de waterkering moeilijker maken. Daarnaast kan beplanting het onderhoud en de inspectie van een water bemoeilijken. Beplanting bij wegen kan de verkeersveiligheid, de goede staat van de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer aantasten. Daarom zijn er in Afdelingafdeling 6.6 6.6 voorwaarden en voorschriften gesteld voor beplanting bij waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en wegen in beheer van het Waterschap Rivierenland.

Voor het aanbrengen van beplanting op een waterkering, langs een water of weg gelden de voorwaarden en voorschriften uit Afdeling 6.6afdeling 6.6. Afhankelijk van waar u beplanting wilt aanbrengen, mag u dit doen met een vrijstelling. U hoeft dan niets aan het waterschap te melden. Het is ook mogelijk dat u een melding moet doen bij het waterschap.

Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.6afdeling 6.6? Dan moet u een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

DDDDDDDDDD

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.7: Kabels en leidingen

Kabels of leidingen worden meestal aangelegd door of namens nutsbedrijven. Zij leggen voorzieningen aan van algemeen nut en in het algemeen belang. Denk hierbij aan gas-, water-, elektriciteits-, telecommunicatievoorzieningen en riolering. Deze bedrijven voeren in het beheergebied van Waterschap Rivierenland jaarlijks honderden activiteiten uit. Deze activiteiten vormen een risico voor de stabiliteit van een waterstaatswerk. Ook kunnen de activiteiten een doelmatige inspectie en onderhoud van een waterkering of een water bemoeilijken. Daarnaast kunnen de activiteiten de verkeersveiligheid, de goede staat van de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer aantasten.

Daarom staan in Afdelingafdeling 6.7 6.7 voorwaarden en voorschriften voor kabels en leidingen bij waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en wegen in beheer van het waterschap.

In Afdelingafdeling 6.7 6.7 staan ook algemene voorschriften voor kabels en leidingen. Deze voorschriften geven aan hoe de activiteiten moeten worden uitgevoerd en gemeld. Zo moeten alle kabels en leidingen die niet meer worden gebruikt, worden verwijderd. Dit geldt ook voor tijdelijke voorzieningen en achtergebleven materiaal. Aanwijzingen van de toezichthouder moeten onmiddellijk worden opgevolgd. Spoedreparaties moeten direct worden gemeld.

Een leiding moet zijn ontworpen, aangelegd en wordt beheerd met een adequate techniek en op een adequaat niveau. Een adequate methodiek is als aan de NEN3650-serie of aan een gelijkwaardige methodiek wordt voldaan.

Er gelden andere voorwaarden voor een waterkering, water of weg in beheer bij het waterschap. In Afdelingafdeling 6.7 6.7 vindt u alle voorwaarden en voorschriften.

Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.7afdeling 6.7? Dan moet u een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

Voor een leiding met een overdruk van 10 bar of meer in de buitenbeschermingszone van de waterkering moet ook een omgevingsvergunning bij het waterschap worden aangevraagd.

EEEEEEEEEE

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.8: Schutting en hek

Een schutting of een hek kan de mogelijkheid van een doelmatige inspectie en onderhoud van de waterkering en een water in de weg staan. Bij wegen kan een schutting of hek de verkeersveiligheid, de goede staat van de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer aantasten. Daarom staan er in Afdelingafdeling 6.8 6.8 voorwaarden en voorschriften voor een schutting of hek bij waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en wegen in beheer van Waterschap Rivierenland.

De voorwaarden en voorschriften zijn afhankelijk van waar u een schutting of hek wilt plaatsen. U moet altijd een melding doen bij het waterschap. Voldoet u niet aan de voorwaarden in Afdeling 6.8afdeling 6.8? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

FFFFFFFFFF

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.9: Veekerende afrastering en het houden van dieren

Een afrastering kan de mogelijkheid van een doelmatige inspectie en onderhoud van de waterkering en een water in de weg staan. Aan de andere kant kan vee het talud van een water of waterkering beschadigen. Afrastering langs een weg voorkomt dat vee op de openbare weg komt en zo het verkeer in gevaar brengt. Maar een afrastering kan ook de verkeersveiligheid aantasten. Bijvoorbeeld als deze te hoog is of te dicht bij een weg staat.

Daarom staan er in Afdelingafdeling 6.9 6.9 voorwaarden en voorschriften voor een veekerende afrastering en het houden van dieren bij een waterkering, een water en een weg in beheer van Waterschap Rivierenland.

In Afdelingafdeling 6.9 6.9 staat dat eigenaren of gebruikers van gronden een voldoende veekerende afrastering moeten hebben. Dit is verplicht als de grond ligt op een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering of van een water. Deze verplichting geldt niet voor gronden in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Dit heeft te maken met de aard en het karakter van het gebied. Er is daar zoveel water dat het niet haalbaar is om bij elk water een afrastering te plaatsen. Ook niet als die grond in gebruik is voor vee. Voor een veekerende afrastering gelden de voorwaarden en de voorschriften van Afdeling 6.9. De voorwaarden en voorschriften zijn anders voor een waterkering, een water of een weg in beheer bij het waterschap.

Voldoet u niet aan de voorwaarden en de voorschriften in Afdeling 6.9afdeling 6.9? Dan moet u een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

GGGGGGGGGG

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.10: Het plaatsen van (bouw)materiaal

Het is soms niet mogelijk om (bouw)materialen op eigen terrein op te slaan. Het (bouw)materiaal wordt dan tijdelijk in de berm geplaatst. Is het (bouw)materiaal te hoog of staat het te dicht bij de weg? Dan kan dit (bouw)materiaal de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Daarom staan er in Afdelingafdeling 6.10 6.10 voorwaarden en voorschriften voor (bouw)materialen in de berm van wegen in beheer van Waterschap Rivierenland. Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften uit Afdeling 6.10afdeling 6.10? Dan mag u het (bouw)materiaal met een melding plaatsen. U geeft bij uw melding aan hoe lang u het (bouw)materiaal opslaat.

De belangrijkste voorwaarden uit Afdelingafdeling 6.10 6.10 zijn dat het (bouw)materiaal wordt geplaatst:

  • a.

    langs een erftoegangsweg in beheer bij het waterschap. Een erftoegangsweg is een weg waar een maximumsnelheid van 60 km/uur geldt; en

  • b.

    in zone D zoals aangegeven op de afbeelding van wegen bij deze verordening of verder van de rijbaan; en

  • c.

    niet langs een (brom)fiets- of voetpad.

Voldoet u niet aan de voorwaarden en de voorschriften in Afdeling 6.10afdeling 6.10? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning van het waterschap aanvragen.

HHHHHHHHHH

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.11: Een gebouw bouwen of verbouwen

Wilt u bouwen of een gebouw verbouwen dat staat in of bij een water of waterkering? Dan heeft u meestal een omgevingsvergunning van het waterschap nodig.

Soms mag u bouwen of een gebouw verbouwen met een melding. Hebben de werkzaamheden geen invloed op de waterkerende functie van een waterkering? Bijvoorbeeld als u de binnenkant van een gebouw verbouwt. Dan is het mogelijk dat u de werkzaamheden mag uitvoeren zonder melding. Wilt u een botenhuis, recreatiewoning of bijgebouw in de Giessenzoom bouwen of verbouwen? Dan gelden daar andere regels voor. Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften voor bouwen of verbouwen in de Giessenzoom? Dan mag u dit zonder omgevingsvergunning van het waterschap doen. U moet dit wel melden bij het waterschap.

Soms mag u bouwen of een gebouw verbouwen met een melding. Hebben de werkzaamheden geen invloed op de waterkerende functie van een waterkering? En vormen de werkzaamheden geen beperking voor het uitvoeren van onderhoud aan de watergang? Bijvoorbeeld als u de binnenkant van een gebouw verbouwt. Dan is het mogelijk dat u de werkzaamheden mag uitvoeren zonder melding.

Wilt u een botenhuis, recreatiewoning of bijgebouw in de Giessenzoom bouwen of verbouwen? Dan gelden daar andere regels voor. Door het bouwen in de Giessenzoom is er minder ruimte voor het water. Dit ruimteverlies moet volledig worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door het graven van een insteekhaven. Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften voor bouwen of verbouwen in de Giessenzoom? Dan mag u dit zonder omgevingsvergunning van het waterschap doen. U moet dit wel melden bij het waterschap.

Voldoet u niet aan de voorwaarden in Afdeling 6.11afdeling 6.11? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

IIIIIIIIII

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.12: Aanbrengen verharding

De waterkering moet altijd een erosiebestendige deklaag hebben. De meeste verhardingen op particuliere percelen hebben echter geen erosiebestendige deklaag. Alleen in de beschermingszone van een waterkering mag met een melding gesloten verharding worden aangebracht. Zo is het risico beperkt dat de deklaag verzwakt. Met de voorwaarden en voorschriften in Afdelingafdeling 6.12 6.12 wordt de veiligheid van de dijk beschermd.

Wilt u gesloten verharding aanbrengen? En voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.12afdeling 6.12? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

JJJJJJJJJJ

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.13: Het plaatsen van een ander object

Deze afdeling gaat over het plaatsen van diverse objecten in of bij waterstaatswerken en/of wegen.

Wij onderscheiden de volgende objecten:

Het plaatsen van een aantal van bovengenoemde objecten in of bij een waterstaatswerk of langs een weg in beheer bij het waterschap zijn vrijgesteld. Die mag u dus zonder melding of omgevingsvergunning van het waterschap plaatsen. Andere objecten mag u alleen plaatsen als u een melding doet. Ook zijn er objecten waarvoor u een omgevingsvergunning bij het waterschap moet aanvragen. De voorwaarden en voorschriften vindt u in Afdeling 6.13afdeling 6.13. Wilt u een objectbeschermend obstakel zoals stenen, keien, bloembakken, enzovoorts langs de weg aanbrengen om uw gebouw of tuin te beschermen? Dan kan dit de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer in gevaar brengen. Daarom staan er voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.13afdeling 6.13.

Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.13afdeling 6.13? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

KKKKKKKKKK

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op afdeling 6.14: Verwijderen object

Deze afdeling gaat over het verwijderen van diverse objecten in of bij een waterkering, een water of een weg. Een object is een voorwerp. Een boom of struik is in dit geval ook een object. Het verwijderen van een object uit een water heeft een positief effect op de waterhuishouding. Vooral de doorstroming van het water verbetert. Het verwijderen van een object uit een waterkering is positief voor de stabiliteit en het onderhoud van de waterkering. Het is van belang dat er zo weinig mogelijk wordt gegraven. En dat een waterkering, een water en een weg in goede staat worden hersteld.

Voldoet u aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.14afdeling 6.14? Dan mag u een voorwerp met een melding verwijderen. Voldoet u niet aan de voorwaarden en voorschriften in Afdeling 6.14afdeling 6.14? Dan is een melding niet voldoende. U moet dan een omgevingsvergunning bij het waterschap aanvragen.

LLLLLLLLLL

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 7.1.1: Intrekken keur

De Keur Waterschap Rivierenland 2014 en de Algemene Regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014 worden ingetrokken op het moment waarop de Omgevingswet in werking treedt. De Omgevingswet is in werking getreden op 1 januari 2024.

MMMMMMMMMM

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op artikel 7.1.2: Inwerkingtreding

Deze waterschapsverordening treedt in werking op het moment waarop de Omgevingswet in werking treedt. De inwerkingtreding van de Omgevingswet is voorzienin werking getreden op 1 januari 2024.

Naar boven