TOELICHTING
1. Inleiding
Onderhavige regeling wijzigt de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame
energieproductie en klimaattransitie (hierna: de regeling). De wijzigingen houden
verband met de geplande openstelling op 28 juni 2022 van de subsidies onder het Besluit
stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: Besluit SDEK).
Bij de openstelling van de SDE++ in de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie
en klimaattransitie 2022 worden enkele nieuwe technieken ter vermindering van broeikasgas
gestimuleerd, welke ook wijzigingen in de regeling vereisen. Deze wijzigingsregeling
voorziet daarin. Daarnaast wijzigt deze enkele andere onderdelen van de regeling,
waaronder de indieningseisen voor bepaalde categorieën.
2. Toelichting op de wijzigingen
2.1 Wijzigingen in begripsbepalingen (artikel I, onderdeel A)
Naast het schrappen van enkele verouderde begrippen wordt het begrip ‘nuttig aangewende
koolstofdioxide’ verduidelijkt. Het gaat niet alleen om de inzet van koolstofdioxide
in de tuinbouwkassen, maar ook om inzet in het productieproces in die tuinbouwkassen.
Hiermee wordt het gebruik van fossiele brandstoffen voor koolstofdioxidebemesting
voorkomen, wat leidt tot de reductie van koolstofdioxide.
Verder wordt een begripsbepaling toegevoegd van het begrip ‘productie-uren’. Dit is
nodig in verband met de komende openstelling van de SDE++ in 2022. Bepaalde categorieën
productie-installaties mogen niet meer dan een maximum aantal productie-uren draaien.
Onderdeel F van onderhavige wijzigingsregeling gaat hierop in.
2.2 Bijlagen bij aanvraag (artikel I, onderdeel B)
Op grond van het huidige artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de regeling wordt
de aanvraag van de vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
vereist. Deze vergunningsaanvraag omvat echter zeer omvangrijke bijlages die voor
de beoordeling van de subsidieaanvraag niet van bepalend belang zijn. Daarom is gekozen
om de eis te laten vervallen. Waar de vergunningaanvraag en bijlagen bij de beoordeling
van de subsidieaanvraag wel nodig zijn, kunnen deze ook afzonderlijk tijdens die beoordeling
opgevraagd worden.
2.3 Draagkracht dakconstructie en gedetailleerde tekening op schaal (artikel I, onderdelen
C en D)
Voor productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit of warmte
of koolstofdioxide-arme warmte door middel van fotovoltaïsche panelen, zonthermie
of PVT wordt een verklaring over de draagkracht van de constructie (bij plaatsing
op dak of gevel) geëist. Dit wordt geregeld in het nieuwe onderdeel o bij het eerste
lid van artikel 2b. Nu blijkt bij projecten met een subsidiebeschikking soms dat het
dak qua constructie niet geschikt is voor de beoogde productie-installatie. Met de
verklaring wordt geborgd dat dit aan de voorkant is gecontroleerd. Hierdoor wordt
voorkomen dat subsidie wordt verleend aan projecten, die uiteindelijk vanwege de dakconstructie
niet kunnen worden gerealiseerd. De verklaring van een constructeur over de belastbaarheid
van het dak of de gevel wordt gemaakt volgens het Bouwbesluit 2012 en dient te worden
verstrekt met gebruikmaking van het middel dat door de minister beschikbaar wordt
gesteld. Dit middel wordt beschikbaar gesteld op de website van de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (hierna: RVO).
In verband hiermee wordt ook artikel 2a, zevende lid, onderdeel b, aangepast. RVO
kan daarmee extra informatie vragen over de kosten, zoals kosten voor dakversteviging
en dakrenovatie. Als de constructeur aangeeft dat de constructie moet worden aangepast,
is de aanvrager bekend met deze kosten en moet die deze meenemen in de haalbaarheid
van het project.
Verder wordt artikel 2b, onderdeel h, aangepast zodat RVO zich op basis van een gedetailleerde
tekening op schaal een beeld kan vormen over de haalbaarheid van de aanvraag om subsidie
voor productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit of warmte
of koolstofdioxide-arme warmte door middel van fotovoltaïsche panelen, zonthermie
of PVT.
2.4 Overzicht kosten na één jaar (artikel I, onderdeel E, subonderdeel 1)
De minister stelt een middel ter beschikking om het overzicht zoals bedoeld in artikel
3, derde lid, te sturen, te vinden op de website van RVO. Dit is reeds bestaande praktijk,
maar was nog niet in deze regeling opgenomen.
2.5 Toets passende stimulering (artikel I, onderdeel E, subonderdeel 2)
Overstimulering door middel van het verstrekken van te veel subsidie dient voorkomen
te worden volgens de Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming
en energie 2022 (PbEU 2022/C 80/01). Dit speelt met name voor technieken waarbij in
Nederland nog weinig ervaring is opgedaan en waar een relatief grote variatie in projecten
zichtbaar is. Om deze vorm van overstimulering te voorkomen, toetst de minister of
sprake is van overstimulering met de zogenoemde toets passende stimulering. Deze is
ook in punt 58 van de goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie (State Aid
SA.100461 (2021/N) – The Netherlands Broadening of the SDE++ scheme 15 december 2021)
opgenomen. De productie van koolstofdioxide-arme warmte met een industriële warmtepomp
met 3.000 vollasturen en de productie van hernieuwbare elektriciteit waarvoor via
verlengde levensduur opnieuw subsidie is gegeven, worden altijd getoetst, ook als
geen sprake is van andere steun, en worden zodoende in het zevende lid toegevoegd.
2.6 Opdrachten voor de levering van onderdelen voor de bouw (artikel I, onderdelen
E, subonderdeel 3, en J)
Voor alle categorieën geldt op basis van artikel 3, eerste lid, van de regeling dat
de opdrachten voor de levering van onderdelen voor de bouw binnen 18 maanden moet
plaatsvinden. Artikel 3, negende lid, regelt de uitzondering hierop, welke met deze
wijzigingsregeling wordt uitgebreid. De uitzondering geldt niet meer alleen voor de
afvang en de permanente opslag van koolstofdioxide en de afvang en het gebruik van
koolstofdioxide maar ook voor geothermie. Ook wordt voor die categorieën de periode
verlengd naar 36 maanden. Dit alles geldt alleen voor aanvragen vanaf 2022, wat wordt
geborgd in het nieuwe artikel 14h, eerste lid. De reden hiervan is dat de realisatietermijnen
voor deze categorieën in de Regeling aanwijzing categorieën stimulering duurzame energieproductie
en klimaattransitie 2022 ruimer zijn geworden, waardoor projecten ook gerealiseerd
kunnen worden als de opdracht voor de levering van onderdelen voor de bouw op een
later moment (binnen 36 maanden) wordt gegeven.
2.7 Aanvullende gegevens meetrapport waterstof met aansluiting op het elektriciteitsnet
en elektroboiler (artikel 1, onderdelen F en J)
In artikel 7g, eerste lid, van de regeling wordt reeds een maandelijks meetrapport
voorgeschreven. Voor aan aantal categorieën geldt voor eerst in de Regeling aanwijzing
categorieën stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie 2022 een maximaal
aantal toegestane productie-uren. In deze wijzigingsregeling wordt daarom geregeld
dat hierover op maandbasis in het meetrapport moet worden gerapporteerd. Op deze manier
kan door RVO worden gecontroleerd of deze voorwaarde niet wordt overschreden. Aanvullend
moeten voor productie-installaties voor de productie van waterstof door middel van
elektrolyse met aansluiting op het elektriciteitsnet eveneens de meetgegevens van
de in- en uitgaande energiestromen onderdeel zijn van het meetrapport. Deze verplichtingen
geldt op grond van artikel 14h, tweede lid, voor aanvragen vanaf 2022.
2.8 Meetketen hybride glasoven (artikel I, onderdelen G, subonderdeel 2, M en N)
Met een hybride glasoven wordt glas geproduceerd. Op basis van deze output kan niet
goed worden gemeten hoeveel er is geproduceerd en welke combinatie van elektriciteit
en gas hiervoor is gebruikt. De hoeveelheid productie die voor subsidie in aanmerking
komt, wordt daardoor bepaald door alle ingaande energiestromen te meten.
Bijlage 8 en 9 zijn aangepast aan de nieuwe categorie hybride glasoven. Bijlage 8
wordt in verband met de leesbaarheid volledig vervangen. Met de aanpassingen van bijlage
9 wordt geregeld dat de hoeveelheden elektriciteit worden bepaald met een meetinrichting
die voldoet aan de bepalingen met betrekking tot de nauwkeurigheidseisen die de Meetcode
Elektriciteit stelt voor een meetinrichting op een aansluiting.
2.9 Meten bij restwarmte met warmtepompsysteem (artikel I, onderdeel G, subonderdeel
3)
Ter verduidelijking is bepaald dat bij een productie-installatie voor restwarmte met
een warmtepompsysteem de productie wordt gemeten bij de uitgang van de warmtepomp.
2.10 Meetketen waterstof met een directe lijn met een wind- of zonnepark (artikel
I, onderdeel H)
In 2022 wordt de SDE++ voor het eerst opengesteld voor de productie van waterstof
door middel van elektrolyse voor een directe aansluiting op een wind- of zonnepark.
Doordat er een directe link is met de productie van hernieuwbare elektriciteit, is
het mogelijk om de meetketen in te richten op basis van garanties van oorsprong. De
onderliggende regelgeving over de uitgifte van garanties van oorsprong wordt nader
vormgegeven in de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong.
De hoeveelheid kWh aan garanties van oorsprong bepaalt de hoeveelheid waterstof die
voor subsidie in aanmerking komen.
2.11 Verrekening teveel betaalde voorschotten (artikel I, onderdeel I)
In artikel 8, vierde lid, van de regeling is reeds geregeld dat teveel betaalde voorschotten
kunnen worden verrekend met de te betalen voorschotten, voor wat betreft voorschotten
betaald tot en met 2012. Met onderdeel I van deze wijzigingsregeling wordt de beperking
tot betaald voorschotten tot en met 2012, opgeheven. Hiermee kan het vooraf verrekenen
van teveel betaalde voorschotten ook worden toegepast in de huidige voorschotverlening,
wat nodig wordt geacht in verband met de actuele stijging van de energieprijzen in
Nederland. In plaats van dat de producent bijvoorbeeld twee maanden geen voorschot
krijgt, kan de minister bepalen dat hij vier maanden lang de helft van het voorschot
krijgt, zodat het te veel verkregen budget wel in mindering wordt gebracht, maar over
een langere periode. Zo wordt voorkomen dat te veel betaalde bedragen tot hoge bedragen
kunnen oplopen. Dit kan er in die gevallen toe leiden dat de tijd dat geen voorschotten
meer worden betaald dusdanig lang wordt, dat het financiële problemen kan opleveren
voor bedrijven. De verrekening van de te veel betaalde bedragen kan over een langere
periode worden gespreid, waardoor producenten minder snel in de problemen komen. Daarbij
kan RVO bepalen welke voorschot passend is, als evenwicht tussen het belang van de
producent en de overheid.
2.12 Bijlagen 1 en 5 (artikel I, onderdelen K en L)
De bijlagen 1 en 5 zijn integraal vervangen vanwege de benodigde actualisatie van
verouderde begrippen, zoals het Besluit stimulering duurzame energieproductie dat
inmiddels het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie is.
Er zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.
3. Regeldruk
In 2020 is in de toelichting van het Besluit SDEK, waarop onderhavige regeling is
gebaseerd, zeer uitgebreid ingegaan op de administratieve lasten van de SDE++ (Stct. 2020, 340). Deze wijzigingsregeling betreft aanpassing van de regeling die verband houden met
de mogelijkheid om subsidie aan te vragen in 2022 en de regeldruk moet daarom in samenhang
worden gezien met de parallelle invoering van de Regeling aanwijzing categorieën stimulering
duurzame energieproductie en klimaattransitie 2022.
Op grond van de Regeling aanwijzing categorieën stimulering duurzame energieproductie
en klimaattransitie 2022 zullen er subsidieaanvragen worden ingediend voor in complexiteit
en investeringsbedrag zeer uiteenlopende projecten. Het bepalen van de administratieve
lasten verbonden aan die regeling is alleen mogelijk door van in omvang gemiddelde
projecten uit te gaan. Relevant daarbij is dat het openstellingsbudget fors hoger
is dan in eerdere jaren.
Kenmerkend is dat er voor een lange periode subsidie (veelal voor vijftien jaar) wordt
verleend. Een producent doet eenmaal een subsidieaanvraag en ontvangt vervolgens voor
vele jaren subsidie. De administratieve lasten bestaan uit eenmalige kosten die gemaakt
worden voor het indienen van een subsidieaanvraag en uit jaarlijkse kosten gedurende
de subsidieperiode. De administratieve lasten zullen zich daarom concentreren in het
jaar van aanvraag van de subsidie.
De kosten voor het indienen voor een subsidieaanvraag bestaan uit het invullen van
een digitaal aanvraagformulier en het verzamelen van de benodigde verplichte bijlagen,
zoals verleende vergunningen en een haalbaarheidsstudie. De bijlagen zelf zijn vaak
niet alleen benodigd voor het indienen van de subsidieaanvraag, maar behoren ook bij
de projectvoorbereiding zelf en zijn noodzakelijk om een project te kunnen realiseren.
Ook een haalbaarheidsstudie is gangbaar bij een goede voorbereiding van een project.
In die zin is er voor de haalbaarheidsstudie vooral sprake van meerkosten na te gaan
of alle verplichte onderdelen van de haalbaarheidsstudie die zijn vereist, aanwezig
zijn. Om dit te vergemakkelijken biedt RVO een standaard format aan. In 2022 wordt
er een rapport over de dakconstructie bij zon-op-dak verplicht gesteld. Bij deze techniek
is het aantal uur dat nodig is voor een aanvraag verhoogd van 10 naar 14 uur.
RVO stuurt jaarlijks een onderbouwde berekening over voorschot en bijstelling. In
de lastenberekening is tijd opgenomen voor partijen om hiervan kennis te nemen.
Op basis van de aanvragen die in de vorige openstellingsronde van de SDE++ zijn ingediend,
zijn de verwachte administratieve lasten van deze openstellingsronde als opgenomen
in onderstaande tabel. Hierbij wordt uitgegaan van een uurtarief van € 60, waarbij
bij de aanvraag eenmalig tien tot veertien uur tijd nodig is en er voor de jaarlijkse
verplichtingen vier uur per jaar (of twee uur bij aanvragen voor zon-pv) nodig zijn.
Categorie
|
aantal aanvragen
|
Gemiddelde uitval projecten
|
Goedgekeurde aanvragen
|
EENMALIG
|
PER JAAR
|
JAARLIJKS TOTAAL
|
Hernieuwbare elektriciteit
|
3.045
|
20%
|
80%
|
7.662.000
|
296.640
|
4.449.600
|
Hernieuwbaar gas
|
15
|
20%
|
80%
|
159.000
|
2.880
|
34.560
|
Hernieuwbare warmte
|
20
|
20%
|
80%
|
212.000
|
3.840
|
48.960
|
CO2-arme warmte
|
75
|
20%
|
80%
|
796.200
|
14.400
|
216.000
|
CO2-arme productie
|
45
|
20%
|
80%
|
484.200
|
8.640
|
123.840
|
Totaal van projecten
|
3.200
|
|
|
9.273.400
|
326.400
|
4.827.960
|
Gezien het beschikbare subsidiebudget van € 13.000.000.000,- wordt opengesteld, gaat
het om 0,11% van het subsidiebudget. Dit percentage regeldruk is lager dan de vorige
openstelling van de SDE++ in 2021 in verband met het hogere openstellingsbudget (toen
was dit 0,27% bij een openstellingsbudget van € 5.000.000.000,-).
Overigens is windenergie op zee buiten beschouwing gelaten in de berekening van de
regeldruk, omdat er op dit moment alleen subsidieloze tenders worden opengesteld.
Deze wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers,
omdat zij naar verwachting geen projecten met subsidie krachtens het Besluit SDEK
zullen uitvoeren.
Onderhavige wijzigingsregeling is aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) voorgelegd.
ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke
gevolgen voor de regeldruk heeft.
4. Technische voorschriften
Deze wijzigingsregeling is gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen
ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van richtlijn 2015/1535 van het Europees
Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het
gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
(codificatie) (PbEU 2015, L 241). Het gaat hier om technische specificaties of andere
eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen. Hiervoor geldt op
grond van artikel 7, vierde lid, van de richtlijn 2015/1535 geen standstill-termijn.
5. Vaste verandermomenten
Deze wijzigingsregeling treedt in werking op 1 juni 2022. Dat is niet in lijn met
het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Ook wordt afgeweken van de termijn
van twee maanden tussen publicatiedatum en tijdstip van inwerkingtreding. Deze afwijkingen
zijn nodig omdat de eerste fase van openstelling reeds op 28 juni 2022 is voorzien,
wat belangrijk is voor het halen van de doelstelling omtrent de reductie van CO2, en omdat vanwege de benodigde voorbereiding en afstemming voor deze regeling eerdere
publicatie niet mogelijk was.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten