Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 29 maart 2022, nummer 3917470, tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdzevenenzeventigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 47, eerste lid, onderdeel c, van de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 2.2, eerste lid, 3.80a, zesde lid, 3.96a, zesde lid, 3.107a, zesde lid, 4.44a, derde lid en 4.53, tweede lid, onderdeel c, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt 'artikel 6, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering’ vervangen door ‘artikel 5, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering 2021 of artikel 6, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt’.

2. In het tweede lid wordt ‘het advies, artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering’ vervangen door ‘de deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit inburgering 2021 of het advies als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering, zoals dat besluit luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Besluit inburgering 2021’.

3. In het derde lid wordt na ‘Wet inburgering’ ingevoegd ‘, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021’.

B

Artikel 3.48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt 'artikel 6, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering’ vervangen door ‘artikel 5, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering 2021 of artikel 6, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt’.

2. In het tweede lid wordt ‘het advies, artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering’ vervangen door ‘de deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit inburgering 2021 of het advies als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering, zoals dat besluit luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Besluit inburgering 2021’.

C

In artikel 4.1, eerste lid, onderdeel d, wordt ‘Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2014’ vervangen door ‘Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2019’.

D

Artikel 4.21, tweede lid, onderdeel b, vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.

E

Artikel 4.30, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van het volgen van het Internationaal Baccalaureaat diplomaprogramma neemt met betrekking tot zijn positie als referent in de administratie een bewijs van zijn accreditatie door de Internationale Baccalaureaat Organisatie op.

F

In artikel 7.1e wordt ‘Wet inburgering’ vervangen door ‘Wet inburgering 2021 en de Wet inburgering, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt’.

G

Bijlage 1, behorend bij artikel bij artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden als aangegeven in de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, B en F, werkt terug tot en met 1 januari 2022.

  • 3. Artikel I, onderdeel C, werkt terug tot en met 12 februari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 maart 2022

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

BIJLAGE 1, BEHOREND BIJ ARTIKEL 2.1, EERSTE LID, ONDERDEEL A, VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000

Luchthaven

Luchthavencode

Accra International Airport

ACC

Amman Queen Alia International Airport

AMM

Abu Dhabi International Airport

AUH

Bahrein International Airport

BAH

Belgrado Nicola Tesla International Airport

BEG

Boryspil International Airport

KBP

Casablanca International Airport

CMN

Cairo International Airport

CAI

Ezeiza International Airport

EZE

Damman- King Fahd International Airport

DMM

Dar Es Salaam International Airport

DAR

Dubai International Airport

DXB

Dubai Al Maktoum International Airport

DWC

Entebbe International Airport

EBB

Guangzhou Baiyun International Airport

CAN

Hong Kong International Airport

HKG

Hamad International Airport

DOH

Istanbul International Airport

IST

Istanbul Sabiha Gökçen International Airport

SAW

Izmir International Airport

ADB

Jeddah King Abdulaziz Airport

JED

Johan Adolf Pengel International Airport

PBM

Johannesburg International Airport

JNB

Kigali International Airport

KGL

Kuala Lumpur International Airport

KUL

Konya Airport

KYA

Kuwait International Airport

KWI

Lagos International Airport

LOS

Lungi International Airport

FNA

Marrakesh Menara Airport

RAK

Moskou Sheremetjevo International Airport

SVO

Muscat International Airport

MCT

Nairobi Jomo Kenyatta International Airport

NBO

New Delhi Indira Gandhi International Airport

DEL

Riyadh King Khalid International Airport

RUH

Rafael Núnez International Airport

CTG

Rafik Hariri International Airport

BEY

Roberts International Airport

RBO

Rio de Janeiro Galeao International Airport

GIG

Sao Paulo International Airport

GRU

Singapore Changi International Airport

SIN

Teheran Imam Khomeini International Airport

IKA

Tirana Nene Tereza International Airport

TIA

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt onder andere tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 in verband met de overgangssituatie na inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 en de gevolgen daarvan voor het inburgeringsvereiste ter verkrijging van een sterker verblijfsrecht, de wijziging van een informatie- en administratieplicht van de erkend referent en de actualisering van de lijst met afschriftplichtige luchthavens.

Sterker verblijfrecht en het inburgeringvereiste

De Wet inburgering 2021 is in werking getreden op 1 januari 2022 en vervangt de Wet inburgering 2013, zoals die wet luidde vóór de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 (hierna: Wet inburgering 2013). De Wet inburgering 2021 behelst een nieuw stelsel voor de inburgering van nieuwkomers dat onder verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgewerkt.1 De Wet inburgering 2021 verhoogt het na te streven taalniveau, overeenkomstig het regeerakkoord 2017–20212, van niveau A2 naar niveau B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (hierna: ERK) en introduceert een maatwerkgerichte benadering van drie leerroutes zodat nieuwkomers op het voor hen hoogst haalbare niveau aan de inburgeringsplicht kunnen voldoen: de B1-route, de onderwijsroute en de zelfredzaamheidsroute (z-route) waarbij inburgeraars op een lager taalniveau dan B1 kunnen inburgeren. In het overgangsrecht van artikel 54 van de Wet inburgering 2021 is bepaald dat de Wet inburgering wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de personen op wie deze wet van toepassing was op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

De inburgeringseisen van de Wet inburgering 2013 werken door naar de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 voor vreemdelingen die op tijdelijke basis rechtmatig verblijf hebben in Nederland en na vijf jaar een sterker verblijfsrecht wensen te verkrijgen, zoals bijvoorbeeld een verblijfsvergunning regulier of asiel voor onbepaalde tijd. Alle vreemdelingen – zowel inburgeringsplichtige als niet-inburgeringsplichtige – die een sterker verblijfsrecht wensen te verkrijgen, moeten op basis van de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 voldoen aan het inburgeringsvereiste. Aan het inburgeringsvereiste wordt op basis van de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 voldaan door het afleggen van het inburgeringsexamen of het behalen van een vrijstellend diploma, certificaat of ander aangewezen document als bedoeld in de Wet inburgering 2013 of door het verkrijgen van een vrijstelling of ontheffing op basis van die wet. Inburgeringsplichtige vreemdelingen, zoals bijvoorbeeld asielstatushouders en hun gezinsleden en vreemdelingen die in Nederland verblijven in het kader van gezinshereniging en gezinsvorming, voldoen dus aan het inburgeringsvereiste door het vervullen van hun inburgeringsplicht. Niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen, zoals bijvoorbeeld kennismigranten, vreemdelingen die arbeid in loondienst verrichten en studenten, hadden de mogelijkheid om te inburgeren onder het regime van de Wet inburgering 2013 met het oog op het verkrijgen van een sterker verblijfsrecht.

De inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 heeft vier gevolgen voor het inburgeringsvereiste ter verkrijgen van een sterker verblijfsrecht. In de eerste plaats moet buiten twijfel worden gesteld dat ook na de intrekking van de Wet inburgering 2013 het inburgeringsvereiste mag worden gesteld aan vreemdelingen die inburgeringsplichtig zijn geworden onder de Wet inburgering 2013. Het inburgeringsvereiste houdt voor vreemdelingen die vóór de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig zijn geworden in dat zij onder de Wet inburgering 2013 het inburgeringsexamen moeten hebben afgerond of een vrijstellend diploma, certificaat of ander aangewezen document als bedoeld in de Wet inburgering 2013 moeten hebben behaald of ontheven zijn van de inburgeringsplicht.

In de tweede plaats moet worden veiliggesteld dat de op basis van die wet behaalde inburgeringsexamens, diploma’s, certificaten en andere documenten, alsmede verleende vrijstellingen en ontheffingen geldig blijven voor het verkrijgen van een sterker verblijfsrecht. Alle vreemdelingen die onder Wet inburgering 2013 aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan of de inburgeringsplichtigen die onder het overgangsrecht van artikel 54 van de Wet inburgering 2021 vallen en de komende jaren onder de Wet inburgering 2013 hun inburgeringsplicht vervullen, komen met een (oud) inburgeringsdiploma of een (oud/eerder) vrijstellend diploma, certificaat of ander aangewezen document of een ontheffing als bedoeld in de Wet inburgering 2013 ook na 1 januari 2022 in aanmerking voor een sterker verblijfsrecht. Daartoe wordt aan de verwijzing naar de Wet inburgering 2013 en het Besluit inburgering 2013 in het Vreemdelingenbesluit 2000 toegevoegd dat het betreft de Wet inburgering zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de dag van de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 en het Besluit inburgering zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag van de inwerkingtreding van het Besluit inburgering 2021. Zo voorziet het onderhavige besluit in het behoud van het inburgeringsvereiste en van de geldigheid van voornoemde documenten na intrekking van de Wet inburgering 2013.

Daartoe wordt aan de verwijzing naar de Wet inburgering 2013 en het Besluit inburgering 2013 in het Vreemdelingenbesluit 2000 eerbiedigende werking toegekend door aan de verwijzingen toe te voegen dat het betreft de Wet inburgering zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de dag van de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 en het Besluit inburgering zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag van de inwerkingtreding van het Besluit inburgering 2021. Zo voorziet het onderhavige besluit in het behoud van het inburgeringsvereiste en van de geldigheid van voornoemde documenten na intrekking van de Wet inburgering 2013.

In de derde plaats wordt in het Vreemdelingenbesluit 2000 geregeld dat vreemdelingen die onder de nieuwe Wet inburgering 2021 hun inburgeringsplicht vervullen of daarvan worden vrijgesteld of ontheven, op basis van hun inburgeringsdiploma, -certificaat, vrijstelling of ontheffing nieuwe stijl voldoen aan het inburgeringsvereiste en dus in aanmerking komen voor een sterker verblijfsrecht. Voor inburgeringsplichtigen blijft het uitgangspunt gehandhaafd dat zij – ook onder de Wet inburgering 2021 – hebben voldaan aan het inburgeringsvereiste wanneer zij aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan, ongeacht het niveau waarop zij zijn ingeburgerd en welke leerroute zij hebben doorlopen. Nieuw is de mogelijkheid tot het verkrijgen van ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van bijzondere individuele omstandigheden die is geregeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet inburgering 2021. Indien de vreemdeling van de inburgeringsplicht is ontheven op grond van bijzondere individuele omstandigheden, wordt het inburgeringsvereiste ter zake van deze vreemdeling buiten toepassing gelaten.

In de vierde plaats voorziet dit besluit in voortzetting van de mogelijkheid voor niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen om in te burgeren onder het regime van de Wet inburgering 2013 met het oog op het verkrijgen van een sterker verblijfsrecht. Voor niet-inburgeringsplichtigen is het straks niet meer mogelijk om via de Wet inburgering 2021 in aanmerking te komen voor een sterker verblijfsrecht. Het voornemen is om voor niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen, zoals kennismigranten en verblijfsvergunninghouders die arbeid in loondienst verrichten, in de Vreemdelingenwet 2000 en in het Vreemdelingenbesluit 2000 een separaat inburgeringsregime in te stellen om hen ook in de toekomst in staat te stellen aan het inburgeringsvereiste te voldoen om in aanmerking te komen voor een sterker verblijfsrecht.3 De inrichting daarvan is nog niet gereed op het moment van inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 op 1 januari 2022. Om die reden blijft het voorlopig mogelijk voor niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen om in te burgeren onder het regime van de Wet inburgering 2013. Het oude regime blijft voorlopig op grond van artikel 54 van de Wet inburgering 2021 van kracht. Voor inburgeraars die in aanmerking wensen te komen voor een sterker verblijfsrecht zullen er voorlopig inburgeringsexamens op het taalniveau A2 van het ERK beschikbaar blijven.

Voor een nadere toelichting op de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 op de regels inzake het verkrijgen van een sterker verblijfsrecht, wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit van 25 januari 2022 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de overgangssituatie na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 en de gevolgen daarvan voor het inburgeringsvereiste ter verkrijging van een sterker verblijfsrecht (Stb. 2022, 44).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B (artikelen 3.16, eerste tot en met derde lid en 3.48, eerste en tweede lid)

Met artikel I, onderdelen A en B wordt ter zake van de verwijzingen naar de Wet inburgering 2013 en het Besluit inburgering 2013 eerbiedigende werking toegekend aan de Wet inburgering zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021, het Besluit inburgering zoals dat besluit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit inburgering 2021.

Hiermee wordt buiten twijfel gesteld dat de ontheffingsbeschikking als bedoeld in artikel 6, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering 2013 nog steeds als bewijsstuk kan worden verlangd van een vreemdeling die een beroep doet op artikel 3.80a, tweede lid, onder e, artikel 3.96a, tweede lid, onder e, of artikel 3.107a, tweede lid, onder e, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en onder het regime van die wet valt. Ook wordt voor vreemdelingen die onder het regime van de Wet inburgering 2021 vallen en een beroep doen op voornoemde gronden voor het buiten toepassing laten van het inburgeringsvereiste, geregeld dat zij daartoe de ontheffing als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, van de Wet inburgering 2021 dienen te overleggen. Het Vreemdelingenbesluit 2000 is reeds aangepast en verwijst naar voornoemde ontheffingsgronden van de Wet inburgering 2021 voor het buiten toepassing laten van het inburgeringsvereiste.

Voorts wordt buiten twijfel gesteld dat het advies als bedoeld artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering 2013 ook nog steeds als bewijsstuk kan worden verlangd van een vreemdeling die een beroep doet op artikel 3.80a, derde lid, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en onder het regime van die wet valt. Ook wordt voor vreemdelingen die onder het regime van de Wet inburgering 2021 vallen en een beroep doen op voornoemde gronden voor het buiten toepassing laten van het inburgeringsvereiste, de deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit inburgering 2021 kunnen overleggen. Het Vreemdelingenbesluit 2000 is ook op dit punt reeds aangepast en verwijst naar voornoemde ontheffingsgronden van de Wet inburgering 2021 voor het buiten toepassing laten van het inburgeringsvereiste.

Onderdeel C (artikel 4.1, eerste lid, onderdeel d)

In artikel 4.1, eerste lid, onderdeel d, is de aanwijzing als toezichthouder van ambtenaren van de Dienst Vervoer en Ondersteuning geregeld. Deze ambtenaren van de Dienst Vervoer en Ondersteuning dienen tevens buitengewoon opsporingsambtenaar van deze dienst te zijn. Hiertoe is in onderdeel d opgenomen dat de ambtenaar van de Dienst Vervoer en Ondersteuning tevens moet zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar in de zin van artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2014.

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2014 is op 12 februari 2019 vervallen. Op deze datum is het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2019 in werking getreden. De aanwijzing van ambtenaren van de Dienst Vervoer en Ondersteuning tot buitengewoon opsporingsambtenaar is, gelet op artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2019, nagenoeg gelijkluidend gebleven. Onderdeel d is vanwege dit nieuwe besluit aangepast. Dat dit niet reeds met de inwerkingtreding van dit besluit in 2019 is gebeurd, is een omissie. Ter voorkoming van onduidelijkheden wordt de actualisatie met terugkerende kracht ingevoerd tot en met 12 februari 2019.

Onderdelen D en E (artikelen 4.21, tweede lid, onderdeel b en 4.30, vierde lid)

Voor de toelating van scholieren die zelfstandig van buiten de Europese Unie naar Nederland komen voor het volgen van voortgezet onderwijs aan internationale scholen, geldt dat de school erkend referent moet zijn. Aan dat erkend referentschap zijn een aantal specifieke voorwaarden, die staan vermeld in artikel 1.9 verbonden. Met de wijziging van artikel 1.9 in de honderdachtendertigste wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2015, 32655) is het vereiste van bekostiging op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs losgelaten. Met deze regeling komt de bijbehorende informatieplicht (artikel 4.21, tweede lid) en de administratieplicht (artikel 4.30, vierde lid) te vervallen.

Onderdeel F (artikel 7.1e)

Voor de toepassing van artikel 107, tweede lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt geregeld dat daar zowel onder valt de Wet inburgering 2021 als de Wet inburgering 2013, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021.

Onderdeel G (bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a)

Bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, wijst de vervoerders aan die de documenten van hun passagiers dienen te fotograferen, te fotokopiëren of te scannen. Hiervoor zijn alle vervoerders aangewezen indien zij vanaf bepaalde luchthavens naar Nederland vliegen. Om de luchtvaartmaatschappijen niet onnodig te belasten, is de opsomming beperkt tot een aantal luchthavens waarvandaan niet gedocumenteerde vreemdelingen worden aangevoerd. Teneinde de maatregel zo effectief mogelijk te laten zijn, wordt de lijst met luchthavens steeds geactualiseerd aan de hand van ervaringsgegevens.

De ervaringsgegevens van augustus 2021 tot en met januari 2022 hebben geleid tot een aangepaste lijst van drieënveertig afschriftplichtige luchthavens. Tweeënveertig luchthavens die het laatste half jaar op de lijst worden genoemd, blijven gehandhaafd. De internationale luchthaven van Caïro wordt aan de lijst toegevoegd.

Artikel II

Artikel I, onderdelen A, B en F volgen de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 op 1 januari 2022, waarin voor deze regeling relevante delegatiegrondslagen in de Vreemdelingenwet 2000 worden geactualiseerd. Deze onderdelen treden vanwege de inhoudelijke samenhang met het Besluit van 25 januari 2022 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de overgangssituatie na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 en de gevolgen daarvan voor het inburgeringsvereiste ter verkrijging van een sterker verblijfsrecht (Stb. 2022, 44) met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2022 in werking. Op deze datum trad de Wet inburgering 2021 in werking.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Stb. 2021, 38.

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 34 en bijlage.

X Noot
3

Artikel 46 van de Wet inburgering 2021 wijzigt met dit oogmerk de voor dit besluit relevante delegatiegrondslagen in de Vreemdelingenwet 2000: de artikelen 16a, 21, 34 en 45b.

Naar boven