TOELICHTING
Op 1 september 2015 is de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken1 in werking getreden. Jaarlijks wordt bezien of de in die regeling vastgestelde tarieven
moeten worden aangepast. Voor het jaar 2023 is er aanleiding de tarieven aan te passen.
De kostprijs van het A-onderzoek is vanwege een stijging van de aan dit onderzoek
toe te rekenen personeelskosten hoger geworden. Dit geldt niet voor de kostprijzen
van de veiligheidsonderzoeken op B- en C-niveau. Aangezien alleen de feitelijk gemaakte
kosten in rekening mogen worden gebracht, dienen deze tarieven overeenkomstig te worden
verlaagd. De tariefverlaging geldt echter niet, zoals reeds aangekondigd in de Regeling
tarieven veiligheidsonderzoeken 20222, voor het tarief van het veiligheidsonderzoek burgerluchtvaart. Dit tarief wordt
met ingang van 2023 opgetrokken naar het niveau van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
Met de onderhavige regeling worden de tarieven in de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken
voor 2023 als volgt aangepast.
Soort onderzoek
|
Tarief 2017
|
Tarief 2018
|
Tarief 2019
|
Tarief 2020
|
Tarief 2021
|
Tarief 2022
|
Tarief 2023
|
A
|
€ 4.487
|
€ 3.954
|
€ 4.020
|
€ 4.004
|
€ 4.004
|
€ 3.275
|
€ 3.408
|
B
|
€ 1.277
|
€ 1.295
|
€ 1.318
|
€ 1.193
|
€ 1.193
|
€ 1.056
|
€ 910
|
C
|
€ 840
|
€ 853
|
€ 876
|
€ 832
|
€ 832
|
€ 827
|
€ 720
|
BL
|
€ 94
|
€ 96
|
€ 132
|
€ 127
|
€ 127
|
€ 129
|
€ 180
|
Per 1 oktober 2018 is de Regeling Unit Veiligheidsonderzoeken3 in werking getreden. Hiermee is een gezamenlijk werkverband van de Algemene Inlichtingen
en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD)
tot stand gebracht ten behoeve van het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld
in de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Dit is de Unit Veiligheidsonderzoeken (UVO).
Ingevolge artikel 9a van de Wvo dienen alle kosten die samenhangen met het verrichten
van een veiligheidsonderzoek aan de werkgever te worden doorberekend. Tot en met 2019
werd daarvan elk jaar de kostprijs per product voor het opvolgende jaar berekend en
werden de tarieven hierop aangepast.
Voor de UVO is in 2020 door KPMG een vernieuwd integraal en reëel kostprijsmodel ontwikkeld.
Met ingang van 1 januari 2021 is dit model de basis voor de tarieven veiligheidsonderzoeken.
Alle jaarlijkse kosten van de AIVD en MIVD die zijn gemoeid met de uitvoering van
veiligheidsonderzoeken worden in dit model meegenomen overeenkomstig artikel 9a van
de Wvo. Dit artikel schrijft uitdrukkelijk voor dat alle kosten die samenhangen met
het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de artikelen 7 en 9 Wvo ten
last moeten komen van de werkgevers. Het kostprijsmodel rekent die kosten door naar
integraal kostendekkende kostprijzen voor de verschillende typen veiligheidsonderzoeken
(A, B, C en BL).
De UVO hanteert verschillende gemeten normtijden, zoals de gemeten behandeltijd, en
koppelt deze aan de werkprocessen van de organisatie. Ook is een inschatting gemaakt
van de verwachte volumes in de aankomende jaren. Deze informatie wordt gebruikt in
het kostprijsmodel enerzijds om kosten toe te delen naar de verschillende typen veiligheidsonderzoeken
en anderzijds om de hoogte van kostprijzen te bepalen. Voor de bepaling van de kostprijzen
worden de integrale kosten per type veiligheidsonderzoek gedeeld door de verwachte
volumes. Om grote fluctuaties in kostprijzen te voorkomen, is gekozen voor een meerjarig
tarievenbeleid met gemiddelde normtijden bepaald over meerdere jaren. De doorberekening
van de kosten van veiligheidsonderzoeken met het KPMG-model heeft tot gevolg dat de
berekende tarieven voor de A, B en C onderzoeken in 2023 moeten worden bijgesteld
ten opzichte van de tarieven in 2022.
Daarnaast worden de berekende tarieven voor de burgerluchtvaart in 2023 verhoogd ten
opzichte van de tarieven in 2022 en eerdere jaren. In 2022 werd op basis van het nieuwe
kostprijsmodel het berekende kostendekkend tarief voor de burgerluchtvaart bepaald
op € 189,–. In 2022 zijn, zoals in de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken 2022
is aangegeven, deze kosten niet direct bij de afnemers in rekening gebracht maar is
volstaan met een indexatie. De reden hiervoor is dat, omdat een stabiele ontwikkeling
van de tarieven mede het uitgangspunt is, de werkgevers in de burgerluchtvaart zo
in de gelegenheid zijn gesteld zich op deze tariefsverhoging voor te bereiden. Met
de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken 2023 wordt nu ook voor de burgerluchtvaartsector
de stap gemaakt naar kostendekkende tarieven zoals opgelegd in artikel 9a Wvo. Onder
meer door actieve verspreiding van de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken 2022
en melding van de voorgenomen tariefsverhoging per januari 2023 in diverse gremia
is deze stap naar kostendekkende tarieven met stakeholders gecommuniceerd.
Hieronder wordt verder inzicht gegeven in de totstandkoming van de kostprijzen en
de hieruit voortvloeiende tarieven.
Verwachte volumes
De prognoses die worden gehanteerd bij de totstandkoming van de tarieven zijn onder
andere gebaseerd op historische data, informatie van afnemers en beleidsontwikkelingen.
Voor 2023 worden 60.300 (civiele) aanvragen en 18.500 aanvragen vanuit de defensieorganisatie
verwacht. Wat betreft de burgerluchtvaartsector wordt in 2023 een sterke groei voorzien
in het aantal aanvragen. Het aantal aanvragen in de burgerluchtvaart neemt naar verwachting
ten opzichte van 2020 en 2021, waar de instroom van aanvragen als consequentie van
de COVID-19 crises laag was, toe tot 50.000 aanvragen. Dit betreft 40.000 voor de
BL en 10.000 voor de luchtvrachtketen. Dit aantal ligt in lijn met het aanbod van
2018 en 2019 en sluit aan op de verwachtingen vanuit de IATA4 dat de luchtvaart in 2023 terug is op het niveau van voor corona.
Ten opzichte van 2022 is verder de verwachting dat het aantal uit te voeren A, B en
C-onderzoeken in 2023 ook zal toenemen.
Geprognotiseerde volumes
|
AIVD
|
MIVD
|
Totaal UVO
|
Product
|
Volumes 2023
|
Volumes 2023
|
Volumes 2023
|
A
|
3.700
|
2.800
|
6.500
|
B
|
5.800
|
10.900
|
16.700
|
C
|
800
|
4.800
|
5.600
|
BL
|
50.000
|
|
50.000
|
Totaal
|
60.300
|
18.500
|
78.800
|
Geaggregeerde kostenniveaus
De toerekenbare kostenbasis ziet op alle kosten die gemoeid zijn met de uitvoering
van veiligheidsonderzoeken. De kosten van de UVO bestaan uit drie hoofdcomponenten,
te weten de directe kosten van AIVD en MIVD, de aan de UVO doorberekende overhead
van AIVD en MIVD en specifiek voor de burgerluchtvaart de doorberekende kosten van
de mandaathouder Koninklijke Marechaussee (KMar).
De directe kosten van de UVO bestaan onder meer uit salarissen (personeelskosten)
en kosten voor bedrijfsvoering en externe naslagen (overig budget). Verder heeft de
UVO toegang tot kennis van andere AIVD-onderdelen. Dit ziet op raadpleging van inlichtingendatabases
en (personele) inspanningen voor naslag verzoeken. Voor ieder veiligheidsonderzoek
van de UVO worden diverse inlichtingendatabases geraadpleegd. Een gedeelte van de
aan die databases verbonden uitvoeringskosten wordt toegerekend aan de uitvoering
van veiligheidsonderzoeken. Onder de overheadkosten van de UVO in het model vallen
kosten zoals de huisvestingskosten die worden toegerekend aan de UVO, de (toerekenbare)
kosten voor ICT voorzieningen en kosten van aan de UVO ondersteunende diensten zoals
communicatie, juridische zaken en facilitaire diensten.
Geaggregeerde kosten
|
AIVD
|
MIVD
|
Totaal UVO
|
Product
|
Kosten
|
Kosten
|
Kosten
|
A
|
€ 12.610.000
|
€ 9.543.000
|
€ 22.152.000
|
B
|
€ 5.279.000
|
€ 9.922.000
|
€ 15.201.000
|
C
|
€ 576.000
|
€ 3.454.000
|
€ 4.030.000
|
BL
|
€ 9.017.000
|
€ –
|
€ 9.017.000
|
Totaal
|
€ 27.482.000
|
€ 22.919.000
|
€ 50.400.000
|
Toerekeningsystematiek
Alle kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van veiligheidsonderzoeken worden op
basis van verschillende verdeelsleutels toegeschreven aan functiegroepen en de vier
producten. Een verdeelsleutel heeft als doel om kosten op een zo goed mogelijke wijze
toe te rekenen aan functiegroepen, processen, activiteiten en producten. Met de overzichten
vanuit het tijdschrijfsysteem wordt een zo’n nauwkeurig mogelijke kostenallocatie
bewerkstelligd. Het verdelen van de volledig integrale kostenbasis via middelen en
activiteiten naar producten resulteert in integrale kosten per type veiligheidsonderzoek.
Veiligheidsonderzoeken zijn verder maatwerk. Het A-onderzoek is het zwaarste onderzoek
en het meest kosten-intensief zowel wat betreft de inzet van personeel als de raadpleging
van (externe) bestanden. Dit is duidelijk zichtbaar in onderstaande tabellen. Deze
tabellen geven inzicht in de gemaakte kosten per onderzoek. Daarbij zij opgemerkt
dat er gekozen is voor een categoriaal tarief en er geen nadere uitsplitsing is gemaakt
naar de feitelijke kosten van een individueel onderzoek. Dit om te voorkomen dat bij
ieder onderzoek een individueel tarief moet worden berekend.
Opbouwkostprijs
|
A-onderzoek
|
B-onderzoek
|
C-onderzoek
|
Personeelskosten UVO
|
€ 1.663
|
€ 446
|
€ 341
|
Overig budget
|
€ 37
|
€ 10
|
€ 8
|
Inlichtingen & Operatien
|
€ 441
|
€ 97
|
€ 97
|
Toerekenbare overhead
|
€ 1.267
|
€ 357
|
€ 274
|
Kosten mandaathouder KMar
|
€ –
|
€ –
|
€ –
|
Kostprijs
|
€ 3.408
|
€ 910
|
€ 720
|
Kostenniveau burgerluchtvaart
Bij het veiligheidsonderzoek burgerluchtvaart zijn werkzaamheden gemandateerd aan
de Koninklijke Marechaussee (KMar). De KMar factureert voor deze diensten een totaalbedrag
aan de UVO. Ieder jaar wordt het bedrag herzien en afgestemd tussen de KMar en de
UVO. De doorberekening van deze kosten is in overeenstemming met artikel 9a van de
Wvo. Deze kosten zijn additioneel aan de kosten die de UVO zelf maakt ten behoeve
van de uitvoering van burgerluchtvaart onderzoeken. Dit betekent dat de kostenopbouw
vanwege deze additionele kosten gedeeltelijk een andere is dan die voor de A, B en
C onderzoeken.
Opbouwkostprijs
|
BL-onderzoek
|
Personeelskosten UVO
|
€ 71
|
Overig budget
|
€ 2
|
Inlichtingen & Operatien
|
€ 6
|
Toerekenbare overhead
|
€ 55
|
Kosten mandaathouder KMar
|
€ 46
|
Kostprijs
|
€ 180
|
Inwerkingtreding
De met de onderhavige regeling vastgestelde tarieven worden toegepast op initiële
of herhaalonderzoeken die op of na 1 januari 2023 zijn aangemeld. Bij schriftelijke
aanvragen is de datum poststempel op een aanvraag bepalend.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot