TOELICHTING
I. Algemeen
Deze regeling bevat de dertiende tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet
(hierna: Ru Chw).
Met artikel I wordt de Ru Chw aangevuld.
In onderdeel A wordt het gebied Zuidwest in de gemeente Den Haag toegevoegd aan het experiment met
het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Besluit
uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Bu Chw). Met dit experiment wordt vooruitgelopen
op het omgevingsplan uit de Omgevingswet (Stb. 2016, 156).
Met onderdeel B wordt de tijdsduur van artikel 3.3 aangepast van 1 januari 2024 naar de inwerkingtreding
van de Omgevingswet. Met artikel 3.3 is het toepassingsbereik uitgebreid van het experiment
met de vereenvoudigde bouwtoets, zoals opgenomen in artikel 6g van het Bu Chw. Omdat
de bouwwerken, bedoeld in artikel 6g, tweede lid van het Bu Chw, na inwerkingtreding
van de Omgevingswet ofwel geheel vergunningvrij zijn, ofwel vergunningvrij zijn voor
de technische bouwactiviteit, is het experiment na inwerkingtreding van de Omgevingswet
niet meer noodzakelijk. Daarom liep artikel 6g van het Bu Chw tot de voorheen beoogde
inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet: 1 januari 2022. In verband met de uitgestelde
inwerkingtreding van de Omgevingswet is de tijdsduur van artikel 6g van het Bu Chw
met de drieëntwintigste tranche van het Bu Chw direct gekoppeld aan de inwerkingtreding
van de Omgevingswet.1 Voor toevoegingen aan dit experiment via de Ru Chw geldt evenzeer dat deze moeten
worden gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarom wordt de tijdsduur
van artikel 3.3 hierop aangepast.
In onderdeel C worden zes gebieden toegevoegd aan het experiment in artikel 6 van het Bu Chw. Dit
experiment maakt het mogelijk dat voor de bouw van tijdelijke woningen, waarmee voor
een periode van langer dan tien jaar wordt afgeweken van het bestemmingsplan, niet
de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(hierna: Wabo) toegepast hoeft te worden. Het gaat om gebieden in de gemeenten Breda,
Oss, Putten, Rotterdam, ’s-Hertogenbosch en Westland. Ook wordt met dit onderdeel
de tijdsduur van artikel 3.6 aangepast en gekoppeld aan de inwerkingtreding van de
Omgevingswet.
In onderdeel D wordt het plangebied Stationsgebied Heerhugowaard in de gemeente Dijk en Waard toegevoegd
aan het experiment met de Milieuprestatie Gebouwen (MPG), zoals opgenomen in artikel
6q van het Bu Chw. Dit experiment biedt de mogelijkheid aan de gemeente Dijk en Waard
om in de bouwverordening een MPG van 0,9 voor te schrijven. Dit is voor kantoorgebouwen
een strengere norm dan thans op grond van het Bouwbesluit 2012 geldt.
In onderdeel E worden de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, De Fryske Marren, Hillegom, Lisse en Teylingen
toegevoegd aan het experiment met betrekking tot sociale koop, zoals opgenomen in
artikel 7ad van het Bu Chw. Dit experiment maakt het mogelijk om in afwijking van
het Besluit ruimtelijke ordening voor sociale koopwoningen een ten hoogste koopprijs
aan te houden die voortvloeit uit de geldende Voorwaarden en Normen voor hypotheken
met Nationale Hypotheekgarantie (NHG). Met een hogere kostengrens kunnen gemeenten
beter gebruikmaken van de mogelijkheden van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening
(hierna: Wro) om in bestemmingsplannen regels op te nemen over percentages toegelaten
woningbouwcategorieën.
In onderdeel F wordt het toepassingsbereik van de artikelen 6p en 7ak van het Bu Chw uitgebreid.
Aan het experiment in artikel 6p van het Bu Chw wordt het plangebied Stationsgebied
Heerhugowaard in de gemeente Dijk en Waard toegevoegd. Dit experiment maakt het mogelijk
om in de bouwverordening voorschriften op te nemen die voorzien in lagere maximumwaarden
voor energiebehoefte en primair fossiel energiegebruik en een hogere minimumwaarde
voor het aandeel hernieuwbare energie dan bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van
het Bouwbesluit 2012. Verder wordt het experiment collectieve zuivering, zoals opgenomen
in artikel 7ak van het Bu Chw, uitgebreid met twee gemeenten. Dit experiment maakt
de collectieve zuivering van afvalwater dat afkomstig is van glastuinbouwbedrijven
mogelijk. Het betreft de gemeenten Rotterdam en Midden-Delfland.
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld.
In artikel III wordt de citeertitel geregeld.
In de Beleidsregel aanmeldingen Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (Stcrt. 2019, 36718) is opgenomen dat projecten en gebieden alleen bij regeling worden aangewezen als
blijkt dat betrokkenheid van de gemeenteraad of provinciale staten is geborgd en de
kennisgeving aan of betrokkenheid van belanghebbenden is geborgd. Dat is hier het
geval. Voor de projecten en gebieden die bij deze regeling zijn toegevoegd geldt namelijk
dat nadere besluitvorming, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, noodzakelijk
is voordat het experiment daadwerkelijk kan worden toegepast. Daardoor is de betrokkenheid
van de gemeenteraad en de kennisgeving aan of betrokkenheid van belanghebbenden geborgd.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A
Algemeen
Aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in artikel 7c van
het Bu Chw wordt het gebied Zuidwest in de gemeente Den Haag toegevoegd. Met dit experiment
kan de gemeente vooruitlopen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet door het bestemmingsplan
te verbreden tot een integraler plan dat lijkt op een omgevingsplan.
De gemeente Den Haag heeft te kennen gegeven dat de bestaande regelgeving op het gebied
van ruimtelijke ordening beperkingen heeft voor het bereiken van de gewenste ontwikkelingen
in het gebied Zuidwest. Met de mogelijkheden van artikel 7c van het Bu Chw wordt voorzien
in de behoeften van de gemeente Den Haag om voor het gebied Zuidwest meerdere flexibele,
ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen op te stellen die bijdragen aan een veilige
en gezonde fysieke leefomgeving.
Het gebied dat aan het experiment, bedoeld in artikel 7c van het Bu Chw, wordt toegevoegd,
wordt hieronder beschreven.
Zuidwest, Den Haag
De gemeente Den Haag wil in het gebied Zuidwest de bouw van 10.000 woningen mogelijk
maken. Deze ontwikkeling in Zuidwest maakt deel uit van een samenhangend programma
waarin de gemeente naast de toevoeging van woningen in het kader van de woningbouwopgave,
het gebied ook wil verduurzamen en de welvaart en leefbaarheid wil verbeteren. Voor
deze ontwikkeling wil de gemeente Den Haag meerdere bestemmingsplannen met verbrede
reikwijdte opstellen. Hierin wil de gemeente regels opnemen ten aanzien van bijvoorbeeld
klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen om daarmee de vastgestelde beleidsambities
ook juridisch te verankeren. Aangezien de totale ontwikkeling van Zuidwest naar verwachting
meerdere jaren in beslag zal nemen, vindt de gemeente Den Haag het wenselijk om in
de bestemmingsplannen zoveel mogelijk flexibiliteit op te nemen, zodat kan worden
ingespeeld op wijzigingen in beleid, nieuwe ontwikkelingen en nieuwe inzichten op
het gebied van bijvoorbeeld duurzaamheid en de energietransitie. Een bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte biedt meer mogelijkheden om te kunnen voorzien in de gewenste
flexibiliteit.
Onderdeel C
Algemeen
Aan het experiment in artikel 6 van het Bu Chw worden het gehele grondgebied van vier
gemeenten en gebieden in twee gemeenten toegevoegd. Op grond van artikel 6 van het
Bu Chw is de uitgebreide voorbereidingsprocedure, bedoeld in artikel 3.10, eerste
lid, onder a, van de Wabo, niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Het gaat om een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij ten behoeve van het bevorderen
van duurzame en innovatieve toepassingen voor een activiteit voor een bepaalde termijn
toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo.
In dat artikellid is bepaald dat een omgevingsvergunning voor een activiteit die in
strijd is met het bestemmingsplan kan worden verleend mits de motivering van het besluit
een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Op grond van artikel 4, elfde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht kan
tijdelijk worden afgeweken van het bestemmingsplan voor de duur van tien jaar. Hierop
is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing, waardoor de procedure om een
omgevingsvergunning te verkrijgen voor het bouwen van tijdelijke woningen relatief
snel kan worden doorlopen, mits vaststaat dat geen MER hoeft te worden opgesteld.
Een termijn van tien jaar voor afwijking van het bestemmingsplan is echter vaak te
kort in verhouding tot de termijn om tot een kostendekkende exploitatie te komen voor
flexwoningen. Met de toevoeging van de desbetreffende gemeenten en gebieden aan het
experiment in artikel 6 van het Bu Chw kan ook voor de vergunning om tijdelijk af
te wijken van het bestemmingsplan over een periode van meer dan tien jaar gebruik
worden gemaakt van de reguliere voorbereidingsprocedure en kan de bouw van de tijdelijke
woningen sneller ter hand worden genomen. Overigens blijft op grond van artikel 3.10,
eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo de uitgebreide voorbereidingsprocedure
onverminderd van toepassing als een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad
is vereist. Van dat artikelonderdeel wordt immers met dit experiment niet afgeweken.
Het experiment kan dus uitsluitend worden toegepast voor projecten die vallen onder
de door de gemeenteraad op grond van artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht
aangewezen categorieën van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen
is vereist.
Verder wordt de tijdsduur van het experiment aangepast van 17 juli 2025 naar de inwerkingtreding
van de Omgevingswet. Na inwerkingtreding van die wet wordt voor omgevingsplanactiviteiten
in beginsel standaard de reguliere procedure gevolgd en is het experiment in de meeste
gevallen niet meer noodzakelijk. Daarom wordt de tijdsduur van het experiment gekoppeld
aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
De gebieden die met deze regeling worden toegevoegd aan het experiment, bedoeld in
artikel 6 van het Bu Chw, betreffen het gehele grondgebied van de gemeenten Breda,
Oss, Rotterdam en Westland en gebieden in de gemeenten Putten en ’s-Hertogenbosch.
Deze gemeenten en gebieden zijn hieronder beschreven.
Gemeente Breda
In de gemeente Breda staat de betaalbaarheid van woningen onder druk. De vraag naar
sociale woningen is in de gemeente snel gegroeid en sluit niet meer aan op het woningaanbod.
Het is van belang om snel tijdelijke woningen te realiseren om de tijd te overbruggen
die nodig is om het aanbod aan permanente woningen conform de woningbouwopgave te
realiseren. De gemeente Breda wil daarom flexwoningen op meerdere locaties realiseren.
De flexwoningen in Breda zijn modulair en verplaatsbaar en zullen aan het eind van
de looptijd elders ingezet worden. De tijdelijke woningen zijn bedoeld voor kwetsbare
doelgroepen.
Gemeente Oss
De gemeente Oss staat voor een grote woningbouwopgave. De behoefte aan woningen in
de gemeente is groter dan het aanbod. De verwachting is dat die vraag de komende jaren
alleen maar blijft stijgen. Daarom wil de gemeente snel 240 flexwoningen voor een
periode van vijftien jaar mogelijk maken op verschillende locaties in Oss. De flexwoningen
zijn modulaire, circulaire en duurzaam gebouwde volwaardige woningen die volledig
geproduceerd worden in een fabriek. Modulaire gebouwen kunnen hergebruikt, verplaatst
of getransformeerd worden. De woningen hebben een kwaliteit voor een levensduur van
tenminste veertig jaar, waardoor ze na vijftien jaar opnieuw ingezet gaan worden op
een nieuwe locatie.
Gezien de huidige druk op de woningmarkt en de wachtlijsten voor sociale huurwoningen,
is het van groot belang dat deze flexwoningen snel gerealiseerd kunnen worden. Door
toevoeging van het gehele grondgebied van de gemeente Oss aan artikel 6 van het Bu
Chw kunnen deze woningen met de reguliere procedure in plaats van de uitgebreide procedure
vergund worden.
Gemeente Putten, Bijsterenseweg
Vanwege de grote vraag naar woningen wil de gemeente Putten graag de mogelijkheid
bieden om tijdelijke woningen te bouwen. De gemeente wil hiermee inspelen op een specifieke
behoefte binnen de lokale woningmarkt en bijdragen aan differentiatie van het woningaanbod.
Samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is onderzoek gedaan naar geschikte
plekken en is uiteindelijk een locatie aan de Bijsterenseweg naar voren gekomen. Op
deze locatie kunnen 20 tijdelijke woningen worden gebouwd voor de duur van vijftien
jaar. De woningen zijn verplaatsbaar en worden na afloop van die periode elders neergezet.
Gemeente Rotterdam
De spanning op de Rotterdamse woningmarkt is groot. Vooral aan de onderkant van het
sociale huursegment is deze druk zichtbaar door een grote vraag naar betaalbare huurwoningen
onder jongeren, studenten, spoedzoekers, zoals statushouders, gescheiden personen
of mensen die vanuit een instelling weer zelfstandig gaan wonen. De gemeente Rotterdam
heeft als doel om de druk in dit segment zo snel mogelijk te verlichten door de bouw
van tijdelijke huisvesting. De gemeente Rotterdam wil op vijf locaties flexwoningen
laten bouwen, namelijk in de gebieden Nesselande, Hoogvliet, IJsselmonde, Feijenoord
en Delfshaven. De mogelijkheid bestaat dat de Rotterdamse opgave voor flexwoningen
uitgebreid wordt naar nieuwe locaties. Daarom is ervoor gekozen het gehele grondgebied
van de gemeente Rotterdam toe te voegen aan dit experiment. De flexwoningen zullen
veelal in de fabriek gemaakt worden, zijn zeer duurzaam, modulair en volledig circulair
en dragen daarmee bij aan de verduurzaming van de bouw. Bovendien zijn de woningen
dusdanig van kwaliteit dat zij na gebruik op de ene locatie (tien tot vijftien jaar)
nog zeker eenzelfde periode geëxploiteerd kunnen worden op een andere locatie.
Gemeente ’s-Hertogenbosch, De Groote Wielen
In het toekomstig woongebied De Groote Wielen Noordoosthoek wil de gemeente ’s-Hertogenbosch
vooruitlopend op de ontwikkeling van het woongebied in totaal 220 flexibele woningen
voor circa vijftien jaar realiseren. De gemeente wil met dit project bijdragen aan
een snellere oplossing voor het woningtekort. Flexwoningen kunnen sneller worden geplaatst
omdat ze (grotendeels) in een fabriek worden gemaakt waardoor de bouwtermijn relatief
kort is. Bovendien zijn flexwoningen relatief gemakkelijk verplaatsbaar. Binnen de
periode van circa vijftien jaar worden ze verplaatst naar een andere locatie. De vrijkomende
locatie kan daarna worden gebruikt voor reguliere woningbouw. De flexwoningen in ’s-Hertogenbosch
zijn modulair, circulair, snel te herplaatsen en zijn samengesteld met zoveel mogelijk
natuurlijke materialen (biobased). Door de langere exploitatietermijn ontstaat een
hogere investeringscapaciteit die kan worden ingezet om kwalitatief hoogwaardige flexwoningen
te bouwen die voldoen aan Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG), die veel langer
meegaan en die qua comfort vergelijkbaar zijn met permanente woningen. Het woongebied
De Groote Wielen is eerder met de zeventiende tranche van het Bu Chw (Stb. 2019, 53) toegevoegd aan het experiment met een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in
artikel 7c van het Bu Chw.
Gemeente Westland
De gemeente Westland wil op meerdere locaties flexwoningen realiseren. Hiermee wil
de gemeente enerzijds voorzien in een acute woonbehoefte die bij zogeheten spoedzoekers
speelt. De doelgroep spoedzoekers is vrij divers en bestaat onder andere uit statushouders,
mensen die zijn gescheiden en studenten. Anderzijds wil de gemeente met name Westlandse
jongeren via flexwoningen de kans bieden om te kunnen starten op de woningmarkt. Het
bieden van kansen op de (lokale) woningmarkt aan met name starters zorgt ervoor dat
zij zich beter kunnen ontplooien dan wanneer ze hun woonwens niet kunnen verwezenlijken.
Wanneer een starter (of een ander huishouden) huisvesting vindt in een flexwoning,
verliest men daarmee niet de opgebouwde wachttijd voor een sociale huurwoning. Op
deze manier zorgt de gemeente Westland er enerzijds voor dat een starter aan het eind
van de huurperiode niet in de problemen komt, en anderzijds dat de starter binding
kan blijven houden met de regio.
Met deze flexwoningen wil de gemeente Westland de woningvoorraad relatief snel uitbreiden,
omdat deze woningen vaak geheel of gedeeltelijk in de fabriek worden gemaakt, waardoor
de bouwtijd korter is. Bijkomend voordeel is dat bouwen in een fabriek minder bouwafval
en overlast met zich meebrengt. Door het tijdelijke karakter kunnen locaties worden
benut die in eerste instantie geen woonbestemming hebben. Voor de toekomst kunnen
de locaties geschikt worden gemaakt om permanente woningbouw te realiseren. De tijdelijke
oplossing van flexwoningen loopt hierop vooruit. De flexwoningen worden all-electric
gebouwd, waardoor geen gebruikgemaakt hoeft te worden van gas.
Onderdeel D
Het Stationsgebied Heerhugowaard in de gemeente Dijk en Waard wordt toegevoegd aan
artikel 6q van het Bu Chw. Dit experiment biedt de mogelijkheid om in de bouwverordening
een MPG van 0,9 voor te schrijven. Dit is thans een strengere norm voor kantoorgebouwen
dan op grond van het Bouwbesluit 2012 geldt.
In het eerste lid van artikel 5.8 van het Bouwbesluit 2012 staat dat een te bouwen
bouwwerk zodanig is vormgegeven dat de belasting van het milieu door de in het bouwwerk
toe te passen materialen wordt beperkt. Deze functionele eis heeft tot doel de schadelijke
effecten van de gebruikte materialen in gebouwen te beperken, door het sturen op het
duurzaamheidsgehalte van te bouwen woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen. De milieueffecten
van het materiaalgebruik spelen een belangrijke rol bij het terugdringen van de totale
milieubelasting van gebouwen en bouwwerken. Door inzicht te krijgen in de milieueffecten
van het materiaalgebruik kan een verdere reductie van de milieubelasting in de bouw
worden gerealiseerd. Naast belangrijke aandachtspunten als beperking van CO2-emissie, speelt de uitputting van grondstoffen een belangrijke rol. Door een toenemend
gebruik van grondstoffen (mondiaal) worden grondstoffen steeds schaarser of moeilijker
winbaar en daardoor duurder. Dit leidt tot aantasting van het milieu en hogere kosten
voor het bouwen en beheren van woningen en gebouwen.
De MPG is in artikel 5.9 van het Bouwbesluit 2012 opgenomen. Door dit experiment krijgt
de gemeente Dijk en Waard de mogelijkheid om een strengere MPG op te leggen voor nieuwe
kantoorgebouwen met een oppervlakte van meer dan 100 m2. Hierbij is als bovengrens een waarde van 0,9 bepaald, zodat een milieuwinst van
10% kan worden behaald ten opzichte van de geldende MPG, bedoeld in artikel 5.9, tweede
lid, van het Bouwbesluit 2012. De mogelijkheid om een strengere norm te stellen opent
de weg om inhoud te geven aan lokale duurzaamheidsambities van de gemeente Dijk en
Waard voor het Stationsgebied Heerhugowaard.
Het Stationsgebied Heerhugowaard is met de eerste tranche van de Ru Chw (Stcrt. 2019, 36712) ook toegevoegd aan het experiment met een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte
in artikel 7c van het Bu Chw en zal met onderdeel F van deze regeling tevens worden
toegevoegd aan het experiment in artikel 6p van het Bu Chw.
Onderdeel E
Aan het experiment in artikel 7ad van het Bu Chw worden de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk,
De Fryske Marren, Hillegom, Lisse en Teylingen toegevoegd. Op grond van dat artikel
kunnen deze gemeenten afwijken van de omschrijving van de categorie ‘sociale koopwoning’
in artikel 1.1.1, eerste lid, onder e, van het Besluit ruimtelijke ordening. Met het
experiment wordt de vaste koopprijs van ten hoogste € 200.000,– die in het Bro is
vastgelegd, losgelaten en wordt voor de ten hoogste koopprijs aangesloten bij de kostenprijs
die voortvloeit uit de geldende Voorwaarden en Normen voor hypotheken met Nationale
Hypotheekgarantie (NHG) van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). De bovengrens
van € 200.000,– wordt door deze gemeenten te laag bevonden om goed gebruik te kunnen
maken van de mogelijkheid die artikel 3.1 van de Wro biedt om in bestemmingsplannen
regels op te nemen over percentages toegelaten woningbouwcategorieën. De koopprijs
sluit namelijk niet aan op de huidige marktrealiteit, waardoor weinig betaalbare nieuwbouwwoningen
worden toegevoegd aan de voorraad geschikt voor starters en mensen met een middeninkomen.
Het experiment geeft de gemeenten een bruikbare mogelijkheid om in een bestemmingsplan
te regelen dat betaalbare koopwoningen worden gebouwd en dat die voor maximaal tien
jaar in de categorie sociale koopwoning behouden blijven. De beschikbaarheid van betaalbare
koopwoningen helpt mee bij het aantrekken van werknemers met een middeninkomen in
sectoren met personeelstekorten, bijvoorbeeld in de zorg en het onderwijs.
Onderdeel F
Met onderdeel F worden twee artikelen toegevoegd aan de Ru Chw waarmee het toepassingsbereik van
twee experimenten uit het Bu Chw wordt uitgebreid. De artikelen worden hieronder toegelicht.
Artikel 3.12
Het Stationsgebied Heerhugowaard in de gemeente Dijk en Waard wordt toegevoegd aan
het experiment met een strengere energie-eis, zoals opgenomen in artikel 6p, vierde
lid, van het Bu Chw. Hiermee wordt het voor de gemeente Dijk en Waard mogelijk om
bij nieuwbouw waarvoor een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo vereist is, in de bouwverordening voorschriften
op te nemen die voorzien in lagere maximumwaarden voor energiebehoefte en primair
fossiel energiegebruik en een hogere minimumwaarde voor het aandeel hernieuwbare energie
dan bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012.
Het Stationsgebied Heerhugowaard in de gemeente Dijk en Waard is nu al intensief in
gebruik en wordt ontwikkeld tot een veilig, aantrekkelijk en levendig stadskwartier.
Het Stationsgebied Heerhugowaard wordt ontwikkeld tot een plek met veel gemengde functies
waar een grote diversiteit aan mensen gebruik van maakt en waar ontmoeting de hele
dag door plaatsvindt. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken wordt voor het Stationsgebied
Heerhugowaard een bestemmingsplan verbrede reikwijdte opgesteld. Hoewel dit een ruimer
toepassingsbereik biedt dan de ‘goede ruimtelijke ordening’ zoals opgenomen in artikel
3.1 van de Wro en in het bestemmingsplan ook regels gesteld kunnen worden die strekken
tot het bereiken en in stand houden van een gezonde fysieke leefomgeving, biedt dit
nog niet de mogelijkheid om strengere eisen te stellen dan de regels uit het Bouwbesluit
2012 ten aanzien van de energiebehoefte en primair fossiel energiegebruik en het aandeel
hernieuwbare energie. Deze mogelijkheid is voor de gemeente Dijk en Waard echter cruciaal
om toe werken naar de landelijk gestelde CO2-reductie van 90% in 2050 en de circulaire bouweconomie in 2050. Door toevoeging aan
het experiment in artikel 6p, vierde lid, van het Bu Chw kan de gemeente Dijk en Waard
voor nieuwbouw nadere eisen stellen aan BENG in het Stationsgebied Heerhugowaard.
Dit draagt eraan bij om de gestelde CO2-reductie ook daadwerkelijk te behalen.
Het Stationsgebied Heerhugowaard in de gemeente Dijk en Waard wordt met onderdeel
D ook toegevoegd aan het experiment in artikel 6q van het Bu Chw.
Artikel 3.13
Aan het experiment met collectieve zuivering in artikel 7ak van het Bu Chw worden
de gemeenten Rotterdam en Midden-Delfland toegevoegd. Dit experiment maakt de collectieve
zuivering van afvalwater dat afkomstig is van glastuinbouwbedrijven in het Westland
mogelijk. Vanaf 1 januari 2018 zijn glastuinbouwbedrijven op grond van de artikelen
3.64a en 3.64b van het Activiteitenbesluit milieubeheer verplicht om gewasbeschermingsmiddelen
die bestaan uit organische verbindingen, uit hun afvalwater te zuiveren. Zuiveringsinstallaties
moeten de gewasbeschermingsmiddelen voor minimaal 95% verwijderen uit het te lozen
water. Het gaat om drainwater bij substraatteelt, drainagewater bij grondgebonden
teelt en filterspoelwater dat gewasbeschermingsmiddelen bevat. Voor tuinders die aan
deze verplichting willen voldoen via een gezamenlijke (collectieve) voorziening is
er in artikel 3.64b van het Activiteitenbesluit milieubeheer een mogelijkheid om via
een door het bevoegd gezag vast te stellen maatwerkvoorschrift een realisatietermijn
te krijgen tot uiterlijk 1 januari 2021. Die mogelijkheid ziet op twee situaties:
-
– het collectief zuiveren in een zuiveringsvoorziening, bijvoorbeeld door een aantal
tuinders gezamenlijk; of
-
– het collectief zuiveren in een zuiveringtechnisch werk geëxploiteerd door een waterschap.
In dat geval is er nog een keuze tussen het zuiveren van alleen het bedrijfsafvalwater
van de tuinders, of het zuiveren van de totale afvalwaterstroom die op de zuivering
aankomt.
In het Westland is het initiatief genomen tot een experiment waarbij het Hoogheemraadschap
van Delfland als dienst voor telers de zuivering uitvoert. Het afvalwater zal in de
Afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) Nieuwe Waterweg in Hoek van Holland gezuiverd
worden. Daarvoor is een businessplan opgesteld waarbij een collectieve aanpak van
de zuiveringsplicht leidt tot enigszins lagere kosten en een hogere robuustheid qua
zuivering. De op te richten zuiveringscoöperatie vertegenwoordigt zo'n 1.100 ha glastuinbouw,
circa 12% van de Nederlandse glastuinbouw en 25% van de Westlandse glastuinbouw. Er
is daarbij gekozen voor niet alleen het zuiveren van het afvalwater van de tuinders,
maar ook gezamenlijke zuivering met ander afvalwater uit de dorpskernen.
De gemeenten Midden-Delfland en Rotterdam willen graag toegevoegd worden aan dit experiment,
omdat een aantal glastuinbouwbedrijven dat wil deelnemen aan dit innovatieve experiment
gelegen is in deze gemeenten. Dit betekent dat de glastuinbouwbedrijven die in Hoek
van Holland (Rotterdam) en Midden-Delfland zijn gelegen en die kunnen aantonen dat
zij hun afvalwater via de nog te realiseren collectieve zuiveringsvoorziening bij
de Nieuwe Waterweg zullen laten zuiveren, deel kunnen nemen aan dit innovatieve experiment.
Het vereiste dat de glastuinbouwbedrijven moeten kunnen aantonen dat zij hun afvalwater
via de nog te realiseren collectieve-zuiveringsvoorziening bij de Nieuwe Waterweg
zullen lozen, vloeit voort uit het zesde lid van artikel 7ak van het Bu Chw.2 Een groter aantal deelnemers is gunstig voor het experiment, omdat de kosten dan
door meer bedrijven kunnen worden opgebracht, wat de slagingskans groter maakt. Uit
inventarisatie bij de betreffende glastuinbouwbedrijven is al gebleken dat er veel
interesse is bij deze bedrijven om deel te nemen aan dit experiment.
Dit experiment is voor de gemeenten Midden-Delfland en Rotterdam van belang omdat
de beoogde installatie robuuster zal worden uitgevoerd dan het geval zal zijn bij
de honderden individuele zuiveringsinstallaties die anders bij de deelnemende bedrijven
geplaatst zouden worden. Daarnaast biedt deze collectieve aanpak de kans om stappen
te zetten in het versneld verminderen van de emissie van nutriënten en het circulair
maken van de waterketen, welke past bij de ambitie van de sector zelf, de provincie,
het Rijk en de Europese Commissie. AWZl's zuiveren (stedelijk en bedrijfs-)afvalwater
nu tot de geldende eisen. Door de collectieve zuivering zal hier een stapje bovenop
worden gedaan. De installatie wordt geplaatst om gewasbeschermingsmiddelen te verwijderen
uit het afvalwater, zodat de glastuinbouwbedrijven voldoen aan de zuiveringsplicht
(artikel 3.64a van het Activiteitenbesluit milieubeheer), maar het bijkomend voordeel
is dat overige microverontreinigingen, zoals medicijnresten, eveneens uit het afvalwater
worden verwijderd.
Artikel II
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld. Er wordt afgeweken van de systematiek
van vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden, omdat door onmiddellijke
inwerkingtreding voor de doelgroep (verschillende overheden) aanmerkelijke publieke
nadelen worden voorkomen. De overheden die in deze regeling zijn betrokken, hebben
zelf verzocht om bij regeling te worden toegevoegd aan in het Bu Chw mogelijk gemaakte
experimenten. Enkele zijn ook al begonnen met de procedures die moeten leiden tot
besluiten waarin uitvoering wordt gegeven aan de experimenten waaraan de projecten
met deze regeling worden toegevoegd. Zij worden benadeeld als de besluitvormingsprocedure
voor deze projecten wordt vertraagd door toepassing van de regeling inzake vaste verandermomenten
en een invoeringstermijn van drie maanden. De regeling bevat verder geen regels waaraan
administratieve lasten verbonden zijn voor burgers en bedrijven of andere nadelen
als gevolg van de afwijking.
Artikel III
In artikel III wordt de citeertitel gegeven. Aan de hand van de citeertitel kan duidelijk
worden aangegeven in welke tranche een project of gebied aan een experiment is toegevoegd:
de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (dertiende tranche).
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge