Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 13 juli 2023, nr. WJZ/ 26784474, tot wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met terugvorderen van voorschotten, meetellen van uren met negatieve elektriciteitsprijs en enkele andere wijzigingen

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op artikelen 56, zesde en zevende lid, 62, vierde lid, en 68, derde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de begripsbepaling basisinfrastructuur voor koolstofdioxide wordt ingevoegd ‘In deze regeling wordt verstaan onder:’.

2. In de begripsomschrijvingen van biomassaproducent en oorsprongsgebied wordt ‘van’ telkens vervangen door ‘bij’.

3. De begripsbepaling ‘levering’ wordt vervangen door ‘biomassalevering’, waarna deze begripsbepaling in de alfabetische volgorde wordt ingevoegd.

4. In de begripsomschrijving van meetbedrijf wordt ‘netbeheerder, bedoeld’ vervangen door ‘netbeheerder als bedoeld’ en vervalt ‘als bedoeld’ na ‘de Elektriciteitswet 1998 of’.

5. De begripsomschrijving van milieu- en energiesteunkader komt te luiden: Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 (PbEU 2022/C 80/010).

6. De begripsomschrijving van minister komt te luiden: Minister voor Klimaat en Energie.

7. In de begripsomschrijving van nuttig aangewende koolstofdioxide-arme warmte wordt na ‘uitgedrukt in GJ’ ingevoegd ‘of MWh', wordt na ‘voor zover daarmee de uitstoot van broeikasgas wordt voorkomen’ ingevoegd ‘en die buiten de systeemgrens van de productie-installatie wordt aangewend’ en vervallen in onderdeel c de subonderdelen 2° en 6°, onder vernummering van de subonderdelen 3° tot en met 5° tot 2° tot en met 4°.

8. In de begripsomschrijving van systeemgrens van de productie-installatie wordt ‘opwekking van warmte gebruiken’ vervangen door ‘vermindering van broeikasgas toepassen’.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede tot en met vijfde lid komen te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a. een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee;

    • b. een productie-installatie voor de afvang en de permanente opslag van koolstofdioxide en het een vergunning betreft die op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht noodzakelijk is voor de realisatie van het ondergrondse opslagvoorkomen voor koolstofdioxide.

  • 3. Indien sprake is van een vergunning die op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht noodzakelijk is voor de realisatie van de productie-installatie, is die vergunning verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de afvang en het gebruik van koolstofdioxide of voor de afvang en de permanente opslag van koolstofdioxide en op het moment van indienen van de aanvraag vergunningen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van die productie-installatie nog niet zijn verleend, gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. de vergunning die op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht noodzakelijk is voor de realisatie van de afvanginstallatie en, indien van toepassing, de vervloeiingsinstallatie of de installatie voor zuivering van de afgevangen koolstofdioxide, of indien die vergunning nog niet is verleend, de in behandeling genomen aanvraag voor die vergunning; en

    • b. de vergunningen die al zijn verleend.

  • 5. Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie die wordt gerealiseerd op een perceel dat in eigendom is van het Rijk en waarop het recht van opstal is verkregen bij een openbare gunningsprocedure, waarbij de hoogte van de aangevraagde subsidie op basis van het besluit onderdeel was van de gunningscriteria, en op het moment van indienen van de aanvraag de vergunning die op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht noodzakelijk is voor de realisatie van de productie-installatie, nog niet is verleend, gaat de aanvraag vergezeld van het ontwerpbesluit van die vergunning.

2. Het zesde lid vervalt.

C

Artikel 2b wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel l vervalt, onder verlettering van de onderdelen m tot en met o tot l tot en met n.

2. In de onderdelen h en n (nieuw) wordt telkens na ‘uit zonne-energie’ ingevoegd ‘, anders dan zonthermie voor warmte met toepassing in een daglichtkas,’.

D

Artikel 2d wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van ‘; of’ aan het slot van onderdeel a en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een afgesloten voorovereenkomst of grondovereenkomst met het Rijksvastgoedbedrijf met betrekking tot de desbetreffende locatie voor het vestigen van de desbetreffende productie-installatie.

2. In het tweede lid wordt na ‘biomassavergisting’ ingevoegd ‘die wordt aangesloten op een elektriciteitsnet met een aansluiting met een totale doorlaatwaarde van meer dan 3*80 A,’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, gaat de aanvraag vergezeld van toestemming van de aanvrager op het delen van informatie tussen de netbeheerder en de minister over het bij de netbeheerder gecontracteerde terugleververmogen en de ean-code van de productie-installatie.

E

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, derde, vierde en vijfde lid wordt ‘Minister’ telkens vervangen door ‘minister’.

2. In het derde lid, tweede zin, wordt ‘een accountantsverklaring’ vervangen door ‘een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep’ en komt de laatste zin te luiden:

De verklaring wordt opgesteld met gebruikmaking van een controleprotocol dat door de minister ter beschikking wordt gesteld.

3. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het derde lid is niet van toepassing indien de subsidie-ontvanger geen andere subsidie heeft ontvangen dan die op grond van het besluit en geen andere overige steun, met uitzondering van het financieel voordeel dat is behaald op grond van de Regeling groenprojecten 2016 of de Regeling groenprojecten 2022, tenzij sprake is van:

    • a. een productie-installatie voor restwarmte, de productie van koolstofdioxide-arme warmte met een elektroboiler of een industriële warmtepomp met 3.000 vollasturen, waterstof uit elektrolyse, de afvang en permanente opslag van koolstofdioxide of de afvang en het gebruik van koolstofdioxide of de productie van hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte door middel van thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa waarvoor via verlengde levensduur opnieuw subsidie is gegeven;

    • b. een productie-installatie met een nominaal vermogen gelijk aan of groter dan 1 MW voor de productie van hernieuwbaar gas uit biomassa, de productie van hernieuwbare warmte uit biomassa, de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uit biomassa of de productie van geavanceerde hernieuwbare brandstof, indien er indicaties zijn dat de marktprijs voor biomassa waarvan de minister is uitgegaan bij het vaststellen van het basisbedrag meer dan 15% op jaarbasis is gedaald.

4. Het tiende lid komt te luiden:

  • 10. Indien sprake is van een productie-installatie voor de afvang en permanente opslag van koolstofdioxide of voor de afvang en het gebruik van koolstofdioxide, gaat het afschrift, bedoeld in het negende lid, vergezeld van vergunningen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de productie-installatie, met uitzondering van de vergunning die op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist is voor de realisatie van het ondergrondse opslagvoorkomen voor koolstofdioxide, voor zover de aanvraag om subsidieverlening niet vergezeld ging van deze vergunningen.

5. In het elfde lid wordt voor ‘opslag’ ingevoegd ‘permanente’, wordt ‘een in behandeling genomen aanvraag van de vergunning’ vervangen door ‘de in behandeling genomen aanvraag voor de vergunning’ en wordt ‘het opslagvoorkomen waar de productie-installatie voor de afvang en permanente opslag van koolstofdioxide gebruik van maakt’ vervangen door ‘het ondergrondse opslagvoorkomen voor koolstofdioxide’.

F

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘levering’ vervangen door ‘biomassalevering’.

2. Onder vernummering van derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt voor een subsidie-ontvanger met een beschikking tot subsidieverlening die is afgegeven op een aanvraag om subsidieverlening die is ontvangen voor inwerkingtreding van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2023, uitgegaan van richtlijn (EU) 2018/2001, naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘levering’ vervangen door ‘biomassalevering’.

4. Het vijfde tot en met achtste lid vervallen.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘levering’ vervangen door ‘biomassalevering’.

2. In het derde lid wordt na ‘richtlijn (EU) 2018/2001’ toegevoegd ‘, waarbij voor een subsidie-ontvanger met een beschikking tot subsidieverlening die is afgegeven op een aanvraag om subsidieverlening die is ontvangen voor inwerkingtreding van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2023, wordt uitgegaan van richtlijn (EU) 2018/2001, naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld.

3. Het vierde en vijfde lid vervallen.

4. Onder vernummering van het zesde lid tot vierde lid wordt in het vierde lid (nieuw) ‘20 MW’ vervangen door ‘7,5 MW’.

H

In artikel 8, derde lid, wordt na ‘De minister verrekent een’ ingevoegd ‘in een kalenderjaar’, wordt na ‘door het bedrag van het teveel betaalde voorschot’ ingevoegd ‘geheel of deels terug te vorderen van de subsidie-ontvanger in het daaropvolgende kalenderjaar of kalenderjaren voor zoveel als nodig is om het teveel betaalde voorschot volledig te verrekenen, of door het teveel betaalde voorschot’ en vervalt de tweede zin.

I

Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘die op of na 1 december is ingediend,’ vervangen door ‘om subsidieverlening’ en vervalt ‘, tenzij desbetreffende periode korter dan zes uur duurt’.

2. In het tweede lid wordt na ‘ten aanzien van een subsidieontvanger van wie’ vervangen door ‘indien de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft op een productie-installatie waarvan’, wordt ‘500 kW’ vervangen door ‘200 kW’ en vervalt ‘of, indien het de productie van elektriciteit uit windenergie betreft, minder dan 3 MW bedraagt’.

J

In artikel 14e, eerste lid wordt ‘paragraaf 3.2.7, onderdeel 104’ vervangen door ‘paragraaf 3.1.2.4, onderdeel 58, onderdeel (a)’ en wordt ‘€ 500.000’ vervangen door ‘‘€ 100.000’.

K

Artikel 14f vervalt.

L

Artikel 14g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 7, tweede, derde, vierde of zesde lid,’ vervangen door ‘artikel 7, tweede tot en met zesde lid, waarbij het vierde, vijfde en zesde lid van dat artikel luiden zoals ze luidden voor inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 13 juli 2023, nr. WJZ/ 26784474, tot wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met terugvorderen voorschotten, meetellen uren met negatieve elektriciteitsprijs en enkele andere wijzigingen (Stct. 2023, nummer 20349)’.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘artikel 7, derde en vierde lid’ vervangen door ‘artikel 7, derde, vierde en vijfde lid, waarbij het vierde en vijfde lid van dat artikel luiden zoals ze luidden voor inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 13 juli 2023, nr. WJZ/ 26784474, tot wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met terugvorderen voorschotten, meetellen uren met negatieve elektriciteitsprijs en enkele andere wijzigingen (Stct. 2023, nummer 20349)’.

M

Artikel 14h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘datum 2022, nr. WJZ/ 22007309’ telkens vervangen door ‘21 april 2022’ en wordt ‘(Stct. 2022, nummer)’ telkens vervangen door ‘(Stct. 2022, 11413)’.

2. In het eerste lid vervalt ‘van toepassing op beschikkingen tot subsidieverlening die zijn afgeven’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Op beschikkingen tot subsidieverlening die zijn afgegeven op aanvragen voor subsidie die zijn ontvangen voor inwerkingtreding van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2023 zijn de artikelen 3, zevende lid, 7, vierde, vijfde en zesde lid, en 8a van toepassing zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van de Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 13 juli 2023, nr. WJZ/ 26784474, tot wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met terugvorderen voorschotten, meetellen uren met negatieve elektriciteitsprijs en enkele andere wijzigingen (Stct. 2023, nummer 20349).

N

Bijlage 1 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 juli 2023

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

TOELICHTING

1. Inleiding

Onderhavige regeling wijzigt de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: de regeling). De wijzigingen houden verband met de eerstvolgende openstelling onder het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: Besluit SDEK). De Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2023 wijst de categorieën aan waarvoor subsidie kan worden aangevraagd in 2023 en voorziet in de hiervoor bedoelde openstelling voor subsidieaanvragen per 5 september 2023.

Er worden enkele onderdelen van de regeling gewijzigd. De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen zien op wijzigingen van de indieningseisen voor bepaalde categorieën productie-installaties, het niet uitkeren van subsidie in het geval van negatieve elektriciteitsprijzen, terugvordering van teveel betaalde voorschotten, rapportage van productie-installaties met een groot aandeel operationele kosten (biomassa) en regels rond de duurzaamheidseisen die gelden voor productie-installaties die gebruik maken van biomassa in verband met de aankomende wijziging van richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328) (hierna: richtlijn (EU) 2018/2001).

2. Toelichting op de wijzigingen

Artikel I, onderdelen A, subonderdelen 1 tot en met 4, en 6, E, subonderdeel 1, F, subonderdelen 1 en 3, G, subonderdeel 1, I, subonderdeel 2, en M, subonderdelen 1 en 2

Deze wijzigingen betreffen tekstuele of wetstechnische aanpassingen.

Artikel 1, onderdeel A, subonderdelen 5, 7 en 8

Bij de begripsomschrijving van het milieu- en energiesteunkader wordt verwezen naar het milieu- en energiesteunkader 2022, die de Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014–2020 (PbEU 2014, C 200) (hierna: milieu- en energiesteunkader 2014–2020) hebben vervangen.

De begripsomschrijving van nuttig aangewende koolstofdioxide-arme warmte wordt aangepast door enkele aanvullende toepassingen mogelijk te maken. Hiermee worden de mogelijkheden verruimd om bijvoorbeeld ook warmte te leveren aan opslagtanks, omdat deze anders met aardgas worden verwarmd. De wijziging van begripsomschrijving van ‘systeemgrens van de productie-installatie’ hangt hiermee samen.

Artikel I, onderdeel B

Onderdeel B past artikel 2 aan met als doel de aanvraagvereisten in dit artikel te verduidelijken en daarmee ook passender te maken voor de uitvoering. Inhoudelijk zijn geen wijzigingen beoogd. Ter verduidelijking worden de aangepaste leden toegelicht.

Het nieuwe tweede lid is een voorzetting van het eerdere tweede lid en vijfde lid van artikel 2. Op de eis dat een aanvraag voor subsidie vergezeld gaat van vergunningen die noodzakelijk zijn voor de realisatie-van de productie-installatie, gelden uitzonderingen voor hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee (hiervoor hoeven in het geheel geen vergunningen te worden overgelegd) en voor ondergrondse opslagvoorkomens voor CO2-afvang en -opslag (deze vergunning hoeft pas later te worden overgelegd, zoals is opgenomen in artikel 3, tiende lid; verwezen wordt naar de toelichting op artikel I, onderdeel E).

Het nieuwe derde lid regelt, met het oog op de kosteneffectieve inzet van subsidiemiddelen, dat de omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden of bouwwerken – als deze nodig is – geldt voor tenminste de gehele looptijd van de subsidie. Een tijdelijke omgevingsvergunning voldoet hier niet aan, omdat deze een te korte duur heeft. Voorheen was dit ook geregeld in artikel 2, derde lid.

In het nieuwe vierde lid wordt geregeld dat op de eis dat een aanvraag voor subsidie vergezeld gaat van vergunningen die noodzakelijk zijn voor de realisatie-van de productie-installatie, een uitzondering geldt voor een productie-installatie voor CO2-afvang en opslag of CO2-afvang en gebruik. Hierbij volstaat de aanvraag van het milieudeel van de vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1, eerst lid, onderdeel e) voor de genoemde onderdelen van de productie-installatie. Eerder stond dit in artikel 2, vierde lid.

Het nieuwe vijfde lid gaat over het realiseren van hernieuwbare energieopwekking op rijksgronden en rijksdaken. Om dit succesvol te kunnen laten verlopen, is opgenomen dat bij een aanvraag voor een productie-installatie die wordt gerealiseerd op percelen in eigendom van het Rijk waarop het recht van opstal is verkregen bij een openbare gunningsprocedure geen omgevingsvergunning hoeft te worden bijgevoegd, maar slechts een ontwerp van deze vergunning. Voorheen was dit opgenomen dit in artikel 2, zesde lid. Dat lid komt te vervallen.

Artikel I, onderdeel C

Met onderdeel C wordt artikel 2b op twee punten gewijzigd. De eerste wijziging hangt samen met de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2022 en de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2023, waarin – anders dan voorheen – geen emissie-eisen meer zijn opgenomen, zodat het ook niet meer nodig is om een onderbouwing van de emissies te overleggen.

De tweede wijziging ziet op toevoeging van een uitzondering voor zonthermie voor warmte met toepassing in een daglichtkas. De reden daarvoor is dat deze productie-installaties wel gebruik maken van zonne-energie, maar dat deze andersoortig zijn dan bijvoorbeeld zon-PV, waardoor een gedetailleerde tekening op schaal van de locatie van de productie-installatie en verklaring van een constructeur over de belastbaarheid van het dak of de gevel geen toegevoegde waarde heeft.

Artikel I, onderdeel D

Onderdeel D wijzigt artikel 2d op drie punten. Projecten die de tender ‘Opwek Energie op Rijksvastgoed’ hebben gewonnen kunnen subsidie onder het Besluit SDEK aanvragen. Bij het winnen van deze tender wordt er een voorovereenkomst en later een grondovereenkomst getekend door beide partijen, waarmee de eigenaar van de grond (het Rijksvastgoedbedrijf) toestemming geeft voor het realiseren en exploiteren van de productie installatie. Het opvragen van het formulier met toestemming van de locatie-eigenaar, zoals in artikel 2d, onderdeel a, is opgenomen, is in zulke gevallen overbodig. Ook is geen gedoogplichtbeschikking zoals bedoeld in artikel 2d, eerste lid, onderdeel b, nodig. In plaats daarvan volstaat het dat de aanvraag vergezeld gaan van de afgesloten voorovereenkomst of grondovereenkomst, zoals bepaald in het nieuwe onderdeel c van artikel 2d, eerste lid.

Verder wordt voortaan voor de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uit biomassavergisting alleen bij grootverbruikersaansluitingen (meer dan 3*80A) een transportindicatie gevraagd. De reden daarvoor is dat er voor kleinverbruikersaansluitingen geen transportbeperking geldt en dus geen transportindicatie nodig is. De wijziging van artikel 2d, tweede lid, ziet hierop.

Vanaf 2023 geldt voor bijna alle zon-PV-projecten dat deze een additioneel gecontracteerd teruglevermogen van maximaal 50% van het piekvermogen van de zonnepanelen mogen hebben. Deze voorwaarde is opgenomen in de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2023. Bedoeling is dat bij dezelfde netcapaciteit meer hernieuwbare energieprojecten gerealiseerd worden. Het nieuwe vijfde lid, dat aan artikel 2d wordt toegevoegd, faciliteert de uitvoering van deze bepaling, door te regelen dat aanvragers toestemming geven voor het delen van informatie tussen de netbeheerder en de minister. Het gaat daarbij om het bij de netbeheerder gecontracteerde terugleververmogen en de ean-code van de productie-installatie. Indien er geen sprake is van een gecontracteerd terugleververmogen, dan kan dit ook het door de netbeheerder en de subsidieontvanger anderszins afgesproken terugleververmogen zijn.

Artikel I, onderdelen E, subonderdelen 2 tot en met 5, M, subonderdeel 3, en N

Subsidieontvangers zijn al verplicht om een jaar na realisatie, en op verzoek van de minister, een overzicht van de daadwerkelijke investeringskosten, van de overige kosten en baten gedurende de exploitatie, van de reeds ontvangen subsidies en overige steun en van de nog te ontvangen subsidies en overige steun te sturen. Deze informatie wordt door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) gebruikt om te bepalen of de subsidieontvanger niet meer subsidie ontvangt dan is toegestaan, in lijn met het milieu- en energiesteunkader 2022 (en het milieu- en energiesteunkader 2014–2020) en de staatssteungoedkeuringen voor het Besluit SDEK.

Met de wijziging van artikel 3, derde lid, wordt een verwijzing toegevoegd naar de Wet op het accountantsberoep. Hierdoor is de groep van accountants die het product kan vaststellen ruimer dan bij verwijzing naar een accountant of accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wat bijvoorbeeld is gedaan in artikel 12, tweede lid, onderdeel b van de Regeling tegemoetkoming energiekosten. Het controleprotocol waarvan gebruik moet worden gemaakt bij het opstellen van de accountantsverklaring is niet meer opgenomen als bijlage 1, maar wordt dat voortaan aangeboden via de website van de RVO. Op deze manier is het makkelijker het controleprotocol up-to-date te houden. De model-accountantsverklaring is onderdeel van het controleprotocol geworden. Bijlage 1 vervalt, zoals is bepaald in onderdeel N.

In artikel 3, zevende lid, wordt ter voorkoming van onnodige administratieve lasten, het aanleveren van informatie aan de minister over de ontvangen steun en dergelijke, die de minister nodig heeft om te kunnen toetsen of geen sprake is van overstimulering, beperkt. Artikel 3, zevende lid, wordt aangevuld, maar vanwege de leesbaarheid is ervoor gekozen om het hele lid te vervangen.

Onveranderd is dat het aanleveren van gegevens voor de toets op overstimulering niet nodig is als er geen sprake is van cumulatie van steun of als de andere steun (naast steun op grond van het Besluit SDEK) is verstrekt op grond van de Regeling groenprojecten 2016, maar nieuw is dat dit ook geldt voor steun op grond van de Regeling groenprojecten 2022. De Regeling groenprojecten 2022 ontbrak nog en is daarom toegevoegd.

Ongewijzigd is gebleven dat hoewel geen sprake is van cumulatie van steun, in sommige gevallen toch het aanleveren van gegevens voor de toets op overstimulering nodig is, namelijk in de gevallen opgenomen in onderdeel a van artikel 3, zevende lid.

Nieuw is dat het aanleveren van gegevens voor de toets op overstimulering voor een aantal categorieën nodig is die zijn opgenomen in onderdeel b van artikel 3, zevende lid. Het gaat daarbij om productie-installaties met een nominaal vermogen gelijk aan of groter dan 1 MW voor de productie van hernieuwbaar gas uit biomassa, de productie van hernieuwbare warmte uit biomassa, de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uit biomassa of de productie van geavanceerde hernieuwbare brandstof. Dit geldt alleen als er indicaties zijn dat de marktprijs voor biomassa waarvan de minister is uitgegaan bij het vaststellen van het basisbedrag meer dan 15% op jaarbasis is gedaald. De reden voor het opnemen van deze gevallen is dit nodig is om te voldoen aan het milieu- en energiesteunkader 2022.

De wijzigingen in artikel 3, zevende lid, gelden niet voor subsidieontvangers met een beschikking tot subsidieverlening die is afgegeven voordat onderhavige wijzigingsregeling in werking treedt. Dit wordt geregeld door het nieuwe derde lid van artikel 14h (onderdeel M, subonderdeel 3).

Door de wijziging van artikel 3, tiende lid, is verduidelijkt dat de verplichting om vergunningen te overleggen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van een productie-installatie bij het afschrift voor de opdrachtverstrekking, alleen geldt voor subsidieontvangers met een productie-installatie voor de afvang en permanente opslag van koolstofdioxide of een productie-installatie voor de afvang en het gebruik van koolstofdioxide. Daarbij is aangesloten bij de vereisten zoals opgenomen in artikel 2, tweede tot en met vierde lid (nieuw). Subsidieontvangers met productie-installaties voor geothermie hoeven geen afschrift meer te sturen van de vergunningen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de productie-installatie. Deze subsidieontvangers moeten immers vergunningen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de productie-installatie al bij de aanvraag overleggen.

De wijzigingen in het elfde lid zijn tekstueel van aard, met als doel het lid beter te laten aansluiten op het nieuwe tweede lid, onderdeel b, van artikel 2.

Artikel I, onderdeel F, subonderdeel 2

Dit subonderdeel voegt een lid toe aan artikel 6. Op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, moet een subsidieontvanger al aantonen dat de gebruikte biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria en broeikasgasemissiereductiecriteria van richtlijn (EU) 2018/2001, met inbegrip van wijzingen van de richtlijn. Op dit moment wordt gewerkt aan een wijziging van richtlijn (EU) 2018/2001. Deze wijzingen zullen naar verwachting over niet al te lange tijd in werking treden. Over deze wijziging is inmiddels in Europees verband overeenstemming bereikt, waardoor al op dit moment duidelijk is dat onder andere aanpassingen aan de duurzaamheidscriteria die gelden voor biomassa, zullen plaatsvinden. Voorzien isd derhalve in een wijziging van de richtlijn (EU) 2018/2001. Deze wijziging zal naar verwachting in 2023 in werking treden en zal daarmee van toepassing worden op de betreffende subsidieontvangers met een beschikking tot subsidieverlening op grond van onderhavige aanwijzingsregeling.

Doordat artikel 6, eerste en tweede lid, verwijzen naar richtlijn (EU) 2018/2001 met inbegrip van wijzigingen daarvan (een zogenoemde dynamische verwijzing) zal de gewijzigde richtlijn gaan gelden voor alle subsidieontvangers waarvoor artikel 6, eerste en tweede lid, gelden, vanaf het moment dat de gewijzigde richtlijn in werking treedt. Om te voorkomen dat subsidieontvangers die al een bestaande beschikking tot subsidieverlening hebben, opeens geconfronteerd worden met de aangepaste duurzaamheidscriteria, wordt voor deze groep een uitzondering gemaakt op de verplichting uit artikel 6, eerste en tweede lid. Het nieuwe derde lid bepaalt dat voor die groep richtlijn (EU) 2018/2001 blijft gelden zoals die gold bij vaststelling daarvan. Vanwege de toevoeging van het nieuwe derde lid, worden het eerdere derde en vierde lid vernummerd naar vierde en vijfde lid.

Het vijfde tot en met achtste lid van artikel 6 vervallen, omdat de datums in deze leden inmiddels voorbij zijn en de leden daarmee geen betekenis meer hebben.

Artikel I, onderdelen G, subonderdeel 2 tot en met 4, en L, subonderdelen 1 en 3, en onderdeel M, subonderdeel 3

Ook de wijzigingen in deze onderdelen hangen samen met de komende wijziging van de richtlijn (EU) 2018/2001, zoals genoemd in de toelichting op artikel I, onderdeel F, subonderdeel 2.

Op grond van artikel 7, derde lid, mag voor subsidiebeschikkingen waarvoor richtlijn (EU) 2018/2001 geldt, al maximaal 30% van de biomassa, afkomstig uit bos, die voldoet aan de duurzaamheidscriteria uit artikel 29, zesde en zevende lid, en het broeikasgasemissiereductiecriterium uit artikel 29, tiende lid, onder d, van de richtlijn worden ingezet. Zoals in de toelichting op artikel I, onderdeel F, is aangegeven, gaan de wijzigingen van de richtlijn gelden voor subsidieontvangers vanaf het moment dat de gewijzigde richtlijn in werking treedt. Om te voorkomen dat subsidieontvangers die al een bestaande beschikking tot subsidieverlening hebben, opeens geconfronteerd worden met de aangepaste duurzaamheidscriteria, wordt voor deze groep een uitzondering gemaakt. In artikel 7, derde lid, wordt toegevoegd dat voor die groep richtlijn (EU) 2018/2001 blijft gelden zoals die gold bij vaststelling daarvan.

Het vierde en vijfde lid van artikel 7 vervallen. In deze leden werd een uitzondering gemaakt op het moeten voldoen aan de duurzaamheidseisen zoals die waren aangescherpt in de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 7 december 2021, nr. WJZ/ 21054508, tot wijziging van enkele regelingen ter implementatie van de artikelen 29 en 30 van richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie (Stcrt. 2021, 46072). Deze uitzondering gold voor subsidieontvangers met een productie-installatie onder de vermogensgrens van 20 MW zoals opgenomen in artikel 29, eerste lid, van richtlijn (EU) 2018/2001, zoals die gold zoals die gold bij vaststelling daarvan. Deze uitzondering wordt nu geschrapt, omdat de ondergrens in de komende wijziging van de richtlijn van 20 MW naar 7,5 MW gaat, en aangezien er in de praktijk eigenlijk helemaal geen ‘gecontroleerde biomassa’ (biomassa die voldoet aan de eisen van 1.1a, 1.1b, eerste en vierde volzin, 3.1, 3.2, 3.3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 7.1, en 7.3 van bijlage B van de Regeling conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen) wordt ingezet. Voor subsidieontvangers met een beschikking tot subsidieverlening die is afgegeven voordat onderhavige wijzigingsregeling in werking treedt, blijft de uitzondering wel van toepassing. Dit wordt geregeld door toevoeging van het derde lid aan artikel 14h, waarin wordt bepaald dat artikel 7, vierde en vijfde lid, voor hen blijven gelden (onderdeel L, subonderdeel 3).

Het zesde lid van artikel 7 wordt vernummerd naar vierde lid en daarin wordt de grens voor een productie-installatie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen verlaagd van 20 MW naar 7,5 MW, in lijn met de aankomende wijziging van de richtlijn. Voor subsidieontvangers met een beschikking tot subsidieverlening die is afgegeven voordat onderhavige wijzigingsregeling in werking treedt, blijft de grens van 20 MW wel van toepassing. Dit wordt geregeld door toevoeging van het derde lid aan artikel 14h, waarin wordt bepaald dat artikel 7, zesde lid, voor hen blijft gelden (onderdeel L, subonderdeel 3).

Artikel I, onderdeel H

Onder het Besluit SDEK worden voorschotten verstrekt. Om verschillende redenen kan blijken dat een te hoog bedrag aan voorschotten is betaald. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de definitieve correcties hoger blijken dan de voorlopige correcties. Dit kan niet altijd op korte termijn verrekend worden met nog te verstrekken voorschotten, bijvoorbeeld omdat deze voorschotten op € 0 staan vanwege de hoge energieprijzen. Om die reden wordt in artikel 8, derde lid, nu bepaald dat teveel betaalde voorschotten al eerder worden teruggevorderd, en niet pas bij de subsidievaststelling.

Artikel I, onderdelen I en M, subonderdeel 3

De wijzigingen in artikel 8a hangen samen met het milieu- en energiesteunkader 2022. Daarin zijn de eisen en uitzonderingen voor de correctie voor negatieve prijzen gewijzigd. Punt 123 van het milieu- en energiesteunkader 2022 schrijft voor dat begunstigden geen steun ontvangen voor productie in perioden waarin de marktwaarde van die productie negatief is, tenzij het geïnstalleerde elektrische vermogen van de productie-installatie kleiner is dan 200 kW (de 200 kW is de drempel, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit. Het milieu- en energiesteunkader 2022 biedt ook de mogelijkheid uit artikel 5, vierde lid, onderdeel b van deze verordening om tijdelijk een ondergrens van 400 kW te hanteren, maar dit verhoogt de complexiteit in de uitvoering aanzienlijk. Daarom is er voor gekozen om direct de ondergrens op 200 kW te zetten. Artikel 8a is hierop aangepast. Het eerste lid bepaalt, in samenhang met artikel 14c, dat geen subsidie of voorschot wordt verstrekt voor op het elektriciteitsnet ingevoede duurzame elektriciteit terwijl er sprake is van een negatieve elektriciteitsprijs, gedurende elke periode waarin de elektriciteitsprijs negatief is. Het tweede lid maakt daarop een uitzondering daarop voor productie-installaties met een vermogen kleiner dan 200 kW.

Om te voorkomen dat subsidieontvangers die al een bestaande beschikking tot subsidieverlening hebben, opeens geconfronteerd worden met de aangepaste periode van negatieve elektriciteitsprijzen en het aangepaste vermogen van 200 kW, is in artikel 14h, derde lid, bepaald dat artikel 8a, zoals dat luidde voordat onderhavige wijzigingsregeling in werking treedt, voor hen van toepassing blijft.

Artikel I, onderdeel J

Dit onderdeel ziet op aanpassing van artikel 14e aan het milieu- en energiesteunkader 2022. De verwijzing naar de betreffende paragraaf is geactualiseerd en de drempel wordt verlaagd naar € 100.000. Deze drempel was in het milieu- en energiesteunkader 2014–2020 nog € 500.000.

Artikel I, onderdeel K

Artikel 14f heeft geen functie meer, aangezien er geen sprake meer is van aanvragen zoals bedoeld in artikel 14f. Artikel 14f vervalt daarom.

3. Regeldruk

De administratieve lasten van deze wijzigingsregeling worden behandeld in de toelichting van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2023.

4. Technische voorschriften

Deze wijzigingsregeling is gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van richtlijn 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Het gaat hier om technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen. Hiervoor geldt op grond van artikel 7, vierde lid, van de richtlijn 2015/1535 geen standstill-termijn.

5. Inwerkingtreding en staatssteun

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 september 2023.

Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn, bedoeld in aanwijzing 4.18 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Afwijking is noodzakelijk omdat dit in het belang is van de doelgroep, de subsidieontvangers die in 2023 subsidie kunnen aanvragen. De subsidies die krachtens het Besluit SDEK en op grond van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2023 worden verleend, worden door de Europese Commissie als staatssteun verenigbaar geacht met de interne markt. Dit blijkt uit de goedkeuringsnotificatie van 10 juli 2023 (State Aid SA. 104448 (2023/N) – The Netherlands Modification of SDE++ scheme for greenhouse gas reduction projects including renewable energy (C 2020) 457.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven