Artikel 1
De Geschillencommissie Auteursrechten, die in stand wordt gehouden door de Stichting
Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf, wordt aangewezen als geschillencommissie
in de zin van artikel 23, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid van de Wet toezicht
en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
Artikel 2
De Geschillencommissie Buma/Stemra wordt aangewezen als geschillencommissie in de
zin van artikel 23, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting
collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
Artikel 3
Onverminderd het bepaalde in dit besluit worden de samenstelling, de inrichting, de
procedures en de werkwijze van de Geschillencommissie Auteursrechten geregeld in het
Reglement Geschillencommissie Auteursrechten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze
regeling.
Artikel 4
Onverminderd het bepaalde in dit besluit worden de samenstelling, de inrichting, de
procedures en de werkwijze van de geschillencommissie geregeld in het Reglement Geschillencommissie
Buma/Stemra, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regeling.
Artikel 5
De Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 20 juni 2013, nr.
398467, houdende aanwijzing van de geschillencommissie zoals bedoeld in artikel 22
van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs-
en naburige rechten vervalt.
Artikel 6
Deze regeling treedt in werking op 1 april 2022.
BIJLAGE 1
REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE AUTEURSRECHTEN
per 1 april 2022
Begripsomschrijving
Artikel 1.
-
1. In dit reglement wordt verstaan onder:
- stichting:
-
de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf;
- Wet toezicht:
-
Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs-en naburige
rechten
- commissie:
-
de Geschillencommissie Auteursrechten ingevolge artikel 23 lid 1, onderdeel a, en
lid 2 van de Wet toezicht aangewezen door de Minister van Justitie en Veiligheid,
ingesteld en in stand gehouden door de stichting;
- VOI©E:
-
de Vereniging van Organisaties die Intellectueel eigendom Collectief Exploiteren;
- CBO:
-
een organisatie bedoeld in artikel 1, onderdeel d van de Wet toezicht die voor de
behandeling van geschillen door de commissie bij de stichting is aangesloten uit hoofde
van het lidmaatschap van VOI©E dan wel zich daarvoor heeft laten registreren bij de
stichting.
- betalingsplichtige:
-
de (rechts)persoon aan wie een vergoeding in rekening is gebracht door een CBO, als
bedoeld in artikel 23 lid 2 Wet toezicht.
- aanbieder van onlinediensten inzake muziekwerken:
-
een feitelijke of potentiële aanbieder van onlinediensten inzake muziekwerken in de
zin van de Wet toezicht.
-
2. Waar in dit reglement wordt verwezen naar bepalingen in een wet wordt de betreffende
wet expliciet vermeld; bij verwijzingen zonder nadere aanduiding wordt verwezen naar
bepalingen in dit reglement.
Samenstelling en taak
Artikel 2
-
1. De commissie bestaat uit een door de stichting te bepalen aantal onafhankelijke leden:
een of meer door de stichting aangezochte voorzitters en één of meer door VNO-NCW
en MKB-Nederland gezamenlijk respectievelijk door VOI©E voorgedragen leden. Alle leden
worden benoemd door het bestuur van de stichting. De voorzitter(s) dient(nen) de hoedanigheid
van meester in de rechten of LLM te hebben. De leden van de geschillencommissie zijn
onafhankelijk, onpartijdig en deskundig, in het bijzonder op het gebied van het tot
stand komen, toepassen en de billijkheid van door CBO’s in rekening gebrachte vergoedingen
voor gebruik van werken van letterkunde, wetenschap of kunst en ander materiaal. Aan
de commissie wordt een (plaatsvervangend) secretaris toegevoegd, die eveneens de hoedanigheid
van meester in de rechten heeft. Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd
door de stichting.
-
2. Aan de behandeling van voorgelegde geschillen nemen deel: een voorzitter alsmede één
lid voorgedragen door VNO-NCW en MKB-Nederland gezamenlijk en één lid door VOI©E.
Indien de voorzitter van oordeel is dat het belang en/of de aard van het geschil zulks
wenselijk maakt, wordt in afwijking van het voorgaande ter behandeling van het geschil
een commissie van vijf aangewezen, bestaande uit de voorzitter, alsmede twee leden
voorgedragen door VNO-NCW en MKB-Nederland gezamenlijk en twee leden door VOI©E. Een
bij het geschil betrokken partij kan verzoeken om een behandeling van het geschil
door een commissie van vijf, waarna de voorzitter besluit of het belang en/of de aard
van het geschil zulks wenselijk maakt.
Artikel 3
-
1. De commissie heeft tot taak de beslechting van geschillen in de zin van:
-
a. artikel 23 lid 1, onderdeel a van de Wet toezicht tussen in Nederland gevestigde CBO’s
die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken aanbieden of
verlenen en feitelijke en potentiële aanbieders van onlinediensten inzake muziekwerken
betreffende de toepassing van de artikelen 2l, 5c, 5d en 5e van de Wet toezicht.
-
b. artikel 23 lid 2 van de Wet toezicht tussen CBO’s die bij de stichting zijn aangesloten
en betalingsplichtigen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van door
of namens de CBO’s op grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten in
rekening gebrachte vergoedingen;
Zij doet dit door in een dergelijk geschil een uitspraak te doen of door een schikking
tussen partijen te bevorderen.
-
2. De commissie heeft tevens tot taak in geschillen, als in het eerste lid onderdeel
b genoemd, desgevraagd advies uit te brengen aan de rechter.
-
3. De commissie heeft verder tot taak advies uit te brengen aan het College van Toezicht
in het kader van artikel 3 lid 4 van de Wet toezicht.
Bevoegdheid
Artikel 4
-
1. De commissie is op grond van de Wet toezicht bevoegd geschillen als genoemd in artikel
3, eerste lid te behandelen.
-
2. Indien in het kader van het geschil door partijen tevens vragen van uitleg met betrekking
tot het toepasselijke wettelijk kader voor auteurs- en naburige rechten worden ingebracht,
worden die vragen aan de rechter voorbehouden, tenzij een uitspraak van de commissie
naar haar oordeel zonder uitspraak van de rechter mogelijk is.
Ontvankelijkheid
Artikel 5
De commissie verklaart de betrokken partij ambtshalve niet ontvankelijk:
-
a. indien het een geschil betreft over de niet-betaling van een factuur en daaraan geen
inhoudelijke klacht ten grondslag ligt;
-
b. indien het een geschil betreft als bedoeld in artikel 3 lid 1, onderdeel b over een
factuur van meer dan € 100.000,- exclusief rente en kosten op jaarbasis;
-
c. indien het een geschil betreft waarover de betrokken partij(en) reeds bij de rechter
een procedure aanhangig heeft (hebben) gemaakt of waarin de rechter reeds een uitspraak
over de inhoud van het geschil heeft gedaan;
-
d. indien het een geschil betreft over de hoogte van de in de artikelen 15c (thuiskopie),
16c (leenrecht) en 16h (reprorecht) van de Auteurswet bedoelde vergoedingen.
Artikel 6
-
1. De commissie verklaart de aanbieder van onlinediensten inzake muziekwerken in een
geschil dat niet een in rekening gebrachte vergoeding tot onderwerp heeft, op verzoek
van de CBO – gedaan bij eerste gelegenheid – niet ontvankelijk:
-
a. wanneer hij zijn klacht niet eerst heeft ingediend bij de CBO en de klachtenregeling
van de CBO heeft doorlopen;
-
b. wanneer hij vervolgens het geschil niet binnen 3 maanden nadat de CBO de beslissing
op de klacht aan klager heeft gestuurd bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.
-
2. De commissie verklaart de betalingsplichtige, alsmede de aanbieder van onlinediensten
inzake muziekwerken in een geschil dat een in rekening gebrachte vergoeding tot onderwerp
heeft, op verzoek van de CBO – gedaan bij eerste gelegenheid – niet ontvankelijk:
-
a. wanneer hij zijn klacht niet binnen drie maanden nadat de vergoeding in rekening is
gebracht heeft ingediend bij de CBO en de klachtenregeling van de CBO heeft doorlopen;
-
b. wanneer hij vervolgens het geschil niet binnen drie maanden na het ontstaan daarvan
bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.
-
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de commissie, wanneer een zodanig verzoek
wordt gedaan, besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de betalingsplichtige
dan wel de aanbieder van onlinediensten inzake muziekwerken ter zake van de niet naleving
van bedoelde termijnen naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt
treft.
De behandeling van geschillen
Artikel 7
-
1. Partijen hebben het recht zich bij de behandeling van een geschil door derden te laten
bijstaan of vertegenwoordigen.
-
2. Het geschil dient aan de commissie te worden voorgelegd door middel van een door de
commissie te verstrekken vragenformulier.
Artikel 8
-
1. Degene die een geschil voorlegt, is een door de Minister van Justitie en Veiligheid
vastgesteld bedrag aan klachtengeld verschuldigd.
-
2. Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt door de commissie niet terugbetaald.
Artikel 9
Indien het geschil (een) in rekening gebrachte vergoeding(en) betreft van € 50.000,-
of meer exclusief rente en kosten en de betalingsplichtige de betaling daarvan geheel
of gedeeltelijk achterwege gelaten heeft, dan dient de betalingsplichtige het nog
openstaande factuurbedrag bij de commissie te deponeren, tenzij partijen anderszins
overeenkomen. Over dit bedrag wordt geen rente vergoed.
Artikel 10
Indien degene die een geschil voorlegt niet binnen één maand na een daartoe strekkend
verzoek voldoet aan het bepaalde in de artikelen 7 lid 2 en 8 lid 1 en 9, wordt hij
geacht het geschil dat hij aanhangig heeft gemaakt te hebben ingetrokken. De commissie
kan de termijn van één maand bekorten of verlengen.
Artikel 11
-
1. Na faillietverklaring van de betalingsplichtige wordt de behandeling van het geschil
geschorst, om alleen dan voortgezet te worden indien de verificatie van de vordering
betwist wordt door de curator. In dat geval kan de curator in plaats van de gefailleerde
partij de procedure bij de geschillencommissie voortzetten.
-
2. Na faillietverklaring van de betalingsplichtige wordt het in depot gestorte bedrag
aan de curator als vertegenwoordiger van de betalingsplichtige betaald.
Artikel 12
-
1. De commissie stelt de wederpartij schriftelijk in kennis van het in behandeling nemen
van het geschil, en stelt hem gedurende één maand in de gelegenheid zijn standpunt
over het geschil schriftelijk aan de commissie kenbaar te maken. De commissie kan
de termijn van één maand bekorten of verlengen, alsmede partijen opdragen zich schriftelijk
nader uit te laten over gewisselde standpunten.
-
2. De in het eerste lid bedoelde standpunten worden door de commissie in afschrift aan
de wederpartij toegezonden.
Artikel 13
-
1. Indien de commissie dit nodig acht of indien één partij of beide partijen hiertoe
de wens te kennen geeft of geven, worden beide partijen opgeroepen teneinde mondeling
te worden gehoord. De commissie stelt plaats, dag en uur vast en stelt partijen daarvan
op de hoogte.
-
2. De commissie kan partijen op hun verzoek toestaan getuigen of deskundigen mee te nemen
teneinde dezen door haar te doen horen. De namen en adressen dienen uiterlijk één
week voor de zitting van de commissie aan haar te zijn opgegeven.
Artikel 14
-
1. De commissie kan indien zij dat noodzakelijk acht zelf inlichtingen inwinnen, ondermeer
door het horen van getuigen of deskundigen, door het instellen van een onderzoek of
door het doen instellen van een onderzoek door één of meer door haar aan te wijzen
deskundige(n). De commissie geeft daarvan kennis aan partijen. Partijen kunnen bij
het horen van getuigen of deskundigen desgewenst aanwezig zijn.
-
2. De partijen bij het geschil dragen de kosten van het onderzoek ieder voor de helft,
tenzij partijen anders overeenkomen. De kosten van het onderzoek worden door de commissie
begroot en aan partijen medegedeeld. Het onderzoek vangt niet eerder aan, dan nadat
partijen hun bijdrage aan de onderzoekskosten binnen de door de commissie vastgestelde
termijn hebben bevoorschot aan de commissie. Een betalingsplichtige dan wel een aanbieder
van onlinediensten inzake muziekwerken heeft de mogelijkheid om het geschil te beëindigen,
indien de kosten van het deskundigenonderzoek die voor zijn rekening komen, hem daartoe
aanleiding geven. In dat geval wordt de CBO geacht ermee in te stemmen dat de procedure
wordt beëindigd.
-
3. De commissie verstrekt een afschrift van het deskundigenrapport aan partijen, die
daarop binnen twee weken schriftelijk bij de commissie kunnen reageren. De commissie
kan de termijn van twee weken bekorten of verlengen.
Uitspraak
Artikel 15
-
1. De commissie betrekt in een geschil als bedoeld in artikel 3 lid 1, onderdeel b bij
haar beoordeling of de hoogte en de toepassing van een in rekening gebrachte vergoeding
billijk zijn in ieder geval de criteria van artikel 2l, tweede lid van de Wet Toezicht.
-
2. De commissie beslist met meerderheid van stemmen.
-
3. De uitspraak wordt door de voorzitter ondertekend en schriftelijk aan partijen medegedeeld.
-
4. De uitspraak bevat, naast de beslissing, in elk geval:
-
a. de namen van de leden van de commissie;
-
b. de namen en woon-, c.q. vestigingsplaatsen van partijen;
-
c. de dagtekening van de uitspraak;
-
d. de motivering van de gegeven beslissing.
Artikel 16
De commissie beslist over haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid van partijen en het
geheel of gedeeltelijk (on)gegrond zijn van de klacht.
Artikel 17
Indien de partijen bij de mondelinge behandeling tot een schikking komen, kan de commissie
de inhoud daarvan in de vorm van een vaststellingsovereenkomst vastleggen. Het bepaalde
in artikel 18 is in dat geval niet van toepassing.
Artikel 18
-
1. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door de betalingsplichtige dan wel de aanbieder
van onlinediensten inzake muziekwerken en deze wordt door de commissie geheel of gedeeltelijk
in het gelijk gesteld, wordt in de uitspraak tevens bepaald dat de CBO aan de betalingsplichtige
dan wel de aanbieder van onlinediensten inzake muziekwerken het door deze ingevolge
artikel 8 betaalde klachtengeld geheel of gedeeltelijk moet vergoeden.
-
2. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door de CBO en de CBO door de commissie geheel
of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt in de uitspraak tevens bepaald
dat de betalingsplichtige dan wel de aanbieder van onlinediensten inzake muziekwerken
aan de CBO het door deze ingevolge artikel 8 betaalde klachtengeld geheel of gedeeltelijk
moet vergoeden.
Artikel 19
-
1. In de uitspraak bepaalt de commissie mede de bestemming van een ingevolge artikel
9 bij haar in depot gestort bedrag.
-
2. Het in depot gestorte bedrag wordt drie maanden nadat de uitspraak aan partijen werd
verzonden verrekend, met inachtneming van de beslissing van de commissie.
-
3. In afwijking van het tweede lid wordt het in depot gestorte bedrag aan de klager terugbetaald
indien een of beide partijen, binnen drie maanden nadat de uitspraak aan partijen
werd verzonden, het geschil bij de rechter aanhangig maken.
-
4. Bij geschillen over verrekening van het depotbedrag overeenkomstig de uitspraak, beslist
de commissie op verzoek van de meest gerede partij.
-
5. Indien de commissie zich niet bevoegd verklaart of degene die het geschil aanhangig
maakt niet ontvankelijk verklaart, wordt het in depot gestorte bedrag aan de klager
terugbetaald.
Artikel 20
De door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten komen
voor hun eigen rekening, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt.
Artikel 21
-
1. De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op een binnen twee weken
na de verzenddatum van de uitspraak door een partij schriftelijk gedaan verzoek een
kennelijke reken- of schrijffout in de uitspraak herstellen, dan wel – indien de gegevens
genoemd in artikel 15 lid 4 onder a tot en met c onjuist zijn vermeld – tot verbetering
van die gegevens overgaan.
-
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in afschrift aan de wederpartij gezonden
en schort de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van de uitspraak op, totdat op het
verzoek is beslist.
-
3. De wederpartij wordt twee weken in de gelegenheid gesteld op het verzoek als bedoeld
in het eerste lid te reageren.
-
4. Herstel of verbetering geschiedt door schriftelijke mededeling aan partijen.
Artikel 22
Wordt het geschil niet binnen drie maanden nadat afschrift van de (herstelde of verbeterde)
uitspraak van de commissie aan partijen werd verzonden bij de rechter aanhangig gemaakt,
dan wordt hetgeen in de uitspraak is vastgesteld na het verstrijken van deze termijn
geacht te zijn overeengekomen tussen partijen in de vorm van een vaststellingsovereenkomst.
Geheimhouding, wraking en verschoning
Artikel 23
De leden van de commissie en de (plaatsvervangend) secretaris zijn tot geheimhouding
verplicht ten aanzien van alle de partijen betreffende gegevens die hen bij de behandeling
van het geschil ter kennis zijn gekomen.
Artikel 24
-
1. Elk van de leden van de commissie, die met de behandeling van het geschil belast zijn,
kan door één of door beide partijen in het geschil worden gewraakt indien gerechtvaardigde
twijfel bestaat aan zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid. Wraking kan worden
gedaan uiterlijk binnen een week na de zitting waarop het geschil is behandeld. Om
dezelfde redenen kan een aan de commissie toegevoegde secretaris worden gewraakt.
Lid 1 en volgende van deze bepaling zijn in dit geval van overeenkomstige toepassing.
-
2. Een wrakingsverzoek dient schriftelijk en gemotiveerd ingediend te worden. Tijdens
een zitting kan het verzoek ook mondeling worden gedaan, maar dient het verzoek vervolgens
uiterlijk binnen een week na zitting schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend.
De behandeling van het geschil zal worden aangehouden totdat op het verzoek door de
wrakingscommissie is beslist.
-
3. Een tijdig wrakingsverzoek wordt voorgelegd aan de wrakingscommissie van de stichting.
De wrakingscommisie neemt het verzoek tot wraking zo spoedig mogelijk in behandeling.
De procedure voor de behandeling van een wrakingsverzoek is vastgelegd in het reglement
van de wrakingscommissie van de stichting.
-
4. Op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid kan een lid van
de commissie zich ter zake van de behandeling van een geschil verschonen. Hij is verplicht
dit te doen, indien de beide overige leden van de commissie, die aan de behandeling
van het geschil zullen deelnemen, van oordeel zijn dat de bedoelde feiten of omstandigheden
zich te zijnen aanzien voordoen.
-
5. In geval van terechte wraking of verschoning wordt het betrokken lid (of leden) vervangen
door een ander lid (of leden) van de commissie.
-
6. Zodra partijen op de hoogte zijn gesteld van de beslissing van de wrakingscommissie,
zal de behandeling van het geschil zo spoedig mogelijk worden voortgezet.
Procedure bij adviesaanvragen van de rechter
Artikel 25
-
1. De commissie dient in het geval dat partijen een geschil als bedoeld in artikel 3
lid 1 onderdeel b hebben voorgelegd aan de rechter, de rechter hieromtrent op zijn
verzoek van advies. Dit advies wordt beschouwd als een deskundigenbericht in de zin
van artikel 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
-
2. Artikel 14, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Procedure bij advies op grond van artikel 3, vierde lid, Wet toezicht
Artikel 26
De commissie dient in het geval van een verzoek op grond van artikel 3 lid 4 van de
Wet toezicht het College van Toezicht, als bedoeld in die wet, van advies. Dit is
een advies in de zin van afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Slotbepalingen
Artikel 27
Indien een geschil door een CBO bij de commissie aanhangig wordt gemaakt is hetgeen
in dit reglement ten aanzien van betalingsplichtigen is bepaald van overeenkomstige
toepassing op de CBO.
Artikel 28
De uitspraak van de commissie kan zonder vermelding van de namen en woon- c.q. vestigingsplaatsen
van partijen op een door de stichting te bepalen wijze worden gepubliceerd.
Artikel 29
De stichting, de leden van de commissie en de (plaatsvervangend) secretaris zijn niet
aansprakelijk voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een geschil waarop
dit reglement van toepassing is.
Artikel 30
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de commissie die het
geschil behandelt, met inachtneming van eisen van redelijkheid en billijkheid.
Bijlage 2
Tarieven klachtengeld geschillencommissie auteursrechten
TOELICHTING
I. Algemeen
De Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs-
en naburige rechten (hierna: Wet toezicht) regelt in artikel 23 de aanwijzing van
geschillencommissies. In artikel 23, eerste lid, van die wet is bepaald dat een geschillencommissie
wordt aangewezen voor de beslechting van geschillen tussen in Nederland gevestigde
collectieve beheersorganisaties die multiterritoriale licenties voor onlinerechten
inzake muziekwerken aanbieden of verlenen en bepaalde derden. In artikel 23, tweede
lid, is bepaald dat een geschillencommissie kan worden aangewezen voor de beslechting
van de niet in het eerste lid genoemde geschillen, tussen collectieve beheersorganisaties
en betalingsplichtigen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van door
collectieve beheersorganisaties in rekening gebrachte vergoedingen. De aangewezen
geschillencommissie is tevens de instantie waaraan de rechter die wordt geconfronteerd
met een geschil als bedoeld in artikel 23 van de Wet toezicht advies zal vragen voordat
hij uitspraak doet (artikel 24 Wet toezicht). Artikel 23, derde lid, van de Wet toezicht
bepaalt voorts dat bij de aanwijzing van de geschillencommissie nadere regels kunnen
worden gesteld omtrent de samenstelling, inrichting, procedures, bekostiging, werkwijze
van en toezicht op de geschillencommissie.
In deze regeling wordt de Geschillencommissie Auteursrechten, die in stand wordt gehouden
door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf (hierna: SGB), aangewezen
als geschillencommissie in de zin van artikel 23, tweede lid, van de Wet toezicht.
De aanwijzing ziet op de beslechting van geschillen tussen collectieve beheersorganisaties
en betalingsplichtigen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van door
collectieve beheersorganisaties in rekening gebrachte vergoedingen, met uitzondering
van geschillen over de hoogte van de in de artikelen 15c, 16c en 16h van de Auteursrecht
en de geschillen die vallen onder het toepassingsbereik van artikel 23, eerste lid,
van de Wet toezicht. De Geschillencommissie Auteursrechten behandelt reeds geruime
tijd geschillen op dit punt. Artikel 22 Wet toezicht (oud) bevatte daarvoor een regeling.1 Als gevolg van een wijziging van de Wet toezicht is deze aanwijzing nu neergelegd
in artikel 23, tweede lid, van de Wet toezicht.2 Gelet daarop is in deze regeling de grondslag aangepast.
Bij de implementatie van de richtlijn collectief beheer3 is in artikel 23, eerste lid, bepaald dat de Minister een nieuwe geschillencommissie
aanwijst voor zover het gaat om de beslechting van geschillen met collectieve beheersorganisaties
die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken uitgeven, waarbij
als wederpartij optreedt:
-
a. feitelijke en potentiële aanbieders van onlinediensten betreffende de toepassing van
de artikelen 2l (tarieven), 5c (verstrekte informatie), 5d (rectificatie gegevens
in databanken) en 5e (rapportage gebruik multiterritoriale licenties);
-
b. één of meer rechthebbenden betreffende de toepassing van de artikelen 5c tot en met
5i (bepalingen met betrekking tot de uitgifte van multiterritoriale licenties);
-
c. een andere collectieve beheersorganisatie betreffende de toepassing van de artikelen
5c tot en met 5h (bepalingen met betrekking tot de uitgifte van multiterritoriale
licenties).
Mulitterritoriale licenties zijn licenties die gelden voor het grondgebied van meer
dan één lidstaat van de Europese Unie (artikel 1, onderdeel n, Wet toezicht). In de
artikelen 5a en verder van de Wet toezicht is hierover een regeling opgenomen. In
Nederland is Buma/Stemra de aangewezen partij om dit soort licenties uit te geven.4 Gelet daarop zal Buma/Stemra gewoonlijk partij zijn in een opkomend geschil met betrekking
tot multiterritoriale licenties. Buma/Stemra kent reeds een geschillenregeling die
openstaat voor de leden van Buma, alsmede voor de collectieve beheersorganisaties
waarmee Buma een vertegenwoordigingsovereenkomst heeft gesloten. Deze geschillencommissie
bestaat uit een onafhankelijk voorzitter, terwijl ook de leden van de geschillencommissie
niet in dienst mogen zijn van Buma of Stemra. Daarmee is de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
van de geschillencommissie gewaarborgd.5 In deze regeling wordt daarom de Geschillencommissie Buma/Stemra aangewezen als de
geschillencommissie voor zaken die voortvloeien uit artikel 23, eerste lid, onderdelen
b en c, van de Wet toezicht.
De Geschillencommissie Auteursrechten wordt aangewezen als geschillencommissie op
basis van artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht. Deze geschillencommissie
is – zo bleek uit het voorgaande – reeds belast met geschillen tussen collectieve
beheersorganisaties en gebruikers over de hoogte en de toepassing van door collectieve
beheersorganisaties in rekening gebrachte vergoedingen. Omdat artikel 23, eerste lid,
onderdeel a, van de Wet toezicht betrekking heeft op geschillen met de gebruikers
van de licentie – in dit geval de aanbieders van onlinediensten – ligt het voor de
hand om de Geschillencommissie Auteursrechten ook te belasten met deze procedure.6
II. Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel wordt de Geschillencommissie Auteursrechten aangewezen als geschillencommissie
in de zin van artikel 23 lid 1, onderdeel a, en lid 2 van de Wet toezicht. Deze geschillencommissie
wordt in stand gehouden door de SGB.
Artikel 2
In dit artikel wordt de Geschillencommissie Buma/Stemra aangewezen als geschillencommissie
in de zin van artikel 23 lid 1, onderdelen b en c, van de Wet toezicht.
Artikel 3 en 4
Uitgangspunt van de aanwijzing is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de gebruikelijke
werkwijze van de SGB en bij regelingen die partijen in dit verband zelf hebben opgesteld.
Daarom wordt in artikel 3 het in bijlage 1 van de regeling opgenomen Reglement Geschillencommissie
Auteursrechten van toepassing verklaard. In artikel 4 wordt het in bijlage 2 van de
regeling opgenomen Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra van toepassing verklaard.
Artikel 5
Dit artikel strekt ertoe dat de eerdere regeling, die is gepubliceerd in Staatscourant 2013, nr. 17554 (28 juni 2013), vervalt op het moment dat deze regeling in werking treedt (zie artikel
6).
Artikel 6
Dit artikel bepaalt dat de regeling in werking treedt op 1 april 2022.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind