TOELICHTING
Op 1 september 2015 is de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken1 in werking getreden. Jaarlijks wordt bezien of de in die regeling vastgestelde tarieven
moeten worden aangepast. In 2020 en 2021 zijn de tarieven niet gewijzigd. De redenen
daarvoor zijn de ontwikkeling van het hieronder genoemde door KPMG ontwikkelde model,
organisatorische wijzigingen in verband met de inwerkingtreding van de Regeling Unit
Veiligheidsonderzoeken en de gevolgen van de COVID-19 pandemie. Consequentie hiervan
was dat er onvoldoende inzicht bestond in de daadwerkelijk ten behoeve van het veiligheidsonderzoek
gemaakte kosten om op basis daarvan tot een kostprijs per eenheid product te komen.
Voor het jaar 2022 is het noodzakelijk de tarieven wel aan te passen.
De kostprijzen van de veiligheidsonderzoeken op A-, B- en C-niveau zijn onder andere
door een verdere verbetering in het bedrijfsproces lager. Aangezien alleen de feitelijk
gemaakte kosten in rekening mogen worden gebracht, dienen de tarieven overeenkomstig
te worden verlaagd. Dit geldt echter niet voor de kostprijs van het veiligheidsonderzoek
burgerluchtvaart. Uit het nieuwe KPMG-model blijkt dat onder meer de overheadkosten
die in verband met de veiligheidsonderzoeken worden gemaakt hoger liggen dan deze
in het eerdere model waren begroot.
Met de onderhavige regeling worden de tarieven in de Regeling tarieven veiligheidsonderzoeken
voor 2022 als volgt aangepast.
Soort onderzoek
|
Tarief 2016
|
Tarief 2017
|
Tarief 2018
|
Tarief 2019
|
Tarief 2020
|
Tarief 2021
|
Tarief 2022
|
A
|
€ 6.927
|
€ 4.487
|
€ 3.954
|
€ 4.020
|
€ 4.004
|
€ 4.004
|
€ 3.275
|
B
|
€ 1.032
|
€ 1.277
|
€ 1.295
|
€ 1.318
|
€ 1.193
|
€ 1.193
|
€ 1.056
|
C
|
€ 674
|
€ 840
|
€ 853
|
€ 876
|
€ 832
|
€ 832
|
€ 827
|
BL
|
€ 87
|
€ 94
|
€ 96
|
€ 132
|
€ 127
|
€ 127
|
€ 129
|
Per 1 oktober 2018 is de Regeling Unit Veiligheidsonderzoeken2 in werking getreden. Hiermee is er een gezamenlijk werkverband van de Algemene Inlichtingen
en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD)
tot stand gebracht ten behoeve van het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld
in de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Dit is de Unit veiligheidsonderzoeken (UVO).
Ingevolge artikel 9a van de Wvo dienen alle kosten die samenhangen met het verrichten
van een veiligheidsonderzoek aan de werkgever te worden doorberekend.
Om kostendekkend te zijn is tot en met 2019 elk jaar de kostprijs per product voor
het opvolgende jaar berekend en zijn de tarieven daarop aangepast. De afnemers van
veiligheidsonderzoeken (werkgevers) hebben echter belang bij stabiele tarieven, zodat
zij hun meerjarenbegroting daarop kunnen afstemmen. Op deze manier worden zij niet
ieder jaar verrast door tariefschommelingen en is de overheid een betrouwbare partner.
Daarbij heeft de (nieuwe) organisatie UVO belang bij een stabiele inkomstenstroom
die kostendekkend is en de mogelijkheid biedt om haar lange termijnvisie te realiseren
zoals modernisering en uniformeren van het veiligheidsonderzoek met daarmee samenhangende
kostenvoordelen voor de werkgevers. Om die reden en vanwege de samenvoeging van onderdelen
van de AIVD en MIVD wat betreft middelen, processen en gemeenschappelijke applicaties
in de UVO was het tot en met 2019 gehanteerde kostprijsmodel niet langer toereikend.
Voor de UVO is daarom in 2020/2021 door KPMG een vernieuwd integraal en reëel kostprijsmodel
ontwikkeld. Met ingang van 1 januari 2022 is dit model de basis voor de tarieven veiligheidsonderzoeken.
Alle jaarlijkse kosten van de AIVD en MIVD die zijn gemoeid met de uitvoering van
veiligheidsonderzoeken worden in dit model meegenomen overeenkomstig artikel 9a van
de Wvo. Het kostprijsmodel rekent die kosten door naar integraal kostendekkende kostprijzen
voor de verschillende typen veiligheidsonderzoeken (A, B, C en BL). Uitgangspunt daarbij
is om ten behoeve van de werkgevers een stabiele ontwikkeling van de tarieven te realiseren
door middel van een meerjarig tarievenbeleid. Centraal in het nieuwe model staat dan
ook een meerjarenbegroting. Dit creëert inzicht in de verwachte tariefontwikkeling.
Wel wordt ervaring uit het gerealiseerde jaar telkens meegenomen bij besluitvorming
of de verwachte tariefontwikkeling reëel is dan wel tussentijdse bijstelling behoeft.
De UVO hanteert verschillende gemeten normtijden, zoals de gemeten behandeltijd, en
koppelt deze aan de werkprocessen van de organisatie. Ook is een inschatting gemaakt
van de verwachte volumes in de aankomende jaren. Deze informatie wordt gebruikt in
het kostprijsmodel enerzijds om kosten toe te delen naar de verschillende typen veiligheidsonderzoeken
en anderzijds om de hoogte van kostprijzen te bepalen. Voor de bepaling van de kostprijzen
worden de integrale kosten per type veiligheidsonderzoek gedeeld door de verwachte
volumes. Om grote fluctuaties in kostprijzen te voorkomen, is gekozen voor een meerjarig
tarievenbeleid met gemiddelde normtijden bepaald over meerdere jaren.
De doorberekening van de kosten van veiligheidsonderzoeken met het nieuwe KPMG-model
laat zien dat de berekende tarieven voor A, B en C-onderzoeken in 2022 lager moeten
worden vastgesteld dan de tarieven in 2020 en 2021. Voor de berekende tarieven voor
de burgerluchtvaart geldt echter dat deze hoger liggen dan eerdere jaren. Omdat met
ingang van 2022 een meerjarig tarievenbeleid het uitgangspunt is van het tarievenstelsel
en aldus een stabiele ontwikkeling van de tarieven wordt gerealiseerd, wordt deze
verhoging voor de burgerluchtvaart getemporiseerd. Het op basis van het nieuwe kostprijsmodel
berekende kostendekkend tarief voor de burgerluchtvaart is bepaald op € 189,–. Met
de totstandkoming van het nieuwe KPMG-model is geconstateerd dat bij de bepaling van
de kostprijs voor het BL-onderzoek in eerdere jaren een te lage personeelsinzet was
meegenomen. Ook lagen de overheadkosten hoger dan feitelijk begroot. Het bepaalde
tarief tot en met 2021 lag daarmee fors onder de daadwerkelijk gemaakte kosten. Voor
2022 betekent dit dat het berekende tarief op € 189,– uitkomt. Vanuit de wens een
meerjarig tariefbeleid te hanteren en aldus een stabiele ontwikkeling van de tarieven
te realiseren wordt echter voor het jaar 2022 volstaan met een prijsindexatie op het
huidig tarief van € 127,– van 1,8% op basis van de CPB-prijsindexatie.
Werkgevers in de burgerluchtvaart zullen in 2022 geïnformeerd worden over de hogere
personeels- en overheadkosten die voortvloeien uit het nieuwe kostprijsmodel alsmede
de meerjarige kostprijsontwikkeling en hogere tarifering. Onderdeel van die gesprekken
zal zijn het moment waarop daadwerkelijk een hoger tarief voor de werkgevers in de
burgerluchtvaart zal gaan gelden. Naast dat hierdoor een stabiele ontwikkeling van
de tarieven kan worden gerealiseerd, worden de werkgevers in de burgerluchtvaart zo
ook in de gelegenheid gesteld zich op deze tariefsverhoging voor te bereiden.
Hieronder wordt verder inzicht gegeven in de totstandkoming van de kostprijzen en
de hieruit voortvloeiende tarieven.
Verwachte volumes
De prognoses die worden gehanteerd bij de totstandkoming van de tarieven zijn onder
andere gebaseerd op historische data en informatie van afnemers. Wat betreft de defensieorganisatie
is het verwachte volume gebaseerd op het instroom-doorstroom-uitstroom (IDU) plan
Defensie. Voor 2022 worden 44.000 (civiele) aanvragen en 17.000 aanvragen vanuit de
defensieorganisatie verwacht. Ten opzichte van 2021 wordt in 2022 een wijziging voorzien
in het aantal aanvragen voor de burgerluchtvaart. Dit neemt naar verwachting toe ten
opzichte van 2021 waar de instroom van aanvragen als consequentie van de COVID-19
crises laag was met 27.000 aanvragen. De verwachting is dat de burgerluchtvaart zich
in 2022 herstelt naar 89% van het niveau van 39.000 aanvragen uit 2019 en stijgt tot
35.000 aanvragen in 2022.
|
AIVD
|
MIVD
|
Product
|
Volumes 2022
|
Volumes 2022
|
A
|
2.350
|
2.550
|
B
|
6.213
|
10.200
|
C
|
838
|
4.250
|
BL
|
35.000
|
|
Totaal
|
44.400
|
17.000
|
Geaggregeerde kostenniveaus
De toerekenbare kostenbasis ziet op alle kosten die gemoeid zijn met de uitvoering
van veiligheidsonderzoeken zoals vastgelegd in de Wvo. De kosten van de UVO bestaan
uit drie hoofdcomponenten, te weten de directe kosten van AIVD en MIVD, de aan de
UVO doorberekende overhead van AIVD en MIVD en specifiek voor de burgerluchtvaart
de doorberekende kosten van de mandaathouder Koninklijke Marechaussee (Kmar).
De directe kosten van de UVO bestaan onder meer uit salarissen (personeelskosten)
en kosten voor bedrijfsvoering en externe naslagen (overig budget). Verder heeft de
UVO toegang tot kennis van andere AIVD-onderdelen. Dit ziet op raadpleging van inlichtingendatabases
en (personele) inspanningen voor naslag verzoeken. Voor ieder veiligheidsonderzoek
van de UVO worden diverse inlichtingendatabases geraadpleegd. Een gedeelte van de
aan die databases verbonden uitvoeringskosten wordt toegerekend aan de uitvoering
van veiligheidsonderzoeken. Onder de overheadkosten van de UVO in het model vallen
kosten zoals de huisvestingskosten die worden toegerekend aan de UVO, de (toerekenbare)
kosten voor ICT voorzieningen en kosten van aan de UVO ondersteunende diensten zoals
communicatie, juridische zaken en facilitaire diensten.
Geaggregeerde kosten
|
AIVD
|
MIVD
|
Totaal UVO
|
Product
|
Kosten
|
Kosten
|
Kosten
|
A
|
€ 7.696.780
|
€ 8.351.825
|
€ 16.048.606
|
B
|
€ 6.562.661
|
€ 10.774.913
|
€ 17.337.575
|
C
|
€ 692.611
|
€ 3.514.741
|
€ 4.207.352
|
BL
|
€ 6.626.330
|
€ -
|
€ 6.626.330
|
Totaal in euro
|
€ 21.578.382
|
€ 22.641.479
|
€ 44.219.862
|
Toerekeningsystematiek
Alle kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van veiligheidsonderzoeken worden op
basis van verschillende verdeelsleutels toegeschreven aan functiegroepen en de vier
producten. Een verdeelsleutel heeft als doel om kosten op een zo goed mogelijke wijze
toe te rekenen aan functiegroepen, processen, activiteiten en producten. Met de overzichten
vanuit het tijdschrijfsysteem wordt een zo’n nauwkeurig mogelijke kostenallocatie
bewerkstelligd. Het verdelen van de volledig integrale kostenbasis via middelen en
activiteiten naar producten resulteert in integrale kosten per type veiligheidsonderzoek.
Veiligheidsonderzoeken zijn verder maatwerk. Het A-onderzoek is het zwaarste onderzoek
en het meest kosten-extensief zowel wat betreft de inzet van personeel als de raadpleging
van (externe) bestanden. Dit is duidelijk zichtbaar in onderstaande tabellen. Deze
tabellen geven inzicht in de gemaakte kosten per onderzoek. Daarbij zij opgemerkt
dat er gekozen is voor een categoriaal tarief en er geen nadere uitsplitsing is gemaakt
naar de feitelijke kosten van een individueel onderzoek. Dit om te voorkomen dat bij
ieder onderzoek een individueel tarief moet worden berekend.
veiligheidsonderzoek A
|
Opbouw kostprijs A in euro
|
Opbouw kostprijs B in euro
|
Opbouw kostprijs C in euro
|
Personeelskosten UVO
|
1.526
|
511
|
388
|
Overig budget
|
35
|
12
|
9
|
Inlichtingen & Operatiën
|
448
|
98
|
98
|
Toerekenbare overhead
|
1.266
|
435
|
332
|
Kostprijs in euro
|
3.275
|
1.056
|
827
|
Kostenniveau burgerluchtvaart
Bij het veiligheidsonderzoek burgerluchtvaart zijn werkzaamheden gemandateerd aan
de Kmar. De Kmar factureert voor deze diensten een totaalbedrag aan de UVO. Ieder
jaar wordt het bedrag herzien en afgestemd tussen Kmar en UVO. De doorberekening van
deze kosten is in overeenstemming met artikel 9a van de Wvo. Deze kosten zijn additioneel
aan de kosten die de UVO zelf maakt ten behoeve van de uitvoering van BL onderzoeken.
Dit betekent dat de kostenopbouw vanwege deze additionele kosten gedeeltelijk een
andere is dan die voor de A, B en C onderzoeken.
veiligheidsonderzoek BL
|
Opbouw kostprijs BL in euro
|
Personeelskosten UVO
|
77
|
Overig budget
|
2
|
Inlichtingen & Operatien
|
6
|
Toerekenbare overhead
|
64
|
Kosten mandaathouder Kmar
|
40
|
Kostprijs in euro
|
189
|
Zoals hiervoor aangegeven wordt voor het jaar 2022 volstaan met een indexatie van
het bestaande tarief voor 2021 met de CPB-prijsindexatie van 1,8%.
Inwerkingtreding
De met de onderhavige regeling vastgestelde tarieven worden toegepast op initiële
of herhaalonderzoeken die op of na 1 januari 2022 zijn aangemeld. Bij schriftelijke
aanvragen is de datum poststempel op een aanvraag bepalend.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren