Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 38722 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2024, 38722 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Financiën;
Gelet op de artikelen 11, eerste en tweede lid, 18, eerste en tweede lid, 27, eerste tot en met het derde lid, 31, 36, eerste lid, en 95, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 1.10, derde lid, van de Wet kinderopvang;
Besluit:
Het premiepercentage voor de algemene ouderdomsverzekering, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, is voor het jaar 2025 17,90%.
Het premiepercentage voor de nabestaandenverzekering, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, is voor het jaar 2025 0,10%.
Het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, eerste zin, van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedraagt voor het jaar 2025 voor een loontijdvak van een jaar € 75.864.
Het lage premiepercentage, bedoeld in artikel 27, eerste, tweede en derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen is voor het jaar 2025 2,74%.
Het hoge premiepercentage, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, is voor het jaar 2025 7,74%.
Het premiepercentage, bedoeld in artikel 31 van de Wet financiering sociale verzekeringen, is voor het jaar 2025 0,68%.
Het hoge premiepercentage, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, is voor het jaar 2025 7,64%.
Het lage premiepercentage, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, is voor het jaar 2025 6,28%.
De premieopslag, bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, van de Wet kinderopvang, is voor het jaar 2025 0,50%.
In bijlage 1, onderdeel 19, Grootwinkelbedrijf, van de Regeling Wfsv wordt
“€ 7.324.006” vervangen door “€ 7.807.390”.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
Deze regeling stelt de premiepercentages vast die gelden voor de premieheffing voor de Algemene Ouderdomswet (Aow) en Algemene nabestaandenwet (Anw), het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf), het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) en het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en de opslag op de premie Aof voor de kinderopvangtoeslag. Daarnaast wordt het maximumpremieloon vastgesteld voor de heffing van de premies werknemersverzekeringen. Tot slot wordt de loongrens voor indeling in de sector grootwinkelbedrijf geïndexeerd.
De maximumpremieloonbedragen voor tijdvakken korter dan het premiejaar die als grondslag gelden voor de premies en opslag geregeld in de artikelen 4 tot en met 7, worden voor de andere loontijdvakken door herleiding bepaald. Deze bedragen zullen door de Belastingdienst worden bekendgemaakt.1
Het premiepercentage voor de Aow bedraagt op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wfsv ten hoogste 18,25 procent. Het kabinet heeft besloten het premiepercentage Aow te handhaven op het niveau van 17,90 procent.
Het premiepercentage voor de Anw wordt vastgesteld op 0,10 procent.
Het maximumpremieloon, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wfsv wordt op grond van artikel 18 van de Wfsv herzien naar de mate waarin het minimumloon wordt herzien. Dat gebeurt elk half jaar, omdat het minimumloon op 1 januari en op 1 juli wordt aangepast. Voor de premieheffing geldt echter het hele jaar hetzelfde maximumpremieloon, dat van januari. Bovendien wordt voor de premieheffing het maximumpremieloon (naar beneden) afgerond op hele euro’s. Voor 2025 wordt het maximumpremieloon voor de premieheffing vastgesteld op 75.864 euro. Dat is een stijging van 5,91 procent ten opzichte van 2024. Dat weerspiegelt het feit dat het minimumloon is gestegen met 3,10 procent (juli 2024) en met 2,73 procent (januari 2025). Voor de berekening van het maximumdagloon per januari wordt uitgegaan van het onafgeronde maximumpremieloon. Het maximumdagloon is dan gelijk aan 1/261e van 75.864,87 euro, oftewel 290,67 euro.
Het maximumbijdrageloon voor de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet wordt door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgesteld op hetzelfde bedrag als het maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen.
Voor de premieheffing ten behoeve van het AWf worden twee premiepercentages vastgesteld. Een lage premie wordt geheven over loon uit schriftelijke arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd niet zijnde oproepovereenkomsten (vaste contracten), loon uit schriftelijke overeenkomsten op grond van de beroepsbegeleidende leerweg, loon van werknemers tot 21 jaar met niet meer dan 48 verloonde uren per 4 weken of 52 verloonde uren per maand, en voor AWf-premie over uitkeringen. Dit is geregeld in artikel 27, eerste, tweede en derde lid, van de Wfsv en artikel 2.3 van het Besluit Wfsv. De hoge premie is van toepassing op loon uit overige dienstbetrekkingen en ingeval van herziening van de lage AWf-premie naar de hoge AWf-premie met terugwerkende kracht (flexcontracten). De hoge premie is 5 procentpunt hoger dan de lage premie. Dit is geregeld in artikel 27, eerste lid, van de Wfsv en artikel 2.2 van het Besluit Wfsv. De percentages voor de premie voor het AWf worden voor 2025 vastgesteld op 2,74 procent (laag tarief) en 7,74 procent (hoog tarief).
Het percentage voor de premie voor het Ufo is 0,68 procent. Het percentage is daarmee hetzelfde als afgelopen jaar.
Met ingang van 2022 is een gedifferentieerde premie voor het Aof vastgesteld met twee premiepercentages.2 Het lage premiepercentage is van toepassing op kleine werkgevers als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Wfsv, en artikel 2.19d van het Besluit Wfsv.
Als kleine werkgever wordt aangemerkt de werkgever te wiens laste in het tweede kalenderjaar dat aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld vooraf is gegaan, een premieplichtig loon is gekomen dat gelijk is aan of minder bedraagt dan 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer, in dat kalenderjaar. Het hoge premiepercentage is van toepassing op overige werkgevers als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wfsv, en op uitkeringen als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Wfsv.
De Aof-premie wordt voor 2025 vastgesteld op 7,64 procent (hoog tarief) en 6,28 procent (laag tarief). In dit tarief is de stijging van 0,04 procentpunt verwerkt waar de Tweede Kamer het kabinet via een amendement bij het Belastingplan 2025 toe heeft opgeroepen (TK 36 602 nr. 68).
Het percentage van de opslag voor de dekking van de uitgaven voor de kinderopvangtoeslag is 0,50 procent. Dit is een opslag op de premie voor het Aof.
De wijziging in dit artikel betreft de jaarlijkse indexering van de loongrens voor de sector Grootwinkelbedrijf aan de hand van de ontwikkeling van de contractlonen. De sectorindeling is vanaf 2020 niet meer van belang voor de WW-premie, maar is nog van belang voor de heffing van premies voor de Werkhervattingskas (Whk) voor kleine en middelgrote werkgevers. De loongrens wordt met terugwerkende kracht per 1 januari 2024 geïndexeerd met 6,60 procent op basis van de gemiddelde contractloonontwikkeling van bedrijven over 2024 zoals die in de Macro Economische Verkenning 2025 van het Centraal Planbureau (CPB) is opgenomen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-38722.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.