Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 6 april 2020, nr. 20095606, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen om overdracht van bietenvergelingsziekte te voorkomen (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvergelingsziekte, 2020)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

handelende in overeenstemming met de Minister voor Milieu en Wonen;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);

BESLUIT:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend het gebruik van Batavia ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvergelingsziekte.

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt na 120 dagen.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvergelingsziekte, 2020.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze, M.C. Beens Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit

Bezwaar

Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na dagtekening van dit besluit digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen.

Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via ‘mijn.rvo.nl’. Om in te loggen heeft u uw gebruikerscode en wachtwoord nodig, voor de ondertekening een TAN-code. Bij een digitaal bezwaarschrift stuurt u een kopie van dit besluit mee als pdf-bestand of u stuurt een kopie per post na.

Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, Postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij een schriftelijk bezwaar stuurt u een kopie van dit besluit mee met uw bezwaarschrift.

Op mijn.rvo.nl/bezwaar vindt u meer belangrijke informatie over het digitaal en schriftelijk indienen van een bezwaarschrift.

Meer informatie

Heeft u nog vragen over uw bezwaarschrift, kijk dan op de website: mijn.rvo.nl. of bel: 088 042 42 42 (lokaal tarief).

BIJLAGE: WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT BATAVIA (15615)

Wettelijk Gebruiksvoorschrift

Het middel is uitsluitend toegelaten als insecten- en mijtenbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik door middel van een gewasbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.1 Ctgb juni 2015) onder de hierna vermelde toepassingsvoorwaarden.

Toepassingsvoorwaarden:

Toepassings-gebied

Te bestrijden organisme

Type toepassing

Dosering (middel) per toepassing

Maximale dosering (middel) per toepassing

Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden

Minimum interval tussen toepassingen in dagen

Veiligheidstermijn in dagen

Suikerbiet

Bladluizen

Gewas-behandeling

0,75 L/ha

0,75 L/ha

2 per teeltcyclus

14

60

Overige toepassingsvoorwaarden

Gevaarlijk voor bijen. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Na een gewasbehandeling percelen nog minimaal twee weken vrijhouden van bloeiende onkruiden.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Resistentiemanagement

Dit middel bevat de werkzame stof spirotetramat. Spirotetramat behoort tot de acetyl CoA carboxylase remmers. De IRAC code is 23.

Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen.

TOELICHTING

1 Algemeen

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en nr. 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) (hierna: Verordening (EG) nr. 1107/2009) en artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) maken het mogelijk in bijzondere omstandigheden tijdelijke vrijstelling te verlenen van het verbod om een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel binnen Nederland te brengen, op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken.

Tijdelijke vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een gecontroleerd en beperkt gebruik ter beheersing van een noodsituatie die op geen enkele andere redelijke manier te bestrijden is.

2 Adviezen

2.1 Noodsituatie

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van een noodsituatie.

Gevaar

Bladluizen veroorzaken indirecte schade in bieten door het overbrengen van bietenvergelingsvirussen. Deze virussen zorgen voor gele planten en daardoor voor een lagere suikeropbrengst. Met de beschikbare middelen kunnen bladluizen binnen een geïntegreerd gewasbeschermingssysteem niet afdoende beheerst worden waardoor de schade door bietenvergelingsvirussen kan oplopen tot een 50% lagere suikeropbrengst.

Alternatieven
Niet-chemisch

Niet-chemische methoden zoals de inzet van natuurlijke vijanden, of steriele mannetjestechniek zijn niet beschikbaar of zijn nog onvoldoende praktijkrijp om voldoende bescherming te kunnen bieden. Spontaan voorkomende natuurlijke vijanden als sluipwespen, lieveheersbeestjes en gaasvliegen leveren een bijdrage aan de beheersing van bladluizen, maar bieden geen afdoende bescherming.

Monitoring en/of het gebruik van schadedrempels leveren een belangrijke bijdrage aan het bepalen of en wanneer er chemische bestrijding nodig is. Hiermee kan de inzet van gewasbeschermingsmiddelen tot een minimum beperkt worden.

Chemisch

In de teelt van suikerbiet zijn ter bestrijding van bladluizen middelen op basis van deltamethrin, esfenvaleraat, flonicamid, lambda-cyhalothrin, pirimicarb, thiacloprid en vetzuren van kaliumzouten toegelaten. Op basis van de CLM milieubelastingkaart zijn middelen op basis van deltamethrin, esfenvaleraat, lambda-cyhalothrin, thiacloprid vanuit het risico voor bestrijders niet bruikbaar in geïntegreerde teelt. Middelen op basis van flonicamid mogen éénmaal worden ingezet. Daarnaast zijn middelen op basis van vetzuren van kaliumzouten bruikbaar in de geïntegreerde teelt. Van het middel op basis van pirimicarb is bekend dat deze als gevolg van resistentieontwikkeling onvoldoende werkzaam is tegen groene perzikbladluis, die het vergelingsvirus overbrengt. Hierdoor kunnen bladluizen in de geïntegreerde teelt van suikerbieten niet afdoende beheerst worden.

Bijzondere omstandigheden

De vrijstellingsaanvraag betreft een vrijstelling voor een middel in het kader van het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming.

Zaadbehandelingen op basis van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine zijn jarenlang beschikbaar geweest in de teelt van suikerbieten en werden door een groot deel van de sector standaard toegepast. Door een verbod van de Europese Commissie op het buitengebruik van de drie neonicotinoïden, imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine zijn de toelatingen van de zaadbehandelingen van suikerbieten met ingang van 19 december 2018 (opgebruiktermijn) komen te vervallen. De sector heeft een vrijstelling aangevraagd voor een middel op basis van thiamethoxam voor de zaadbehandeling van suikerbieten. Deze is afgewezen omdat de voorwaarden, die het Ctgb nodig acht voor een veilige toepassing, uit landbouwkundig oogpunt niet uitvoerbaar, controleerbaar of handhaafbaar zijn. In 2019 is wel vrijstelling verleend voor een gewasbehandeling met middel op basis van spirotetramat ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvlieg.

De sector levert inspanningen om tot alternatieven te komen. Een middel op basis van spirotetramat heeft een werking tegen bladluizen en trips. De toelatinghouder van het middel werkt aan een toelating van het middel in suikerbieten waardoor een concreet perspectief op een reguliere toelating binnen de daarvoor gestelde termijn van 3 jaar mogelijk is.

De CLM milieubelastingkaart classificeert het risico van het aangevraagde middel voor bestrijders als beperkt bruikbaar in de geïntegreerde teelt.

Conclusie

De NVWA komt tot volgende conclusies:

  • Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten in Nederland wordt bedreigd door bladluizen.

  • Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten is met het beschikbare pakket aan middelen en maatregelen niet mogelijk door onvoldoende mogelijkheden ter bestrijding van bietenvlieg, trips en bladluizen.

  • De aanvraag voldoet aan de eis van bijzondere omstandigheden. Het aangevraagde middel draagt bij aan de instandhouding en bevordering van geïntegreerde gewasbescherming. De toelatinghouder en de sector leveren inspanningen om te komen tot een oplossing. Er is perspectief voor de toelating van een middel op basis van spirotetramat in de teelt van suikerbieten waardoor een kortstondig noodverband gerechtvaardigd is. Voor de gevraagde vrijstellingsperiode is het middel niet beschikbaar.

De tijdelijke vrijstelling van Batavia voor het bestrijden van bladluizen in de teelt van suikerbieten voldoet aan de criteria voor een noodsituatie.

2.2 Risicobeoordeling

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van aanvaardbare risico’s.

Humane toxiciteit

Voldoet aan de eisen.

Volksgezondheid

Voldoet aan de eisen.

Gedrag in het milieu

Voldoet aan de eisen.

Ecotoxiciteit

Voldoet aan de eisen met inachtneming van de volgende restrictiezin:

Gevaarlijk voor bijen. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Na een gewasbehandeling percelen nog minimaal twee weken vrijhouden van bloeiende onkruiden.

Op het etiket moet ook de volgende waarschuwingszin (IPM) worden vermeld:

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Conclusie

Het College constateert dat er geen risico verbonden is aan de vrijstelling.

Advies

Gezien het risico adviseert het College een vrijstelling ex artikel 38 Wgb van het gewasbeschermingsmiddel Batavia in de teelt van suikerbieten te verlenen.

Op het etiket moeten de volgende waarschuwingszin (IPM) en restrictiezin worden vermeld:

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Gevaarlijk voor bijen. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Na een gewasbehandeling percelen nog minimaal twee weken vrijhouden van bloeiende onkruiden.

3 Overwegingen

Bladluizen zijn een teeltbedreigend probleem voor de geïntegreerde teelt van suikerbieten waarvoor momenteel het beschikbare pakket aan middelen en maatregelen niet afdoende is. Hierdoor wordt de doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten bedreigd en is een hernieuwde tijdelijke vrijstelling van het gewasbeschermingsmiddel Batavia gewenst. Belanghebbenden spannen zich in om op korte termijn te beschikken over een regulier toegelaten gewasbeschermingsmiddel. Als voorwaarde voor deze vrijstelling dient de sector uiterlijk 28 februari 2021 een evaluatie te overleggen aan de NVWA van de monitoring van de aanwezige bladluizen en de natuurlijke vijanden in het IPM-systeem voor de teelt van suikerbieten in 2020.

In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift (zie bijlage bij dit besluit) zijn de risico reducerende maatregelen overgenomen die door het Ctgb zijn voorgesteld.

Vrijstelling voor de toepassing van Batavia in de teelt van suikerbieten werd eerder verleend:

4 Besluit

De adviezen van de NVWA en het Ctgb overnemend, heb ik in overeenstemming met de Minister voor Milieu en Wonen, besloten om op grond van artikel 38 van de Wgb tijdelijke vrijstelling te verlenen voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Batavia ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvergelingsziekte.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt na 120 dagen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze, M.C. Beens Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit

Naar boven