3 Kinderporno

Aan de orde is het VAO Kinderporno (AO d.d. 13/04). 

De voorzitter:

Ik heet de minister Veiligheid en Justitie, de Kamerleden en de ondersteuning welkom. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Kinderverkrachters moeten chemisch gecastreerd kunnen worden. Dat punt bracht ik in in het algemeen overleg. Het gaat mij daarbij om de zwaarste groep, de kinderverkrachters, dus types zoals Robert M. De minister antwoordde in het AO uit de losse pols dat verplichte chemische castratie juridisch niet mogelijk is. Dat lijkt mij vreemd. De politiek maakt de wetten. Als de meerderheid iets wil, is heel veel mogelijk. Daarom vraag ik de minister om de bezwaren te inventariseren en te bekijken hoe we die bezwaren kunnen wegnemen. Ik dien daartoe de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit onderzoek van forensisch psychiater Corine de Ruiter in 2003 bleek dat 32 van de 94 aanranders en verkrachters recidiveren, terwijl ze in een tbs-kliniek genezen waren verklaard; 

constaterende dat uit de studie "Effectieve interventies bij algemeen relationeel en seksueel geweld" blijkt dat chemische castratie effectief kan zijn; 

constaterende dat in Nederland een aanzienlijk aantal pedoseksuelen zichzelf vrijwillig chemisch laat castreren; 

verzoekt de regering, in kaart te brengen wat eventuele bezwaren (juridisch, medisch en praktisch) zijn tegen een door de rechter op te leggen straf van verplichte chemische castratie bij invrijheidstelling van kinderverkrachters, en aan te geven of en hoe deze bezwaren kunnen worden weggenomen; 

verzoekt de regering tevens, voor de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie met een uiteenzetting hierover te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 123 (31015). 

De heer Van Oosten (VVD):

Toen wij vorige week het algemeen overleg hadden, had ik de indruk dat de partij van de heer Öztürk verplicht chemisch castreren coûte que coûte wil. Nu dient de heer Öztürk een motie in waarin hij vraagt om een onderzoek. Daarbij merk ik overigens op dat we zonet een brief van de minister hebben gekregen. Wellicht kan hij of de minister daar nog op reageren. In hoeverre stapt de heer Öztürk nu af van zijn wens om chemische castratie verplicht te stellen? Of wil hij dat onderzoek omdat hij pas daarna definitief een positie bepaalt? 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik ben begonnen met zeggen dat kinderverkrachters chemisch gecastreerd moeten kunnen worden. Daar blijf ik bij. Ik wilde een motie daarover ook indienen. Ik wilde net ook al zeggen dat de minister en zijn honderden ambtenaren pas om zeven minuten over tien met twee pagina's antwoord komen, terwijl deze bijeenkomst om kwart over tien is begonnen. Hij komt dus acht minuten van tevoren met twee A4'tjes. Dat is niet netjes en niet correct. Daarom vind ik dat ik deze motie moet indienen, waarin staat dat er een uitgebreider onderzoek moet komen en dat alle bezwaren geïnventariseerd moeten worden. Op die manier kunnen we in de Kamer op een nette en zuivere manier de keuze maken om chemisch castreren mogelijk te maken. Uiteindelijk zal ik de motie over chemische castratie ook indienen, maar ik wil geen welles-nietesdiscussie voeren. Ik wil dat alle bezwaren van tevoren uitgezocht zijn, ook door externen. Dat moet niet alleen gebeuren door de ambtenaren van de minister, die pas om zeven over tien een brief stuurt. 

De voorzitter:

Ik wilde het woord geven aan mevrouw Van Toorenburg, maar ik zie dat zij er nog niet is. Dan komt hiermee een einde aan de inbreng van de Kamer. De minister krijgt een paar minuten de tijd om zijn antwoorden voor te bereiden. 

De vergadering wordt van 10.19 uur tot 10.24 uur geschorst. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de heer Öztürk voor het indienen van zijn motie. 

Misschien is het goed dat ik toch even terugblik op het algemeen overleg dat we hierover hebben gevoerd. Tijdens dat overleg heeft de heer Öztürk de gedachte van een verplichte chemische castratie op tafel gelegd. Ik heb hem daar gezegd dat onze wetten en regels, en internationale verdragen zo'n verplichte chemische castratie in de weg staan. Ik heb hem ook gezegd dat zo'n verplichting op heel veel terreinen zeer ingewikkeld zou zijn, ook op het vlak van bijvoorbeeld de handhaving. Er zitten dus echt te veel haken en ogen aan. Daarna ontstond er hierover een debat met een aantal Kamerleden. Daarin heb ik gezegd: ik wil hier best wel even naar kijken, maar dan heb ik wel meer tijd nodig dan de tijd tussen het AO en het VAO. Dat blijkt nu ook wel, want ik heb een deugdelijke brief geschreven die inderdaad laat bij de Kamer is gekomen; dat laatste geef ik onmiddellijk toe. Die brief was echter een noodoplossing, omdat de heer Öztürk niet bereid was om te wachten met het organiseren van dit VAO totdat ik in de voortgangsrapportage er misschien wat uitgebreider op zou kunnen terugkomen. 

Ik heb in de afgelopen dagen veel gekeken naar dit onderwerp. Ik stel vast dat er in het gehandicaptenverdrag dat zeer recentelijk door de Kamer is geaccepteerd, een uitgebreide bepaling is opgenomen over dwangmedicatie. Het VN-comité stelt dat dwangmedicatie absoluut niet zou zijn toegelaten. Ik geef daarmee een heel simpel voorbeeld van iets wat zeer recentelijk in de Kamer is besproken en waar uit blijkt dat er grote problemen zijn met die verplichte chemische castratie. In de brief verwijs ik ook naar het EVRM en naar de Grondwet. 

Ik heb toen tegen de heer Van der Staaij gezegd dat ik best bereid ben om dit onderwerp wat uitgebreider te bekijken en in de voortgangsrapportage een nog wat nadere toelichting te geven bij al die aspecten die hierbij komen kijken. Ik doel dus ook op de praktische en de medische aspecten. Die bereidheid heb ik nog steeds. 

Ik lees nu de tekst van de motie die is ingediend. Ik ben dus bereid om het volgende te doen. In de voortgangsrapportage zal ik wat ik heb geschreven in de brief die ik deze ochtend naar de Kamer heb gestuurd, van meer onderdelen voorzien. Ik zal dan ook het gehandicaptenverdrag erbij betrekken. Misschien moet ik daarvoor ook even bekijken hoe dit in andere landen van Europa geregeld is. De heer Öztürk noemde Polen als een voorbeeld waar dit heel goed geregeld zou zijn. Laten we dus eens bekijken wat men daar dan doet en hoe dat zich verhoudt tot het EVRM. En hoe zou een soortgelijke regeling zich verhouden tot onze Grondwet? Een en ander leidt ertoe dat ik de heer Öztürk wil vragen om deze motie aan te houden totdat de voortgangsrapportage is verschenen. Dan kan hij beoordelen of wat daarin staat, voldoende tegemoetkomt aan waar hij behoefte aan heeft. Als de heer Öztürk dat niet wil doen, dan moet ik de motie ontraden, gegeven deze toezegging. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Het is goed dat de minister toegeeft dat hij te laat is geweest met het aanleveren van deze twee A4'tjes. Hij stuurde deze namelijk om 10.07 uur. Ik bespeur onwil bij de minister; ik zie een minister die het proces wil tegenhouden. Als hij dat niet wilde, had hij gisteren die A4'tjes aangeleverd. Ik heb een motie geschreven en deze naar alle collega's gestuurd. De minister heeft alle tijd gehad om deze brief te sturen. Het is dan ook niet netjes om deze om 10.07 uur te sturen. Laten we daar eerlijk over zijn. Daarbij komt dat de minister in zijn brief alleen het negatieve en de tegenwerkingen beschrijft, terwijl ik in mijn motie juist heb gevraagd om voorbeelden zoals die in Polen te bestuderen en ook te proberen de oplossingsrichtingen aan te geven in plaats van slechts in te gaan op negativiteit en tegenwerking. 

Minister Van der Steur:

Ik begrijp deze interruptie van de heer Öztürk niet helemaal. Ik heb aangegeven hoe het debat is gegaan en heb alle ruimte geboden om een deugdelijke reactie te geven. De heer Öztürk wilde daar echter niet naar luisteren en heeft nee gezegd. Het moest en zou voor het VAO gebeuren en dat VAO moest en zou volgende week plaatsvinden. Ik heb toen gezegd dat het dan een heel kort briefje zou worden en dat dit kort van tevoren zou worden verstuurd. Ik wilde er namelijk zorgvuldig naar kunnen kijken aangezien het geen eenvoudig onderwerp is. Nu herhaalt de heer Öztürk zijn bezwaar. Ik begrijp uit zijn reactie dat hij de motie niet aanhoudt. Derhalve ontraad ik aanname van de motie. Ik doe echter wel mijn toezegging gestand die inhoudt dat ik hierop uitgebreid terugkom in de voortgangsrapportage. 

De voorzitter:

Dank u wel. Mijnheer Öztürk, u wilt daarop reageren? Het is een VAO, maar ik geef u graag het woord. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Er komt één ding bij mijn motie en de toezegging van de minister. Ik verzoek de minister om te proberen uit te zoeken of er oplossingsrichtingen zijn in wetgeving en ik verzoek hem naar voorbeelden zoals die in Polen te kijken, zodat de Kamer een zuivere discussie kan voeren in plaats van een welles-nietesdiscussie. Wij willen een zuivere discussie voeren over wat kan en wat niet kan. In die motie ondersteun ik het verhaal van de minister en wil ik dat een beetje uitbreiden. Ik vraag de minister om daaraan zijn medewerking te verlenen. 

Minister Van der Steur:

Ik hoor niets anders dan dat de heer Öztürk zijn motie handhaaft. Ik ontraad aanname van de motie vanwege mijn toezegging en ik ben graag bereid om de door mij in het algemeen overleg gedane toezegging gestand te doen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind van dit VAO over kinderporno gekomen. De motie zal volgende week dinsdag in stemming worden gebracht. 

De vergadering wordt van 10.29 uur tot 10.40 uur geschorst. 

Naar boven