Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 22 september 2022, nr. IENW/BSK-2022/193434, tot wijziging van bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij en bijlage 1 van de Regeling geurhinder en veehouderij in verband met actualisering hiervan

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij en de artikelen 1 en 10 van de Wet geurhinder en veehouderij;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A 1, diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, wordt als volgt gewijzigd:

De rij met Rav-code A 1.32 komt te luiden:

A 1.32

ligboxenstal met vlakke betonnen vloerplaten met sleuven, voorzien van profiel met 1% hellende groeven richting een centrale giergoot met giergaten en mestverwijdering

BWL 2018.03.V2

28

9,1

B

Onderdeel A 4, diercategorie vleeskalveren tot circa 8 maanden, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de rij met Rav-code A 4.2 wordt in de derde kolom de reeks vervangen door:

BWL 2004.01.V8;

BWL 2006.02.V7;

BWL 2007.03.V9;

BWL 2008.01.V7;

BWL 2008.02.V7;

BWL 2008.03.V7;

BWL 2008.04.V7;

BWL 2008.05.V7;

BWL 2008.12.V7;

BWL 2009.13.V7;

BWL 2009.20.V6;

BWL 2009.21.V5;

BWL 2010.27.V7;

BWL 2010.28.V7;

BWL 2011.11.V6;

BWL 2011.12.V6;

BWL 2013.02.V5;

BWL 2015.04.V5

2. In de rij met Rav-code A 4.5.4 wordt in de derde kolom ‘BWL 2007.02.V6’ vervangen door ‘BWL 2007.02.V7’ en ‘BWL 2009.12.V4’ door ‘BWL 2009.12.V5’.

C

De onderdelen C 1, diercategorie geiten ouder dan 1 jaar, C 2, diercategorie opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar, en C 3, diercategorie opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen, worden als volgt gewijzigd:

1. In de rijen met de Rav-codes C 1.1.1, C 2.1.1, C 3.1.1 wordt in de derde kolom de reeks vervangen door:

BWL 2004.01.V8;

BWL 2006.02.V7;

BWL 2007.03.V9;

BWL 2008.01.V7;

BWL 2008.02.V7;

BWL 2008.03.V7;

BWL 2008.04.V7;

BWL 2008.05.V7;

BWL 2008.12.V7;

BWL 2009.13.V7;

BWL 2009.20.V6;

BWL 2009.21.V5;

BWL 2010.27.V7;

BWL 2010.28.V7;

BWL 2011.11.V6;

BWL 2011.12.V6;

BWL 2013.02.V5;

BWL 2015.04.V5

2. In de rijen met de Rav-codes C 1.1.4.4, C 2.1.4.4, C 3.1.4.4 wordt in de derde kolom ‘BWL 2007.02.V6’ vervangen door ‘BWL 2007.02.V7’ en ‘BWL 2009.12.V4’ door ‘BWL 2009.12.V5’.

D

De onderdelen D1, fokzeugen, inclusief biggen tot 25 kg, D2, diercategorie dekberen, 7 maanden en ouder, en D3, diercategorie vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking, worden als volgt gewijzigd:

1. In de rijen met de Rav-codes D 1.1.9, D 1.2.10, D 1.3.6, D 2.1 en D 3.2.8 wordt in de derde kolom de reeks vervangen door:

BWL 2004.01.V8;

BWL 2006.02.V7;

BWL 2007.03.V9;

BWL 2008.01.V7;

BWL 2008.02.V7;

BWL 2008.03.V7;

BWL 2008.04.V7;

BWL 2008.05.V7;

BWL 2008.12.V7;

BWL 2009.13.V7;

BWL 2009.20.V6;

BWL 2009.21.V5;

BWL 2010.27.V7;

BWL 2010.28.V7;

BWL 2011.11.V6;

BWL 2011.12.V6;

BWL 2013.02.V5;

BWL 2015.04.V5

2. In de rijen met de Rav-codes D 1.1.15.4, D 1.2.17.4, D 1.3.12.4, D 2.4.4 en D 3.2.15.4 wordt in de derde kolom ‘BWL 2007.02.V6’ vervangen door ‘BWL 2007.02.V7’ en ‘BWL 2009.12.V4’ door ‘BWL 2009.12.V5’.

3. De rij met Rav-code D 3.2.20 komt te luiden:

D 3.2.20

Biofilter, 70% ammoniakemissiereductie

BWL 2020.06

3, 5, 19

0,9

E

De onderdelen E 1, diercategorie opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken, E 2, diercategorie legkippen en (groot-) ouderdieren van legrassen, E 3, diercategorie (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken, E 4, diercategorie (groot-)ouderdieren van vleeskuikens, en E 5, diercategorie vleeskuikens, worden als volgt gewijzigd:

1. In de rijen met de Rav-codes E 1.10, E 2.13, E 3.2, E 4.7 en E 5.7 wordt in de derde kolom de reeks vervangen door:

BWL 2006.02.V7;

BWL 2007.03.V9;

BWL 2009.13.V7;

BWL 2010.27.V7;

BWL 2010.28.V7;

BWL 2011.11.V6;

BWL 2013.02.V5;

BWL 2015.04.V5

2. De rij met Rav-code E 1.12 komt te luiden:

E 1.12

biofilter, 70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,051

3. De rij met Rav-code E 2.14 komt te luiden:

E 2.14

biofilter,70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,095

4. De rij met Rav-code E 3.5 komt te luiden:

E 3.5

Biofilter, 70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,075

5. De rij met Rav-code E 3.9 komt te luiden:

E 3.9

stal met buizenverwarming

BWL 2017.01.V3

11, 35

0,25

6. De rij met Rav-code E 4.9 komt te luiden:

E 4.9

Biofilter, 70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,174

7. De rij met Rav-code E 5.9.1.1.6 komt te luiden:

E 5.9.1.1.6

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal en vervolghuisvesting in E 5.15 (vleeskuikenstal met buizenverwarming)

BWL 2017.09.V1

11, 12, 35

0,021

8. De rij met Rav-code E 5.9.1.2.6 komt te luiden:

E 5.9.1.2.6

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal en vervolghuisvesting in E 5.15 (vleeskuikenstal met buizenverwarming)

BWL 2017.11.V1

11, 13, 35

0,021

9. De rij met Rav-code E 5.12 komt te luiden:

E 5.12

biofilter, 70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,020

10. De rij met Rav-code E 5.15 komt te luiden:

E 5.15

stal met buizenverwarming

BWL 2017.01.V3

11, 35

0,021

F

De onderdelen F 1, diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; tot 6 weken, F 2, diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken, F 3, diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen van 30 weken en ouder, en F 4, diercategorie vleeskalkoenen, worden als volgt gewijzigd:

1. In de rijen met de Rav-codes F 1.2, F 2.2, F 3.2 en F 4.4 wordt in de derde kolom de reeks vervangen door:

BWL 2006.02.V7;

BWL 2007.03.V9;

BWL 2009.13.V7;

BWL 2010.27.V7;

BWL 2010.28.V7;

BWL 2011.11.V6;

BWL 2013.02.V5;

BWL 2015.04.V5

2. De rij met Rav-code F 1.4 komt te luiden:

F 1.4

biofilter, 70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,05

3. De rij met Rav-code F 1.8 komt te luiden:

F 1.8

stal met buizenverwarming

BWL 2017.01.V3

11, 35

0,05

4. De rij met Rav-code F 2.4 komt te luiden:

F 2.4

biofilter, 70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,14

5. De rij met Rav-code F 2.8 komt te luiden:

F 2.8

chemisch luchtwassysteem, 70% emissiereductie

BWL 2012.03

3

0,14

6. De rij met Rav-code F 3.3 komt te luiden:

F 3.3

biofilter 70%, emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,18

7. De rij met Rav-code F 4.6 komt te luiden:

F 4.6

biofilter, 70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,2

G

De onderdelen G 1, diercategorie ouderdieren van vleeseenden tot 24 maanden, en G 2, diercategorie vleeseenden, worden als volgt gewijzigd:

1. In de rijen met de Rav-codes G 1.2 en G 2.1.2 wordt in de derde kolom de reeks vervangen door:

BWL 2006.02.V7;

BWL 2007.03.V9;

BWL 2009.13.V7;

BWL 2010.27.V7;

BWL 2010.28.V7;

BWL 2011.11.V6;

BWL 2013.02.V5;

BWL 2015.04.V5

2. De rij met Rav-code G 1.4 komt te luiden:

G 1.4

biofilter, 70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,096

3. De rij met Rav-code G 2.1.4 komt te luiden:

G 2.1.4

biofilter, 70% emissiereductie

BWL 2011.03.V3

3

0,063

H

De onderdelen I 1, diercategorie voedster inclusief 0,15 ram en bijbehorende jongen tot speenleeftijd, en I 2, diercategorie vlees- en opfokkonijnen tot dekleeftijd, worden als volgt gewijzigd:

In de rijen met Rav-codes I 1.2 en I 2.2 wordt in de derde kolom de reeks vervangen door:

BWL 2006.02.V7;

BWL 2007.03.V9;

BWL 2009.13.V7;

BWL 2010.27.V7;

BWL 2010.28.V7;

BWL 2011.11.V6;

BWL 2013.02.V5;

BWL 2015.04.V5

I

Na eindnoot 34 wordt een nieuwe eindnoot ingevoegd:

  • 35. Voor huisvestingssystemen waarvoor vergunning is verleend, of, als geen vergunning nodig is, die zijn toegepast vóór de datum waarop deze eindnoot van toepassing is verklaard blijft de emissiefactor gelden van vóór deze datum zolang het dierenverblijf waarin dit huisvestingssysteem is toegepast niet wordt vervangen of uitgebreid.

ARTIKEL II

Bijlage 1 van de Regeling geurhinder en veehouderij wordt als volgt gewijzigd:

De onderdelen A 4, diercategorie vleeskalveren tot circa 8 maanden, C 1, diercategorie geiten ouder dan 1 jaar, C 2, diercategorie opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar, C 3, diercategorie opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen, D 1.1, diercategorie biggenopfok (gespeende biggen), D 1.2, diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen), D 1.3, diercategorie guste en dragende zeugen, D 2, diercategorie dekberen, 7 maanden en ouder, en D 3, diercategorie vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking, worden als volgt gewijzigd:

In de rijen met daarin de vermelding van een ‘gecombineerd luchtwassysteem 45% geurreductie’ wordt in de derde kolom ‘BWL 2007.02.V6’ vervangen door ‘BWL 2007.02.V7’ en ‘BWL 2009.12.V4’ door ‘BWL 2009.12.V5’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

I. Algemeen

1. De wijziging

Deze regeling wijzigt verschillende onderdelen van bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav) en van bijlage 1 van de Regeling geurhinder en veehouderij (hierna: Rgv).

De Rav is een ministeriële regeling die regels bevat voor de uitvoering van de Wet ammoniak en veehouderij (hierna: Wav). De Rgv is een ministeriële regeling die regels bevat voor de uitvoering van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv).

In bijlage 1 bij de Rav zijn emissiefactoren opgenomen voor de berekening van de ammoniakemissie vanuit veehouderijen. De emissiefactoren zijn gekoppeld aan huisvestingssystemen en additionele technieken per diercategorie. Bevoegde gezagen berekenen de ammoniakemissie van een veehouderij voor de toetsing aan de Wav en het Activiteitenbesluit milieubeheer in het kader van de oprichting of verandering van een veehouderij. Ook gebruiken bevoegde gezagen de emissiefactoren van bijlage 1 voor de beoordeling of wordt voldaan aan de maximale emissiewaarden van het Besluit emissiearme huisvesting. Daarnaast stellen bevoegde gezagen aan de hand van de berekening van de ammoniakemissie van een veehouderij de stikstofdepositie vast op Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming.

Bijlage 1 bij de Rgv bevat een lijst met (groepen van) huisvestingssystemen met bijbehorende emissiefactoren aan de hand waarvan de geuremissie en geurbelasting vanuit dierenverblijven worden berekend. De geuremissiefactoren worden gebruikt bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu voor de oprichting of verandering van een veehouderij en voor de naleving van de algemene regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het houden van landbouwhuisdieren.

Bijlage 1 bij de Rav is op een aantal punten gewijzigd in het kader van de periodieke actualisatie van deze bijlage. Bij deze wijziging is voor één huisvestingssysteem de voorlopige emissiefactor ingetrokken, is voor één huisvestingssysteem de emissiefactor verhoogd en voor één huisvestingssysteem verlaagd, zijn voor twee huisvestingssystemen en één additionele techniek de systeembeschrijvingen aangepast zonder gevolgen voor de emissiefactoren, is voor één huisvestingssysteem een eindnoot toegevoegd die eerder abusievelijk niet was toegevoegd en is één nieuwe eindnoot opgenomen.

Bijlage 1 bij de Rgv is, eveneens in het kader van de periodieke actualisatie, aangepast. Bij deze wijziging is van twee stalsystemen het versienummer van de systeembeschrijving aangepast in verband met een wijziging in de Rav.

Wanneer de Omgevingswet in werking treedt zijn de emissiefactoren van bijlage 1 bij de Rav en bijlage 1 bij de Rgv opgenomen in de bijlagen V en VI bij de Omgevingsregeling.

2. Gevolgen

Administratieve lasten

Deze regeling bevat geen meldings-, registratie- of andere informatieverplichtingen en leidt niet tot een verhoging van administratieve lasten bij bedrijven.

Effecten voor het bedrijfsleven

Voor de toetsing van de ammoniakemissie vanuit een veehouderij die plaatsvindt in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij, het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit emissiearme huisvesting is de verwachting dat de verhoging van de emissiefactor en het intrekken van de voorlopige emissiefactor beperkte effecten heeft.

Voor de ingetrokken voorlopige emissiefactor geldt dat deze van toepassing blijft ingeval voor een huisvestingssysteem reeds een vergunning is verleend dan wel dit systeem reeds is toegepast. Voor de verhoogde emissiefactor geldt dat hiervoor een nieuwe eindnoot is toegevoegd die erop ziet dat wanneer voor een huisvestingssysteem reeds vergunning is verleend, dan wel dat dit systeem reeds is toegepast de voorheen vastgestelde emissiefactor blijft gelden mits het dierenverblijf waarin dit systeem is toegepast niet wordt vervangen of uitgebreid. Wanneer dit wel het geval is dan gaat de verhoogde emissiefactor gelden. Dit betekent voor de diercategorie (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok dat dit huisvestingssysteem in nieuwe situaties en na vervanging of uitbreiding van het dierenverblijf niet meer kan worden toegepast, omdat door de verhoging van de emissiefactor de emissiegrenswaarde van het Besluit emissiearme huisvesting wordt overschreden. De verwachting is echter dat dit huisvestingssysteem niet veel is toegepast omdat in 2019 geen dieren van deze diercategorie werden gehouden in een dierenverblijf waarin het stalsysteem ‘stal met buizenverwarming’ is toegepast.1 Wat betreft de diercategorie vleeskuikens en ouderdieren van vleeskalkoenen geldt dat wanneer met dit huisvestingssysteem intern is gesaldeerd als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet ammoniak en veehouderij en artikel 5, tweede lid, van het Besluit emissiearme huisvesting, door de verhoging van de emissiefactor niet meer wordt voldaan aan het Besluit emissiearme huisvesting. Dit betekent dat na vervanging of uitbreiding van het dierenverblijf waarin dit huisvestingssysteem is toegepast dit systeem niet meer kan worden toegepast dan wel dat in een ander dierenverblijf binnen de inrichting een ander huisvestingssysteem met een hogere emissiereductie van ammoniak moet worden toegepast. Interne saldering zal in de praktijk niet vaak zijn toegepast met het huisvestingssyteem ‘stal met buizenverwarming’, omdat dit huisvestingsysteem enkele jaren later beschikbaar is gekomen dan het moment waarop het merendeel van de vergunningen of meldingen met intern salderen zijn aangevraagd of ingediend.

De gevolgen voor de toetsing die plaatsvindt op grond van de Wet natuurbescherming kunnen niet worden ingeschat, omdat de toepassing van de emissiefactoren binnen deze toetsing niet verplicht is voorgeschreven. Daarnaast zijn de colleges van gedeputeerde staten het bevoegde gezag wat betreft deze toetsing.

Voor de fabrikanten van het huisvestingssysteem waarvoor de voorlopige emissiefactor is ingetrokken en het huisvestingssysteem waarvoor de emissiefactor is verhoogd geldt dat er minder of geen mogelijkheden meer zullen zijn om de betreffende systemen te verkopen.

Lasten voor de overheid

Er kan sprake zijn van een stijging van de bestuurlijke lasten voor gemeenten en provincies die optreden als bevoegd gezag wanneer gedurende het proces tot vergunningverlening de toe te passen emissiefactor is aangepast.

Effecten voor het milieu

De wijzigingen leiden tot neutrale of licht positieve effecten op het milieu. De wijzigingen leiden tot meer zekerheid over de effecten van de huisvestingssystemen en additionele technieken voor de bescherming van het milieu. Dit is ook bevestigd door de Technische adviespool (TAP) van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

3. Voorbereiding

De beschrijvingen van huisvestingssystemen en andere gegevens die de basis vormen voor de wijzigingen in bijlage 1 van de Rav en bijlage 1 van de Rgv zijn in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat door deskundigen van de TAP op volledigheid en juistheid beoordeeld. Zij hebben aan het ministerie advies uitgebracht over de uitvoeringseisen voor de verschillende huisvestingssystemen. Dit advies is overgenomen en onder meer verwerkt in de stalbeschrijvingen.

Daarnaast zijn de fabrikanten van de huisvestingssystemen waarop deze wijziging ziet, ingelicht over de wijziging.

Er zijn onder meer naar aanleiding van de reacties van de betrokken fabrikanten na de consultatie nog enkele aanpassingen aangebracht in de wijziging van de Rav. Deze aanpassingen betreffen het niet opnemen van drie nieuwe huisvestingssystemen, het niet vaststellen van een definitieve emissiefactor voor huisvestingssysteem BWL 2018.04.V1, het niet intrekken van de voorlopige emissiefactor voor de additionele techniek BWL 2020.06, het toevoegen van een eindnoot voor huisvestingssysteem D 3.2.20 die eerder abusievelijk niet was toegevoegd en het opnemen van één nieuwe eindnoot in plaats van twee. Dit betreft eindnoot 35. Deze eindnoot is opgenomen in verband met de verhoging van de emissiefactor voor het huisvestingssysteem ‘stal met buizenverwarming’. De regels over wanneer de voorheen geldende emissiefactor voor dit stalsysteem kan worden toegepast zijn hierdoor gewijzigd ten opzichte van de versie die heeft open gestaan voor internetconsultatie. De reden voor de wijziging is het bewerkstelligen van meer uniformiteit wat betreft de geldende emissiefactor voor dit huisvestingssysteem. De aanpassingen die zien op het niet opnemen van drie nieuwe huisvestingssystemen, het niet vaststellen van een definitieve emissiefactor voor huisvestingssysteem BWL 2018.04.V1 en het niet intrekken van de voorlopige emissiefactor voor de additionele techniek BWL 2020.06 zijn doorgevoerd naar aanleiding van reacties van de betrokken fabrikanten. Hierna wordt onder Internetconsultatie verder ingegaan op deze reacties.

Internetconsultatie

De wijziging heeft van 20 januari 2022 tot en met 17 februari 2022 open gestaan voor openbare internetconsultatie. Er zijn in totaal 9 reacties binnengekomen, waarvan 6 openbaar. Beknopt wordt hieronder ingegaan op de reacties.

In één reactie worden – kort weergegeven – kanttekeningen gezet bij het huidige stelsel om de emissies uit veehouderijen te beperken. Deze kanttekeningen gaan niet over de voorliggende wijzigingen en zullen daarom hier niet verder worden meegenomen.

In één reactie wordt gesteld dat er te veel systemen op de Rav staan. Bijlage 1 van de Rav, bevat naast de lijst toegestane systemen die met de jaren is gegroeid ook een aantal systemen die in nieuwe situatie niet meer mogen worden toegepast maar nog wel in de praktijk aanwezig zijn. Vanuit vergunningverlening en toezicht en handhaving is van belang dat aan deze systemen een emissiefactor is toegekend en dat duidelijk is hoe deze systemen moeten worden gebruikt en beoordeeld.

Ook wordt in één reactie opgemerkt dat de groenlabelvloeren voor rundveehouderijen niet naar behoren werken. De wijziging gaat hier echter niet over en daarom zal deze reactie verder niet meegenomen worden.

Daarnaast wordt in een reactie naar voren gebracht dat er geen onderscheid wordt gemaakt in de Rav-codes voor gangbare melkveehouderij en biologische melkveehouderij. Het onderscheid tussen biologische – en gangbare melkveehouderij is in 2015 losgelaten omdat in beide houderijsystemen hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van roostervloeren.

Het verzoek om de emissiefactor van het buizenverwarmingssysteem (E 3.9) en het luchtmengsysteem voor droging strooisellaag in combinatie met een warmtewisselaar (E 3.8) gelijk te trekken wordt op basis van een aanvullend advies van de TAP niet gehonoreerd. Het werkingsprincipe van beide systemen verschilt namelijk, waardoor de parallel met een andere diercategorie niet getrokken kan worden.

In de inspraakreacties wordt ingegaan op het gebruik van drijfmestsystemen in de veehouderij. Deze manier van opslag is ontstaan vanuit praktische overwegingen voor de verwerking en opslag van de mest en urine. Via innovaties komen er waarschijnlijk in de toekomst systemen op de markt die mest en urine gescheiden houden. Op dit moment is overigens al een huisvestingssysteem dat urine gescheiden opvangt met een voorlopige emissiefactor in bijlage 1 bij de Rav opgenomen.

De leveranciers van het huisvestingssysteem ‘Stal met volledige roostervloer voorzien van een bolle rubberen toplaag en afdichtkleppen in de roosterspleten’ (BWL 2018.04.V1) en de additionele techniek ‘biofilter 70% ammoniakreductie’ (BWL 2020.06) hebben tijdens de consultatie aangegeven extra metingen te gaan uitvoeren om de prestaties van hun systemen aan te tonen. De termijnen voor de geldigheid van de voorlopige emissiefactoren voor dit huisvestingssysteem en deze techniek zijn conform de ‘beleidsregels voor het opnemen van huisvestingssystemen met een voorlopige emissiefactor in de Regeling ammoniak en veehouderij’ daarom verlengd. In één van de reacties is opgemerkt dat de definitieve emissiefactor voor het huisvestingssysteem ‘Stal met volledige roostervloer voorzien van een bolle rubberen toplaag en afdichtkleppen in de roosterspleten’ (BWL 2018.04.V1) te hoog is vastgesteld. Dit punt is door verlenging van de voorlopige emissiefactor niet meer aan de orde.

Tot slot heeft de leverancier van de luchtwassystemen BWL 2021.09, BWL 2021.10 en BWL 2021.11 ten tijde van de internetconsultatie verzocht om deze systemen nu niet op te nemen in bijlage 1 van de Rav. Dit verzoek is gehonoreerd.

ATR

De regeling is aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd ter toetsing. De ATR heeft op 1 maart 2022 advies uitgebracht. De ATR heeft geadviseerd de regeling niet vast te stellen, tenzij met de door haar gegeven adviespunten rekening is gehouden. Hierna wordt een reactie gegeven op het advies van de ATR.

Reactie op ATR advies

Het college adviseert in de toelichting te verduidelijken of bij het beoordelen van plannen van agrarische bedrijven voor uitbreiding, wijziging of nieuwbouw de regels worden gebruikt die gelden op het moment van besluitvorming of de regels die gelden op het moment waarop de vergunning- of ontheffingsaanvraag is ingediend. Daarnaast adviseert het college de inwerkingtredingsdatum aan te passen of overgangsrecht te creëren, indien de plannen voor uitbreiding, wijziging of nieuwbouw worden getoetst op basis van de bepalingen die gelden op het moment van besluitvorming (en niet op het moment van de vergunnings- of ontheffingsaanvraag).

Uit de jurisprudentie volgt welk recht moet worden toegepast ten tijde van het nemen van een besluit. Het is vaste rechtspraak dat bij het nemen van een besluit in beginsel het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. In overeenstemming hiermee moet bij het nemen van een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning milieu voor de oprichting of verandering van een veehouderij het recht worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Naar aanleiding van het advies van het college is besloten de inwerkingtredingstermijn aan te passen. De wijziging treedt op 1 december 2022 in werking. Daarnaast is voor de intrekking van de voorlopige emissiefactor en de verhoging van de emissiefactor overgangsrecht opgenomen door onderscheidenlijk de eindnoten 28 en 35 van toepassing te verklaren.

Het college adviseert te verduidelijken hoe de bepalingen ten aanzien van emissie(reductie) bij stalsystemen uit de verschillende wetgeving zich tot elkaar verhouden en hoe wijzigingen in die bepalingen van invloed zijn op de verplichtingen waar bedrijven aan moeten voldoen.

Zoals in het algemene deel van de toelichting is opgemerkt berekenen bevoegde gezagen de ammoniakemissie van een veehouderij voor de toetsing aan de Wav en het Activiteitenbesluit milieubeheer in het kader van de oprichting of verandering van een veehouderij. Ook gebruiken bevoegde gezagen de emissiefactoren van bijlage 1 voor de beoordeling of wordt voldaan aan de maximale emissiewaarden van het Besluit emissiearme huisvesting. Daarnaast stellen bevoegde gezagen aan de hand van de berekening van de ammoniakemissie van een veehouderij de stikstofdepositie vast op Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming. Uit de Wav, het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit emissiearme huisvesting volgt dat voor de beoordeling van de ammoniakemissie uit moet worden gegaan van de in de Rav vastgestelde emissiefactoren. Met deze wijziging van de Rav zijn de emissiefactoren voor het huisvestingssysteem ‘stal met buizenverwarming’ (BWL 2017.01.V3, BWL 2017.09.V1 en BWL 2017.11.V1) verhoogd. In verband met deze verhoging is een nieuwe eindnoot opgenomen, namelijk eindnoot 35. Met deze eindnoot wordt voorkomen dat in bestaande situaties niet langer aan de maximale emissiegrenswaarde van het Besluit emissiearme huisvesting wordt voldaan door de verhoging van de emissiefactor. Daarnaast is voor één stalsysteem de voorlopige emissiefactor ingetrokken. Door hierbij eindnoot 28 op te nemen is bepaald dat wanneer dit systeem reeds is toegepast de voorheen geldende emissiefactor van toepassing blijft. Hierdoor wordt voorkomen dat wanneer dit systeem reeds is toegepast niet langer aan het Besluit emissiearme huisvesting wordt voldaan.

In het kader van de Wet natuurbescherming dienen bevoegde gezagen op grond van artikel 2.1 van de Regeling natuurbescherming bij de bepaling of een project significante gevolgen kan hebben, gebruik te maken van AERIUS-Calculator. In AERIUS zijn de emissiefactoren van de Rav ingevoerd. AERIUS-Calculator wordt jaarlijks geactualiseerd. Indien van toepassing worden wijzigingen van Rav-codes daarin meegenomen. Toepassing van de emissiefactoren is niet verplicht voorgeschreven. Daarnaast zijn de colleges van gedeputeerde staten het bevoegde gezag wat betreft de toetsing van de oprichting of wijziging van veehouderijen aan de Wet natuurbescherming. De gevolgen voor de toetsing die plaatsvindt op grond van de Wet natuurbescherming kunnen daarom niet worden ingeschat. Wel zal aan deze gevolgen en de opmerkingen van de ATR aandacht worden besteed in de brede discussie over het toepassen van de emissiefactoren van de Rav bij toetsing van activiteiten aan de Wet natuurbescherming.

Het college adviseert duidelijk te maken dat ondernemers en burgers rechtszekerheid kunnen ontlenen aan de emissiefactoren in de Rav (ook in relatie tot de verplichtingen die volgen uit de Wet natuurbescherming).

De emissiefactoren die in de Rav zijn opgenomen betreffen de meest recente wetenschappelijke inzichten. Wanneer hiertoe aanleiding bestaat worden de factoren overeenkomstig deze inzichten aangepast. Dit is inherent aan het toepassen van een systeem met emissiefactoren. Zekerheid dat een emissiefactor niet wordt aangepast kan daarom niet worden gegeven. Welke betekenis de wijziging van een emissiefactor heeft zal voor ondernemers en burgers per geval verschillen. In dit geval zijn de gevolgen van de wijziging van de Rav voor ondernemers beperkt. Zie hiervoor ook hetgeen is opgemerkt onder het kopje ‘Effecten voor het bedrijfsleven’. Door het van toepassing verklaren van eindnoot 28 voor de intrekking van de voorlopige emissiefactor en het opnemen van eindnoot 35 voor de verhoging van de emissiefactor staat vast dat wordt voorkomen dat veehouders in bestaande situaties niet langer in overeenstemming met het Besluit emissiearme huisvesting handelen.

Het college adviseert de regeldrukeffecten in kaart te brengen conform de Rijksbrede methodiek.

Bij de totstandkoming van deze regeling is ook het aspect regeldruk nadrukkelijk meegenomen. De effecten van deze regeling doen zich voor op het terrein van het gebruik van stalsystemen en -technieken.

Voor veehouders betekenen de wijzigingen dat door het intrekken van de voorlopige emissiefactor voor één huisvestingssysteem, er een optie minder beschikbaar komt om uit te kiezen. Ook de verhoging van de emissiefactor voor een ander huisvestingssysteem zal tot gevolgen kunnen leiden voor de keuzemogelijkheden voor ondernemers. Ondernemers die een vergunningaanvraag hebben lopen, zullen met deze wijzigingen rekening moeten houden en bijvoorbeeld een nieuwe aanvraag moeten indienen. De afwegingen die ondernemers hierbij maken zijn sterk situatie-afhankelijk en persoonlijk. Voor veehouders die een systeem hebben toegepast waarvoor de emissiefactor is verhoogd, zijn overgangsbepalingen opgenomen.

4. Inwerkingtreding

Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, tweede lid) en de in dit geval geldende inwerkingtredingstermijn van drie maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vierde lid). De reden van deze afwijking is dat hiermee aanmerkelijke ongewenste publieke nadelen worden voorkomen (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vijfde lid, onderdeel a). Een spoedige inwerkingtreding na de bekendmaking van deze regeling voorkomt dat bij de verlening van vergunningen wordt uitgegaan van een te lage ammoniakemissie. De Omgevingswet zal naar verwachting op 1 januari 2023 in werking treden. Vanwege het belang van een spoedige inwerkingtreding van de wijziging wordt deze doorgevoerd in het huidige recht. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet worden dezelfde emissiefactoren opgenomen in de Omgevingsregeling waardoor zij ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet toepasbaar zijn.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

In de onderdelen A tot en met I is bijlage 1 van de Rav op verschillende punten geactualiseerd en aangevuld. Hieronder worden deze wijzigingen toegelicht.

Onderdeel A

Binnen de diercategorie A 1 (melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar) is voor een huisvestingsysteem (BWL 2018.03.V2) de voorlopige emissiefactor ingetrokken. De fabrikant heeft de meetrapporten die nodig zijn om een definitieve emissiefactor vast te kunnen stellen, niet tijdig ingediend.

Onderdelen B1, B2, C1, C2, D1, D2, E1, F1, G1 en H

In de systeembeschrijvingen voor de biologische luchtwassystemen en gecombineerde luchtwassystemen waar biologische wassers deel van uitmaken, is de eis ten aanzien van het spuien aangepast. Op verzoek van een leverancier en na advies van de TAP is in alle systeembeschrijvingen van biologische luchtwassers de maximale waarde voor de geleidbaarheid van het waswater aangepast en vastgesteld op 20 mS/cm. Deze aanpassing heeft geen invloed op de werking van de luchtwassystemen en zorgt ervoor dat er minder spuiwater wordt geproduceerd. Dit is vanuit kosten- en milieuoogpunt gunstig.

Onderdeel D3

Bij de opname in bijlage 1 bij Rav van het huisvestingssysteem Biofilter, 70% ammoniakemissiereductie (BWL 2020.06) op 1 juli 20202 is abusievelijk eindnoot 5 niet opgenomen. Dit is bij deze wijziging gecorrigeerd.

Onderdelen E5, E7, E8, E10, F3 en I

Voor het huisvestingssysteem ‘stal met buizenverwarming’ (BWL 2017.01.V3, BWL 2017.09.V1 en BWL 2017.11.V1) zijn de emissiefactoren aangepast. De eerder vastgestelde emissiefactoren voor dit systeem bleken te laag te zijn ingeschat. De factoren zijn op basis van een advies van de TAP aangepast.

Voor de Rav-codes E 3.9, E 5.9.1.1.6, E 5.9.1.2.6, E 5.15 en F 1.8 kan de situatie zich voordoen dat wanneer dit systeem is toegepast voor interne saldering als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet ammoniak en veehouderij en artikel 5, tweede lid, van het Besluit emissiearme huisvesting, door de verhoging van de emissiefactor niet langer aan de voor interne saldering geldende eisen wordt voldaan. Voor Rav-code E 3.9 geldt dat door verhoging van de emissiefactor niet langer aan de geldende grenswaarde van het Besluit emissiearme huisvesting wordt voldaan.

Om te voorkomen dat in bestaande situaties door het verhogen van de emissiefactor niet langer aan het Besluit emissiearme huisvesting wordt voldaan, is bepaald dat zolang het dierenverblijf waarin huisvestingssysteem ‘stal met buizenverwarming’ is toegepast niet wordt vervangen of uitgebreid, de voorheen vastgestelde emissiefactor blijft gelden. Hiertoe is eindnoot 35 opgenomen. De betekenis van vervangen en uitbreiding is hetzelfde als de betekenis die hieraan wordt gegeven in het kader van het Besluit emissiearme huisvesting.

Onderdelen E2, E3, E4, E6, E9, F2, F4, F6, F7, G2 en G3

De systeembeschrijving van de additionele techniek ‘biofilter, 70% ammoniakemissiereductie’ (BWL 2011.03.V3) is aangepast. Er is een tweede variant toegevoegd aan de systeembeschrijving. Hierbij zijn meerdere filterpakketten boven elkaar geplaatst waardoor het benodigde grondoppervlak wordt beperkt. Deze wijziging heeft geen invloed op de werking van de techniek of de emissiefactoren.

Onderdeel F5

Bij wijziging van de Rav op 2 juni 20213 is abusievelijk een te hoge emissiefactor opgenomen. Dit is bij deze wijziging gecorrigeerd.

Artikel II

Bijlage 1 van de Rgv is op één punt aangepast. Voor de huisvestingssystemen BWL 2007.02.V7 en BWL 2009.12.V5 ‘gecombineerd luchtwassysteem 30% geurreductie’ zijn de systeembeschrijvingen aangepast. Voor een toelichting bij deze wijziging wordt verwezen naar artikel I, onderdeel B2.

Artikel III

Voor een toelichting op de inwerkingtreding van deze regeling wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Emissies naar lucht uit de landbouw berekend met NEMA voor 1990–2019, Van Bruggen et al, Wageningen 2021 544296 (wur.nl).

Naar boven