Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 24 juni 2024, nr. WJZ/ 59263981, houdende regels voor het verstrekken van eenmalige specifieke uitkeringen in verband met de uitvoering van het Uitvoeringsprogramma Natuur (Regeling specifieke uitkering Programma Natuur 2e fase)

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

apparaatskosten:

kosten van provincies en partners, die samenhangen met de regievoering van voorbereiding en uitvoering van het Provinciaal Uitvoeringsprogramma;

goede staat:

staat van een natuurgebied waarin de condities aanwezig zijn voor een duurzaam behoud van de voornaamste kenmerken van de daarin gelegen habitattypen of leefgebieden van soorten, zodanig dat het natuurgebied bij kan dragen aan het bereiken of behouden van een gunstige staat van instandhouding voor een habitat of een soort als bedoeld in artikel 1, onder e en i, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 372) of een niveau van instandhouding als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);

herstelstrategie:

pakket aan maatregelen dat ertoe moet leiden dat de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied op termijn worden gehaald;

minister:

Minister voor Natuur en Stikstof;

Natura 2000-gebied:

gebied als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet en waar stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten voorkomen;

natuurdoelanalyse:

ecologische (ex ante) beoordeling op basis van beschikbare informatie met als doel te bepalen of de te verwachte stikstofreductie voor een specifiek natuurgebied in samenhang met de uit te voeren natuurherstelmaatregelen bijdraagt aan of leidt tot bereik van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied of van een goede staat van een natuurgebied dat buiten een Natura 2000-gebied is gelegen;

natuurgebied:

Natura 2000-gebied met stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten en een buiten een Natura 2000-gebied gelegen gebied behorende tot het Natuurnetwerk Nederland met stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten;

Natuurnetwerk Nederland:

netwerk van gebieden als bedoeld in artikel 7.6, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

Natuurpact:

Natuurpact ontwikkeling en beheer van de natuur in Nederland van 18 september 2013, (Kamerstukken II 2013/14, 33 576, nr. 6);

prioritaire opgave:

opgave voor het verbeteren van natuurcondities in een natuurgebied, waar verslechtering van habitattypen of leefgebieden van soorten is geconstateerd of niet is uit te sluiten dan wel sprake is van een zeer ongunstige staat van instandhouding;

Provinciaal Uitvoeringsprogramma:

programma van de provincie dat de gebiedsgerichte uitwerking bevat van het beleid om uitvoering te geven aan het Uitvoeringsprogramma Natuur, dat maatregelen bevat om de condities van stikstofgevoelige habitats in natuurgebieden te verbeteren en dat is geactualiseerd voor de periode 2024–2032;

sleutelhectares:

te verwerven areaal in het Natuurnetwerk Nederland dat noodzakelijk is om in samenhang met reeds verworven areaal een gebied daadwerkelijk te kunnen inrichten voor de ontwikkeling van relevante natuurbeheertypen of te verwerven of in te richten areaal dat anderszins in belangrijke mate bij kan dragen aan de realisatie van beoogde natuurbeheertypen;

stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten:

habitattypen en leefgebieden van soorten waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen en waarvoor de kritische depositiewaarde lager is dan 34 kg N/ha/jaar of 2.400 mol/ha/jaar en waarvan de kritische depositiewaarde dreigt te worden overschreden;

Uitvoeringsprogramma Natuur:

programma dat zich richt op natuurherstel in de overbelaste stikstofgevoelige natuurgebieden, zoals beschreven in de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Tweede Kamer van 8 december 2020 (Kamerstukken II 2020/21, 33 576, nr. 216);

uitvoeringsactiviteiten:

activiteiten van provincies en partners in het kader van het doel, de aanpak of de beoogde resultaten, beschreven in een Provinciaal Uitvoeringsprogramma, waaronder de aanleg van bos in het kader van boscompensatie voor bosgebied dat vanaf 1 januari 2017 is gekapt of dat vóór 2030 nog gekapt gaat worden voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen in Natura 2000-gebieden, alsmede werkzaamheden in het kader van onderzoek en analyse, administratie en toezicht op die activiteiten.

Artikel 2. Specifieke uitkering

  • 1. De Minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een provincie voor het realiseren van de condities die nodig zijn voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden of van een goede staat van natuurgebieden die buiten Natura 2000-gebieden zijn gelegen.

  • 2. Er wordt per provincie één specifieke uitkering verstrekt. De specifieke uitkering wordt verstrekt voor de kosten, inclusief de apparaatskosten, die zijn gemaakt voor de uitvoeringsactiviteiten in de periode 1 januari 2024 tot en met 31 december 2032 en waarvoor bestuurlijke verplichtingen zijn aangegaan in de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2031.

  • 3. De kosten waarvoor reeds een specifieke uitkering is verleend op grond van de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur zijn uitgesloten van deze regeling.

  • 4. De apparaatskosten zijn additioneel aan de reguliere loonkosten en materiële kosten van het eigen provinciale apparaat en worden specifiek voor de uitvoering van het Provinciaal Uitvoeringsprogramma gemaakt.

  • 5. De apparaatskosten maken voor ten hoogste 15 procent onderdeel uit van de specifieke uitkering over de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2032.

Artikel 3. Hoogte van de uitkering

De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste de som van het bedrag voor aanleg van bos in het kader van boscompensatie en het bedrag voor de kosten voor andere uitvoeringsactiviteiten, inclusief de BTW, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 4. Aanvraag tot verlening

  • 1. Een aanvraag voor een specifieke uitkering kan worden gedaan gedurende 8 weken na inwerkingtreding van deze regeling.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de hoogte van de gevraagde specifieke uitkering, waarbij wordt aangegeven welk deel de BTW betreft;

    • b. de periode waarin de gevraagde specifieke uitkering besteed zal worden, welke periode uiterlijk 1 januari 2033 eindigt.

  • 3. De aanvraag per provincie wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen format en bevat de volgende informatie:

    • a. per natuurgebied:

      • 1°. een kaart in GIS van het natuurgebied, waarop de begrenzing en de oppervlakte zijn aangegeven, en indien van toepassing de overgangsgebieden;

      • 2°. op deze kaart de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland en de gebieden die het provinciaal aandeel vormen in de landelijke opgave van 80.000 ha nieuwe natuur in het Natuurnetwerk Nederland;

      • 3°. op deze kaart een overzicht van alle maatregelen die ten behoeve van het natuurgebied van toepassing zijn door middel van markeringen en een duidelijke legenda. De markeringen betreffen de locatie waar de maatregelen worden genomen;

      • 4°. een beschrijving van de prioritaire opgaven in het gebied;

      • 5°. een beschrijving voor welke soorten en habitats de natuurcondities worden verbeterd;

      • 6°. per Natura 2000-gebied een habitattypekaart met de oppervlakte waarop de aangegeven verbetering plaatsvindt;

      • 7°. een beschrijving van de drukfactoren, die worden benoemd in de natuurdoelanalyses;

      • 8°. per Natura 2000-gebied een beschrijving van de in de herstelstrategieën opgenomen maatregelen, die worden genomen om de prioritaire opgaven in het gebied te realiseren en per natuurgebied dat buiten een Natura 2000-gebied is gelegen een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om de natuurcondities te verbeteren;

      • 9°. een gemotiveerde inschatting van het percentage aan drukfactoren dat wordt weggenomen door deze maatregelen;

      • 10°. een gemotiveerde inschatting voor hoeveel kilogram stikstof deze maatregelen bijdragen aan stikstofreductie, los van bronmaatregelen;

      • 11°. een aanduiding van welke genoemde maatregelen in combinatie worden genomen met maatregelen ten behoeve van een natuurgebied in een aangrenzende provincie respectievelijk met maatregelen in een aangrenzend buitenland, alsmede op welke wijze die combinatie plaats vindt;

      • 12°. een begroting van de kosten van de maatregelen;

      • 13°. voor zover sprake is van maatregelen in (beoogde) natuurgebieden in het Natuurnetwerk Nederland, een motivering waarom deze maatregelen additioneel zijn aan de maatregelen afgesproken in het Natuurpact;

      • 14°. bij maatregelen die bestaan in het verwerven van sleutelhectares, een motivering waarom sprake is van sleutelhectares;

    • b. een overzicht van de totale apparaatskosten; en

    • c. een kaart in GIS van het gebied, waarop de begrenzing en de oppervlakte in hectare zijn aangegeven van het bos, dat wordt aangelegd in het kader van boscompensatie voor bosgebied dat vanaf 1 januari 2017 is gekapt of dat vóór 2030 nog gekapt gaat worden voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen in Natura 2000-gebieden.

Artikel 5. Uitvoeringsactiviteiten

  • 1. De uitvoeringsactiviteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verstrekt zijn additioneel aan de uitvoeringsactiviteiten die worden uitgevoerd in het kader van het Natuurpact.

  • 2. De provincies kunnen aanvullende uitvoeringsactiviteiten opnemen in de aanvraag. Deze kunnen in de plaats treden van uitvoeringsactiviteiten die gedurende de looptijd geen doorgang kunnen vinden of pas na de looptijd kunnen worden uitgevoerd, als hiermee de hoogte van de specifieke uitkering niet wordt overschreden.

Artikel 6. Maximaal vergoedbare kosten buiten Natura 2000-gebieden

  • 1. De provincies Flevoland en Groningen ontvangen ten hoogste 85% vergoeding van de kosten voor de uitvoeringsactiviteiten, ten behoeve van natuurgebieden die buiten de Natura 2000-gebieden zijn gelegen.

  • 2. De overige provincies ontvangen ten hoogste 10% vergoeding van de kosten voor de uitvoeringsactiviteiten, ten behoeve van natuurgebieden die buiten de Natura 2000-gebieden zijn gelegen.

Artikel 7. Beslistermijn

De Minister beslist op de aanvraag om een specifieke uitkering binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 8. Verplichtingen

  • 1. De provincie draagt er zorg voor dat de specifieke uitkering uitsluitend wordt besteed ten behoeve van de uitvoeringsactiviteiten waarvoor zij is verstrekt.

  • 2. De provincie besteedt de specifieke uitkering in de periode als aangegeven in de beschikking tot verlening.

  • 3. De provincie draagt zorg voor de monitoring van natuurgebieden conform de afspraken die hierover in interprovinciaal verband en in afstemming met het Rijk zijn en worden gemaakt. Ten behoeve van het Programma Natuur maken het Rijk en de provincies gezamenlijk afspraken zodat eenduidige, optelbare informatie wordt verzameld en gerapporteerd over natuurmaatregelen, omgevingscondities en doelbereik.

  • 4. De provincie rapporteert jaarlijks op 1 mei over het voorafgaande jaar aan de Minister conform het daartoe door de Minister verstrekte format. De rapportage bevat:

    • a. een overzicht van de natuurgebieden ten behoeve waarvan uitvoeringsactiviteiten plaatsvinden.

    • b. per natuurgebied:

      • 1°. een overzicht van de prioritaire opgaven ten behoeve waarvan uitvoeringsactiviteiten plaatsvinden, alsmede een overzicht van de soorten en habitats waarvan de natuurcondities verbeteren als gevolg van de uitvoeringsactiviteiten;

      • 2°. de voortgang en de realisatie van de prioritaire opgaven, in het bijzonder het percentage weggenomen drukfactoren, de gerealiseerde bijdrage van stikstofemissiereductie in kilogram stikstof en de oppervlakte herstelde natuur.

    • c. de gerealiseerde oppervlakte boscompensatie en de oppervlakte boscompensatie onderhanden in hectares.

Artikel 9. Voorschot

De Minister kan bij de verlening ambtshalve of op aanvraag besluiten tot het verstrekken van 100% voorschot voor de specifieke uitkering uit te betalen in meerdere betaaltermijnen.

Artikel 10. Verantwoording en terugvordering

  • 1. De provincie legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering niet volledig is besteed aan uitvoeringsactiviteiten waarvoor deze is verstrekt of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister worden teruggevorderd. De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2033, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op aanvragen die op grond van deze regeling zijn ingediend en op specifieke uitkeringen die op grond van deze regeling zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering Programma Natuur 2e fase.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 juni 2024

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

BIJLAGE 1, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3

Rijksbijdrage per jaar (2024–2027) per provincie voor gebiedsgerichte maatregelen
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Groningen

4.380.000

4.160.000

3.780.000

3.670.000

1.820.000

1.820.000

2.510.000

Friesland

17.540.000

16.640.000

15.140.000

14.690.000

7.270.000

7.270.000

10.040.000

Drenthe

27.400.000

26.000.000

23.650.000

22.950.000

11.360.000

11.360.000

15.690.000

Overijssel

27.400.000

26.000.000

23.650.000

22.950.000

11.360.000

11.360.000

15.690.000

Gelderland

60.280.000

57.190.000

52.040.000

50.490.000

24.990.000

24.990.000

34.520.000

Flevoland

3.840.000

3.640.000

3.310.000

3.210.000

1.590.000

1.590.000

2.200.000

Utrecht

6.580.000

6.240.000

5.680.000

5.510.000

2.730.000

2.730.000

3.770.000

Noord-Holland

16.440.000

15.600.000

14.190.000

13.770.000

6.810.000

6.810.000

9.410.000

Zuid-Holland

10.960.000

10.400.000

9.460.000

9.180.000

4.540.000

4.540.000

6.280.000

Zeeland

7.670.000

7.280.000

6.620.000

6.430.000

3.180.000

3.180.000

4.390.000

Noord-Brabant

27.400.000

26.000.000

23.650.000

22.950.000

11.360.000

11.360.000

15.690.000

Limburg

24.110.000

22.880.000

20.810.000

20.200.000

10.000.000

10.000.000

13.810.000

Totaal

234.000.000

222.000.000

202.000.000

196.000.000

97.000.000

97.000.000

134.000.000

Rijksbijdrage per jaar (2024–2027) per provincie voor boscompensatie
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Groningen

0

0

0

0

0

0

0

Friesland

0

0

0

0

0

0

0

Drenthe

1.380.938,29

1.380.938,29

1.380.938,29

1.380.938,29

1.380.938,29

1.380.938,29

1.438.477,38

Overijssel

9.914.429,71

9.914.429,71

9.914.429,71

9.914.429,71

9.914.429,71

9.914.429,71

10.327.530,95

Gelderland

4.305.694,86

4.305.694,86

4.305.694,86

4.305.694,86

4.305.694,86

4.305.694,86

4.485.098,81

Flevoland

0

0

0

0

0

0

0

Utrecht

368.250,29

368.250,29

368.250,29

368.250,29

368.250,29

368.250,29

383.594,05

Noord-Holland

1.097.668,57

1.097.668,57

1.097.668,57

1.097.668,57

1.097.668,57

1.097.668,57

1.143.404,76

Zuid-Holland

99.144,00

99.144,00

99.144,00

99.144,00

99.144,00

99.144,00

103.275,00

Zeeland

28.326,86

28.326,86

28.326,86

28.326,86

28.326,86

28.326,86

29.507,14

Noord-Brabant

5.743.286,86

5.743.286,86

5.743.286,86

5.743.286,86

5.743.286,86

5.743.286,86

5.982.590,48

Limburg

1.062.260,57

1.062.260,57

1.062.260,57

1.062.260,57

1.062.260,57

1.062.260,57

1.106.521,43

Totaal

24.000.000

24.000.000

24.000.000

24.000.000

24.000.000

24.000.000

25.000.000

BIJLAGE 2, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 4

Aanvraagformat

Programma Natuur – algemeen format 2e fase

Gebaseerd op het spoorboekje

Provincie ............................

  • 1. Geef een overzicht van alle natuurgebieden (verdeeld naar Natura 2000-gebieden en buiten Natura 2000-gebied gelegen stikstofgevoelige gebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland) waarvoor maatregelen worden genomen om stikstofgevoelige instandhoudingsdoelstellingen te realiseren.

...................................................................................................................................................................

  • 2. Geef de hoogte aan van de gevraagde specifieke uitkering en geef hierbij aan welk deel compensabele BTW betreft.

...................................................................................................................................................................

  • 3. Geef de totaalbegroting weer en geef hierbij aan welk deel de apparaatskosten betreft.

...................................................................................................................................................................

  • 4. Geef de oppervlakte bos aan in hectare en op kaart in GIS, die wordt aangelegd in het kader van boscompensatie voor bosgebied dat vanaf 1 januari 2017 is gekapt of vóór 2030 nog gekapt zal worden voor het behalen van de instandhoudingsdoelen in Natura2000-gebieden.

...................................................................................................................................................................

  • 5. Geef de omvang aan van het provinciaal aandeel van de landelijke opgave van 80.000 ha ingerichte nieuwe natuur en geef op kaart in GIS aan waar het is gelegen in de provincie.

...................................................................................................................................................................

Programma Natuur – format per natuurgebied 2e fase

Gebaseerd op het spoorboekje

  • 0. Definities:

    Natuurgebied zijnde: een ‘stikstofgevoelig Natura 2000-gebied’.

    Kaart: een GIS-bestand waarmee de gevraagde informatie zichtbaar is gemaakt.

...................................................................................................................................................................

Provincie ............................

Dit format invullen per stikstofgevoelig Natura 2000-gebied.

  • 1. Geef aan voor welk natuurgebied maatregelen worden genomen om stikstofgevoelige instandhoudingsdoelstellingen te realiseren.

...................................................................................................................................................................

  • 2. Geef aan:

    • a. de prioritaire opgave: doelstellingen volgens aanwijzingsbesluit en Staat van Instandhouding (SVI) volgens de uitkomsten van de Natuurdoelanalyse (NDA) en de beheerplannen Natura 2000.

    • b. voor welke soorten en/of habitattypen oppervlakte verbetering van natuurcondities zal plaatsvinden (habitattype kaart met oppervlaktes bijvoegen).

...................................................................................................................................................................

  • 3. Geef aan:

    • a. welke drukfactoren worden benoemd in de NDA’s.

    • b. welke maatregelen worden – passend binnen de kaders van de ‘Herstelstrategieën stikstofgevoelige habitattypen’ – genomen.

    • c. of deze maatregelen de drukfactoren onder a. volledig wegnemen en zo nee voor welk percentage (gemotiveerde inschatting).

    • d. in welke mate deze maatregelen los van bronmaatregelen bijdragen aan stikstofemissiereductie in kg stikstof (gemotiveerde inschatting).

    • e. of deze maatregelen worden genomen in combinatie met maatregelen voor of ten behoeve van een (overig) natuurgebied in een aangrenzende provincie of een aangrenzend buitenland. Zo ja, geef aan op welke wijze.

    • f. de kosten van de maatregelen.

...................................................................................................................................................................

  • 4. Geef op kaart aan:

    • a. waar de begrenzing van het natuurgebied ligt.

    • b. waar het provinciaal aandeel in de landelijke opgave van 80.000 ha in en rond het natuurgebied ligt.

    • c. waar de maatregelen worden getroffen (aangeven op kaart die alle maatregelen voor het betreffende natuurgebied omvat).

...................................................................................................................................................................

  • 5. Indien de te realiseren maatregelen binnen NNN gebied vallen, geef dan per NNN-gebied aan:

    • a. welke inrichtingsmaatregelen waren beoogd in dit gebied en onderbouw dit zo mogelijk met formele documenten (bijvoorbeeld een bestuurlijk vastgesteld inrichtingsplan).

    • b. een onderbouwing waarom de te realiseren maatregelen additioneel zijn aan de inrichtingsopgave uit het natuurpact.

...................................................................................................................................................................

  • 6. Indien wordt ingezet op versnelling verwerving en/of inrichting NNN, geef per NNN-gebied aan waar de versnelling uit bestaat en waarom sprake is van sleutelhectares.

...................................................................................................................................................................

  • 7. Voert de provincie maatregelen op, die zijn goedgekeurd in het kader van de SPUK-regeling voor de eerste fase van het Programma Natuur?

Ja/nee*) *) doorhalen wat niet van toepassing is

Zo ja, welke maatregelen?

...................................................................................................................................................................

Programma Natuur – format per overig natuurgebied 2e fase

Gebaseerd op het spoorboekje

  • 0. Definities:

Natuurgebied zijnde: een buiten een Natura 2000-gebied gelegen stikstofgevoelig gebied behorende tot het Natuurnetwerk Nederland

Kaart: een GIS-bestand waarmee de gevraagde informatie zichtbaar is gemaakt.

..........................................................................................................................................

Provincie ............................

Dit format invullen per natuurgebied.

  • 1. Geef aan voor welk natuurgebied (gelegen buiten een Natura 2000-gebied) maatregelen worden genomen om stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden te realiseren.

...................................................................................................................................................................

  • 2. Geef aan:

    • a. voor welke soorten en/of habitattypen oppervlakte verbetering van natuurcondities zal plaatsvinden (kaart met oppervlaktes bijvoegen).

    • b. de prioritaire opgave: geef aan in welke mate dit bijdraagt aan de gunstige Staat van Instandhouding.

................................................................................................................................................................

  • 3. Geef aan:

    • a. welke drukfactoren worden benoemd.

    • b. welke maatregelen worden genomen.

    • c. of deze maatregelen de drukfactoren onder a. volledig wegnemen en zo nee voor welk percentage (gemotiveerde inschatting).

    • d. in welke mate deze maatregelen los van bronmaatregelen bijdragen aan stikstofemissiereductie in kg stikstof (gemotiveerde inschatting).

    • e. of deze maatregelen worden genomen in combinatie met maatregelen voor of ten behoeve van een (overig) natuurgebied in een aangrenzende provincie of een aangrenzend buitenland. Zo ja, geef aan op welke wijze.

    • f. de kosten van de maatregelen.

...................................................................................................................................................................

  • 4. Geef op kaart aan:

    • a. waar de begrenzing van het overige natuurgebied ligt.

    • b. waar het provinciaal aandeel in de landelijke opgave van 80.000 ha in en rond het overige natuurgebied ligt.

    • c. waar de maatregelen worden getroffen (aangeven op kaart die alle maatregelen voor het betreffende natuurgebied omvat).

...................................................................................................................................................................

  • 5. Indien de te realiseren maatregelen binnen NNN gebied vallen, geef dan per NNN-gebied aan:

    • a. welke inrichtingsmaatregelen waren beoogd in dit gebied en onderbouw dit zo mogelijk met formele documenten (bijvoorbeeld een bestuurlijk vastgesteld inrichtingsplan).

    • b. een onderbouwing waarom de te realiseren maatregelen additioneel zijn aan de inrichtingsopgave uit het natuurpact.

...................................................................................................................................................................

  • 6. Indien wordt ingezet op versnelling verwerving en/of inrichting NNN, geef per NNN-gebied aan waar de versnelling uit bestaat en waarom sprake is van sleutelhectares.

...................................................................................................................................................................

  • 7. Voert de provincie maatregelen op, die zijn goedgekeurd in het kader van de SPUK-regeling voor de eerste fase van het Programma Natuur?

    Ja/nee*) *) doorhalen wat niet van toepassing is

    Zo ja, welke maatregelen?

    .........................................................................................................................................................

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Aanleiding en voorgeschiedenis Regeling

Op grond van deze regeling worden door de Minister voor Natuur en Stikstof (Minister voor NenS) financiële middelen aan de provincies beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de tweede fase (1 januari 2024 tot en met 31 december 2032) van het Programma Natuur1.

Doel van deze regeling is het realiseren van de condities die nodig zijn voor de instandhoudingsdoelstellingen voor stikstofgevoelige habitattypen en stikstofgevoelige leefgebieden van soorten in Natura 2000-gebieden en van een goede staat van stikstofgevoelige habitattypen en stikstofgevoelige leefgebieden van soorten buiten Natura 2000-gebieden, in andere natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland. Het Rijk en de provincies hebben hiertoe afspraken gemaakt in het Uitvoeringsprogramma Natuur2.

Het Programma Natuur borduurt voort op het gezamenlijke ambitiedocument Nederland Natuurpositief (2019)3 en op de afspraken van Rijk en provincies in het Natuurpact (2013)4. In de Kamerbrief van 24 april 20205 heeft het kabinet aangekondigd in de periode 2021–2030 jaarlijks een substantieel bedrag, oplopend naar € 300 miljoen, beschikbaar te stellen voor natuurherstel, en de aanpak van het natuurherstel uit te werken in het gezamenlijke Programma Natuur. Het Programma Natuur is ten dele geïntegreerd in het in de Omgevingswet genoemde Programma Stikreductie en Natuurverbetering 2022–2035 (Psn)6.

De financieringsafspraken, genoemd in de Kamerbrief van 24 april 2020, zijn aanvullend op de afspraken in het Natuurpact. Uit de quick scan van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) komt naar voren dat het PBL van deze extra financiële impuls een extra positief effect op het doelbereik verwacht van 5–7 procent in 2030.

De ontwerpregeling is op grond van artikel 4.10, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 voorgehangen bij de Tweede Kamer. De voorhangprocedure heeft niet geleid tot bezwaren tegen vaststelling van de regeling vanuit de Tweede Kamer.

In de hierna volgende paragrafen van deze toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op: de achtergrond van de regeling (paragraaf 2), opgave gericht sturen in de tweede fase (paragraaf 3), de specifieke uitkering en de hoogte hiervan (paragraaf 4), de aanvraag en aanvraagperiode (paragraaf 5), de beoordeling en beslissing op de aanvraag (paragraaf 6), uitkeringsvorm, verantwoording en terugvordering (paragraaf 7) en regeldruk (paragraaf 8). Tot slot volgt een artikelsgewijze toelichting.

2. Achtergrond Regeling

In het Natuurpact en het daaraan voorafgaande Bestuursakkoord natuur7, hebben Rijk en provincies afspraken gemaakt over de opgaven en uitvoering van het natuurbeleid. Hierbij is onder meer afgesproken dat provincies zorgdragen voor: de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland, waaronder de inrichting van 80.000 hectare extra natuur, het herstelbeheer in natuurgebieden in het kader van het voormalige Programma Aanpak Stikstof 2015–20218 en het reguliere natuurbeheer. Deze afspraken zijn als zodanig niet gewijzigd met de vaststelling van het Uitvoeringsprogramma Natuur, dat daar aanvullend op is. De financiering van de afspraken van het Natuurpact vindt plaats met de reeds gedecentraliseerde middelen.

Met het Programma Natuur werken Rijk en provincies gezamenlijk aan vermindering van de negatieve gevolgen van overmatige stikstofdepositie op de natuur en voor de biodiversiteit. Het programma draagt hierdoor bij aan de weerbaarheid en het aanpassingsvermogen van de natuur (robuuste natuur) en daarmee aan het realiseren van de landelijke doelstelling van een gunstige staat van instandhouding overeenkomstig de Habitatrichtlijn voor de onder de reikwijdte van deze richtlijn vallende stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten. Hierdoor worden ook de mogelijkheden in de toekomst vergoot voor de uitvoering van projecten, die stikstofemissie veroorzaken.

Het Programma Natuur van Rijk en provincies richt zich op het verbeteren van de natuurcondities van deze habitattypen en leefgebieden van soorten in de Natura 2000-gebieden, maar ook in gebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland die geen Natura 2000-gebied zijn. Ook die gebieden zijn immers nodig om op landelijk niveau voor de betrokken habitattypen en leefgebieden van soorten een gunstige staat van instandhouding te kunnen realiseren en te voldoen aan de uit de Vogelrichtlijn9 en de Habitatrichtlijn10 voortvloeiende verplichtingen.

Alle provincies hebben overbelaste stikstofgevoelige natuurgebieden in beeld, waar op korte termijn gebiedsgerichte maatregelen genomen kunnen worden voor natuurherstel. Deze gebiedsgerichte maatregelen zijn opgenomen in een Provinciaal Uitvoeringsprogramma. De inzet richt zich vooral op maatregelen in en rond de overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden en in beperkte mate op gebieden buiten Natura 2000-gebieden, behorende tot het Natuurnetwerk Nederland. Met betrekking tot deze gebieden is met de medeoverheden, maatschappelijke organisaties en terreinbeheerders gesproken over de opgaven per specifiek gebied, en met hen zijn afspraken gemaakt over de gewenste gezamenlijke aanpak.

In het Uitvoeringsprogramma Natuur hebben Rijk en provincies bestuurlijk afgesproken dat de middelen van het Uitvoeringsprogramma additioneel op het Natuurpact worden ingezet. Het betreft herstelmaatregelen gericht op verbetering van condities van de natuur, zoals: herstelmaatregelen, die verzuring en vermesting tegen gaan of hydrologische systeemherstelmaatregelen in of rondom stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, maatregelen in overgangsgebieden of om instandhoudingsmaatregelen die de stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten versterken, zoals het wegnemen van verstoring door recreatie of de aanleg van ecologische verbindingszones. Daarnaast gaat het, los van stikstof, om het versnellen van de verwerving en het optimaliseren van de inrichting van natuurgebieden.

De provincies hebben in hun Provinciale Uitvoeringsprogramma omschreven op welke wijze geborgd is dat de maatregelen additioneel zijn op het Natuurpact. Provincies hebben in het Provinciaal Uitvoeringsprogramma tevens de oppervlakte bos opgenomen, die wordt aangelegd in het kader van boscompensatie voor bosgebied dat vanaf 1 januari 2017 is gekapt of dat vóór 2030 nog gekapt gaat worden voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen in Natura 2000-gebieden. De boscompensatie vindt conform de Bossenstrategie zoveel mogelijk plaats buiten het Natuurnetwerk Nederland.

In de eerste fase van het Programma Natuur (2021–2026) zijn en worden voornamelijk projecten uitgevoerd, waarvoor de plannen reeds gereed waren of in een vergevorderd stadium waren en waarbij met de uitvoering derhalve op korte termijn kon worden gestart. Deze fase wordt afgerond in 2026. Uit de jaarlijkse rapportage blijkt dat in de eerste fase van het programma vooral is ingezet op verbetering van de kwaliteit van natuurgebieden (inclusief vitalisering van bos), hydrologische verbetering, op versnelling van verwerving en optimalisering van de inrichting van natuurgebieden.

In de tweede fase (2024–2032) worden soortgelijke projecten uitgevoerd op basis van een geactualiseerd Provinciaal Uitvoeringsprogramma, waarin een strategie is opgenomen voor een integrale, gebiedsspecifieke aanpak van natuur- en systeemherstel in relatie tot de bijdrage aan de landelijke opgave, in combinatie met gerichte inzet van bronmaatregelen ter beperking van emissies en gerelateerd aan het beoogde doelbereik. Hierbij wordt tevens aangegeven op welke wijze de aanpak van natuur- en systeemherstel is verbonden met andere opgaven in het landelijk gebied, zoals: de natuur inclusieve kringlooplandbouw, KRW-doelen, droogte-aanpak, landschapselementen en de bossenstrategie.

3. Opgavegericht sturen

Voor de tweede fase van het Programma Natuur zal, conform het Uitvoeringsprogramma Natuur, opgavegericht worden gestuurd en worden ingezet op het nemen van herstelmaatregelen,11 inclusief systeemherstelmaatregelen om verzuring, vermesting en verdroging van de stikstofgevoelige natuur tegen te gaan. De onderhavige regeling strekt tot bekostiging van deze door de provincies te treffen maatregelen.

In de tweede fase worden, om te komen tot een verbetering van natuurcondities, als eerste aangepakt: stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten in Natura 2000-gebieden en buiten Natura 2000-gebieden gelegen stikstofgevoelige gebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland.

Verbetering van natuurcondities in stikstofgevoelige natuurgebieden is van groot belang voor het realiseren van een gunstige staat van instandhouding van habitattypen en soorten, en daarmee voor het weer kunnen bieden van ruimte voor activiteiten in het landelijk gebied. De opzet van de regeling is dan ook uitvoerig afgestemd met provincies en terreinbeherende organisaties.

Het Uitvoeringsprogramma Natuur is opgavegericht. De inzet is gericht op het op orde brengen van de condities die nodig zijn om de gunstige staat van instandhouding van beschermde habitats en soorten te realiseren. Om daar te komen zijn afspraken gemaakt gericht op de verbetering van condities. Opgavegerichte sturing betekent sturing vanuit een opgave als integraal maatschappelijk vraagstuk dat om een antwoord vraagt, waarbij veel partijen zijn betrokken. Het vraagt om een blik naar buiten in plaats van naar binnen, de opgave staat centraal in plaats van het reguliere systeem van waaruit gewerkt wordt.

De natuurdoelanalyses maken inzichtelijk welke maatregelen ten behoeve van de Natura 2000-gebieden noodzakelijk zijn en prioriteit hebben. In de natuurdoelanalyses worden drukfactoren12 genoemd, die met herstelmaatregelen moeten worden weggenomen om de natuurcondities te verbeteren. Voor de andere stikstofgevoelige natuurgebieden in het Natuurnetwerk Nederland kunnen ook andere analyses, zoals (water)systeemanalyses als basis dienen.

In de Provinciale Uitvoeringsprogramma’s wordt door de provincies een beschrijving gegeven van de uit te voeren herstelmaatregelen in de Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten in andere gebieden met stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten behorende tot het Natuurnetwerk Nederland. De uitvoering ervan vindt plaats via de gebiedsprocessen vanuit het gebiedsprogramma Nationaal Programma Landelijk Gebied.

4. Specifieke uitkering en hoogte van de uitkering

De specifieke uitkering waarin artikel 2 van de onderhavige regeling voorziet, wordt ingezet voor activiteiten van provincies en partners in het kader van het doel, de aanpak of de beoogde resultaten, beschreven in een Provinciaal Uitvoeringsprogramma, alsmede werkzaamheden in het kader van onderzoek en analyse, administratie en toezicht op die activiteiten. Apparaatskosten maken, conform afspraak in het Uitvoeringsprogramma Natuur, voor ten hoogste 15 procent deel uit van de bijdrage (artikel 2, vijfde lid) over de looptijd van deze regeling (1 januari 2024 tot en met 31 december 2032).

De provincies hebben de mogelijkheid om aanvullende uitvoeringsactiviteiten op te nemen in het Provinciaal Uitvoeringsprogramma. Deze aanvullende uitvoeringsactiviteiten maken onderdeel uit van de beoordeling van de aanvraag. Deze uitvoeringsactiviteiten kunnen in de plaats treden van uitvoeringsactiviteiten die gedurende de looptijd van de regeling geen doorgang kunnen vinden, of pas na de looptijd kunnen worden uitgevoerd. Op deze wijze wordt onderuitputting voorkomen (artikel 5, tweede lid).

De provincies mogen maximaal 10% van de toegekende middelen investeren in het verbeteren van natuurcondities ten behoeve van stikstofgevoelige natuurgebieden, die zijn gelegen buiten Natura 2000-gebieden (artikel 6, tweede lid). De nadruk ligt dus op de Natura 2000-gebieden zelf. Provincies hebben evenwel aangegeven dat ook in stikstofgevoelige natuurgebieden buiten de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden natuurcondities in relatie tot stikstof dringend verbeterd moeten worden. Daarmee wordt ook het belang gediend van de op landelijk niveau te bereiken gunstige staat van instandhouding voor de habitattypen en leefgebieden van soorten die relevant zijn in het kader van Natura 2000. Vandaar de ruimte die wordt geboden om een beperkt deel van de middelen ook voor natuurwaarden buiten Natura 2000-gebieden in te zetten. Voor Flevoland en Groningen geldt een specifiek in artikel 6, eerste lid, van deze regeling opgenomen percentage, omdat in deze provincies geen of beperkt stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn gelegen.

De uitgaven waarvoor de specifieke uitkering wordt verstrekt moeten zijn gemaakt in de periode 1 januari 2024 tot maximaal 31 december 2032. De uitgaven moeten bestuurlijk zijn verplicht, dat wil zeggen: goedgekeurd door gedeputeerde staten, in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2031 (artikel 2, tweede lid).

De kosten voor maatregelen, die op grond van de regeling voor de eerste fase zijn goedgekeurd, maar waarvoor nog niet eerder of slechts gedeeltelijk een specifieke uitkering is verleend, kunnen opnieuw worden opgenomen in de aanvraag op grond van de regeling voor de tweede fase. Deze maatregelen zullen opnieuw worden beoordeeld.

In bijlage 1 bij de regeling zijn per provincie en per jaar de beschikbare budgetten weergegeven. De verdeelsleutel van het totaal beschikbare budget is afgestemd tussen het Rijk en de provincies en is gebaseerd op de oppervlakte natuurareaal waarvoor stikstofreductie moet plaatsvinden in Natura 2000-gebieden en het areaal Natura 2000-gebieden per provincie. De beschikbare rijksbijdrage voor boscompensatie is aanvullend op de beschikbare rijksbijdrage voor gebiedsgerichte maatregelen (artikel 3).

5. Aanvraag en aanvraagperiode

Voor de tweede fase van het Programma Natuur wordt één aanvraagperiode van 8 weken geopend, vanaf het moment van inwerkingtreding van deze regeling (artikel 4, eerste lid). Het voornemen is om de regeling in 2027 te wijzigen en budget beschikbaar te stellen voor een tweede aanvraagperiode. Het toepassen van twee aanvraagperioden geeft de mogelijkheid om tussentijds bij te sturen, bijvoorbeeld als er zich kansen voordoen die leiden tot een extra hoog doelbereik of als onvoldoende prioritaire opgaven kunnen worden gerealiseerd. Hierop kan de verdeling van het beschikbare budget tussen provincies gewijzigd worden. Over de criteria voor het wijzigen van de verdeling zal overleg plaatsvinden met de provincies. Een eventuele herverdeling zal plaatsvinden op basis van een evaluatie in 2027.

De aanvraag voor een specifieke uitkering bevat in ieder geval de hoogte van het bedrag van de gevraagde specifieke uitkering, hieruit blijkt wel deel van het bedrag de BTW betreft (artikel 4, tweede lid). Daarnaast bevat de aanvraag in ieder geval ook het Provinciaal Uitvoeringsprogramma, inclusief de bijbehorende begroting.

Het Provinciaal Uitvoeringsprogramma geeft onder andere inzicht in het type maatregelen dat in de natuurgebieden worden genomen, de doelen die daarmee worden beoogd en een beschrijving op hoofdlijnen van de strategie hoe in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2032 natuurherstel wordt gerealiseerd in relatie tot het beoogde doelbereik. Op grond hiervan zal bepaald worden, welk deel van de gevraagde bijdrage aan de provincie wordt verstrekt en welk deel moet worden overgemaakt naar het BTW-Compensatiefonds.

De provincies dienen de aanvraag voor financiering van de maatregelen in met gebruikmaking van het als bijlage 2 bij deze regeling vastgestelde aanvraagformat. In het aanvraagformat komt de opgavegerichte sturing door Rijk en provincies tot uiting (artikel 4, derde lid). De provincie geeft in de aanvraag aan op welke wijze geborgd is dat de maatregelen additioneel zijn op het Natuurpact en onderbouwt dit zo mogelijk met door gedeputeerde staten vastgestelde uitvoeringsprogramma’s of andere documenten met een formele status. In de aanvraag geven de provincies per natuurgebied onder andere aan: voor welke soorten en oppervlakte verbetering van natuurcondities zal plaatsvinden, welke herstelmaatregelen passend binnen de herstelstrategieën worden genomen en in hoeverre uitvoering van deze maatregelen de drukfactoren, die zijn benoemd in de natuurdoelanalyses, wegnemen.

De maatregelen als opgenomen in de herstelstrategieën voor Natura 2000-gebieden zijn grotendeels ook toepasbaar in de natuurgebieden buiten de Natura 2000-gebieden. Daarnaast geven de provincies in het format de oppervlakte bos aan, die wordt aangelegd in het kader van boscompensatie voor bosgebied dat vanaf 1 januari 2017 is gekapt of dat vóór 2030 nog gekapt gaat worden ten behoeve van het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen in Natura 2000-gebieden. De boscompensatie vindt, conform de Bossenstrategie, zoveel mogelijk plaats buiten het Natuurnetwerk Nederland.

6. Beoordeling en beslissing op aanvraag

De aanvraag wordt door de Minister voor NenS getoetst op de artikel 4, derde lid, opgenomen criteria. De Minister toetst in het bijzonder op de mate waarin in de natuurdoelanalyses benoemde drukfactoren worden weggenomen en op de additionaliteit van de uitvoeringsactiviteiten (artikel 5, tweede lid).

Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag neemt de Minister een beslissing op de aanvraag om een specifieke uitkering (artikel 7).

7. Uitkeringsvorm, verantwoording en terugvordering

Voor de financiering van de kosten van de provincies wordt het instrument van een specifieke uitkering benut, waarbij de specifieke uitkering is gekoppeld aan de uitvoering van het Provinciaal Uitvoeringsprogramma. De provincies leggen jaarlijks financieel verantwoording af conform de SiSa-systematiek (single information – single audit), over de besteding van de middelen.

Op grond van artikel 8, derde lid van de regeling en met als doel inzicht te verkrijgen in natuurcondities en doelbereik wordt aan de provincies gevraagd om natuurgebieden te monitoren. Provincies, Rijk en andere ketenpartijen werken samen aan de verbetering en uitbreiding van natuurmonitoring via het Verbeterprogramma VHR-monitoring.

Het Verbeterprogramma heeft een looptijd tot en met 2030. Gedurende deze periode komen producten en resultaten beschikbaar. Dit betekent dat de monitoring gedurende de looptijd van fase 2 van het Programma Natuur verder vorm zal krijgen. Over de implementatie van de verbeterstappen en de gegevensverzameling worden nadere bestuurlijke afspraken gemaakt.

De monitoringsgegevens dienen, conform de nog te maken afspraken, verzameld en beschikbaar gesteld te worden ten behoeve van de monitoring van het Psn door de Minister. Dit ter voldoening aan de verplichtingen van artikel 11.69 van het Besluit kwaliteit leefomgeving over de vereiste gegevensverzameling voor het Psn.

De provincies rapporteren aan het Rijk jaarlijks op 1 mei over het voorafgaande jaar de voortgang en de realisatie van de in de aanvraag opgenomen prioritaire opgaven per natuurgebied. De jaarlijkse datum van 1 mei voor de rapportage door de provincies sluit aan op de jaarlijkse levering van gegevens voor de Voortgangsrapportage Natuur en op het Bestuurlijk Overleg tussen Rijk en provincies over de voortgang van het Natuurpact. De aanvraag- en rapportagegegevens worden gebruikt voor diverse rapportages door, of in opdracht van, LNV (artikel 8, vierde lid).

Op de financiële verantwoording van de besteding van de specifieke uitkering is artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet van toepassing (artikel 10, eerste lid).

Op basis van de verantwoordingsinformatie over de besteding van de uitgekeerde middelen, stelt de Minister vast of de middelen rechtmatig zijn besteed. Dit doet de Minister na het aflopen van de bestedingstermijn, binnen één jaar na ontvangst van de financiële rapportage. Omdat de specifieke uitkering onder meer besteed kan worden aan het verstrekken van opdrachten aan door derden verleende diensten, is het van belang dat de provincies bij de besteding de – Europese – regels inzake aanbestedingen en staatssteun in acht nemen. De provincies zijn zelf verantwoordelijk om te verzekeren dat de besteding van de middelen geschiedt overeenkomstig de Europese staatssteunkaders. Als alle uitgekeerde middelen volledig en rechtmatig zijn besteed, wordt het bedrag vastgesteld ter hoogte van het bedrag dat is genoemd in de verleningsbeschikking. Als het bedrag gedeeltelijk niet is besteed, kan het bedrag lager worden vastgesteld. Het overgebleven bedrag moet worden terugbetaald aan de Minister. Als de financiële rapportage niet op tijd of niet volledig aan de Minister wordt verzonden, zal de Minister ambtshalve de uitkering op een lager bedrag vaststellen. Tot slot kan de Minister een bedrag terugvorderen indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de specifieke uitkering niet volledig of onrechtmatig is besteed. De Minister doet binnen één jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan het college (artikel 10, tweede lid).

8. Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft besloten geen advies uit te brengen over deze regeling, omdat de regeling is gericht op een financiële relatie tussen de overheden.

De regeling heeft daarom ook geen rechtstreekse werking naar burgers en bedrijven, en daarmee ook geen gevolgen voor de regeldruk.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1 – Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen die relevant zijn in kader van deze regeling.

Een enkele begripsbepaling behoeft nadere toelichting.

Goede staat’:

De gebieden moeten in een goede staat zijn zodanig dat een duurzaam behoud van de relevante natuurwaarden in het gebied is verzekerd en het gebied aldus ook kan bijdragen aan de landelijke doelstelling van een gunstige staat van instandhouding.

In artikel 2 van de Vogelrichtlijn staat: ‘De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de populatie van de in artikel 1 bedoelde soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen, waarbij zij tevens rekening houden met economische en recreatieve eisen.’

Voor leefgebieden van soorten geldt dat de staat van instandhouding wordt vastgesteld aan de hand van de status en trend in de verspreiding, populatieomvang van de soort, de kwaliteit van het leefgebied en het toekomstperspectief.

Voor habitattypen gaat het om de verspreiding, oppervlakte, structuur en functie en het toekomstperspectief.

Onder ‘goede staat’ van een habitattype wordt verstaan een toestand waarin de belangrijkste kenmerken ervan, in het bijzonder de structuur en functies en de typische soorten of typische soortensamenstelling, het hoge niveau van ecologische integriteit, stabiliteit en veerkracht weerspiegelen dat nodig is om het behoud op de lange termijn te garanderen en aldus bij te dragen aan het bereik of behoud van een gunstige staat van instandhouding overeenkomstig artikel 1, onder e), van Richtlijn 92/43/EEG, indien het betrokken habitattype is opgenomen in bijlage I bij die richtlijn, en, in mariene ecosystemen, bijdraagt aan het bereik of behoud van het handhaven van een goede milieutoestand overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 2008/56/EG.

Er zijn door de Europese Commissie een kader en leidraad vastgesteld om te bepalen of een habitattype in een goede staat verkeert en om te bepalen of sprake is van een voldoende kwaliteit en kwantiteit van de leefgebieden van soorten die onder de reikwijdte van de Habitatrichtlijn vallen. De hersteldoelstellingen voor de habitattypen en leefgebieden van soorten kunnen daarop worden gebaseerd.13

Het Nederlandse beleid is erop gericht om de gunstige staat van de soorten en habitattypen vallend onder de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) binnen Nederland te realiseren. De Natura 2000-gebieden zijn voor het grootste deel onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), waarmee realisatie van het NNN ook een belangrijk instrument is om de vereiste gunstige staat te bereiken voor de in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn beschermde plantensoorten, diersoorten en habitattypen. Daarnaast dragen ook maatregelen buiten het NNN bij aan het realiseren van een gunstige staat van instandhouding. Beschermde soorten en habitattypen komen ook voor buiten de Natura 2000-gebieden en het NNN. Uiteindelijk wordt de staat van instandhouding bepaald voor Nederland als geheel, ongeacht voorkomen binnen of buiten Natura 2000 gebieden of NNN. Er zijn veel meer maatregelen nodig buiten de NNN om een gunstige staat van instandhouding voor alle soorten en habitattypen te bereiken.

‘Herstelstrategie’: In het kader van het voormalige programma aanpak stikstof (PAS) is het rapport ‘Herstelstrategieën stikstofgevoelige habitats’ opgesteld. Dit rapport reflecteert de best beschikbare kennis over de invloed van stikstof op natuur en de effectiviteit van natuurherstelmaatregelen. Gezien de strenge bescherming via artikel 6 van Habitatrichtlijn is het belangrijk om de best beschikbare kennis te gebruiken voor het bepalen van herstelmaatregelen.

Via bijgevoegde link zijn de meest actuele herstelstrategieën te vinden:

Herstelstrategieën | natura 2000

Sleutelhectare’:

Een sleutelhectare is bijvoorbeeld de laatste hectare, die nog niet kon worden verworven, waardoor over een groter gebied de inrichting (bijvoorbeeld het verhogen van het waterpeil) lange tijd heeft stilgelegen; maar sleutelhectares zijn ook te verwerven hectares, die een belangrijke impuls geven aan de realisatie van beoogde natuurbeheertypen. Hierbij moet worden gedacht aan een unieke kans die zich voordoet aan om beoogde gronden aan te kopen en waarbij snel moet worden gehandeld of verwerving van gronden voor de ontwikkeling van zeldzame natuurbeheertypen.

Stikstofgevoelig’:

Te veel stikstof heeft een schadelijk effect op onze natuur. De bodem verzuurt, waardoor bepaalde planten en voedingstoffen verdwijnen. Denk bijvoorbeeld aan de vergrassing van heidegebied en een te kort aan calcium voor vogels. De kritische depositiewaarde is de hoeveelheid depositie die een intact ecosysteem over langere tijd kan verdragen zonder dat significante schade optreedt aan de structuur of het functioneren van dat systeem. Een gebied is stikstofgevoelig wanneer de kritische depositiewaarde wordt overschreden. Een habitattype of leefgebied wordt als stikstofgevoelig aangemerkt als de KDW onder de 2.400 mol/ha/jaar (circa 34 kg stikstof per hectare per jaar) ligt14. Dit is ook opgenomen als criterium in het Psn voor de selectie van de gebieden en de habitattypen en leefgebieden waarop dat programma zich richt.

Artikel 2 – Specifieke uitkering

Zie paragraaf 4 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 3 – Hoogte van de uitkering

De som van het bedrag voor aanleg van bos in het kader van boscompensatie en het bedrag voor de kosten voor andere uitvoeringsactiviteiten betreft gescheiden bedragen. Voor beide categorieën zijn de gescheiden bedragen tevens de maximale bedragen, die binnen het totaal niet uitwisselbaar zijn. Beide bedragen zijn wel verdisconteerd in de specifieke uitkering per provincie. Het bedrag voor de gebiedsgerichte uitvoeringsactiviteiten is gebaseerd op de oppervlakte natuurareaal waarvoor stikstofreductie moet plaatsvinden in Natura 2000-gebieden en het aantal Natura 2000-gebieden per provincie. Het bedrag voor boscompensatie is provinciaal verdeeld op basis van het verwachte areaal waarop compensatie van bos plaats moet vinden dat gekapt is, of nog gekapt moet worden, ten behoeve van andere typen natuur.

Artikel 4 – Aanvraag tot verlening

Zie paragraaf 5 van het algemene deel van de toelichting.

In artikel 4, tweede lid, onderdeel a, is geregeld dat de aanvraag de hoogte van de specifieke uitkering moet vermelden inclusief welk deel daarvan BTW betreft. Het gaat hier om de zogenaamde compensabele btw: de btw die provincies verschuldigd zijn. Deze btw wordt in mindering gebracht op het uitkeringsplafond en overgemaakt naar het BTW-compensatiefonds, waaruit de provincie dat deel dan ontvangt. Op deze wijze wordt overcompensatie van de provincie voorkomen.

Artikel 5 – Uitvoeringsactiviteiten

Zie paragraaf 4 van het algemene deel van de toelichting.

In artikel 5, eerste lid is bepaald dat de uitvoeringsactiviteiten additioneel moeten zijn aan de uitvoeringsactiviteiten die worden uitgevoerd in kader van het Natuurpact.

Voorbeelden van maatregelen die additioneel zijn op het Natuurpact en die betrekking hebben op stikstofgevoeligheid:

  • maatregelen in en rond Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland, die reeds conform het beheertype zijn ingericht, maar waarvoor extra maatregelen voor natuurherstel nodig zijn ter versterking van de stikstofgevoelige Natura 2000-habitattypen en -soorten;

  • maatregelen voor herstel van natuur en biodiversiteit in de overgangszones rond Natura 2000-gebieden met overbelaste stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten;

  • maatregelen voor het reguleren van recreatieve druk en de bestrijding van invasieve exoten.

  • Voorbeelden van maatregelen dat additioneel zijn op het Natuurpact en die niet primair zien op stikstofgevoeligheid:

  • het versnellen van het verwerven en inrichten van sleutelhectares binnen het Natuurnetwerk Nederland. Een voorbeeld van een sleutelhectare is de laatste hectare, die nog niet kon worden verworven, waardoor over een groter gebied de inrichting (bijvoorbeeld het verhogen van het waterpeil) lange tijd heeft stilgelegen; maar sleutelhectares zijn ook te verwerven hectares, die een belangrijke impuls geven aan de realisatie van beoogde natuurbeheertypen.

  • aanleg van bos in het kader van boscompensatie voor bosgebied dat vanaf 1 januari 2017 is gekapt of dat vóór 2030 nog gekapt gaat worden voor het behalen van de instandhoudingsdoelen in Natura 2000-gebieden.

Niet additioneel zijn bijvoorbeeld:

  • herstelmaatregelen die in het kader van het toenmalige Programma Aanpak Stikstof 2015–2021 zijn vastgesteld op grond van gebiedsanalyses;

  • uitvoeringsactiviteiten, waarvoor een bijdrage is of wordt verleend op grond van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 (of de opvolger van deze regeling) of waarvoor aan Staatsbosbeheer opdracht is verleend in het kader van de Opdracht Natuurherstelmaatregelen 2020–2021.

Artikel 6 – Maximaal vergoedbare kosten uitvoeringsactiviteiten buiten Natura 2000-gebieden

Zie paragraaf 4 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 7 – Beslistermijn

De termijn van 8 weken is in gezamenlijk overleg tussen Rijk en provincies bepaald als een redelijke beslistermijn.

Artikel 8 – Verplichtingen

Zie paragraaf 7 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 9 – Voorschot

Een voorschot wordt jaarlijks uitgekeerd in de periode 2024 tot en met 2030.

Artikel 10 – Verantwoording en terugvordering

Zie paragraaf 7 van het algemene deel van de toelichting.

De provincies verantwoordelijk voor de financiële rapportage richting het Rijk. Hierbij wordt artikel 17a, eerste lid, van de Financiële verhoudingswet gevolgd.

Artikel 11 – Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De kosten waarvoor de specifieke uitkering kan worden gebruikt, zijn kosten die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2024. In de aanvraag kunnen uitvoeringsactiviteiten worden opgevoerd waarvoor bestuurlijke verplichtingen zijn aangegaan vanaf 1 januari 2021 (zie artikel 2, tweede lid van de Regeling).

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Kamerstukken II, 2019/2020, 35 334, nr. 131

X Noot
2

Kamerstukken II, 2019/20, 33 576, nr. 216

X Noot
3

Kamerstukken II, 2019/20 33 576, nr. 168

X Noot
4

Kamerstukken II, 2013/14, 33 576, nr. 6

X Noot
5

Kamerstukken II, 2019/20, 35 334, nr. 82

X Noot
6

Kamerstukken II, 2022/23, 35 334, nr. 213

X Noot
7

Het geheel aan afspraken uit het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur d.d. 20 september 2011,

de aanvullende afspraken d.d. 7 december 2011 en de uitvoeringsafspraken d.d. 8 februari 2012 wordt aangeduid als ‘bestuursakkoord natuur’. Zie ook Kamerstukken 30 825, nrs. 107, 143 en 153 (incl. bijlagen).

X Noot
8

Wet van 8 oktober 2014, houdende wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (aanpak stikstof), (Stb. 2014, 419).

X Noot
9

Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20)

X Noot
10

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206)

X Noot
11

Herstelstrategieën voor stikstofgevoelige habitats

X Noot
12

Knelpunten die de kwaliteit van de natuur bedreigen, zoals stikstofneerslag

X Noot
13

DG Environment. 2017, ‘Reporting under Article 17 of the Habitats Directive: Explanatory notes and guidelines for the period 2013–2018’ and DG Environment 2013, ‘Interpretation manual of European Union habitats Eur 28’.

X Noot
14

Wamelink e.a. (2023): Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Herziening 2023 (Wageningen, WEnR).

Naar boven