Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 4 maart 2022, nr. 22084756, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen voor de beheersing van bietenvergelingsziekte (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen ter beheersing van bietenvergelingsziekte, 2022)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);

BESLUIT:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend voor het gebruik van Batavia ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen ter beheersing van bietenvergelingsziekte.

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2022 en vervalt op 15 juli 2022.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen ter beheersing van bietenvergelingsziekte, 2022.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze, E. Veldhuis Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit

Bezwaar

Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na dagtekening van dit besluit digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen.

Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via "mijn.rvo.nl". Om in te loggen heeft u uw gebruikerscode en wachtwoord nodig, voor de ondertekening een TAN-code. Bij een digitaal bezwaarschrift stuurt u een kopie van dit besluit mee als pdf-bestand of u stuurt een kopie per post na.

Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, Postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij een schriftelijk bezwaar stuurt u een kopie van dit besluit mee met uw bezwaarschrift.

Op mijn.rvo.nl/bezwaar vindt u meer belangrijke informatie over het digitaal en schriftelijk indienen van een bezwaarschrift.

Meer informatie

Heeft u nog vragen over uw bezwaarschrift, kijk dan op de website: mijn.rvo.nl. of bel: 088 042 42 42 (lokaal tarief).

BIJLAGE: WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT BATAVIA (15615)

Wettelijk Gebruiksvoorschrift

Het middel is uitsluitend toegelaten als insecten- en mijtenbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik door middel van een gewasbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.1 Ctgb juni 2015) onder de hierna vermelde toepassingsvoorwaarden.

Toepassingsvoorwaarden:

Toepassingsgebied

Te bestrijden organisme

Dosering (middel) per toepassing

Maximale dosering (middel) per toepassing

Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden

Minimum interval tussen toepassingen in dagen

Veiligheidstermijn in dagen

Suikerbiet

Groene perzikluis (Myzus persicae)

0,75 L/ha

0,75 L/ha

2 per teeltcyclus

14

60

Overige toepassingsvoorwaarden

Gevaarlijk voor bijen. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Na een gewasbehandeling percelen nog minimaal twee weken vrijhouden van bloeiende onkruiden.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Resistentiemanagement

Dit middel bevat de werkzame stof spirotetramat. Spirotetramat behoort tot de acetyl CoA carboxylase remmers. De IRAC code is 23.

Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen.

TOELICHTING

1 Algemeen

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en nr. 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) (hierna: Verordening (EG) nr. 1107/2009) en artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) maken het mogelijk in bijzondere omstandigheden tijdelijke vrijstelling te verlenen van het verbod om een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel binnen Nederland te brengen, op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken.

Tijdelijke vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een gecontroleerd en beperkt gebruik ter beheersing van een noodsituatie die op geen enkele andere redelijke manier te bestrijden is.

2 Adviezen

2.1 Noodsituatie

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van een noodsituatie.

Gevaar

Bladluizen (met name groene perzikluis) veroorzaken indirecte schade in suikerbieten door het overbrengen van bietenvergelingsvirussen. Deze virussen zorgen voor gele planten en daardoor voor een lagere suikeropbrengst. Met de beschikbare maatregelen en middelen kunnen bladluizen binnen een geïntegreerd gewasbeschermingssysteem niet afdoende beheerst worden waardoor volgens de aanvrager de schade door bietenvergelingsziekte kan oplopen tot een 50% lagere suikeropbrengst.

Alternatieven

Voor deze artikel 38 aanvraag wordt een beroep gedaan op het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming (IPM).

Maatregelen

Preventieve maatregelen gericht op het beheersen van de vergelingsvirussen zijn het bestrijden van opslag van bieten en het voorkomen van bietenhopen met spruitvorming, om de bron van vergelingsvirussen te beperken. Er geldt een verbod om in belangrijke teeltgebieden suiker- en voederbieten (of resten daarvan) met bladvorming in voorraad te hebben. In Noord-Nederland geldt dit verbod vanaf 15 april en in Midden-Nederland en Zuid-Nederland vanaf 1 april. Deze maatregelen leveren een bijdrage, maar dit werkt niet afdoende.

Spontaan voorkomende natuurlijke vijanden als sluipwespen, lieveheersbeestjes en gaasvliegen leveren een bijdrage aan de beheersing van bladluizen, maar bieden geen afdoende bescherming.

Monitoring en het gebruik van schadedrempels leveren een belangrijke bijdrage aan het bepalen of en wanneer er chemische bestrijding nodig is. Hiervoor is een bladluiswaarschuwingsdienst operationeel, gericht op het optimaal inzetten van gewasbeschermingsmiddelen.

Toegelaten gewasbeschermingsmiddelen, voormalige RUBmiddelen en goedgekeurde basisstoffen:

In de teelt van suikerbieten zijn twee voormalige RUBmiddelen op basis van zepen bestemd voor de beheersing van insecten en mijten op planten beschikbaar. Deze middelen hebben een contactwerking. De effectiviteit van deze middelen is onvoldoende omdat de groene perzikluizen, die in het hart van de plant en aan de onderzijde van het blad zitten, met de huidige spuittechniek niet goed bereikt worden.

Voor de beheersing van bladluizen zijn in de teelt van suikerbieten middelen beschikbaar op basis van deltamethrin, esfenvaleraat, flonicamid, lambda-cyhalothrin en pirimicarb.

In de teelt van suikerbieten zijn middelen op basis van deltamethrin, esfenvaleraat en lambda-cyhalothrin toegelaten tegen trips. Deze middelen behoren tot de groep pyrethroïden en hebben een nevenwerking tegen bladluizen. Er is resistentie bekend tegen pyrethroïden. Daarnaast zijn dit middelen met contactwerking en is de groene perzikluis moeilijk te raken omdat zij in het hart van de planten zit. Pyrethroïden hebben nadelige effecten op nuttige insecten, die de luizenpopulatie onderdrukken en daarmee de verspreiding van de bietenvergelingsziekte beperken. De pyrethroïden zijn onvoldoende werkzaam tegen groene perzikluis, die het vergelingsvirus overbrengt en zijn op basis van de CLM milieubelastingkaart vanuit het risico voor bestrijders niet bruikbaar in geïntegreerde teelt.

Middelen op basis van flonicamid mogen één maal per teeltcyclus worden ingezet. Geadviseerd wordt om deze middelen alleen in te zetten tot en met het 10-blad stadium (ca. eind mei). Ook in juni kan er nog veel schade door vergelingsziekte optreden.

Van het middel op basis van pirimicarb is bekend dat deze als gevolg van resistentieontwikkeling onvoldoende werkzaam is tegen groene perzikluis, die het vergelingsvirus overbrengt.

Voor een goede beheersing van vergelingsziekte in suikerbieten is een effectieve bladluisbeheersing (met name tegen de groene perzikluis) nodig. Beschikbaar zijn middelen op basis van flonicamid en enkele voormalige RUBmiddelen. Met de toepassing van deze middelen en het ook voor vrijstelling aangevraagde middel op basis van sulfoxaflor, kunnen groene perzikluizen in de teelt van suikerbieten niet afdoende beheerst worden om overdracht van bietenvergelingsziekte te beperken.

Bijzondere omstandigheden

De vrijstellingsaanvraag betreft een vrijstelling voor een middel in het kader van het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming.

De toelating van zaadbehandelingen ten behoeve van de teelt van suikerbieten op basis van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine is met ingang van 19 augustus 2018 vervallen, met een opgebruiktermijn tot 19 december 2018. In het seizoen 2019 was het middel op basis van spirotetramat vrijgesteld ter beheersing van bietenvlieg. In 2020 en 2021 zijn vrijstellingen verleend voor middelen op basis van spirotetramat en sulfoxaflor voor de beheersing van bladluizen in suikerbieten, om overdracht van vergelingsvirus te beperken. Voor 2022 is ook een reguliere vrijstellingsaanvraag ingediend voor een middel op basis van sulfoxaflor.

Een middel op basis van spirotetramat heeft een werking tegen bladluizen. De toelatinghouder heeft onlangs besloten geen vernieuwde goedkeuring van de stof spirotetramat (expiratie 31-7-2024) in de EU aan te vragen en de zonale uitbreidingsaanvraag in suikerbieten wordt daarom niet langer ondersteund. Een toelatingshouder werkt aan het residudossier voor een ander middel in de teelt van suikerbieten en verwacht binnen drie jaar een toelating in de teelt van suikerbieten. Er is geen concreet perspectief op een reguliere toelating van een middel binnen de daarvoor gestelde termijn van drie jaar vanaf de eerste vrijstelling in 2019.

De CLM milieubelastingkaart classificeert het risico van het aangevraagde middel voor natuurlijke vijanden als beperkt bruikbaar in de geïntegreerde teelt. Het middel past binnen een geïntegreerd gewasbeschermingssysteem omdat zo de inzet van gewasbeschermingsmiddelen met schadelijkere gevolgen voor natuurlijke vijanden wordt beperkt.

Conclusie

De NVWA komt tot volgende conclusies:

  • Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten in Nederland wordt bedreigd door onvoldoende beheersing van bladluizen.

  • Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten is met het beschikbare pakket aan middelen en maatregelen niet mogelijk.

  • De aanvraag voldoet niet aan de eis van bijzondere omstandigheden. Er is geen perspectief op een oplossing vanuit onderzoek noch perspectief op een reguliere toelating binnen de gestelde termijn waarvoor een kortstondig noodverband is gerechtvaardigd.

De tijdelijke vrijstelling van Batavia voor het beheersen van bladluizen in de teelt van suikerbieten voldoet niet aan de criteria voor een noodsituatie.

2.2 Risicobeoordeling

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van aanvaardbare risico’s.

Humane toxiciteit

Voldoet aan de eisen.

Volksgezondheid

Voldoet aan de eisen.

Gedrag in het milieu

Voldoet aan de eisen.

Ecotoxiciteit

Voldoet aan de eisen met inachtneming van de volgende restrictiezin:

Gevaarlijk voor bijen. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit. Na een gewasbehandeling percelen nog minimaal twee weken vrijhouden van bloeiende onkruiden.

Op het etiket moet ook de volgende waarschuwingszin (IPM) worden vermeld:

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Conclusie

Het College constateert dat er geen risico verbonden is aan de vrijstelling.

Advies

Gezien het risico adviseert het College een vrijstelling ex artikel 38 Wgb van het gewasbeschermingsmiddel Batavia in de teelt van suikerbieten te verlenen.

Op het etiket moeten de bovenstaande waarschuwingszin (IPM) en restrictiezin worden vermeld.

3 Overwegingen

Bladluizen zijn een teeltbedreigend probleem voor de geïntegreerde teelt van suikerbieten waarvoor momenteel het beschikbare pakket aan middelen en maatregelen niet afdoende is. Hierdoor wordt de doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten bedreigd en is een hernieuwde tijdelijke vrijstelling van het gewasbeschermingsmiddel Batavia gewenst.

Er is geen reguliere toelating gerealiseerd binnen de gestelde termijn waarvoor een kortstondig noodverband is gerechtvaardigd.

Hoewel de aanvraag niet voldoet aan gestelde eisen ten aanzien van de bijzondere omstandigheden acht ik een kortstondig noodverband gerechtvaardigd omdat het middel Batavia van belang is voor de geïntegreerde teelt van suikerbieten en een alternatief is voor niet meer beschikbare neonicotinoide-houdende gewasbeschermingsmiddelen.

Als voorwaarde voor deze vrijstelling dient de sector uiterlijk 28 februari 2022 een evaluatie te overleggen aan de NVWA van de monitoring van de aanwezige bladluizen en de natuurlijke vijanden in het IPM-systeem voor de teelt van suikerbieten in 2021. Daarnaast dient de sector uiterlijk 28 februari 2023 een evaluatie te overleggen aan de NVWA van de monitoring van de aanwezige bladluizen en de natuurlijke vijanden in het IPM-systeem voor de teelt van suikerbieten in 2022.

In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift (zie bijlage bij dit besluit) zijn de risico reducerende maatregelen overgenomen die door het Ctgb zijn voorgesteld.

Vrijstelling voor de toepassing van Batavia in de teelt van suikerbieten werd eerder verleend:

4 Besluit

De adviezen van de NVWA en het Ctgb overnemend, heb ik in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, besloten om op grond van artikel 38 van de Wgb tijdelijke vrijstelling te verlenen voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Batavia ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen ter beheersing van bietenvergelingsziekte.

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2022 en vervalt op 15 juli 2022.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze, E. Veldhuis Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit

Naar boven