BIJLAGE 1
REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE AUTEURSRECHTEN
per 1 juli 2013
Begripsomschrijving
Artikel 1.
In dit reglement wordt verstaan onder:
- stichting:
-
de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf;
- commissie:
-
de Geschillencommissie Auteursrechten ingevolge art. 22 Wet toezicht en geschillenbeslechting
collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten aangewezen door de Minister
van Veiligheid en Justitie, ingesteld en in stand gehouden door de stichting;
- VOI©E:
-
de Vereniging van Organisaties die Intellectueel eigendom Collectief Exploiteren;
- CBO:
-
de door de minister van Veiligheid en Justitie op grond van de Auteurswet of de Wet
op de naburige rechten aangewezen rechtspersoon, die belast is met de inning en de
verdeling van vergoedingen, alsmede de rechtspersoon die door de minister van Veiligheid
en Justitie is aangewezen overeenkomstig artikel 17, eerste lid Wet toezicht collectieve
beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die voor de behandeling van geschillen
door de commissie bij de stichting is aangesloten uit hoofde van het lidmaatschap
van VOI©E dan wel zich daarvoor heeft laten registreren bij de stichting;
- betalingsplichtige:
-
de (rechts)persoon die toestemming nodig heeft en/of een vergoeding verschuldigd is
uit hoofde van het auteursrecht en / of de naburige rechten en die een rechtsverhouding
heeft met de CBO op grond van een wettelijke verplichting, een licentieovereenkomst
dan wel als partij bij een standaardovereenkomst of -regeling.
Samenstelling en taak
Artikel 2.
-
1. De commissie bestaat uit een door de stichting te bepalen aantal onafhankelijke leden:
een door de stichting aangezochte voorzitter en één of meer vice-voorzitters en één
of meer door VNO-NCW en MKB-Nederland gezamenlijk respectievelijk door VOI©E voorgedragen
leden. Alle leden worden benoemd door het bestuur van de stichting. De (vice)voorzitter(s)
dient(nen) de hoedanigheid van meester in de rechten te hebben.
Aan de commissie wordt een (plaatsvervangend) secretaris toegevoegd, die eveneens
de hoedanigheid van meester in de rechten heeft.
Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door de stichting.
-
2. De voorzitter wijst ter behandeling van het geschil uit de leden van de commissie
een individuele commissie van drie aan bestaande uit de voorzitter, dan wel één van
de vice-voorzitters alsmede één lid voorgedragen door VNO-NCW en MKB-Nederland gezamenlijk
en één lid door VOI©E. Indien de voorzitter van oordeel is dat het belang en/of de
aard van het geschil zulks wenselijk maakt, wordt in afwijking van het voorgaande
ter behandeling van het geschil een commissie van vijf aangewezen, bestaande uit de
voorzitter, dan wel één van de vice-voorzitters, alsmede twee leden voorgedragen door
VNO-NCW en MKB-Nederland gezamenlijk en twee leden door VOI©E.
Artikel 3.
-
1. De commissie heeft tot taak de beslechting van geschillen in de zin van artikel 22
van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs-
en naburige rechten tussen CBO’s die bij de stichting zijn aangesloten en betalingsplichtigen
over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van door of namens de CBO’s op
grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten op of na 1 juli 2013 in rekening
gebrachte vergoedingen.
Zij doet dit door in een dergelijk geschil een uitspraak te doen of door een schikking
tussen partijen te bevorderen.
-
2. In afwijking van het tweede lid neemt de commissie geschillen over de toepassing van
een in rekening gebrachte vergoeding wel in behandeling als de vergoeding voor 1 juli
2013 in rekening is gebracht, mits het een in rekening gebrachte vergoeding betreft
van op of na 1 oktober 2011.
-
3. De commissie heeft tevens tot taak in geschillen, als in het eerste lid genoemd, desgevraagd
advies uit te brengen aan de rechter.
Bevoegdheid
Artikel 4.
-
1. De commissie is op grond van de wet bevoegd geschillen als genoemd in artikel 3, eerste
lid te behandelen.
-
2. Indien in het kader van het geschil door partijen tevens vragen van uitleg met betrekking
tot het toepasselijke wettelijk kader voor auteurs- en naburige rechten worden ingebracht,
worden die vragen aan de rechter voorbehouden, tenzij een uitspraak van de commissie
naar haar oordeel zonder uitspraak van de rechter mogelijk is.
Ontvankelijkheid
Artikel 5.
De commissie verklaart de betrokken partij ambtshalve niet ontvankelijk:
-
a. indien het een geschil betreft over de niet-betaling van een factuur en daaraan geen
inhoudelijke klacht ten grondslag ligt;
-
b. indien het een geschil betreft over een factuur van meer dan € 100.000,– exclusief
rente en kosten;
-
c. indien het een geschil betreft waarover de betrokken partij(en) reeds bij de rechter
een procedure aanhangig heeft (hebben) gemaakt of waarin de rechter reeds een uitspraak
over de inhoud van het geschil heeft gedaan.
-
d. indien het een geschil betreft over de hoogte van de in de artikelen 15c (thuiskopie),
16c (leenrecht) en 16h (reprorecht) van de Auteurswet bedoelde vergoedingen.
Artikel 6.
-
1. De commissie verklaart de betalingsplichtige op verzoek van de CBO – gedaan bij eerste
gelegenheid – niet ontvankelijk wanneer hij zijn klacht niet binnen drie maanden nadat
de vergoeding in rekening is gebracht heeft ingediend bij de CBO en de klachtenregeling
van de CBO heeft doorlopen en vervolgens het geschil niet binnen drie maanden na het
ontstaan daarvan bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. De commissie beoordeelt
het verzoek van de CBO met inachtneming van de ‘Klachten- en geschillenregeling voor
gebruikers en/of betalingsplichtigen’ zoals vastgelegd in de CBO-Keurmerkcriteria.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de commissie, wanneer een zodanig verzoek wordt
gedaan, besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de betalingsplichtige
ter zake van de niet naleving van bedoelde termijnen naar het oordeel van de commissie
redelijkerwijs geen verwijt treft.
De behandeling van geschillen
Artikel 7.
-
1. Partijen hebben het recht zich bij de behandeling van een geschil door derden te laten
bijstaan of vertegenwoordigen.
-
2. Het geschil dient aan de commissie te worden voorgelegd door middel van een door de
commissie te verstrekken vragenformulier.
Artikel 8.
-
1. Degene die een geschil voorlegt, is een door de Minister van Veiligheid en Justitie
vastgesteld bedrag aan klachtengeld verschuldigd.
-
2. Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt door de commissie niet terugbetaald.
Artikel 9.
Indien het geschil (een) in rekening gebrachte vergoeding(en) betreft van € 50.000,–
of meer exclusief rente en kosten en de betalingsplichtige de betaling daarvan geheel
of gedeeltelijk achterwege heeft gelaten, dan dient de betalingsplichtige het nog
openstaande factuurbedrag bij de commissie te deponeren, tenzij partijen anderszins
overeenkomen. Over dit bedrag wordt geen rente vergoed.
Artikel 10.
Indien degene die een geschil voorlegt niet binnen één maand na een daartoe strekkend
verzoek voldoet aan het bepaalde in de artikelen 7 lid 2 en 8 lid 1 en 9, wordt hij
geacht het geschil dat hij aanhangig heeft gemaakt te hebben ingetrokken. De commissie
kan de termijn van één maand bekorten of verlengen.
Artikel 11.
-
1. Na faillietverklaring van de betalingsplichtige wordt de behandeling van het geschil
geschorst, om alleen dan voortgezet te worden indien de verificatie van de vordering
betwist wordt door de curator. In dat geval kan de curator in plaats van de gefailleerde
partij de procedure bij de geschillencommissie voortzetten.
-
2. Na faillietverklaring van de betalingsplichtige wordt het in depot gestorte bedrag
aan de curator als vertegenwoordiger van de betalingsplichtige betaald.
Artikel 12.
-
1. De commissie stelt de wederpartij schriftelijk in kennis van het in behandeling nemen
van het geschil, en stelt hem gedurende één maand in de gelegenheid zijn standpunt
over het geschil schriftelijk aan de commissie kenbaar te maken. De commissie kan
de termijn van één maand bekorten of verlengen, alsmede partijen opdragen zich schriftelijk
nader uit te laten over gewisselde standpunten.
-
2. De in het eerste lid bedoelde standpunten worden door de commissie in afschrift aan
de wederpartij toegezonden.
Artikel 13.
-
1. Indien de commissie dit nodig acht of indien één partij of beide partijen hiertoe
de wens te kennen geeft of geven, worden beide partijen opgeroepen teneinde mondeling
te worden gehoord. De commissie stelt plaats, dag en uur vast en stelt partijen daarvan
op de hoogte.
-
2. De commissie kan partijen op hun verzoek toestaan getuigen of deskundigen mee te nemen
teneinde dezen door haar te doen horen. De namen en adressen dienen uiterlijk één
week voor de zitting van de commissie aan haar te zijn opgegeven.
Artikel 14.
-
1. De commissie kan indien zij dat noodzakelijk acht zelf inlichtingen inwinnen, ondermeer
door het horen van getuigen of deskundigen, door het instellen van een onderzoek of
door het doen instellen van een onderzoek door één of meer door haar aan te wijzen
deskundige(n). De commissie geeft daarvan kennis aan partijen. Partijen kunnen bij
het horen van getuigen of deskundigen desgewenst aanwezig zijn.
-
2. De partijen bij het geschil dragen de kosten van het onderzoek ieder voor de helft,
tenzij partijen anders overeenkomen. De kosten van het onderzoek worden door de commissie
begroot en aan partijen medegedeeld. Het onderzoek vangt niet eerder aan, dan nadat
partijen hun bijdrage aan de onderzoekskosten binnen de door de commissie vastgestelde
termijn hebben bevoorschot aan de commissie. Een betalingsplichtige heeft de mogelijkheid
om het geschil te beëindigen, indien de kosten van het deskundigenonderzoek die voor
zijn rekening komen, hem daartoe aanleiding geven. In dat geval wordt de CBO geacht
ermee in te stemmen dat de procedure wordt beëindigd.
-
3. De commissie verstrekt een afschrift van het deskundigenrapport aan partijen, die
daarop binnen twee weken schriftelijk bij de commissie kunnen reageren. De commissie
kan de termijn van twee weken bekorten of verlengen.
Uitspraak
Artikel 15.
-
1. De geschillencommissie betrekt bij haar beoordeling of de hoogte en de toepassing
van een in rekening gebrachte vergoeding billijk zijn in ieder geval:
-
a. het beginsel dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld;
-
b. de waarde van het gebruik van het werk in het economisch verkeer;
-
c. de aard en de omvang van het gebruik;
-
d. de zelfreguleringspraktijk.
-
2. De commissie beslist met meerderheid van stemmen.
-
3. De uitspraak wordt door de voorzitter ondertekend en schriftelijk aan partijen medegedeeld.
-
4. De uitspraak bevat, naast de beslissing, in elk geval:
-
a. de namen van de leden van de commissie;
-
b. de namen en woon-, c.q. vestigingsplaatsen van partijen;
-
c. de dagtekening van de uitspraak;
-
d. de motivering van de gegeven beslissing.
Artikel 16.
De commissie beslist over haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid van partijen en het
geheel of gedeeltelijk (on)gegrond zijn van de klacht.
Artikel 17.
Indien de partijen bij de mondelinge behandeling tot een schikking komen, kan de commissie
de inhoud daarvan in de vorm van een vaststellingsovereenkomst vastleggen. Het bepaalde
in artikel 18 is in dat geval niet van toepassing.
Artikel 18.
-
1. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door de betalingsplichtige en de betalingsplichtige
wordt door de commissie geheel of gedeeltelijk in het gelijk gesteld, wordt in de
uitspraak tevens bepaald dat de CBO aan de betalingsplichtige het door deze ingevolge
artikel 8 betaalde klachtengeld geheel of gedeeltelijk moet vergoeden.
-
2. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door de CBO en de CBO door de commissie geheel
of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt in de uitspraak tevens bepaald
dat de betalingsplichtige aan de CBO het door deze ingevolge artikel 8 betaalde klachtengeld
geheel of gedeeltelijk moet vergoeden.
Artikel 19.
-
1. In de uitspraak bepaalt de commissie mede de bestemming van een ingevolge artikel
9 bij haar in depot gestort bedrag.
-
2. Het in depot gestorte bedrag wordt drie maanden nadat de uitspraak aan partijen werd
verzonden verrekend, met inachtneming van de beslissing van de commissie.
-
3. In afwijking van het tweede lid wordt het in depot gestorte bedrag aan de klager terugbetaald
indien een of beide partijen, binnen drie maanden nadat de uitspraak aan partijen
werd verzonden, het geschil bij de rechter aanhangig maken.
-
4. Bij geschillen over verrekening van het depotbedrag overeenkomstig de uitspraak, beslist
de commissie op verzoek van de meest gerede partij.
-
5. Indien de commissie zich niet bevoegd verklaart of degene die het geschil aanhangig
maakt niet ontvankelijk verklaart, wordt het in depot gestorte bedrag aan de klager
terugbetaald.
Artikel 20.
De door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten komen
voor hun eigen rekening, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt.
Artikel 21.
-
1. De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op een binnen twee weken
na de verzenddatum van de uitspraak door een partij schriftelijk gedaan verzoek een
kennelijke reken- of schrijffout in de uitspraak herstellen, dan wel – indien de gegevens
genoemd in artikel 15 lid 4 onder a tot en met c onjuist zijn vermeld – tot verbetering
van die gegevens overgaan.
-
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in afschrift aan de wederpartij gezonden
en schort de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van de uitspraak op, totdat op het
verzoek is beslist.
-
3. De wederpartij wordt twee weken in de gelegenheid gesteld op het verzoek als bedoeld
in het eerste lid te reageren.
-
4. Herstel of verbetering geschiedt door schriftelijke mededeling aan partijen.
Artikel 22.
Wordt het geschil niet binnen drie maanden nadat afschrift van de (herstelde of verbeterde)
uitspraak van de commissie aan partijen werd verzonden bij de rechter aanhangig gemaakt,
dan wordt hetgeen in de uitspraak is vastgesteld na het verstrijken van deze termijn
geacht te zijn overeengekomen tussen partijen in de vorm van een vaststellingsovereenkomst.
Geheimhouding, wraking en verschoning
Artikel 23.
De leden van de commissie en de (plaatsvervangend) secretaris zijn tot geheimhouding
verplicht ten aanzien van alle de partijen betreffende gegevens die hen bij de behandeling
van het geschil ter kennis zijn gekomen.
Artikel 24.
-
1. Een lid van de commissie kan door één of door beide partijen in het geschil worden
gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig
oordeel over het geschil kunnen bemoeilijken. Wraking kan worden gedaan uiterlijk
binnen een week na de zitting waarop het geschil is behandeld.
-
2. De overige leden van de commissie die het geschil behandelt beslissen of de wraking
terecht is gedaan. Bij staking van stemmen wordt dit geacht het geval te zijn.
-
3. Op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid kan een lid van
de commissie zich ter zake van de behandeling van een geschil verschonen. Hij is verplicht
dit te doen, indien de beide overige leden van de commissie, die aan de behandeling
van het geschil zullen deelnemen, van oordeel zijn dat de bedoelde feiten of omstandigheden
zich te zijnen aanzien voordoen.
-
4. In geval van terechte wraking of verschoning wordt het betrokken lid vervangen door
een ander lid van de commissie.
-
5. De beslissing als bedoeld in het tweede lid wordt aan partijen medegedeeld.
Procedure bij adviesaanvragen van de rechter
Artikel 25.
-
1. De commissie dient in het geval dat partijen een geschil als bedoeld in artikel 3
hebben voorgelegd aan de rechter, de rechter hieromtrent op zijn verzoek van advies.
Dit advies wordt beschouwd als een deskundigenbericht in de zin van artikel 194 Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering.
-
2. Artikel 14, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Slotbepalingen
Artikel 26.
Indien een geschil door een CBO bij de commissie aanhangig wordt gemaakt is hetgeen
in dit reglement ten aanzien van betalingsplichtigen is bepaald van overeenkomstige
toepassing op de CBO.
Artikel 27.
De uitspraak van de commissie kan zonder vermelding van de namen en woon- c.q. vestigingsplaatsen
van partijen op een door de stichting te bepalen wijze worden gepubliceerd.
Artikel 28.
De stichting, de leden van de commissie en de (plaatsvervangend) secretaris zijn niet
aansprakelijk voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een geschil waarop
dit reglement van toepassing is.
Artikel 29.
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de commissie die het
geschil behandelt, met inachtneming van eisen van redelijkheid en billijkheid.
TOELICHTING
De Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs-
en naburige rechten (Stb. 2013, 97, hierna: Wet toezicht) zal op 1 juli 2013 in werking treden. In artikel 22 van die
wet is bepaald dat een geschillencommissie kan worden aangewezen voor de beslechting
van geschillen over de hoogte en de toepassing van tarieven die in rekening worden
gebracht door collectieve beheersorganisaties. De aangewezen geschillencommissie is
tevens de instantie waaraan de rechter die wordt geconfronteerd met een tariefgeschil
advies zal vragen voordat hij uitspraak doet (artikel 24 van de Wet toezicht). Artikel
22 van de Wet toezicht bepaalt voorts dat bij de aanwijzing nadere regels kunnen worden
gesteld omtrent de samenstelling, inrichting, procedures, bekostiging, werkwijze van
en toezicht op de geschillencommissie.
In deze regeling wordt de Geschillencommissie Auteursrechten, die in stand wordt gehouden
door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf (hierna: SGB), aangewezen
als geschillencommissie. Tevens worden enige regels gesteld voor de procedures en
werkwijze, het toezicht op het procesreglement en de financiering van de zaaksgerelateerde
kosten.
Bij de parlementaire behandeling van de Wet toezicht is het voornemen om de SGB aan
te wijzen reeds aangekondigd en de SGB heeft inmiddels de noodzakelijke voorbereidingen
getroffen om per 1 juli 2013 te worden aangewezen. Tevens houdt de SGB sinds 1 oktober
2011 een geschillencommissie in stand die op verzoek van VOI©E (de brancheorganisatie
voor collectieve beheersorganisaties) en VNO-NCW/MKB Nederland is ingesteld. Deze
vrijwillige geschillencommissie is uitsluitend bevoegd om uitspraak te doen in geschillen
over de toepassing van een tarief (en niet over de hoogte). De vrijwillige geschillencommissie
zal als gevolg van deze aanwijzingsregeling worden vervangen door de wettelijk geregelde
geschillencommissie, die naast geschillen over de toepassing tevens geschillen over
de hoogte van het tarief zal behandelen en bovendien verantwoordelijk is voor advisering
over tariefgeschillen die voorliggen bij de rechter.
De Geschillencommissie Auteursrechten hanteert een competentiegrens van 100.000 euro.
Voor geschillen over facturen van collectieve beheersorganisaties die hoger zijn dan
dit bedrag, is uitsluitend de rechter bevoegd. In dat geval geldt wel de adviesprocedure
van artikel 24 van de Wet toezicht. Bij geschillen over facturen vanaf 50.000 euro
tot en met 100.000 euro dient de betalingsplichtige een bedrag ter hoogte van het
betwiste deel van de vordering in depot te storten bij de SGB. De geschillencommissie
is bevoegd om te oordelen over tarieven die in rekening zijn gebracht. Lopende onderhandelingen
waarin nog geen tarieven zijn overeengekomen en in rekening zijn gebracht, vallen
dus buiten de bevoegdheid van de geschillencommissie zoals die in de Wet toezicht
en geschillenbeslechting is omschreven. Er kan dus geen sprake zijn van verplaatsing
van geschillen van de onderhandelingstafel naar de geschillencommissie. Is er in de
branche tussen representatieve organisatie een collectieve afspraak over een tarief
gemaakt, dan ligt het in de rede dat de geschillencommissie de hoogte van dat tarief
in beginsel als billijk zal aanmerken tenzij de specifieke omstandigheden van het
geval aanleiding geven tot een afwijkend oordeel (vgl. artikel 15 lid 1 onder d van
het in bijlage 1 van de aanwijzingsregeling opgenomen Reglement Geschillencommissie
Auteursrechten).
Indien men niet binnen drie maanden na de verzending van de uitspraak van de geschillencommissie
het geschil bij de rechter aanhangig heeft gemaakt, wordt de uitspraak van de geschillencommissie
geacht te zijn overeengekomen tussen partijen (artikel 23 van de Wet toezicht). De
uitspraak moet dan worden beschouwd als een vaststellingsovereenkomst. De uitspraak
verkrijgt dus na drie maanden een bindend karakter en kan – zonodig via een executieprocedure
bij de rechter – ten uitvoer worden gelegd, tenzij een van de partijen voor het verstrijken
van de drie maanden het geschil bij de rechter aanhangig heeft gemaakt.
Artikel 1
In dit artikel wordt de Geschillencommissie Auteursrechten aangewezen als geschillencommissie
in de zin van artikel 22 van de Wet toezicht. Deze geschillencommissie wordt in stand
gehouden door de SGB.
Artikel 2
Uitgangspunt bij de aanwijzing is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de gebruikelijke
werkwijze van de SGB en bij regelingen die partijen in dit verband zelf hebben opgesteld.
Daarom wordt in het voorgestelde artikel 2 het in bijlage 1 van de regeling opgenomen
Reglement Geschillencommissie Auteursrechten van toepassing verklaard. De uitgangspunten
van dit reglement zijn door de SGB in samenspraak met de VOICE en VNO-NCW/MKB Nederland
opgesteld.
Van belang is dat het Reglement Geschillencommissie Auteursrechten bepalingen bevat
die de goede procesorde, de samenstelling en de onafhankelijkheid van de geschilbeslechting
waarborgen. Dit zijn eisen die ook worden gesteld aan andere geschillencommissies
die door de overheid worden erkend (Erkenningsregeling geschillencommissies consumentenzaken
1997).
Artikel 6 van het reglement voorziet in een regeling van de termijnen voor het aanhangig
maken van een geschil. Uitgangspunt is dat de geschillencommissie een betalingsplichtige
niet ontvankelijk verklaart wanneer hij niet eerst de klachtenprocedure van de collectieve
beheersorganisatie heeft doorlopen. Met het doorlopen van de klachtenprocedure is
bedoeld dat de procedure van het cbo keurmerk van VOI©E is toegepast. Par. II.7 van
het cbo keurmerk bepaalt dat een betalingsplichtige een klacht over een in rekening
gebrachte vergoeding binnen drie maanden nadat de vergoeding in rekening is gebracht
moet indienen bij de collectieve beheersorganisatie. De collectieve beheersorganisatie
moet binnen een maand na ontvangst van de klacht reageren en uiterlijk binnen twee
maanden na ontvangst van de klacht een beslissing op de klacht nemen. Indien de klager
binnen een maand na ontvangst van de klacht geen bericht heeft ontvangen, wordt de
klacht geacht niet tot tevredenheid van de klager te zijn afgehandeld.
Tevens voorziet het in de bijlage opgenomen reglement in artikel 2 in regels die zorgen
voor een onafhankelijke en deskundige samenstelling van de geschillencommissie. Daarbij
is tevens voorzien in de noodzakelijke inbreng van financiële en economische expertise.
Hierop is bij de behandeling van het wetsvoorstel toezicht in de Tweede Kamer aandacht
voor gevraagd. In de profielschets voor de leden van de Geschillencommissie Auteursrechten
is opgenomen dat zij bij voorkeur een financieel-economische achtergrond moeten hebben.
Daarnaast heeft de SGB afspraken gemaakt met twee onderzoeksbureaus voor de eventuele
inschakeling van externe deskundigen.
Artikel 3
Artikel 22, tweede lid, van de Wet toezicht biedt een grondslag om bij de aanwijzing
nadere regels te stellen voor de financiering van de geschillencommissie. Uitgangspunt
bij de Geschillencommissie Auteursrechten is dat de vaste organisatorische kosten
worden gefinancierd uit de algemene middelen en de zaaksgerelateerde kosten door de
betrokken partijen. Dit sluit aan bij de systematiek van de andere geschillencommissies
die in stand worden gehouden door de SGB. Onder de vaste organisatorische kosten van
de Geschillencommissie Auteursrechten vallen ook de kosten van de instandhouding van
een kennis- en expertisecentrum dat aan de geschillencommissie is verbonden.
Er is aanleiding voor het stellen van nadere regels, omdat de betrokken partijen onderling
niet tot overeenstemming zijn gekomen over een onderlinge verdeling van de zaaksgerelateerde
kosten.
In artikel 3, eerste lid, is bepaald dat degene die een geschil voorlegt, de geschillencommissie
een bedrag aan klachtengeld is verschuldigd zoals vastgesteld in bijlage 2 van deze
regeling. Het klachtengeld voor de Geschillencommissie Auteursrechten varieert naar
gelang de hoogte van de factuur. De klachtengelden in bijlage 2 doen recht aan de
gewenste laagdrempeligheid van de geschillencommissie Auteursrechten en komen overeen
met de klachtengelden die al werden gehanteerd door de eerder genoemde vrijwillige
geschillencommissie voor de toepassing van tarieven van collectieve beheersorganisaties.
Voor de kosten die partijen terzake van de behandeling van het geschil maken, geldt
ingevolge artikel 20 van het Reglement geschillencommissie Auteursrechten dat die
kosten voor eigen rekening van partijen komen, tenzij de geschillencommissie in bijzondere
gevallen anders bepaalt.
In artikel 3, tweede lid, is bepaald dat de zaaksgerelateerde kosten van de geschillencommissie,
met uitzondering van de klachtengelden die op grond van het eerste lid worden betaald
door de klagers, worden gedragen door de collectieve beheersorganisaties. Ook bij
andere geschillencommissies die de Stichting Geschillencommissies in stand houdt,
is het uitgangspunt dat de sector die het product of de dienst aanbiedt de zaaksgerelateerde
kosten financiert. De bijdrage van de collectieve beheersorganisaties bestaat dus
uit de zaaksgerelateerde kosten van de geschillencommissie voor zover deze niet worden
gedekt door de klachtengelden die de geschillencommissie in rekening brengt aan de
klager. De SGB hanteert een model voor de doorberekening van kosten aan de collectieve
beheersorganisaties (registrantenmodel). In dat model brengt de SGB per geschil de
kosten in rekening aan de collectieve beheersorganisatie waarop het geschil betrekking
heeft.
De regeling in het tweede lid geldt onverminderd hetgeen is bepaald ten aanzien van
de kosten voor (deskundigen)onderzoek in artikel 14 van het Reglement Geschillencommissie
Auteursrechten. Indien de geschillencommissie besluit dat in een specifiek geschil
onderzoek nodig is, betalen de partijen bij het geschil ieder de helft van de kosten,
tenzij zij anders overeenkomen. Een betalingsplichtige heeft de mogelijkheid om het
geschil te beëindigen indien hij de verschuldigde bijdrage in de kosten van het onderzoek
te hoog vindt.
Brancheorganisatie VOI©E heeft in een eerder stadium principiële bezwaren geuit tegen
de instelling van een geschillencommissie die gaat oordelen over de billijkheid van
een vergoeding naast de bestaande mogelijkheden om deze vergoedingen bij de rechter
en de ACM aan te vechten, maar heeft zich bereid getoond om mee te werken aan de uitvoering
van de wettelijke regeling nu deze is aangenomen. VOI©E heeft aangegeven de genoemde
50/50 verdeling alleen te willen toepassen voor onderzoek in geschillen over de hoogte
van het tarief. Bij geschillen over de toepassing van een tarief kunnen kosten van
deskundigenonderzoek in beginsel voor rekening van de betrokken collectieve beheersorganisatie
worden gebracht. Ook heeft VOI©E aangegeven dat de collectieve beheersorganisaties
bereid zijn om rekening te houden met betalingsplichtigen met een geringe financiële
draagkracht.
Brancheorganisatie VOI©E en het bedrijfsleven (VNO-NCW en MKB Nederland) zijn van
mening dat de overheid naast de vaste organisatorische kosten van de geschillencommissie
tevens de zaaksgerelateerde kosten zou moeten dragen voor geschillen over de billijkheid
van de hoogte van het tarief. Dit standpunt is niet gevolgd. De gedachte achter de
instelling van een laagdrempelige, onafhankelijke en deskundige geschillencommissie
is dat het draagvlak voor collectief beheer en de acceptatie van tarieven in de markt
daardoor zal toenemen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de collectieve
beheersorganisaties zelf. Er wordt dan ook geen aanleiding gezien om af te wijken
van de gebruikelijke werkwijze bij andere geschillencommissies waarin de sector die
het product of de dienst aanbiedt, de zaaksgerelateerde kosten van de geschillencommissie
draagt. Hier komt bij dat het onderscheid tussen geschillen over de hoogte en geschillen
over de toepassing van het tarief in de praktijk niet goed valt te maken. Doorgaans
zal een geschil zowel de hoogte als de toepassing van het tarief betreffen. Ten slotte
is van belang dat de collectieve beheersorganisaties na de inwerkingtreding van de
Wet toezicht op 1 juli 2013 niet langer behoeven bij te dragen aan de financiering
van het College van Toezicht. De financiële middelen die in dat verband vrijkomen,
kunnen worden aangewend voor de geschillencommissie. De SGB schat in dat de zaaksgerelateerde
kosten na aftrek van klachtengelden ca. 220.000 euro per jaar zullen bedragen. Mocht
blijken dat de zaaksgerelateerde kosten van de geschillencommissie sterk afwijken
van deze schattingen, dan zal in overleg met partijen tijdig worden bezien welke nadere
afspraken nodig zijn.
De in het tweede lid opgenomen definitie van zaaksgerelateerde kosten sluit aan bij
de definitie die de SGB hanteert. Daarbij is tevens duidelijk gemaakt dat de voorgestelde
kostenverdeling niet ziet op kosten die worden gemaakt in het kader van een advies
aan de rechter op grond van artikel 24 van de Wet toezicht. Daarop is de regeling
van het deskundigenbericht in artikel 194 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
van toepassing. De kosten van de deskundige komen dan in beginsel ten laste van de
partij die in de kosten van het geding wordt verwezen (artikel 244 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering).
Artikel 4
Dit artikel regelt de publicatie van de aanwijzingsregeling en bepaalt dat de regeling
in werking treedt op 1 juli 2013, gelijktijdig met de Wet toezicht.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven.