Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 20 juni 2013, nr. 398467, houdende aanwijzing van de geschillencommissie zoals bedoeld in artikel 22 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 22 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten,

Besluit:

Artikel 1

De Geschillencommissie Auteursrechten, die in stand wordt gehouden door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf, wordt aangewezen als geschillencommissie in de zin van artikel 22 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in dit besluit worden de samenstelling, de inrichting, de procedures en de werkwijze van de geschillencommissie geregeld in het Reglement Geschillencommissie Auteursrechten, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regeling.

Artikel 3

  • 1. Degene die een geschil voorlegt, is de geschillencommissie een bedrag aan klachtengeld verschuldigd zoals vastgesteld in bijlage 2 van deze regeling.

  • 2. De zaaksgerelateerde kosten van de geschillencommissie worden, met uitzondering van de klachtengelden die de geschillencommissie overeenkomstig het eerste lid in rekening brengt aan de klagers en onverminderd hetgeen ten aanzien van het instellen van onderzoek is bepaald in artikel 14 lid 2 van het Reglement Geschillencommissie Auteursrechten, gedragen door de collectieve beheersorganisaties als bedoeld in artikel 17 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.

  • 3. Onder zaaksgerelateerde kosten worden in het tweede lid verstaan alle kosten van de geschillencommissie die zijn toe te rekenen aan het behandelen van een geschil als bedoeld in artikel 22 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, met uitzondering van kosten die worden gemaakt in het kader van een advies aan de rechter als bedoeld in artikel 24 van die wet.

Artikel 4

Deze regeling wordt met de toelichting gepubliceerd in de Staatscourant en treedt in werking op 1 juli 2013.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

BIJLAGE 1

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE AUTEURSRECHTEN

per 1 juli 2013

Begripsomschrijving

Artikel 1.

In dit reglement wordt verstaan onder:

stichting:

de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf;

commissie:

de Geschillencommissie Auteursrechten ingevolge art. 22 Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten aangewezen door de Minister van Veiligheid en Justitie, ingesteld en in stand gehouden door de stichting;

VOI©E:

de Vereniging van Organisaties die Intellectueel eigendom Collectief Exploiteren;

CBO:

de door de minister van Veiligheid en Justitie op grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten aangewezen rechtspersoon, die belast is met de inning en de verdeling van vergoedingen, alsmede de rechtspersoon die door de minister van Veiligheid en Justitie is aangewezen overeenkomstig artikel 17, eerste lid Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die voor de behandeling van geschillen door de commissie bij de stichting is aangesloten uit hoofde van het lidmaatschap van VOI©E dan wel zich daarvoor heeft laten registreren bij de stichting;

betalingsplichtige:

de (rechts)persoon die toestemming nodig heeft en/of een vergoeding verschuldigd is uit hoofde van het auteursrecht en / of de naburige rechten en die een rechtsverhouding heeft met de CBO op grond van een wettelijke verplichting, een licentieovereenkomst dan wel als partij bij een standaardovereenkomst of -regeling.

Samenstelling en taak

Artikel 2.
  • 1. De commissie bestaat uit een door de stichting te bepalen aantal onafhankelijke leden: een door de stichting aangezochte voorzitter en één of meer vice-voorzitters en één of meer door VNO-NCW en MKB-Nederland gezamenlijk respectievelijk door VOI©E voorgedragen leden. Alle leden worden benoemd door het bestuur van de stichting. De (vice)voorzitter(s) dient(nen) de hoedanigheid van meester in de rechten te hebben.

    Aan de commissie wordt een (plaatsvervangend) secretaris toegevoegd, die eveneens de hoedanigheid van meester in de rechten heeft.

    Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door de stichting.

  • 2. De voorzitter wijst ter behandeling van het geschil uit de leden van de commissie een individuele commissie van drie aan bestaande uit de voorzitter, dan wel één van de vice-voorzitters alsmede één lid voorgedragen door VNO-NCW en MKB-Nederland gezamenlijk en één lid door VOI©E. Indien de voorzitter van oordeel is dat het belang en/of de aard van het geschil zulks wenselijk maakt, wordt in afwijking van het voorgaande ter behandeling van het geschil een commissie van vijf aangewezen, bestaande uit de voorzitter, dan wel één van de vice-voorzitters, alsmede twee leden voorgedragen door VNO-NCW en MKB-Nederland gezamenlijk en twee leden door VOI©E.

Artikel 3.
  • 1. De commissie heeft tot taak de beslechting van geschillen in de zin van artikel 22 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten tussen CBO’s die bij de stichting zijn aangesloten en betalingsplichtigen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van door of namens de CBO’s op grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten op of na 1 juli 2013 in rekening gebrachte vergoedingen.

    Zij doet dit door in een dergelijk geschil een uitspraak te doen of door een schikking tussen partijen te bevorderen.

  • 2. In afwijking van het tweede lid neemt de commissie geschillen over de toepassing van een in rekening gebrachte vergoeding wel in behandeling als de vergoeding voor 1 juli 2013 in rekening is gebracht, mits het een in rekening gebrachte vergoeding betreft van op of na 1 oktober 2011.

  • 3. De commissie heeft tevens tot taak in geschillen, als in het eerste lid genoemd, desgevraagd advies uit te brengen aan de rechter.

Bevoegdheid

Artikel 4.
  • 1. De commissie is op grond van de wet bevoegd geschillen als genoemd in artikel 3, eerste lid te behandelen.

  • 2. Indien in het kader van het geschil door partijen tevens vragen van uitleg met betrekking tot het toepasselijke wettelijk kader voor auteurs- en naburige rechten worden ingebracht, worden die vragen aan de rechter voorbehouden, tenzij een uitspraak van de commissie naar haar oordeel zonder uitspraak van de rechter mogelijk is.

Ontvankelijkheid

Artikel 5.

De commissie verklaart de betrokken partij ambtshalve niet ontvankelijk:

  • a. indien het een geschil betreft over de niet-betaling van een factuur en daaraan geen inhoudelijke klacht ten grondslag ligt;

  • b. indien het een geschil betreft over een factuur van meer dan € 100.000,– exclusief rente en kosten;

  • c. indien het een geschil betreft waarover de betrokken partij(en) reeds bij de rechter een procedure aanhangig heeft (hebben) gemaakt of waarin de rechter reeds een uitspraak over de inhoud van het geschil heeft gedaan.

  • d. indien het een geschil betreft over de hoogte van de in de artikelen 15c (thuiskopie), 16c (leenrecht) en 16h (reprorecht) van de Auteurswet bedoelde vergoedingen.

Artikel 6.
  • 1. De commissie verklaart de betalingsplichtige op verzoek van de CBO – gedaan bij eerste gelegenheid – niet ontvankelijk wanneer hij zijn klacht niet binnen drie maanden nadat de vergoeding in rekening is gebracht heeft ingediend bij de CBO en de klachtenregeling van de CBO heeft doorlopen en vervolgens het geschil niet binnen drie maanden na het ontstaan daarvan bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. De commissie beoordeelt het verzoek van de CBO met inachtneming van de ‘Klachten- en geschillenregeling voor gebruikers en/of betalingsplichtigen’ zoals vastgelegd in de CBO-Keurmerkcriteria.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de commissie, wanneer een zodanig verzoek wordt gedaan, besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de betalingsplichtige ter zake van de niet naleving van bedoelde termijnen naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.

De behandeling van geschillen

Artikel 7.
  • 1. Partijen hebben het recht zich bij de behandeling van een geschil door derden te laten bijstaan of vertegenwoordigen.

  • 2. Het geschil dient aan de commissie te worden voorgelegd door middel van een door de commissie te verstrekken vragenformulier.

Artikel 8.
  • 1. Degene die een geschil voorlegt, is een door de Minister van Veiligheid en Justitie vastgesteld bedrag aan klachtengeld verschuldigd.

  • 2. Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt door de commissie niet terugbetaald.

Artikel 9.

Indien het geschil (een) in rekening gebrachte vergoeding(en) betreft van € 50.000,– of meer exclusief rente en kosten en de betalingsplichtige de betaling daarvan geheel of gedeeltelijk achterwege heeft gelaten, dan dient de betalingsplichtige het nog openstaande factuurbedrag bij de commissie te deponeren, tenzij partijen anderszins overeenkomen. Over dit bedrag wordt geen rente vergoed.

Artikel 10.

Indien degene die een geschil voorlegt niet binnen één maand na een daartoe strekkend verzoek voldoet aan het bepaalde in de artikelen 7 lid 2 en 8 lid 1 en 9, wordt hij geacht het geschil dat hij aanhangig heeft gemaakt te hebben ingetrokken. De commissie kan de termijn van één maand bekorten of verlengen.

Artikel 11.
  • 1. Na faillietverklaring van de betalingsplichtige wordt de behandeling van het geschil geschorst, om alleen dan voortgezet te worden indien de verificatie van de vordering betwist wordt door de curator. In dat geval kan de curator in plaats van de gefailleerde partij de procedure bij de geschillencommissie voortzetten.

  • 2. Na faillietverklaring van de betalingsplichtige wordt het in depot gestorte bedrag aan de curator als vertegenwoordiger van de betalingsplichtige betaald.

Artikel 12.
  • 1. De commissie stelt de wederpartij schriftelijk in kennis van het in behandeling nemen van het geschil, en stelt hem gedurende één maand in de gelegenheid zijn standpunt over het geschil schriftelijk aan de commissie kenbaar te maken. De commissie kan de termijn van één maand bekorten of verlengen, alsmede partijen opdragen zich schriftelijk nader uit te laten over gewisselde standpunten.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde standpunten worden door de commissie in afschrift aan de wederpartij toegezonden.

Artikel 13.
  • 1. Indien de commissie dit nodig acht of indien één partij of beide partijen hiertoe de wens te kennen geeft of geven, worden beide partijen opgeroepen teneinde mondeling te worden gehoord. De commissie stelt plaats, dag en uur vast en stelt partijen daarvan op de hoogte.

  • 2. De commissie kan partijen op hun verzoek toestaan getuigen of deskundigen mee te nemen teneinde dezen door haar te doen horen. De namen en adressen dienen uiterlijk één week voor de zitting van de commissie aan haar te zijn opgegeven.

Artikel 14.
  • 1. De commissie kan indien zij dat noodzakelijk acht zelf inlichtingen inwinnen, ondermeer door het horen van getuigen of deskundigen, door het instellen van een onderzoek of door het doen instellen van een onderzoek door één of meer door haar aan te wijzen deskundige(n). De commissie geeft daarvan kennis aan partijen. Partijen kunnen bij het horen van getuigen of deskundigen desgewenst aanwezig zijn.

  • 2. De partijen bij het geschil dragen de kosten van het onderzoek ieder voor de helft, tenzij partijen anders overeenkomen. De kosten van het onderzoek worden door de commissie begroot en aan partijen medegedeeld. Het onderzoek vangt niet eerder aan, dan nadat partijen hun bijdrage aan de onderzoekskosten binnen de door de commissie vastgestelde termijn hebben bevoorschot aan de commissie. Een betalingsplichtige heeft de mogelijkheid om het geschil te beëindigen, indien de kosten van het deskundigenonderzoek die voor zijn rekening komen, hem daartoe aanleiding geven. In dat geval wordt de CBO geacht ermee in te stemmen dat de procedure wordt beëindigd.

  • 3. De commissie verstrekt een afschrift van het deskundigenrapport aan partijen, die daarop binnen twee weken schriftelijk bij de commissie kunnen reageren. De commissie kan de termijn van twee weken bekorten of verlengen.

Uitspraak

Artikel 15.
  • 1. De geschillencommissie betrekt bij haar beoordeling of de hoogte en de toepassing van een in rekening gebrachte vergoeding billijk zijn in ieder geval:

    • a. het beginsel dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld;

    • b. de waarde van het gebruik van het werk in het economisch verkeer;

    • c. de aard en de omvang van het gebruik;

    • d. de zelfreguleringspraktijk.

  • 2. De commissie beslist met meerderheid van stemmen.

  • 3. De uitspraak wordt door de voorzitter ondertekend en schriftelijk aan partijen medegedeeld.

  • 4. De uitspraak bevat, naast de beslissing, in elk geval:

    • a. de namen van de leden van de commissie;

    • b. de namen en woon-, c.q. vestigingsplaatsen van partijen;

    • c. de dagtekening van de uitspraak;

    • d. de motivering van de gegeven beslissing.

Artikel 16.

De commissie beslist over haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid van partijen en het geheel of gedeeltelijk (on)gegrond zijn van de klacht.

Artikel 17.

Indien de partijen bij de mondelinge behandeling tot een schikking komen, kan de commissie de inhoud daarvan in de vorm van een vaststellingsovereenkomst vastleggen. Het bepaalde in artikel 18 is in dat geval niet van toepassing.

Artikel 18.
  • 1. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door de betalingsplichtige en de betalingsplichtige wordt door de commissie geheel of gedeeltelijk in het gelijk gesteld, wordt in de uitspraak tevens bepaald dat de CBO aan de betalingsplichtige het door deze ingevolge artikel 8 betaalde klachtengeld geheel of gedeeltelijk moet vergoeden.

  • 2. Indien het geschil aanhangig is gemaakt door de CBO en de CBO door de commissie geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt in de uitspraak tevens bepaald dat de betalingsplichtige aan de CBO het door deze ingevolge artikel 8 betaalde klachtengeld geheel of gedeeltelijk moet vergoeden.

Artikel 19.
  • 1. In de uitspraak bepaalt de commissie mede de bestemming van een ingevolge artikel 9 bij haar in depot gestort bedrag.

  • 2. Het in depot gestorte bedrag wordt drie maanden nadat de uitspraak aan partijen werd verzonden verrekend, met inachtneming van de beslissing van de commissie.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt het in depot gestorte bedrag aan de klager terugbetaald indien een of beide partijen, binnen drie maanden nadat de uitspraak aan partijen werd verzonden, het geschil bij de rechter aanhangig maken.

  • 4. Bij geschillen over verrekening van het depotbedrag overeenkomstig de uitspraak, beslist de commissie op verzoek van de meest gerede partij.

  • 5. Indien de commissie zich niet bevoegd verklaart of degene die het geschil aanhangig maakt niet ontvankelijk verklaart, wordt het in depot gestorte bedrag aan de klager terugbetaald.

Artikel 20.

De door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten komen voor hun eigen rekening, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt.

Artikel 21.
  • 1. De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op een binnen twee weken na de verzenddatum van de uitspraak door een partij schriftelijk gedaan verzoek een kennelijke reken- of schrijffout in de uitspraak herstellen, dan wel – indien de gegevens genoemd in artikel 15 lid 4 onder a tot en met c onjuist zijn vermeld – tot verbetering van die gegevens overgaan.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in afschrift aan de wederpartij gezonden en schort de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van de uitspraak op, totdat op het verzoek is beslist.

  • 3. De wederpartij wordt twee weken in de gelegenheid gesteld op het verzoek als bedoeld in het eerste lid te reageren.

  • 4. Herstel of verbetering geschiedt door schriftelijke mededeling aan partijen.

Artikel 22.

Wordt het geschil niet binnen drie maanden nadat afschrift van de (herstelde of verbeterde) uitspraak van de commissie aan partijen werd verzonden bij de rechter aanhangig gemaakt, dan wordt hetgeen in de uitspraak is vastgesteld na het verstrijken van deze termijn geacht te zijn overeengekomen tussen partijen in de vorm van een vaststellingsovereenkomst.

Geheimhouding, wraking en verschoning

Artikel 23.

De leden van de commissie en de (plaatsvervangend) secretaris zijn tot geheimhouding verplicht ten aanzien van alle de partijen betreffende gegevens die hen bij de behandeling van het geschil ter kennis zijn gekomen.

Artikel 24.
  • 1. Een lid van de commissie kan door één of door beide partijen in het geschil worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel over het geschil kunnen bemoeilijken. Wraking kan worden gedaan uiterlijk binnen een week na de zitting waarop het geschil is behandeld.

  • 2. De overige leden van de commissie die het geschil behandelt beslissen of de wraking terecht is gedaan. Bij staking van stemmen wordt dit geacht het geval te zijn.

  • 3. Op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid kan een lid van de commissie zich ter zake van de behandeling van een geschil verschonen. Hij is verplicht dit te doen, indien de beide overige leden van de commissie, die aan de behandeling van het geschil zullen deelnemen, van oordeel zijn dat de bedoelde feiten of omstandigheden zich te zijnen aanzien voordoen.

  • 4. In geval van terechte wraking of verschoning wordt het betrokken lid vervangen door een ander lid van de commissie.

  • 5. De beslissing als bedoeld in het tweede lid wordt aan partijen medegedeeld.

Procedure bij adviesaanvragen van de rechter

Artikel 25.
  • 1. De commissie dient in het geval dat partijen een geschil als bedoeld in artikel 3 hebben voorgelegd aan de rechter, de rechter hieromtrent op zijn verzoek van advies. Dit advies wordt beschouwd als een deskundigenbericht in de zin van artikel 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 2. Artikel 14, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Slotbepalingen

Artikel 26.

Indien een geschil door een CBO bij de commissie aanhangig wordt gemaakt is hetgeen in dit reglement ten aanzien van betalingsplichtigen is bepaald van overeenkomstige toepassing op de CBO.

Artikel 27.

De uitspraak van de commissie kan zonder vermelding van de namen en woon- c.q. vestigingsplaatsen van partijen op een door de stichting te bepalen wijze worden gepubliceerd.

Artikel 28.

De stichting, de leden van de commissie en de (plaatsvervangend) secretaris zijn niet aansprakelijk voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een geschil waarop dit reglement van toepassing is.

Artikel 29.

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de commissie die het geschil behandelt, met inachtneming van eisen van redelijkheid en billijkheid.

BIJLAGE 2

TARIEVEN KLACHTENGELD GESCHILLENCOMMISSIE AUTEURSRECHTEN

Hoogte factuur collectieve beheersorganisatie

Klachtengeld(*)

Tot € 2.500

€ 50

€ 2.500 tot 25.000

€ 250

€ 25.000 tot € 50.000

€ 500

€ 50.000 tot en met € 100.000

€ 750

(*) exclusief BTW.

TOELICHTING

De Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Stb. 2013, 97, hierna: Wet toezicht) zal op 1 juli 2013 in werking treden. In artikel 22 van die wet is bepaald dat een geschillencommissie kan worden aangewezen voor de beslechting van geschillen over de hoogte en de toepassing van tarieven die in rekening worden gebracht door collectieve beheersorganisaties. De aangewezen geschillencommissie is tevens de instantie waaraan de rechter die wordt geconfronteerd met een tariefgeschil advies zal vragen voordat hij uitspraak doet (artikel 24 van de Wet toezicht). Artikel 22 van de Wet toezicht bepaalt voorts dat bij de aanwijzing nadere regels kunnen worden gesteld omtrent de samenstelling, inrichting, procedures, bekostiging, werkwijze van en toezicht op de geschillencommissie.

In deze regeling wordt de Geschillencommissie Auteursrechten, die in stand wordt gehouden door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf (hierna: SGB), aangewezen als geschillencommissie. Tevens worden enige regels gesteld voor de procedures en werkwijze, het toezicht op het procesreglement en de financiering van de zaaksgerelateerde kosten.

Bij de parlementaire behandeling van de Wet toezicht is het voornemen om de SGB aan te wijzen reeds aangekondigd en de SGB heeft inmiddels de noodzakelijke voorbereidingen getroffen om per 1 juli 2013 te worden aangewezen. Tevens houdt de SGB sinds 1 oktober 2011 een geschillencommissie in stand die op verzoek van VOI©E (de brancheorganisatie voor collectieve beheersorganisaties) en VNO-NCW/MKB Nederland is ingesteld. Deze vrijwillige geschillencommissie is uitsluitend bevoegd om uitspraak te doen in geschillen over de toepassing van een tarief (en niet over de hoogte). De vrijwillige geschillencommissie zal als gevolg van deze aanwijzingsregeling worden vervangen door de wettelijk geregelde geschillencommissie, die naast geschillen over de toepassing tevens geschillen over de hoogte van het tarief zal behandelen en bovendien verantwoordelijk is voor advisering over tariefgeschillen die voorliggen bij de rechter.

De Geschillencommissie Auteursrechten hanteert een competentiegrens van 100.000 euro. Voor geschillen over facturen van collectieve beheersorganisaties die hoger zijn dan dit bedrag, is uitsluitend de rechter bevoegd. In dat geval geldt wel de adviesprocedure van artikel 24 van de Wet toezicht. Bij geschillen over facturen vanaf 50.000 euro tot en met 100.000 euro dient de betalingsplichtige een bedrag ter hoogte van het betwiste deel van de vordering in depot te storten bij de SGB. De geschillencommissie is bevoegd om te oordelen over tarieven die in rekening zijn gebracht. Lopende onderhandelingen waarin nog geen tarieven zijn overeengekomen en in rekening zijn gebracht, vallen dus buiten de bevoegdheid van de geschillencommissie zoals die in de Wet toezicht en geschillenbeslechting is omschreven. Er kan dus geen sprake zijn van verplaatsing van geschillen van de onderhandelingstafel naar de geschillencommissie. Is er in de branche tussen representatieve organisatie een collectieve afspraak over een tarief gemaakt, dan ligt het in de rede dat de geschillencommissie de hoogte van dat tarief in beginsel als billijk zal aanmerken tenzij de specifieke omstandigheden van het geval aanleiding geven tot een afwijkend oordeel (vgl. artikel 15 lid 1 onder d van het in bijlage 1 van de aanwijzingsregeling opgenomen Reglement Geschillencommissie Auteursrechten).

Indien men niet binnen drie maanden na de verzending van de uitspraak van de geschillencommissie het geschil bij de rechter aanhangig heeft gemaakt, wordt de uitspraak van de geschillencommissie geacht te zijn overeengekomen tussen partijen (artikel 23 van de Wet toezicht). De uitspraak moet dan worden beschouwd als een vaststellingsovereenkomst. De uitspraak verkrijgt dus na drie maanden een bindend karakter en kan – zonodig via een executieprocedure bij de rechter – ten uitvoer worden gelegd, tenzij een van de partijen voor het verstrijken van de drie maanden het geschil bij de rechter aanhangig heeft gemaakt.

Artikel 1

In dit artikel wordt de Geschillencommissie Auteursrechten aangewezen als geschillencommissie in de zin van artikel 22 van de Wet toezicht. Deze geschillencommissie wordt in stand gehouden door de SGB.

Artikel 2

Uitgangspunt bij de aanwijzing is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de gebruikelijke werkwijze van de SGB en bij regelingen die partijen in dit verband zelf hebben opgesteld. Daarom wordt in het voorgestelde artikel 2 het in bijlage 1 van de regeling opgenomen Reglement Geschillencommissie Auteursrechten van toepassing verklaard. De uitgangspunten van dit reglement zijn door de SGB in samenspraak met de VOICE en VNO-NCW/MKB Nederland opgesteld.

Van belang is dat het Reglement Geschillencommissie Auteursrechten bepalingen bevat die de goede procesorde, de samenstelling en de onafhankelijkheid van de geschilbeslechting waarborgen. Dit zijn eisen die ook worden gesteld aan andere geschillencommissies die door de overheid worden erkend (Erkenningsregeling geschillencommissies consumentenzaken 1997).

Artikel 6 van het reglement voorziet in een regeling van de termijnen voor het aanhangig maken van een geschil. Uitgangspunt is dat de geschillencommissie een betalingsplichtige niet ontvankelijk verklaart wanneer hij niet eerst de klachtenprocedure van de collectieve beheersorganisatie heeft doorlopen. Met het doorlopen van de klachtenprocedure is bedoeld dat de procedure van het cbo keurmerk van VOI©E is toegepast. Par. II.7 van het cbo keurmerk bepaalt dat een betalingsplichtige een klacht over een in rekening gebrachte vergoeding binnen drie maanden nadat de vergoeding in rekening is gebracht moet indienen bij de collectieve beheersorganisatie. De collectieve beheersorganisatie moet binnen een maand na ontvangst van de klacht reageren en uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing op de klacht nemen. Indien de klager binnen een maand na ontvangst van de klacht geen bericht heeft ontvangen, wordt de klacht geacht niet tot tevredenheid van de klager te zijn afgehandeld.

Tevens voorziet het in de bijlage opgenomen reglement in artikel 2 in regels die zorgen voor een onafhankelijke en deskundige samenstelling van de geschillencommissie. Daarbij is tevens voorzien in de noodzakelijke inbreng van financiële en economische expertise. Hierop is bij de behandeling van het wetsvoorstel toezicht in de Tweede Kamer aandacht voor gevraagd. In de profielschets voor de leden van de Geschillencommissie Auteursrechten is opgenomen dat zij bij voorkeur een financieel-economische achtergrond moeten hebben. Daarnaast heeft de SGB afspraken gemaakt met twee onderzoeksbureaus voor de eventuele inschakeling van externe deskundigen.

Artikel 3

Artikel 22, tweede lid, van de Wet toezicht biedt een grondslag om bij de aanwijzing nadere regels te stellen voor de financiering van de geschillencommissie. Uitgangspunt bij de Geschillencommissie Auteursrechten is dat de vaste organisatorische kosten worden gefinancierd uit de algemene middelen en de zaaksgerelateerde kosten door de betrokken partijen. Dit sluit aan bij de systematiek van de andere geschillencommissies die in stand worden gehouden door de SGB. Onder de vaste organisatorische kosten van de Geschillencommissie Auteursrechten vallen ook de kosten van de instandhouding van een kennis- en expertisecentrum dat aan de geschillencommissie is verbonden.

Er is aanleiding voor het stellen van nadere regels, omdat de betrokken partijen onderling niet tot overeenstemming zijn gekomen over een onderlinge verdeling van de zaaksgerelateerde kosten.

In artikel 3, eerste lid, is bepaald dat degene die een geschil voorlegt, de geschillencommissie een bedrag aan klachtengeld is verschuldigd zoals vastgesteld in bijlage 2 van deze regeling. Het klachtengeld voor de Geschillencommissie Auteursrechten varieert naar gelang de hoogte van de factuur. De klachtengelden in bijlage 2 doen recht aan de gewenste laagdrempeligheid van de geschillencommissie Auteursrechten en komen overeen met de klachtengelden die al werden gehanteerd door de eerder genoemde vrijwillige geschillencommissie voor de toepassing van tarieven van collectieve beheersorganisaties. Voor de kosten die partijen terzake van de behandeling van het geschil maken, geldt ingevolge artikel 20 van het Reglement geschillencommissie Auteursrechten dat die kosten voor eigen rekening van partijen komen, tenzij de geschillencommissie in bijzondere gevallen anders bepaalt.

In artikel 3, tweede lid, is bepaald dat de zaaksgerelateerde kosten van de geschillencommissie, met uitzondering van de klachtengelden die op grond van het eerste lid worden betaald door de klagers, worden gedragen door de collectieve beheersorganisaties. Ook bij andere geschillencommissies die de Stichting Geschillencommissies in stand houdt, is het uitgangspunt dat de sector die het product of de dienst aanbiedt de zaaksgerelateerde kosten financiert. De bijdrage van de collectieve beheersorganisaties bestaat dus uit de zaaksgerelateerde kosten van de geschillencommissie voor zover deze niet worden gedekt door de klachtengelden die de geschillencommissie in rekening brengt aan de klager. De SGB hanteert een model voor de doorberekening van kosten aan de collectieve beheersorganisaties (registrantenmodel). In dat model brengt de SGB per geschil de kosten in rekening aan de collectieve beheersorganisatie waarop het geschil betrekking heeft.

De regeling in het tweede lid geldt onverminderd hetgeen is bepaald ten aanzien van de kosten voor (deskundigen)onderzoek in artikel 14 van het Reglement Geschillencommissie Auteursrechten. Indien de geschillencommissie besluit dat in een specifiek geschil onderzoek nodig is, betalen de partijen bij het geschil ieder de helft van de kosten, tenzij zij anders overeenkomen. Een betalingsplichtige heeft de mogelijkheid om het geschil te beëindigen indien hij de verschuldigde bijdrage in de kosten van het onderzoek te hoog vindt.

Brancheorganisatie VOI©E heeft in een eerder stadium principiële bezwaren geuit tegen de instelling van een geschillencommissie die gaat oordelen over de billijkheid van een vergoeding naast de bestaande mogelijkheden om deze vergoedingen bij de rechter en de ACM aan te vechten, maar heeft zich bereid getoond om mee te werken aan de uitvoering van de wettelijke regeling nu deze is aangenomen. VOI©E heeft aangegeven de genoemde 50/50 verdeling alleen te willen toepassen voor onderzoek in geschillen over de hoogte van het tarief. Bij geschillen over de toepassing van een tarief kunnen kosten van deskundigenonderzoek in beginsel voor rekening van de betrokken collectieve beheersorganisatie worden gebracht. Ook heeft VOI©E aangegeven dat de collectieve beheersorganisaties bereid zijn om rekening te houden met betalingsplichtigen met een geringe financiële draagkracht.

Brancheorganisatie VOI©E en het bedrijfsleven (VNO-NCW en MKB Nederland) zijn van mening dat de overheid naast de vaste organisatorische kosten van de geschillencommissie tevens de zaaksgerelateerde kosten zou moeten dragen voor geschillen over de billijkheid van de hoogte van het tarief. Dit standpunt is niet gevolgd. De gedachte achter de instelling van een laagdrempelige, onafhankelijke en deskundige geschillencommissie is dat het draagvlak voor collectief beheer en de acceptatie van tarieven in de markt daardoor zal toenemen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de collectieve beheersorganisaties zelf. Er wordt dan ook geen aanleiding gezien om af te wijken van de gebruikelijke werkwijze bij andere geschillencommissies waarin de sector die het product of de dienst aanbiedt, de zaaksgerelateerde kosten van de geschillencommissie draagt. Hier komt bij dat het onderscheid tussen geschillen over de hoogte en geschillen over de toepassing van het tarief in de praktijk niet goed valt te maken. Doorgaans zal een geschil zowel de hoogte als de toepassing van het tarief betreffen. Ten slotte is van belang dat de collectieve beheersorganisaties na de inwerkingtreding van de Wet toezicht op 1 juli 2013 niet langer behoeven bij te dragen aan de financiering van het College van Toezicht. De financiële middelen die in dat verband vrijkomen, kunnen worden aangewend voor de geschillencommissie. De SGB schat in dat de zaaksgerelateerde kosten na aftrek van klachtengelden ca. 220.000 euro per jaar zullen bedragen. Mocht blijken dat de zaaksgerelateerde kosten van de geschillencommissie sterk afwijken van deze schattingen, dan zal in overleg met partijen tijdig worden bezien welke nadere afspraken nodig zijn.

De in het tweede lid opgenomen definitie van zaaksgerelateerde kosten sluit aan bij de definitie die de SGB hanteert. Daarbij is tevens duidelijk gemaakt dat de voorgestelde kostenverdeling niet ziet op kosten die worden gemaakt in het kader van een advies aan de rechter op grond van artikel 24 van de Wet toezicht. Daarop is de regeling van het deskundigenbericht in artikel 194 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. De kosten van de deskundige komen dan in beginsel ten laste van de partij die in de kosten van het geding wordt verwezen (artikel 244 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Artikel 4

Dit artikel regelt de publicatie van de aanwijzingsregeling en bepaalt dat de regeling in werking treedt op 1 juli 2013, gelijktijdig met de Wet toezicht.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven