Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 79, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 79, item 4 |
Aan de orde is het VAO Nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg (AO d.d. 30/03).
De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie welkom.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over politie gisteren bekende de minister dat het eigenlijk zijn jongensdroom was om brandweerman te worden. Ik heb drie moties en die gaan, om hem te plezieren, allemaal over de brandweer.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er bij brandweerpersoneel zorgen leven over het "uitrukken op maat", waarbij bij maatgevende incidenten niet meer standaard met een TS6 wordt uitgerukt;
constaterende dat er wordt geëxperimenteerd met variabele voertuigbezetting zonder dat duidelijk is dat er wordt voorzien in een gelijkwaardig niveau van brandweerzorg en geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van bewoners en brandweerpersoneel;
verzoekt de regering, te verbieden dat deze experimenten met variabele voertuigbezetting doorgang kunnen vinden voordat is onderzocht wat de gevolgen zijn voor de veiligheid van brandweerpersoneel en bewoners,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat veel verantwoordelijkheden voor de brandweerzorg zijn belegd bij de veiligheidsregio's;
overwegende dat 72% van de raadsleden aangeeft niet te weten dat de regie op veiligheidsbeleid bij gemeenten ligt;
constaterende dat de controle op de veiligheidsregio's in handen is van verschillende gemeenten;
constaterende dat er grote zorgen zijn over de prestaties van sommige veiligheidsregio's, zoals Gooi en Vechtstreek en Zeeland;
verzoekt de regering, met voorstellen te komen hoe de minister kan ingrijpen op het moment dat veiligheidsregio's niet goed functioneren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit een enquête van EenVandaag blijkt dat er grote onvrede is onder brandweervrijwilligers en dat het aantal afneemt;
constaterende dat al eerder toegezegd is dat er een grootschalig onafhankelijk onderzoek zou komen onder brandweerpersoneel maar dat dit niet is uitgevoerd;
constaterende dat daardoor niet duidelijk is of wordt voldaan aan de normen voor de basisbrandweerzorg;
verzoekt de regering, erop toe te zien dat een onafhankelijk onderzoek dit keer wel wordt uitgevoerd, en uiterlijk dit najaar met resultaten te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Er komt nog een motie van de VVD-fractie over de reddingsbrigades. Die motie steun ik, maar ik laat het aan mevrouw Tellegen zelf over om die uit te leggen.
De voorzitter:
Prima. Dan kan ik meteen mevrouw Tellegen uitnodigen om als tweede spreker op te treden.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik hier helemaal niets over heb gezegd tijdens het AO. Vorige week kwamen er echter berichten naar boven die volgens mij bij uitstek passen in een algemeen overleg dat gaat over nationale veiligheid. Dat bericht ging over de Nederlandse reddingsbrigade, die er in ons land sinds jaar en dag voor zorgt dat bij calamiteiten hulp wordt verleend op de Nederlandse wateren. Vorige week werd duidelijk dat de financiering van deze Nederlandse reddingsbrigade vanaf 2017 niet rond is. Ik weet dat de minister hier strikt genomen niet over gaat en dat dit een zaak is van de veiligheidsregio's, maar als Kamerlid kan ik vanuit hier moeilijk de veiligheidsregio's ter verantwoording roepen. Ik wil de minister dan ook graag oproepen om ervoor te zorgen dat die financiering rond komt, aangezien er geen andere organisatie in Nederland is die deze zorg op deze manier, met 5.000 vrijwilligers in ons land, kan bieden. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de calamiteitenvloot van de Reddingsbrigade Nederland een cruciale rol speelt bij waterrampen en crisismanagement;
overwegende dat de financiering van de calamiteitenvloot van de Reddingsbrigade Nederland voor 2017 en daarna niet geregeld is;
overwegende dat er geen andere organisatie in staat is om op deze wijze vorm te geven aan de rampen- en crisishulpverlening op de Nederlandse wateren;
verzoekt de regering, er voor eind mei 2016 bij het Veiligheidsberaad en de veiligheidsregio's op aan te dringen dat er een einde komt aan de bestuurlijke impasse en dat er een oplossing gevonden wordt voor de toekomstige financiering van de calamiteitenvloot van de Reddingsbrigade Nederland op een dusdanige wijze dat zij haar rol bij de waterhulpverlening bij rampen en crisis kan blijven vervullen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Brouwer (PvdA):
Voorzitter. Tijdens het AO was er nog een zeurpuntje waarop ik zou terugkomen. Ik wil dat graag op deze manier doen. Het waarborgen van de veiligheid van onze burgers is een van de belangrijkste taken van de overheid. In de veiligheidsregio's wordt hier hard aan gewerkt. Tijdens het laatste AO hebben we aandacht gevraagd voor een goede inrichting van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) inclusief de ontwikkeling van het landelijke ICT-systeem. Bij de totstandkoming van de LMO moeten alle veiligheidsdisciplines, rood, wit en blauw, gelijkwaardig vertegenwoordigd zijn. Er moet sprake zijn van multigovernance. De minister heeft aangegeven dat die momenteel al goed geregeld is. Wij krijgen echter nog steeds signalen vanuit de regio's waaruit blijkt dat niet iedereen die perceptie heeft. Dat komt ons ook niet onwaarschijnlijk voor, alleen al vanwege de enorme complexiteit in overlegvormen. Het valt ook op dat blauw nogal domineert. Wij zijn zeer alert op dit probleem omdat wij echt een succes van de integrale veiligheidsaanpak willen maken, zoals beoogd na de calamiteiten in Enschede en Volendam. Ik vraag de minister daarom om direct na zijn eerstvolgende overleg met het Veiligheidsberaad de Kamer in een brief op de hoogte te brengen over de wijze waarop zij samen de multigovernance kunnen vormgeven.
De voorzitter:
Daarmee komt een einde aan de inbreng van de Kamer. Ik zie dat de minister meteen antwoord kan geven.
Minister Van der Steur:
Voorzitter. Ik dank de leden voor de vragen en de ingediende moties. Ik dank hen ook voor een uiterst constructief algemeen overleg over een belangrijk onderwerp dat inderdaad ingewikkeld georganiseerd is, maar wel op de goede manier. De stelselverantwoordelijkheid berust bij de minister van Veiligheid en Justitie. De uitvoering van een groot deel van de veiligheidstaken wordt gedaan door de veiligheidsregio's, omdat zij de veiligheid van onze inwoners dicht bij de mensen kunnen organiseren en dus ook kunnen garanderen. In antwoord op de vraag van de heer Brouwer kan ik toezeggen dat ik graag bereid ben om de stand van zaken bij de eerstkomende voortgangsrapportage te melden. Er is op dit moment veel overleg over de organisatie van de Landelijke Meldkamer. De toezegging om de heer Brouwer op dit punt tegemoet te komen kan ik dus gestand doen.
Ik kom te spreken over de moties. In de motie-Kooiman op stuk nr. 28 wordt de regering verzocht om experimenten te verbieden. Daarover heb ik toevallig deze week vrij uitgebreid met alle bonden overleg gevoerd. Het was een zeer constructief overleg waarin een en ander heel duidelijk was. Er worden ervaringen opgedaan met Uitruk op maat, het uitrukken met speciaal materieel waarbij wordt uitgegaan van een bezetting van vier personen, en met de snelle interventievoertuigen (SIV) die met twee personen functioneren. De bonden en het brandweerpersoneel hebben daar op zich geen bezwaar tegen, maar het moet wel op een zorgvuldige manier gebeuren. De inspectie ziet daarop toe. Dat hoeft dus niet te worden onderzocht. Die experimenten lopen. Zij worden zorgvuldig uitgevoerd. Er is dus geen behoefte aan deze motie. Ik ontraad haar daarom. Maar weet wel dat dit punt mijn bijzondere aandacht heeft. Tijdens het algemeen overleg heb ik toegezegd dat ik met de bonden zal overleggen. Dat overleg heeft ook plaatsgevonden. Er is afgesproken dat dit één keer per jaar wordt herhaald.
In de motie-Kooiman op stuk nr. 29 wordt de regering gevraagd of zij het afgesproken stelsel even wil herzien. Er is geen enkele aanleiding om dat te doen. De veiligheidsregio's functioneren uitstekend in het huidige stelsel. Er is goed overleg met het zogenaamde Veiligheidsberaad. In het kader van mijn stelselverantwoordelijkheid spreek ik met hen daarover. Ik ontraad deze motie daarom.
De voorzitter:
Gaat u verder met de volgende motie.
Minister Van der Steur:
Ik kom op de motie-Kooiman/Swinkels op stuk nr. 30. Ik zie toe op het uitvoeren van onderzoek door de veiligheidsregio's. Ik heb daar uitgebreid over gesproken met hen en de bonden. Een van de gedachten die ik daar op tafel heb gelegd, is dat de vertegenwoordigers van de bonden en bijvoorbeeld ook van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers in een stuur- of klankbordgroep worden betrokken bij dat onderzoek. Op die manier houden zij toezicht op de vragen en de manier waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. Ik heb ook aangegeven dat het WODC bereid is om in mijn opdracht een validatie te doen van de onderzoekssystematiek. Vervolgens berust de uitvoering van het onderzoek natuurlijk bij het Veiligheidsberaad. Daarmee voldoe ik aan het eerste deel van de motie, maar het is wel belangrijk dat er een zorgvuldig onafhankelijk onderzoek komt.
Het tweede deel van de motie komt daar mogelijkerwijs mee in de knel, want ik sluit niet uit dat er wat langer over dat onderzoek gedaan zal worden dan tot het najaar. Als mevrouw Kooiman bereid is om de woorden "erop toe te zien" te veranderen in "eraan bij te dragen" — die toezegging is er al — en als zij het laatste deel van die zin wijzigt, kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Dat ligt anders als mevrouw Kooiman zegt dat het onderzoek in het najaar moet en zal komen. "Erop toezien" impliceert dat ik daar een vervolg aan kan verbinden. Dat kan ik natuurlijk niet doen, want het gaat echt om een onderzoek dat de veiligheidsregio's zelf doen. Als mevrouw Kooiman ervan zou maken "verzoekt de regering, te bevorderen dat een onafhankelijk onderzoek wordt uitgevoerd en de Kamer over de resultaten te informeren", kan ik helemaal met de motie leven en laat ik het oordeel aan de Kamer.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik wil het dictum wel op die manier wijzigen. De reden waarom ik de motie heb ingediend, is dat dit de vorige keer eigenlijk ook is toegezegd en dat dit toen niet is uitgevoerd. Ik zie de bereidwilligheid van deze minister wel. Hij kan natuurlijk ook overwegen om de motie over te nemen.
Minister Van der Steur:
Het is heel simpel: als ik de motie mag overnemen met het dictum dat ik zojuist aan mevrouw Kooiman heb geadviseerd, neem ik de motie graag over. Daar moet de Kamer volgens mij toestemming voor verlenen. Dit is nog een beetje een novum. Daar moet ik nog een beetje aan wennen.
De voorzitter:
We moeten eerst de aangepaste tekst zien en daarna kunnen we overgaan tot het overnemen van de motie. Omdat de aangepaste tekst nu niet in dit VAO wordt aangeboden, denk ik dat de motie alsnog in stemming moet worden gebracht.
Minister Van der Steur:
Laat ik het dan anders doen, want dan besparen we onszelf — ook mevrouw Kooiman — een hoop gedoe. Ik neem de motie over met de tekst zoals die er is en ik zal haar uitvoeren zoals ik heb toegelicht. Volgens mij gaat het dan "vliegen".
De voorzitter:
De minister heeft aangegeven, de motie te willen overnemen. Heeft een van de leden daar bezwaar tegen? Dat is niet het geval. De motie wordt dus overgenomen.
Minister Van der Steur:
De motie op stuk nr. 31 van mevrouw Tellegen legt de vinger op een probleem waarover ik de afgelopen maanden zeer intensief in overleg ben geweest met de veiligheidsregio's en het Veiligheidsberaad. Ik schets heel kort de situatie, want we hebben het in het algemeen overleg inderdaad niet hierover gehad. Er is afgesproken dat de veiligheidsregio's de verantwoordelijkheid voor de reddingscapaciteit op hun eigen wateren zullen overnemen. Dat past ook in het stelsel dat we met elkaar hebben afgesproken. Daarvoor is een overgangsperiode afgesproken; uit mijn hoofd zeg ik dat dat een periode van vijf jaar is, maar misschien is het iets korter. In die periode zou mijn departement de financiering van de Nationale Reddingsvloot op zich nemen. De uitvoering is in handen van de Reddingsbrigade Nederland, op een aantal terreinen aangevuld door de KNRM. Die regeling eindigde per 2015. Toen hebben we uiteraard gezegd dat het tijd werd dat die verantwoordelijkheid per 1 januari door de veiligheidsregio's zou worden overgenomen. Dat bleek toen heel ingewikkeld te zijn, want er was nog allerlei overleg nodig. Toen heb ik gezegd dat ik, om tegemoet te komen aan dat proces, mijn financiering nog een jaar wilde verlengen, maar dat het eind 2016 echt afgelopen is. Dan moeten de veiligheidsregio's die verantwoordelijkheid conform de afspraak echt overnemen. Daar maakt de Reddingsbrigade Nederland zich nu ernstige zorgen over, omdat er nog geen afspraken met de veiligheidsregio's liggen. Ik begrijp die zorgen van de Reddingsbrigade. Ik merk wel op dat het uiteindelijk aan de veiligheidsregio's zelf is om te kiezen hoe en via wie zij zorg dragen voor de Nationale Reddingsvloot, maar dat wil niet zeggen dat er wel duidelijkheid moet komen, ook voor de Reddingsbrigade. Om die reden wil ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer laten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Daarmee is er een einde gekomen aan dit VAO over de nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg. Ik dank de minister van Veiligheid en Justitie en zijn ondersteuning.
De vergadering wordt van 10.54 uur tot 10.59 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-79-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.