Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 6 maart 2023, nr. IENW/BSK-2023/13744, tot wijziging van bijlage 1 bij de Regeling ammoniak en veehouderij in verband met actualisering hiervan

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Bijlage 1 bij de Regeling ammoniak en veehouderij wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A 1, diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, wordt als volgt gewijzigd:

1. De rij met Rav-code A 1.13 komt te luiden:

A 1.13

ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif

BWL 2010.34.V11

 

7

2. De rij met Rav-code A 1.39 komt te luiden:

A 1.39

Natuurlijk geventileerde ligboxenstal met een roostervloer voorzien van inlays met urineafvoergaatjes in de roosterspleten, frequent bevochtigen en schoonzuigen van de vloer door een mestverzamelrobot en een mechanische kelderluchtafzuiging met een chemisch luchtwassysteem (95% emissiereductie)

BWL 2021.08.V1

 

3

3. Na de rij A 1.39 wordt een rij ingevoegd, luidende:

A 1.40

Ligboxenstal met V-vormige vloer van geprofileerde vloerelementen in een helling van 3,5% in combinatie met een gierafvoerbuis en mestschuif

BWL 2022.01

19

6,2

B

Onderdeel E 3, diercategorie (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken, wordt als volgt gewijzigd:

De rij met Rav-code E 3.9 komt te luiden:

E 3.9

stal met buizenverwarming

BWL 2017.01.V4

11, 35

0,25

C

Onderdeel E 5, diercategorie vleeskuikens, wordt als volgt gewijzigd:

De rij met Rav-code E 5.15 komt te luiden:

E 5.15

stal met buizenverwarming

BWL 2017.01.V4

11, 35

0,021

D

Onderdeel F 1, diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; tot 6 weken, wordt als volgt gewijzigd:

De rij met Rav-code F 1.8 komt te luiden:

F 1.8

stal met buizenverwarming

BWL 2017.01.V4

11, 35

0,05

E

Onderdeel F 2, diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken, wordt als volgt gewijzigd:

De rij met Rav-code F 2.8 komt te luiden:

F 2.8

chemisch luchtwassysteem, 70% emissiereductie

BWL 2021.03

3

0,14

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel A 1, dat inwerking treedt met ingang van 1 april 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

I. Algemeen

1. De wijziging

Deze regeling wijzigt bijlage 1 bij de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: de Rav).

De Rav is een ministeriële regeling die regels bevat voor de uitvoering van de Wet ammoniak en veehouderij (hierna: Wav).

In bijlage 1 bij de Rav zijn emissiefactoren opgenomen voor de berekening van de ammoniakemissie vanuit veehouderijen. De emissiefactoren zijn gekoppeld aan huisvestingssystemen en additionele technieken per diercategorie. Bevoegde gezagen berekenen de ammoniakemissie van een veehouderij voor de toetsing aan de Wav en het Activiteitenbesluit milieubeheer in het kader van de oprichting of verandering van een veehouderij. Ook gebruiken bevoegde gezagen de emissiefactoren van bijlage 1 voor de beoordeling of wordt voldaan aan de maximale emissiewaarden van het Besluit emissiearme huisvesting. Vóór de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 september en 12 oktober 2022 met respectievelijk de zaak nrs. ECLI:NL:RVS:2022:2557, ECLI:NL:RVS:2022:2624, ECLI:NL:RVS:2022:2622 en ECLI:NL:RVS:2022:28741 stelden bevoegde gezagen aan de hand van alleen de emissiefactoren ook de ammoniakdepositie op Natura 2000-gebieden vast in het kader van de Wet natuurbescherming. De Raad van State heeft in deze uitspraken voor drie typen stalsystemen geoordeeld dat in het kader van de Wet natuurbescherming een berekening van de emissie met de Rav-emissiefactor niet zonder meer kan worden gebruikt bij de vaststelling of een project significante gevolgen heeft. De betreffende uitspraken en de onderzoeken die in dat kader hebben plaatsgevonden hebben tot de conclusie geleid dat bij de verlening van natuurvergunningen voor nieuwe emissiearme stalsystemen een passende beoordeling moet worden uitgevoerd.2

Wanneer de Omgevingswet in werking treedt zijn de emissiefactoren van bijlage 1 bij de Rav opgenomen in bijlagen V en VI bij de Omgevingsregeling.

Bijlage 1 bij de Rav is op een aantal punten gewijzigd in het kader van de periodieke actualisatie van deze bijlage. Bij deze wijziging is voor huisvestingssysteem A 1.13 ‘ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif’ de emissiefactor verhoogd, is voor huisvestingssysteem A 1.40 ‘ligboxenstal met V-vormige vloer van geprofileerde vloerelementen in een helling van 3,5% in combinatie met een gierafvoerbuis en mestschuif’ een voorlopige emissiefactor vastgesteld, is voor huisvestingssysteem A 1.39 ‘Natuurlijk geventileerde ligboxenstal met een roostervloer voorzien van inlays met urineafvoergaatjes in de roosterspleten, frequent bevochtigen en schoonzuigen van de vloer door een mestverzamelrobot en een mechanische kelderluchtafzuiging met een chemisch luchtwassysteem (95% emissiereductie)’ een definitieve emissiefactor vastgesteld en is voor het huisvestingssysteem ‘stal met buizenverwarming’ een variant op het bestaande systeem toegevoegd. Tot slot is het per abuis noemen van een onjuiste BWL-code voor huisvestingssysteem F 2.8 ‘chemisch luchtwassysteem, 70% emissiereductie’ bij de vorige wijziging van de Rav van 22 september 20223, hersteld.

2. Gevolgen

Administratieve lasten

Deze regeling bevat geen meldings-, registratie- of andere informatieverplichtingen en leidt niet tot een verhoging van administratieve lasten bij bedrijven.

Effecten voor het bedrijfsleven

Wat betreft de verhoging van de emissiefactor voor het huisvestingssysteem A 1.13 ‘ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif’ geldt het volgende. In 2019 werd 3,8% van de melk- en kalfkoeien in Nederland in een dierenverblijf gehouden waarin huisvestingsysteem A 1.13 is toegepast. Voorts was in 2019 van de emissiearme stalsystemen die worden toegepast voor het houden van melk- en kalfkoeien dit huisvestingssysteem het meest toegepaste systeem.4

Voor de toetsing van de ammoniakemissie vanuit een veehouderij die plaatsvindt in het kader van de Wav, artikel 3.112 en verder van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit emissiearme huisvesting is de verwachting dat de verhoging van de emissiefactor geen of beperkte effecten heeft. Voor bestaande en nieuwe situaties geldt dat de verhoging niet leidt tot een overschrijding van de emissiegrenswaarde van het Besluit emissiearme huisvesting. Daarnaast geldt er geen immissiegrenswaarde in het kader van de toetsing aan de Wav en het Activiteitenbesluit. Voor toekomstige situaties geldt voor veehouderijen met dierenverblijven waarin huisvestingssysteem A 1.13 is toegepast en waarbij het ammoniakemissieplafond van artikel 7, eerste lid, onder b, van de Wav nog niet is bereikt, dat de uitbreidingsmogelijkheden beperkter kunnen zijn.

Ten aanzien van de Wet natuurbescherming kan geen inschatting gemaakt worden van mogelijke gevolgen van de verhoging van de factor voor bestaande situaties en voor nieuwe situaties en mogelijke extra nalevingskosten voor het bedrijfsleven. Hieraan liggen de volgende redenen ten grondslag. De toepassing van de emissiefactoren binnen de toetsing aan de Wet natuurbescherming is niet verplicht voorgeschreven. Daarnaast zijn de colleges van gedeputeerde staten het bevoegde gezag wat betreft deze toetsing. Voorts is hierbij van belang dat onder meer op grond van de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de conclusie is getrokken dat bij de verlening van natuurvergunningen voor nieuwe emissiearme stalsystemen een passende beoordeling moet worden uitgevoerd.

Wat betreft de overige wijzigingen leidt deze regeling niet tot extra nalevingskosten voor het bedrijfsleven. De overige wijzigingen hebben als positief effect voor het bedrijfsleven dat er meer keus is in huisvestingssystemen.

Lasten voor de overheid

Wat betreft de verhoging van de emissiefactor voor het huisvestingssysteem A 1.13 ‘ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif’ kan in ieder geval sprake zijn van een stijging van de bestuurlijke lasten voor gemeenten en provincies die optreden als bevoegd gezag wanneer gedurende het proces tot vergunningverlening de toe te passen emissiefactor is aangepast. Of er ook in andere gevallen sprake zal zijn van een verhoging van de bestuurlijke lasten is onder de hiervoor genoemde omstandigheden moeilijk in te schatten.

Wat betreft de overige wijzigingen is er geen sprake van een stijging van de bestuurlijke lasten voor gemeenten en provincies die optreden als bevoegd gezag.

Effecten voor het milieu

De wijziging leidt tot neutrale of positieve effecten op het milieu. De wijziging geeft meer zekerheid over de effecten van het huisvestingssysteem A 1.13 ‘ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif’ op het milieu. De overige wijzigingen geven meer keuzemogelijkheden aan veehouders om emissie reducerende technieken toe te passen.

3. Voorbereiding

De Technische Adviespool van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (TAP) heeft het ministerie geadviseerd om de emissiefactor voor het huisvestingssysteem A 1.13 ‘ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif’ aan te passen. Dit advies is overgenomen.

De beschrijvingen van huisvestingssystemen en andere gegevens die de basis vormen voor de overige wijzigingen zijn in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat door deskundigen van de TAP op volledigheid en juistheid beoordeeld. Zij hebben aan het ministerie advies uitgebracht over de uitvoeringseisen voor de verschillende huisvestingssystemen en de vast te stellen emissiefactor. Dit advies is overgenomen en onder meer verwerkt in de stalbeschrijvingen.

Internetconsultatie

De wijziging heeft van 14 oktober 2022 tot en met 13 november 2022 open gestaan voor openbare internetconsultatie. Er zijn in totaal 5 reacties binnengekomen, waarvan 4 openbaar. Hieronder wordt beknopt ingegaan op de reacties. De ingediende reacties hebben niet geleid tot wijziging van de regeling.

Over de emissiefactor voor huisvestingssysteem A 1.13, is opgemerkt dat deze nu vastgesteld is op 7 kg NH3 per dierplaats per jaar en dat metingen uitwijzen dat ook die 7 kg niet zou worden gehaald.

De vaststelling van de emissiefactoren vindt plaats op basis van de op dit moment geldige werkwijze. Recentelijk heeft Wageningen Livestock Research (WLR) een rapport uitgebracht ‘Verbetering effectiviteit emissiearme stalsystemen in de praktijk’. In de beleidsreactie hierop aan de Tweede Kamer van 25 november 20225 staat onder andere:

‘WLR adviseert tenslotte om de meetonzekerheid van emissiefactoren tot uiting te laten komen in de Rav-lijst. Daarmee kan volgens hen enerzijds een onjuiste rangschikking van de prestatie van staltechnieken worden voorkomen, en anderzijds kan daarmee ook een veiligheidsmarge tegen onvoldoende werking in de praktijk worden ingebouwd.’

Deze passage uit de beleidsreactie kan ook betekenis hebben voor de bij deze wijziging vastgestelde emissiefactoren. Opvolging van de aanbevelingen uit het rapport, kan betekenen dat de emissiefactoren in de huidige Rav, inclusief de voorliggende wijziging van de regeling, op termijn worden gewijzigd.

Verder wordt in een reactie opgemerkt dat in de wijziging is aangegeven dat bij verhogen van de emissiefactor van stalsysteem A 1.13 naar 7, geen of beperkte effecten worden verwacht voor ondernemers of overheden op huidige vergunningen. Voor zowel overheden als ondernemers zijn er echter volgens deze reactie wel degelijk mogelijke extra lasten in bestaande situaties.

Het aanpassen van de emissiefactor kan beperkt invloed hebben binnen het milieuspoor. Binnen het natuurspoor kunnen de gevolgen op dit moment niet worden ingeschat, onder andere omdat het college van gedeputeerde staten voor toetsing aan de Wet natuurbescherming het bevoegde gezag is en vanwege de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er kan sprake zijn van een verhoging van de (bestuurlijke) lasten in bestaande situaties. Deze mogelijke verhoging van de lasten geeft echter geen aanleiding om af te zien van de verhoging van de emissiefactor voor stalsysteem A 1.13 nu geconstateerd is dat deze eerder te laag is vastgesteld.

In een andere reactie wordt opgemerkt dat depositiebeleid iets positiefs is en wordt verzocht het stikstofdepositie onderzoek door UvA/Mesdag mee te nemen in de verdere besluitvorming de komende maanden en jaren.

Alle relevante wetenschappelijke onderzoeken en inzichten zullen worden beoordeeld en kunnen zo mogelijk een bijdrage leveren aan de beleidsvorming.

Vervolgens wordt opgemerkt dat eindnoot 35 overbodig zou zijn, dat deze onjuist en onvolledig onderbouwd is en niet bijdraagt aan een goede weergave van de emissie van stalsystemen met buizenverwarming.

De eindnoot is opgenomen ter voorkoming dat veehouders die het stalsysteem ‘stal met buizenverwarming’ hebben toegepast bij inwerkingtreding van de wijziging van de Rav van 22 september 20226 in strijd met het Besluit emissiearme huisvesting zouden handelen. Zonder het opnemen van de eindnoot zouden zij bij toepassing van het systeem bij diercategorie E 3.9 of bij toepassing van dit systeem voor interne saldering vanaf inwerkingtreding van deze wijziging in strijd met het Besluit handelen. Wanneer een stal waarin de buizenverwarming reeds is toegepast wordt uitgebreid dan wel vervangen, gaat voor alle dieren in de stal de verhoogde factor gelden en dient de veehouder er zorg voor te dragen dat hij voldoet aan de op grond van het Besluit emissiearme huisvesting geldende eisen. Zonder deze eindnoot zou dit ook al moeten in de bestaande situatie. Er is geen reden om eindnoot 35 te wijzigen.

In een andere reactie wordt opgemerkt dat voor stalsysteem A 1.13 een STAB rapport is opgesteld. Gesteld wordt dat de door STAB uitgevoerde correctie van alle emissie-metingen op basis van de ventilatiecorrectie onterecht en onjuist is, en uitsluitend die (4) metingen zou moeten betreffen waarbij aanwijsbaar ventilatiesturing tijdens de metingen is uitgevoerd.

Navraag bij de TAP heeft opgeleverd dat de correctie weloverwogen op alle resultaten is toegepast, de gecorrigeerde resultaten zijn overgenomen en geaccepteerd. Er is geen aanleiding om af te wijken van het advies van de TAP om tot verhoging van de emissiefactor over te gaan.

ATR

De regeling is aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd ter toetsing. De ATR heeft op 1 december 2022 advies uitgebracht. De ATR heeft geadviseerd de regeling niet vast te stellen, tenzij met de door haar gegeven adviespunten rekening is gehouden.

Het college adviseert onder de punten 2.1, 3.1 en 4.1 het volgende:

2.1 Het college adviseert in beeld te brengen bij hoeveel vergunningprocedures de wijzigingen effecten hebben voor bedrijven en overheden en wat de omvang is van die effecten. Het college adviseert op grond van deze informatie te besluiten of een latere inwerkingtredingsdatum of overgangsrecht van belang is om (onnodige) extra lasten te voorkomen.

3.1 Het college adviseert te verduidelijken in welke mate de wijzigingen in het voorstel van invloed zijn op de naleving (en kosten) van andere wettelijke verplichtingen door agrarische bedrijven uit aangrenzende wetgeving.

4.1 Het college adviseert de regeldrukeffecten van het voorstel kwalitatief én kwantitatief in kaart te brengen conform de Rijksbrede methodiek.

Wat betreft adviespunt 3.1 wordt opgemerkt dat onder het kopje ‘Effecten voor het bedrijfsleven’ de gevolgen van de verhoging van de emissiefactor voor huisvestingssysteem A 1.13 ‘ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif’ en ook de gevolgen van de overige wijzigingen zo goed mogelijk in kaart zijn gebracht. Wat betreft de verhoging van de emissiefactor voor het huisvestingssysteem A 1.13 is in beeld gebracht hoe vaak dit systeem is toegepast in stallen voor het houden van melk- en kalfkoeien waarvoor dit systeem is bedoeld. En daarnaast zijn de gevolgen in beeld gebracht van de verhoging voor naleving van wettelijke verplichtingen in aangrenzende wetgeving. Aangrenzende wetgeving betreft de Wav, het Besluit emissiearme huisvesting, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Wet natuurbescherming. De gevolgen in het kader van de Wet natuurbescherming kunnen niet in beeld worden gebracht. De redenen hiervoor zijn omgeschreven onder het hiervoor genoemde kopje.

Wat betreft de adviespunten 2.1 en 4.1 wordt opgemerkt dat het Ministerie van I en W niet beschikt over informatie over het aantal lopende vergunningaanvragen voor stalsysteem A 1.13, omdat zij niet het bevoegde gezag is voor vergunningverlening. Naar aanleiding van het advies van de ATR is besloten om de wijziging voor zover deze ziet op de verhoging van de emissiefactor voor stalsysteem A 1.13 op een vast verandermoment, namelijk 1 april 2023, in werking te laten treden. Wanneer de Omgevingswet in werking treedt vervalt de Wet ammoniak en veehouderij en de verplichtingen wat betreft ammoniak en veehouderijen die in het Activiteitenbesluit zijn opgenomen. In zoverre zijn de gevolgen van de verhoging van de emissiefactor voor stalsysteem A 1.13 wat betreft de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen in het kader van de Wav en ook het Activiteitenbesluit beperkt. Wat betreft het Besluit emissiearme huisvesting wordt nog steeds voldaan aan de maximale emissiegrenswaarde en zijn er dus geen gevolgen. In het kader van de Wet natuurbescherming zijn deze gevolgen gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt niet in te schatten.

4. Inwerkingtreding

Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is, behalve wat betreft artikel I, onderdeel A 1, afgeweken van de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, tweede lid). Voor alle wijzigingen is van de in dit geval geldende inwerkingtredingstermijn van drie maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vierde lid) afgeweken. De reden van deze afwijking is dat hiermee, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen worden voorkomen (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vijfde lid, onderdeel a). Zo spoedig mogelijke inwerkingtreding na de bekendmaking van deze regeling voorkomt dat bij de verlening van vergunningen wordt uitgegaan van een te lage ammoniakemissie. Daarnaast is wat betreft het opnemen van nieuwe huisvestingssystemen een spoedige inwerkingtreding nadrukkelijk de wens van de doelgroep zodat technische ontwikkelingen zo snel mogelijk hun beslag krijgen. Vanwege het belang van een spoedige inwerkingtreding van de wijziging wordt deze doorgevoerd in het huidige recht. De Omgevingsregeling wordt overeenkomstig bijlage 1 bij de Rav gewijzigd, zodat vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet dezelfde emissiefactoren gelden.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

In de onderdelen A tot en met E is bijlage 1 van de Rav op verschillende punten geactualiseerd en aangevuld. Hieronder worden deze wijzigingen toegelicht.

Onderdeel A1

De emissiefactor voor huisvestingssysteem A 1.13 (BWL 2010.34.V11) is bij wijziging van de Rav van 21 september 20167 vastgesteld op 7 kg NH3 per dierplaats per jaar.

Bij wijziging van de Rav van 16 december 20198 is de emissiefactor aan de hand van extra metingen die de fabrikant heeft laten uitvoeren gewijzigd naar 6 kg NH3 per dierplaats per jaar.

In de zaak met zaak nr. ECLI:NL:RBOBR:2022:1323, waarin op 8 april 2022 uitspraak is gedaan door de rechtbank Oost-Brabant9, heeft de rechtbank om een advies gevraagd aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: de StAB) over de onderbouwing van de betreffende emissiefactor. In dit advies is geconstateerd dat bij de vaststelling in 2016 voor enkele metingen een correctiefactor is toegepast. Het toepassen van deze correctiefactor was noodzakelijk omdat gedurende een aantal metingen bij dit stalsysteem onterecht is ingegrepen in het ventilatiedebiet. Met de correctiefactor wordt deze ingreep gecorrigeerd. In het advies is ook geconstateerd dat het toepassen van de correctiefactor in 2019 voor de eerder uitgevoerde metingen achterwege is gebleven. Voorts is door de StAB vastgesteld dat wanneer deze correctiefactor wel wordt toegepast de ammoniakemissie 7 kg NH3 per dierplaats per jaar bedraagt.

De TAP heeft desgevraagd aangegeven dat het toepassen van de correctiefactor bij de wijziging van de Rav in 2019 ten onrechte achterwege is gebleven en dat ten gevolge hiervan de emissiefactor bij wijziging van de Rav in 2019 abusievelijk is vastgesteld op 6 kg NH3 per dierplaats per jaar in plaats van 7.

De constatering van de StAB en de bevestiging van deze constatering door de TAP vormen de aanleiding om bij deze wijziging de emissiefactor voor het huisvestingsysteem A 1.13 (BWL 2010.34.V11) te verhogen van 6 naar 7 kg NH3 per dierplaats per jaar.

Onderdeel A2

Binnen de diercategorie A 1 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar is voor een huisvestingsysteem (BWL 2021.08.V1) een definitieve emissiefactor vastgesteld. De fabrikant heeft de meetrapporten die nodig zijn om een definitieve emissiefactor vast te kunnen stellen ingediend. Naar aanleiding van de beoordeling van de meetresultaten door de TAP zijn enkele wijzigingen aangebracht in de uitvoerings- en gebruikseisen in de stalbeschrijving.

Dit heeft onder andere betrekking op de geleidbaarheid van het waswater in het luchtwassysteem van de kelderluchtafzuiging.

Onderdeel A3

Er is een voorlopige emissiefactor voor een nieuw emissiearm huisvestingssysteem voor de diercategorie A 1 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar vastgesteld. Dit systeem is een doorontwikkeling van de vloer die als huisvestingssysteem ‘ligboxenstal met een V-vormige vloer van geprofileerde vloerelementen in combinatie met een gierafvoerbuis en met mestschuif, emissiefactor 8 kg ammoniak per dierplaats per jaar’ (Rav-code A 1.18) met BWL-code 2012.04.V5 in bijlage 1 bij de Rav is opgenomen. Het vernieuwende zit in een groter afschot van de vloer waardoor een verbeterde afvoer van de urine wordt verwacht. De vloerplaten liggen nu onder een afschot van 3,5% in plaats van 1,5% en het afschot op profielniveau is 4%. Verder is sprake van een innovatieve mestschuif. Belangrijk is dat deze mestschuif met schuifstrippen te allen tijde het beoogde schuifresultaat laat zien. Daarom is in de stalbeschrijving een specifieke voorwaarde opgenomen met betrekking tot de controle op de werking en het onderhoud van het schuifblad.

Onderdelen B, C en D

De onderdelen B, C en D zien op een wijziging van de stalsysteembeschrijving voor het huisvestingssysteem ‘buizenverwarming’ met BWL-code 2017.01.V3. In de stalbeschrijving is een variant toegevoegd die beter functioneert in combinatie met een (overdekte) buitenuitloop (wintergarten).

Onderdeel E

Bij wijziging van de Rav op 22 september 202210 is abusievelijk voor stalsysteem F 2.8 de BWL-code aangepast naar BWL 2012.03. Dit moet echter zijn: BWL 2021.03. Dit is bij deze wijziging gecorrigeerd.

Artikel II

Voor een toelichting op de inwerkingtreding van deze regeling wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Zie www.rechtspraak.nl.

X Noot
2

Zie de brief van de Minister voor Natuur en Stikstof van 25 november 2022, kenmerk LGS / 22558512, Kamerstukken II 2022/23, 34 682 en 35 334, nr. 108, p. 24.

X Noot
4

Emissies naar lucht uit de landbouw berekend met NEMA voor 1990–2019, Van Bruggen et al, Wageningen 2021 544296 (wur.nl).

X Noot
5

Brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 25 november 2022, kenmerk IENW/BSK-2022/217436, Kamerstukken II 2022/23, 29 383 en 28 973, nr. 384, p. 9.

X Noot
9

Zie www.rechtspraak.nl.

Naar boven