Beleidsregel van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 juli 2019, houdende beleidsregels voor de beoordeling van aanmeldingen in het kader van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (Beleidsregel aanmeldingen Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2.2, 2.4, vijfde lid, en 2.18 van de Crisis- en herstelwet;

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. regeling:

Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet;

b. wet:

Crisis- en herstelwet.

Artikel 2

Projecten en gebieden als bedoeld in de artikelen 2.2, 2.4, vijfde lid, en 2.18 van de wet worden alleen bij regeling aangewezen als uit de aanmelding blijkt dat:

  • a. de betrokkenheid van de gemeenteraad of provinciale staten is geborgd; en

  • b. kennisgeving aan of betrokkenheid van belanghebbenden is geborgd.

Artikel 3

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel aanmeldingen Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

I. Algemeen

De Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) is bij wet van 29 mei 2019 (Stb. 2019, 216) gewijzigd. Voortaan kunnen bestaande experimenten bij ministeriële regeling worden uitgebreid door daarvoor nieuwe gebieden en projecten aan te wijzen. Tijdens de parlementaire behandeling is op 28 mei 2019 de motie-Verheijen c.s. aangenomen waarin de Eerste Kamer de Minister verzoekt om er in te voorzien dat gemeenteraden c.q. provinciale staten, omwonenden en andere belanghebbenden in een vroegtijdig stadium betrokken kunnen worden bij het overleg over de invulling, schaal en effecten van deze projecten en projectlocaties.1 Ook is tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Chw een toezegging gedaan aan de Eerste Kamer om een beleidsregel vast te stellen die inhoudt dat projecten alleen voor aanwijzing in aanmerking komen als de betrokkenheid van de gemeenteraad of provinciale staten geborgd is.2

Naast de criteria in de Chw en het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet waaraan aanmeldingen moeten voldoen, zijn in deze beleidsregels criteria neergelegd voor de beoordeling van aanmeldingen voor aanwijzing van nieuwe projecten en gebieden.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

Onderdeel a

Indirecte experimenten

Bij veel projecten en gebieden die worden toegevoegd aan experimenten is nog nadere besluitvorming nodig voordat het experiment daadwerkelijk kan worden toegepast, bijvoorbeeld het veelvoorkomende experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Dit zijn zogenaamde indirecte experimenten. Op basis van enkel de aanwijzing van een project of gebied kan niet direct gebruik worden gemaakt van het experiment, maar is eerst nog uitwerking in bijvoorbeeld een bestemmingplan noodzakelijk. Daarbij is de gemeenteraad betrokken omdat hij het plan vaststelt. Bij de toevoeging van nieuwe projecten en gebieden aan indirecte experimenten is de betrokkenheid van de gemeenteraad of provinciale staten dus geborgd. Overigens is er ook ruimte om de gemeenteraad of provinciale staten al eerder in het proces te betrekken.

Directe experimenten

Bij de zogenaamde directe experimenten, bijvoorbeeld experimenten waarbij zonder voorafgaand besluit wordt afgeweken van het Bouwbesluit 2012, moet uit de aanmelding blijken dat de gemeenteraad of provinciale staten betrokken zijn geweest bij de aanmelding voor de aanwijzing van een project of gebied. Dit kan bijvoorbeeld middels een raadsinformatiebrief.

Onderdeel b

Indirecte experimenten

Bij veel projecten en gebieden die worden toegevoegd aan experimenten vindt betrokkenheid van omwonenden en andere belanghebbenden in ieder geval plaats in de fase van nadere besluitvorming, bijvoorbeeld in de vorm van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) die wordt gevolgd bij de vaststelling van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Voor dergelijke experimenten hoeft uit de aanmelding niet expliciet te blijken dat omwonenden en andere belanghebbenden zijn betrokken, omdat deze betrokkenheid is geborgd in de fase van nadere besluitvorming. Een ieder kan namelijk zienswijzen indienen op het ontwerpbestemmingsplan. Ook kunnen omwonenden en andere belanghebbenden in een eerder stadium worden betrokken.

Directe experimenten

In het geval van directe experimenten moet uit de aanmelding blijken dat omwonenden en andere belanghebbenden in kennis zijn gesteld van de aanmelding voor de aanwijzing van een project of gebied. Afhankelijk van het experiment kan hier bijvoorbeeld invulling aan worden gegeven door het houden van een informatieavond of het plaatsen van het voornemen tot aanmelding in een huis-aan-huisblad.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstukken I 2018/19, 35 013, G.

X Noot
2

Handelingen I 2018/2019, 30, item 11, p. 4.

Naar boven