Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 30 mei 2024, nr. ZK-0000063419, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen voor de beheersing van bietenvergelingsziekte (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen ter beheersing van bietenvergelingsziekte, 2024)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

handelende in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);

BESLUIT:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend voor het gebruik van Batavia ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen ter beheersing van bietenvergelingsziekte.

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 15 juli 2024.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen ter beheersing van bietenvergelingsziekte, 2024.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Bezwaar

Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na dagtekening van dit besluit digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen.

Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via ‘mijn.rvo.nl’. Om in te loggen heeft u uw gebruikerscode en wachtwoord nodig, voor de ondertekening een TAN-code. Bij een digitaal bezwaarschrift stuurt u een kopie van dit besluit mee als pdf-bestand of u stuurt een kopie per post na.

Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, Postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij een schriftelijk bezwaar stuurt u een kopie van dit besluit mee met uw bezwaarschrift.

Op mijn.rvo.nl/bezwaar vindt u meer belangrijke informatie over het digitaal en schriftelijk indienen van een bezwaarschrift.

Meer informatie

Heeft u nog vragen over uw bezwaarschrift, kijk dan op de website: mijn.rvo.nl. of bel: 088 042 42 42 (lokaal tarief).

BIJLAGE: WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT BATAVIA (15615)

Wettelijk Gebruiksvoorschrift

Het middel is uitsluitend toegelaten als insecten- en mijtenbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik door middel van een gewasbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.2 Ctgb juni 2019) onder de hierna vermelde toepassingsvoorwaarden.

Toepassingsvoorwaarden:

Toepassingsgebied

Te bestrijden organisme

Dosering (middel) per toepassing

Maximale dosering (middel) per toepassing

Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus

Minimum interval tussen toepassingen in dagen

Veiligheidstermijn in dagen

Suikerbiet

Bladluizen1 , 2

0,75 L/ha

0,75 L/ha

2

14

60

X Noot
1

Groene persikluis (Myzus persicae)

X Noot
2

Zwarte bonenluis (Aphis fabae)

Toepassingsvoorwaarden

Gevaarlijk voor bijen. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Na een gewasbehandeling percelen nog minimaal twee weken vrijhouden van bloeiende onkruiden.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Resistentiemanagement

Dit middel bevat de werkzame stof spirotetramat. Spirotetramat behoort tot de acetyl CoA carboxylase remmers. De IRAC code is 23.

Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen.

TOELICHTING

1 Algemeen

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en nr. 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) (hierna: Verordening (EG) nr. 1107/2009) en artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) maken het mogelijk in bijzondere omstandigheden tijdelijke vrijstelling te verlenen van het verbod om een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel binnen Nederland te brengen, op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken.

Tijdelijke vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een gecontroleerd en beperkt gebruik ter beheersing van een noodsituatie die op geen enkele andere redelijke manier te bestrijden is.

2 Adviezen

2.1 Landbouwkundig advies

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een landbouwkundig advies opgesteld bestaande uit (a) een onderbouwing van de noodsituatie op het gebied van gewasbescherming en (b) een advies over de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de door het Ctgb voorgeschreven risico reducerende maatregelen / restrictiezinnen.

2.1.1. Noodsituatie op het gebied van gewasbescherming

Gevaar

Bladluizen (met name groene perzikluis) veroorzaken indirecte schade in bieten door het overbrengen van bietenvergelingsvirussen. Deze virussen zorgen voor gele planten en daardoor voor een lagere suikeropbrengst. Met de beschikbare maatregelen en middelen kunnen bladluizen binnen een geïntegreerd gewasbeschermingssysteem niet afdoende beheerst worden. De aanvrager geeft aan dat de schade door bietenvergelingsziekte kan oplopen tot een 50% lagere suikeropbrengst. De inzet van niet integreerbare middelen zorgt voor een verstoring van het geïntegreerde systeem door ongewenste nevenwerking op natuurlijke vijanden

In de geïntegreerde teelt van suikerbieten zijn onvoldoende maatregelen en integreerbare middelen beschikbaar om verstoring van het geïntegreerde gewasbeschermingssysteem en de schade te beperken.

Alternatieven

Voor deze artikel 38 aanvraag wordt een beroep gedaan op het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming door het gebruik van een middel dat integreerbaar is met natuurlijke vijanden.

Maatregelen

Om verspreiding van vergelingsziekte zoveel mogelijk tegen te gaan is op 29 maart 2023 een nieuw (strenger) teeltvoorschrift voor bieten in werking getreden, met:

  • 1) een verbod voor het op voorraad hebben van bieten met bladvorming, ieder jaar vanaf 15 maart,

  • 2) een verbod op bietenopslag op percelen en terreinen, ieder jaar vanaf 15 april,

  • 3) een verplichte bestrijding van bladluizen in bietengewassen voor zaadteelt.

Spontaan voorkomende natuurlijke vijanden als sluipwespen, lieveheersbeestjes en gaasvliegen leveren een bijdrage aan de beheersing van bladluizen.

Monitoring en het gebruik van schadedrempels leveren een belangrijke bijdrage aan het bepalen of en wanneer er chemische bestrijding nodig is. Hiervoor is een bladluiswaarschuwingsdienst operationeel, gericht op het optimaal inzetten van gewasbeschermingsmiddelen. Belangrijk hierbij is het vermijden van insecticiden met ongewenste nevenwerking op natuurlijke vijanden.

Toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en goedgekeurde basisstoffen:

Ter beheersing van bladluizen zijn in de teelt van suikerbieten middelen beschikbaar op basis van: deltamethrin, esfenvaleraat, flonicamid, lambda-cyhalothrin en pirimicarb.

In de teelt van suikerbieten zijn middelen op basis van deltamethrin en esfenvaleraat toegelaten tegen trips en rupsen en zijn middelen op basis van lamda-cyhalothrin toegelaten tegen trips. Deze middelen behoren tot de groep pyrethroïden en hebben een nevenwerking tegen bladluizen. Er is resistentie bekend tegen pyrethroïden bij groene perzikluis, die de vergelingsvirussen overbrengt. Daarnaast zijn dit middelen met contactwerking en is de groene perzikluis moeilijk te raken omdat zij in het hart van de planten en aan de onderzijde van het blad zit. Pyrethroïden hebben nadelige effecten op nuttige insecten, die de luizenpopulatie onderdrukken en daarmee de verspreiding van de bietenvergelingsziekte beperken. Deze middelen zijn onvoldoende werkzaam tegen groene perzikluis en zijn niet integreerbaar.

Middelen op basis van flonicamid mogen één maal per teeltcyclus worden ingezet en zijn goed integreerbaar. De toelatinghouder adviseert om deze middelen alleen in te zetten tot en met het 10-blad stadium (ca. eind mei). Ook in juni kan er nog veel schade door vergelingsziekte optreden.

Van het goed integreerbare middel op basis van pirimicarb is bekend dat dit als gevolg van resistentieontwikkeling onvoldoende werkzaam is tegen groene perzikluis, die het vergelingsvirus overbrengt.

De combinatie van preventieve maatregelen, met de inzet van goed integreerbare gewasbeschermingsmiddelen, volgens een waarschuwingssysteem, is onvoldoende voor de beheersing van groene perzikluis.

Bijzondere omstandigheden

De aanvraag betreft een vrijstelling voor een middel in het kader van het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming.

De toelating van zaadbehandelingen ten behoeve van de teelt van suikerbieten op basis van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine is met ingang van 19 augustus 2018 vervallen, met een opgebruiktermijn tot 19 december 2018. In het seizoen 2019 was het middel op basis van spirotetramat vrijgesteld ter beheersing van bietenvlieg. In het seizoen 2020, 2021 en 2022 zijn vrijstellingen verleend voor middelen op basis van spirotetramat en sulfoxaflor voor de beheersing van bladluizen in suikerbieten, om overdracht van vergelingsvirus te beperken. In 2023 is alleen een middel op basis van spirotetramat vrijgesteld, omdat de werkzame stof sulfoxaflor bij EU besluit (EU 2022/686) is beperkt tot gebruik in permanente kassen. De aanvraag van een middel op basis van acetamiprid voldeed niet aan de criteria voor een vrijstelling.

Voor teeltseizoen 2024 is, naast de aanvraag voor een middel op basis van spirotetramat, opnieuw een vrijstellingsaanvraag ingediend voor een middel op basis van acetamiprid.

De toelatinghouder heeft besloten geen vernieuwde goedkeuring van de stof spirotetramat (expiratie 30-4-2024) in de EU aan te vragen en de zonale uitbreidingsaanvraag in suikerbieten daarom niet langer te ondersteunen.

In maart 2023 heeft de toelatinghouder een zonale uitbreidingsaanvraag ingediend voor een middel op basis van flupyradifuron. Voor de vaststelling van nieuwe MRL’s wordt residu data beoordeeld. De toelatinghouder verwacht een stemming in 2024. Daarna volgt nog een uitbreidingsaanvraag in suikerbieten. De toelatinghouder geeft aan binnen één tot twee jaar een toelating in de teelt van suikerbieten te verwachten. Gezien het startjaar van de eerste vrijstelling in 2019, is er geen sprake van een concreet perspectief op een reguliere toelating van een middel op basis van spirotetramat of flupyradifuron binnen de daarvoor gestelde termijn van drie jaar.

De CLM milieubelastingkaart classificeert het risico van het aangevraagde middel op basis van spirotetramat voor natuurlijke bestrijders als beperkt bruikbaar in de geïntegreerde teelt. Het middel past binnen een geïntegreerd gewasbeschermingssysteem omdat zo de inzet van gewasbeschermingsmiddelen met schadelijkere gevolgen voor natuurlijke vijanden wordt beperkt.

Conclusie

De NVWA komt tot volgende conclusies:

  • Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten in Nederland wordt bedreigd door onvoldoende beheersing van bladluizen.

  • Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten is met het beschikbare pakket aan maatregelen en middelen niet mogelijk.

  • De aanvraag voldoet niet aan de eis van bijzondere omstandigheden. Er is geen perspectief op een oplossing vanuit onderzoek noch perspectief op een reguliere toelating binnen de gestelde termijn. Hierdoor is een kortstondig noodverband niet gerechtvaardigd.

De tijdelijke vrijstelling van Batavia voor het beheersen van bladluizen in de teelt van suikerbieten voldoet niet aan de criteria voor een noodsituatie.

2.1.2 Naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de toepassingsvoorwaarden

Naleefbaarheid

De NVWA heeft een inschatting gemaakt van de mate waarin de voorgeschreven risico reducerende maatregelen nageleefd zullen worden. De NVWA heeft dit gedaan op basis van een inschatting van overwegingen van de teler om zich wel of niet aan de gebruiksvoorschriften te houden en eerdere inspectieresultaten.

NVWA schat de verwachte naleving door de teler gemiddeld.

Handhaafbaarheid

De NVWA heeft op basis van de mogelijkheden op toetsing van de naleving door toepassingscontrole heterdaad en monstername een inschatting gemaakt van de handhaafbaarheid van de toepassingsvoorwaarden.

NVWA schat de mogelijkheid voor het uitoefenen van toezicht (handhaafbaarheid) matig.

Resultante naleefbaarheid en handhaafbaarheid

Conclusie op basis van de resultante van de verwachte naleving (naleefbaarheid) en de mogelijkheid om toezicht uit te oefenen (handhaafbaarheid): matig.

Advies

Op basis van de beoordeling van de noodsituatie op het gebied van gewasbescherming en de beoordeling van de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de voorgeschreven risico reducerende maatregelen/restricties adviseert de NVWA een vrijstelling van het gewasbeschermingsmiddel Batavia in de teelt van suikerbieten niet te verlenen.

2.2 Risicobeoordeling

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van aanvaardbare risico’s.

Humane toxiciteit

Voldoet aan de eisen.

Volksgezondheid

Voldoet aan de eisen.

Gedrag in het milieu

Voldoet aan de eisen.

Ecotoxiciteit

Voldoet aan de eisen met inachtneming van de volgende restrictiezin:

Gevaarlijk voor bijen. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Na een gewasbehandeling percelen nog minimaal twee weken vrijhouden van bloeiende onkruiden.

Op het etiket moet ook de volgende waarschuwingszin (IPM) worden vermeld:

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Conclusie

Het College constateert dat na het nemen van risico reducerende maatregelen / het in acht nemen van restrictiezinnen het risico verbonden aan de vrijstelling acceptabel is.

Advies

Gezien het risico adviseert het College een vrijstelling ex artikel 38 Wgb van het gewasbeschermingsmiddel Batavia (werkzame stof spirotetramat) in de teelt van suikerbiet ter beheersing van bladluis te verlenen onder vermelding van bovenstaande risicoreducerende maatregelen / restrictiezinnen.

3 Overwegingen

Bladluizen zijn een teeltbedreigend probleem voor de geïntegreerde teelt van suikerbieten waarvoor momenteel het beschikbare pakket aan middelen en maatregelen niet afdoende is. Hierdoor wordt de doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten bedreigd en is een hernieuwde tijdelijke vrijstelling van het gewasbeschermingsmiddel Batavia gewenst.

Er is geen reguliere toelating gerealiseerd binnen de gestelde termijn waarvoor een kortstondig noodverband is gerechtvaardigd. Dit hangt samen met het feit dat de toelatinghouder heeft besloten geen vernieuwde goedkeuring voor de werkzame stof spirotetramat aan te vragen. De sector ziet perspectief in een reguliere oplossing met een reguliere toelating van een middel op basis van de werkzame stof flupyradifuron, de zonale uitbreiding van dit middel bevindt zich echter nog op Europees niveau. Daarmee zal het volgens de fabrikant nog een tot twee jaren duren voor een reguliere toelating gerealiseerd is. Deze procedures zijn de sector niet aan te rekenen. Ook zie ik de vele inspanningen die de sector gedaan heeft om alternatieve methoden te bewerkstelligen. Een voorbeeld hiervan is een strenger bindend teeltvoorschrift dat op 29 maart 2023 is ingegaan.

Daarnaast weeg ik mee dat de sector in 2021 een aanvraag heeft gedaan voor een omvangrijk onderzoeksprogramma om te komen tot geïntegreerde oplossingen. Dit programma, ‘Plan van Aanpak Vergelingsziekte, overgebracht door bladluizen, in suikerbieten’, is gestart in 2022 en loopt nog tot 2026.

Daarnaast betrek ik in mijn overweging dat de NVWA aan de hand van de CLM milieubelastingkaart heeft vastgesteld dat de werkzame stof spirotetramat past binnen een geïntegreerd gewasbeschermingssysteem. Met deze stof kan de inzet van gewasbeschermingsmiddelen met schadelijkere gevolgen voor natuurlijke vijanden, zoals de eerder genoemde synthetische pyrethroïden, wordt beperkt. Deze voor de bietenteelt toegelaten middelen zijn bovendien minder effectief vanwege resistentie ontwikkeling en schadelijker voor natuurlijke vijanden van luizen, en ook voor waterorganismen.

Hoewel de aanvraag niet voldoet aan gestelde eisen ten aanzien van de bijzondere omstandigheden acht ik een kortstondig noodverband gerechtvaardigd omdat het middel Batavia van belang is voor de geïntegreerde teelt van suikerbieten en een alternatief is voor niet meer beschikbare neonicotinoïden-houdende gewasbeschermingsmiddelen en voor de toegelaten synthetische pyrethroïden en voor flonicamid die slecht inpasbaar zijn in een geïntegreerde teelt.

In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift (zie bijlage bij dit besluit) zijn de risico reducerende maatregelen overgenomen die door het Ctgb zijn voorgesteld.

Vrijstelling voor de toepassing van Batavia in de teelt van suikerbieten werd eerder verleend:

4 Besluit

In afwijking van het advies van de NVWA en het advies van het Ctgb overnemend, heb ik in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, besloten om op grond van artikel 38 van de Wgb tijdelijke vrijstelling te verlenen voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Batavia ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen ter beheersing van bietenvergelingsziekte.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 15 juli 2024.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven