Wijziging van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 19 december 2023, nr. 2023-0000020007 (Stcrt. 2023, 25745)

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 19 juni 2019, nr. 2019-13003 (Stcrt. 2019, 35519). De wijzigingen bewerkstelligen dat:

  • vooroverleg met een internationaal karakter over de toepassing van de Wet minimumbelasting 2024 conform de in dit besluit beschreven werkwijze wordt behandeld;

  • in bepaalde specifiek omschreven situaties wel vooroverleg kan worden gevoerd in afwijking van de uitsluitingen b.i en b.ii opgenomen in paragraaf 3;

  • in situaties waarbij sprake is van een zogenaamde triangular case in een BAPA of MAPA een kritische veronderstelling kan worden opgenomen waarbij rekening wordt gehouden met verrekenprijscorrecties uit landen die niet bij de BAPA of MAPA betrokken zijn (paragraaf 8).

ARTIKEL I

Het besluit van 19 juni 2019, nr. 2019-13003 (Stcrt. 2019, 35519), wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift wordt ‘of de Wet bronbelasting 2021’ vervangen door ‘, de Wet bronbelasting 2021 of de Wet minimumbelasting 2024’

B

Aan het opschrift wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 9 augustus 2021, nr. 2021 – 16465 (Stcrt. 2021, 38442), bij besluit van 7 juni 2022, nr. 2022 – 10157 (Stcrt. 2022, 15569) en bij besluit van 19 december 2023, nr. 2023-0000020007 (Stcrt. 2023, 25745).

C

In paragraaf 1 wordt na ‘de Wet bronbelasting 2021’ ingevoegd ‘, de Wet minimumbelasting 2024’

D

Aan paragraaf 1 wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Dit besluit is opnieuw gewijzigd bij besluit van 19 december 2023, nr. 2023-0000020007 (Stcrt. 2023, 25745). De wijzigingen bewerkstelligen dat:

  • vooroverleg met een internationaal karakter over de toepassing van de Wet minimumbelasting 2024 conform de in dit besluit beschreven werkwijze wordt behandeld;

  • in bepaalde specifiek omschreven situaties wel vooroverleg kan worden gevoerd in afwijking van de uitsluitingen b.i en b.ii opgenomen in paragraaf 3;

  • in situaties waarbij sprake is van een zogenaamde triangular case in een BAPA of MAPA een kritische veronderstelling kan worden opgenomen waarbij rekening wordt gehouden met verrekenprijscorrecties uit landen die niet bij de BAPA of MAPA betrokken zijn (paragraaf 8).

E

In paragraaf 1 wordt na de definitie van de Wet op de dividendbelasting 1965 de volgende begripsbepaling ingevoegd:

Wet MB:

Wet minimumbelasting 2024

F

In paragraaf 2.1 wordt tussen de tweede en de derde alinea een nieuwe alinea ingevoegd, luidende:

Bij internationaal vooroverleg dat betrekking heeft op de Wet MB zal de inspecteur het expertiseteam Pijler 2 inschakelen bij de behandeling van het verzoek. De inspecteur is in die gevallen de eerste behandelaar en sluit daarbij het expertiseteam Pijler 2 aan.

G

In paragraaf 2.3 wordt na ‘de Wet BB’ ingevoegd ‘, de Wet MB’

H

In paragraaf 2.5 wordt na ‘de bronbelasting,’ ingevoegd ‘ de minimumbelasting,’

I

Aan paragraaf 3 wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Uitzonderingen

Voor de uitsluitingen genoemd onder b.i en b.ii gelden de volgende drie uitzonderingen.

  • 1. De uitsluitingen genoemd onder b.i en b.ii gelden niet in situaties waarin een belastingontwijkende structuur binnen een zo kort mogelijk maar realistisch tijdpad volledig wordt ontmanteld of de Belastingdienst grondslag beschermende wetsartikelen wil toepassen waardoor de (Nederlandse en buitenlandse) belastingontwijkende elementen volledig worden weggenomen. Hierbij gelden de volgende drie voorwaarden:

    • a) De ontmanteling leidt niet tot een laag of niet belast resultaat elders waartegenover in Nederland afschrijvingspotentieel ontstaat.

    • b) Na de ontmanteling of toepassing van de grondslag beschermende wetsartikelen zijn er geen transacties (meer) met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.

    • c) Na de ontmanteling of toepassing van de grondslag beschermende wetsartikelen is sprake van een situatie waarin op grond van de voorwaarden b.i en b.ii van dit besluit vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een ruling met een internationaal karakter gevoerd kan worden.

    Als op grond van deze uitzondering wel vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een ruling met een internationaal karakter wordt gevoerd, wordt in de samenvatting van de ruling als bedoeld in paragraaf 4 opgenomen waarom en in welke mate wordt afgeweken van genoemde voorwaarden dan wel hoe deze voorwaarden zijn geïnterpreteerd. Tevens wordt hier aandacht aan besteed in het ‘Jaarverslag Rulings met een internationaal karakter’ van de Belastingdienst.

  • 2. De uitsluiting genoemd onder b.ii geldt niet als de gevraagde zekerheid vooraf betrekking heeft op derdentransacties bij de toepassing van de innovatiebox en de toepassing van de tonnageregeling of op de fiscale gevolgen van derdentransacties bij het sluiten van een APA.

  • 3. De uitsluiting genoemd onder b.ii geldt niet als de gevraagde zekerheid vooraf betrekking heeft op de toepassing van de Wet MB voor zover de gevraagde zekerheid ziet op directe transacties met entiteiten die gevestigd zijn in laagbelastende jurisdicties als bedoeld in artikel 2, onderdeel a en artikel 2a, onderdeel a van de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.

J

Aan paragraaf 8.2 wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Het kan voorkomen dat een Nederlandse belanghebbende zowel inkomende als uitgaande (samenhangende) transacties met verbonden entiteiten in verschillende staten aangaat. Als in een dergelijke situatie in een onderlinge overlegprocedure wordt overeengekomen dat de voorwaarden (waaronder de prijs) van één van deze transacties wordt aangepast, kan dit ertoe leiden dat de winst van de Nederlandse belanghebbende als zodanig niet langer als ‘at arm’s length’ overeenkomstig artikel 8b Wet VPB kan worden beschouwd. Dit zal zich met name voordoen in situaties waarin de Nederlandse belanghebbende de ‘minst complexe entiteit’ is waaraan een beperkte winst toekomt. Om dit te voorkomen, kan – als de betreffende buitenlandse bevoegde autoriteit hiermee akkoord gaat – een kritische veronderstelling in de (internationale) overeenkomst worden opgenomen op grond waarvan rekening wordt gehouden met verrekenprijscorrecties uit landen die niet bij de bilaterale of multilaterale APA zijn betrokken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 december 2023

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

Naar boven