Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 november 2021, houdende aanpassing van de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie,

Gelet op artikel 9a van de Wet veiligheidsonderzoeken;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken komt artikel 2 als volgt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Voor het verrichten van een veiligheidsonderzoek op A-niveau is de werkgever een tarief van € 3.275,– verschuldigd.

  • 2. Voor het verrichten van een veiligheidsonderzoek op B-niveau is de werkgever een tarief van € 1.056,– verschuldigd.

  • 3. Voor het verrichten van een veiligheidsonderzoek op C-niveau is de werkgever een tarief van € 827,– verschuldigd.

  • 4. Voor het verrichten van een veiligheidsonderzoek burgerluchtvaart (BL) is de werkgever een tarief van € 129,– verschuldigd.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Op 1 september 2015 is de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken1 in werking getreden. Jaarlijks wordt bezien of de in die regeling vastgestelde tarieven moeten worden aangepast. In 2020 en 2021 zijn de tarieven niet gewijzigd. De redenen daarvoor zijn de ontwikkeling van het hieronder genoemde door KPMG ontwikkelde model, organisatorische wijzigingen in verband met de inwerkingtreding van de Regeling Unit Veiligheidsonderzoeken en de gevolgen van de COVID-19 pandemie. Consequentie hiervan was dat er onvoldoende inzicht bestond in de daadwerkelijk ten behoeve van het veiligheidsonderzoek gemaakte kosten om op basis daarvan tot een kostprijs per eenheid product te komen.

Voor het jaar 2022 is het noodzakelijk de tarieven wel aan te passen.

De kostprijzen van de veiligheidsonderzoeken op A-, B- en C-niveau zijn onder andere door een verdere verbetering in het bedrijfsproces lager. Aangezien alleen de feitelijk gemaakte kosten in rekening mogen worden gebracht, dienen de tarieven overeenkomstig te worden verlaagd. Dit geldt echter niet voor de kostprijs van het veiligheidsonderzoek burgerluchtvaart. Uit het nieuwe KPMG-model blijkt dat onder meer de overheadkosten die in verband met de veiligheidsonderzoeken worden gemaakt hoger liggen dan deze in het eerdere model waren begroot.

Met de onderhavige regeling worden de tarieven in de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken voor 2022 als volgt aangepast.

Soort onderzoek

Tarief 2016

Tarief 2017

Tarief 2018

Tarief 2019

Tarief 2020

Tarief 2021

Tarief 2022

A

€ 6.927

€ 4.487

€ 3.954

€ 4.020

€ 4.004

€ 4.004

€ 3.275

B

€ 1.032

€ 1.277

€ 1.295

€ 1.318

€ 1.193

€ 1.193

€ 1.056

C

€ 674

€ 840

€ 853

€ 876

€ 832

€ 832

€ 827

BL

€ 87

€ 94

€ 96

€ 132

€ 127

€ 127

€ 129

Per 1 oktober 2018 is de Regeling Unit Veiligheidsonderzoeken2 in werking getreden. Hiermee is er een gezamenlijk werkverband van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD) tot stand gebracht ten behoeve van het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Dit is de Unit veiligheidsonderzoeken (UVO). Ingevolge artikel 9a van de Wvo dienen alle kosten die samenhangen met het verrichten van een veiligheidsonderzoek aan de werkgever te worden doorberekend.

Om kostendekkend te zijn is tot en met 2019 elk jaar de kostprijs per product voor het opvolgende jaar berekend en zijn de tarieven daarop aangepast. De afnemers van veiligheidsonderzoeken (werkgevers) hebben echter belang bij stabiele tarieven, zodat zij hun meerjarenbegroting daarop kunnen afstemmen. Op deze manier worden zij niet ieder jaar verrast door tariefschommelingen en is de overheid een betrouwbare partner. Daarbij heeft de (nieuwe) organisatie UVO belang bij een stabiele inkomstenstroom die kostendekkend is en de mogelijkheid biedt om haar lange termijnvisie te realiseren zoals modernisering en uniformeren van het veiligheidsonderzoek met daarmee samenhangende kostenvoordelen voor de werkgevers. Om die reden en vanwege de samenvoeging van onderdelen van de AIVD en MIVD wat betreft middelen, processen en gemeenschappelijke applicaties in de UVO was het tot en met 2019 gehanteerde kostprijsmodel niet langer toereikend.

Voor de UVO is daarom in 2020/2021 door KPMG een vernieuwd integraal en reëel kostprijsmodel ontwikkeld. Met ingang van 1 januari 2022 is dit model de basis voor de tarieven veiligheidsonderzoeken. Alle jaarlijkse kosten van de AIVD en MIVD die zijn gemoeid met de uitvoering van veiligheidsonderzoeken worden in dit model meegenomen overeenkomstig artikel 9a van de Wvo. Het kostprijsmodel rekent die kosten door naar integraal kostendekkende kostprijzen voor de verschillende typen veiligheidsonderzoeken (A, B, C en BL). Uitgangspunt daarbij is om ten behoeve van de werkgevers een stabiele ontwikkeling van de tarieven te realiseren door middel van een meerjarig tarievenbeleid. Centraal in het nieuwe model staat dan ook een meerjarenbegroting. Dit creëert inzicht in de verwachte tariefontwikkeling. Wel wordt ervaring uit het gerealiseerde jaar telkens meegenomen bij besluitvorming of de verwachte tariefontwikkeling reëel is dan wel tussentijdse bijstelling behoeft.

De UVO hanteert verschillende gemeten normtijden, zoals de gemeten behandeltijd, en koppelt deze aan de werkprocessen van de organisatie. Ook is een inschatting gemaakt van de verwachte volumes in de aankomende jaren. Deze informatie wordt gebruikt in het kostprijsmodel enerzijds om kosten toe te delen naar de verschillende typen veiligheidsonderzoeken en anderzijds om de hoogte van kostprijzen te bepalen. Voor de bepaling van de kostprijzen worden de integrale kosten per type veiligheidsonderzoek gedeeld door de verwachte volumes. Om grote fluctuaties in kostprijzen te voorkomen, is gekozen voor een meerjarig tarievenbeleid met gemiddelde normtijden bepaald over meerdere jaren.

De doorberekening van de kosten van veiligheidsonderzoeken met het nieuwe KPMG-model laat zien dat de berekende tarieven voor A, B en C-onderzoeken in 2022 lager moeten worden vastgesteld dan de tarieven in 2020 en 2021. Voor de berekende tarieven voor de burgerluchtvaart geldt echter dat deze hoger liggen dan eerdere jaren. Omdat met ingang van 2022 een meerjarig tarievenbeleid het uitgangspunt is van het tarievenstelsel en aldus een stabiele ontwikkeling van de tarieven wordt gerealiseerd, wordt deze verhoging voor de burgerluchtvaart getemporiseerd. Het op basis van het nieuwe kostprijsmodel berekende kostendekkend tarief voor de burgerluchtvaart is bepaald op € 189,–. Met de totstandkoming van het nieuwe KPMG-model is geconstateerd dat bij de bepaling van de kostprijs voor het BL-onderzoek in eerdere jaren een te lage personeelsinzet was meegenomen. Ook lagen de overheadkosten hoger dan feitelijk begroot. Het bepaalde tarief tot en met 2021 lag daarmee fors onder de daadwerkelijk gemaakte kosten. Voor 2022 betekent dit dat het berekende tarief op € 189,– uitkomt. Vanuit de wens een meerjarig tariefbeleid te hanteren en aldus een stabiele ontwikkeling van de tarieven te realiseren wordt echter voor het jaar 2022 volstaan met een prijsindexatie op het huidig tarief van € 127,– van 1,8% op basis van de CPB-prijsindexatie.

Werkgevers in de burgerluchtvaart zullen in 2022 geïnformeerd worden over de hogere personeels- en overheadkosten die voortvloeien uit het nieuwe kostprijsmodel alsmede de meerjarige kostprijsontwikkeling en hogere tarifering. Onderdeel van die gesprekken zal zijn het moment waarop daadwerkelijk een hoger tarief voor de werkgevers in de burgerluchtvaart zal gaan gelden. Naast dat hierdoor een stabiele ontwikkeling van de tarieven kan worden gerealiseerd, worden de werkgevers in de burgerluchtvaart zo ook in de gelegenheid gesteld zich op deze tariefsverhoging voor te bereiden.

Hieronder wordt verder inzicht gegeven in de totstandkoming van de kostprijzen en de hieruit voortvloeiende tarieven.

Verwachte volumes

De prognoses die worden gehanteerd bij de totstandkoming van de tarieven zijn onder andere gebaseerd op historische data en informatie van afnemers. Wat betreft de defensieorganisatie is het verwachte volume gebaseerd op het instroom-doorstroom-uitstroom (IDU) plan Defensie. Voor 2022 worden 44.000 (civiele) aanvragen en 17.000 aanvragen vanuit de defensieorganisatie verwacht. Ten opzichte van 2021 wordt in 2022 een wijziging voorzien in het aantal aanvragen voor de burgerluchtvaart. Dit neemt naar verwachting toe ten opzichte van 2021 waar de instroom van aanvragen als consequentie van de COVID-19 crises laag was met 27.000 aanvragen. De verwachting is dat de burgerluchtvaart zich in 2022 herstelt naar 89% van het niveau van 39.000 aanvragen uit 2019 en stijgt tot 35.000 aanvragen in 2022.

 

AIVD

MIVD

Product

Volumes 2022

Volumes 2022

A

2.350

2.550

B

6.213

10.200

C

838

4.250

BL

35.000

Totaal

44.400

17.000

Geaggregeerde kostenniveaus

De toerekenbare kostenbasis ziet op alle kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van veiligheidsonderzoeken zoals vastgelegd in de Wvo. De kosten van de UVO bestaan uit drie hoofdcomponenten, te weten de directe kosten van AIVD en MIVD, de aan de UVO doorberekende overhead van AIVD en MIVD en specifiek voor de burgerluchtvaart de doorberekende kosten van de mandaathouder Koninklijke Marechaussee (Kmar).

De directe kosten van de UVO bestaan onder meer uit salarissen (personeelskosten) en kosten voor bedrijfsvoering en externe naslagen (overig budget). Verder heeft de UVO toegang tot kennis van andere AIVD-onderdelen. Dit ziet op raadpleging van inlichtingendatabases en (personele) inspanningen voor naslag verzoeken. Voor ieder veiligheidsonderzoek van de UVO worden diverse inlichtingendatabases geraadpleegd. Een gedeelte van de aan die databases verbonden uitvoeringskosten wordt toegerekend aan de uitvoering van veiligheidsonderzoeken. Onder de overheadkosten van de UVO in het model vallen kosten zoals de huisvestingskosten die worden toegerekend aan de UVO, de (toerekenbare) kosten voor ICT voorzieningen en kosten van aan de UVO ondersteunende diensten zoals communicatie, juridische zaken en facilitaire diensten.

Geaggregeerde kosten

AIVD

MIVD

Totaal UVO

Product

Kosten

Kosten

Kosten

A

€ 7.696.780

€ 8.351.825

€ 16.048.606

B

€ 6.562.661

€ 10.774.913

€ 17.337.575

C

€ 692.611

€ 3.514.741

€ 4.207.352

BL

€ 6.626.330

€ -

€ 6.626.330

Totaal in euro

€ 21.578.382

€ 22.641.479

€ 44.219.862

Toerekeningsystematiek

Alle kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van veiligheidsonderzoeken worden op basis van verschillende verdeelsleutels toegeschreven aan functiegroepen en de vier producten. Een verdeelsleutel heeft als doel om kosten op een zo goed mogelijke wijze toe te rekenen aan functiegroepen, processen, activiteiten en producten. Met de overzichten vanuit het tijdschrijfsysteem wordt een zo’n nauwkeurig mogelijke kostenallocatie bewerkstelligd. Het verdelen van de volledig integrale kostenbasis via middelen en activiteiten naar producten resulteert in integrale kosten per type veiligheidsonderzoek.

Veiligheidsonderzoeken zijn verder maatwerk. Het A-onderzoek is het zwaarste onderzoek en het meest kosten-extensief zowel wat betreft de inzet van personeel als de raadpleging van (externe) bestanden. Dit is duidelijk zichtbaar in onderstaande tabellen. Deze tabellen geven inzicht in de gemaakte kosten per onderzoek. Daarbij zij opgemerkt dat er gekozen is voor een categoriaal tarief en er geen nadere uitsplitsing is gemaakt naar de feitelijke kosten van een individueel onderzoek. Dit om te voorkomen dat bij ieder onderzoek een individueel tarief moet worden berekend.

veiligheidsonderzoek A

Opbouw kostprijs A in euro

Opbouw kostprijs B in euro

Opbouw kostprijs C in euro

Personeelskosten UVO

1.526

511

388

Overig budget

35

12

9

Inlichtingen & Operatiën

448

98

98

Toerekenbare overhead

1.266

435

332

Kostprijs in euro

3.275

1.056

827

Kostenniveau burgerluchtvaart

Bij het veiligheidsonderzoek burgerluchtvaart zijn werkzaamheden gemandateerd aan de Kmar. De Kmar factureert voor deze diensten een totaalbedrag aan de UVO. Ieder jaar wordt het bedrag herzien en afgestemd tussen Kmar en UVO. De doorberekening van deze kosten is in overeenstemming met artikel 9a van de Wvo. Deze kosten zijn additioneel aan de kosten die de UVO zelf maakt ten behoeve van de uitvoering van BL onderzoeken. Dit betekent dat de kostenopbouw vanwege deze additionele kosten gedeeltelijk een andere is dan die voor de A, B en C onderzoeken.

veiligheidsonderzoek BL

Opbouw kostprijs BL in euro

Personeelskosten UVO

77

Overig budget

2

Inlichtingen & Operatien

6

Toerekenbare overhead

64

Kosten mandaathouder Kmar

40

Kostprijs in euro

189

Zoals hiervoor aangegeven wordt voor het jaar 2022 volstaan met een indexatie van het bestaande tarief voor 2021 met de CPB-prijsindexatie van 1,8%.

Inwerkingtreding

De met de onderhavige regeling vastgestelde tarieven worden toegepast op initiële of herhaalonderzoeken die op of na 1 januari 2022 zijn aangemeld. Bij schriftelijke aanvragen is de datum poststempel op een aanvraag bepalend.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Staatscourant nr. 17545, 1 juli 2015

X Noot
2

Staatscourant nr. 53581, 28 september 2018

Naar boven