Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 26 juli 2022, nr. WJZ/ 21093226, houdende wijziging van de Regeling natuurbescherming en de Omgevingsregeling in verband met het landelijk niet openen van de jacht op de wildsoort konijn en het niet openen van de jacht op de wildsoort haas in de provincies Groningen, Limburg en Utrecht

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op artikel 3.22, tweede lid, van de Wet natuurbescherming en artikel 4.3, vierde lid, van de Omgevingswet;

Besluit:

ARTIKEL I (WIJZIGING REGELING NATUURBESCHERMING)

Artikel 3.5 van de Regeling natuurbescherming wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt na ’van 15 oktober tot en met 31 december’ ingevoegd ‘in de provincies Drenthe, Flevoland, Friesland, Gelderland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Zeeland en Zuid-Holland’.

2. Onderdeel e vervalt, onder verlettering van onderdeel f tot e.

ARTIKEL II (WIJZIGING OMGEVINGSREGELING)

Artikel 4.17 van de Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na ‘tijdvakken’ ingevoegd ‘en, voor zover van toepassing, in de daarbij aangegeven gebieden’.

2. In onderdeel c wordt na ’van 15 oktober tot en met 31 december’ ingevoegd ‘in de provincies Drenthe, Flevoland, Friesland, Gelderland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Zeeland en Zuid-Holland’.

3. Aan het slot van onderdeel d wordt de puntkomma vervangen door ‘; en’.

4. Onderdeel e vervalt, onder verlettering van onderdeel f tot e.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt op een bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Een ministerieel besluit als bedoeld in het eerste lid wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 juli 2022

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

TOELICHTING

1. Inleiding

In artikel 3.20, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn de haas, de fazant, de wilde eend, het konijn en de houtduif aangewezen als wild dat mag worden bejaagd. Het gaat, zoals is overwogen in de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Wnb, om soorten die algemeen voorkomen en die bovendien – gezien de staat van instandhouding – de jachtdruk kunnen verdragen.1 In artikel 3.5 van de Regeling natuurbescherming (hierna: Rnb) is voor elk van de 5 wildsoorten de jacht geopend gedurende de daarbij vermelde tijdvakken.

Met artikel I van deze regeling wordt, gehoord gedeputeerde staten van de provincies,2 de jacht op het konijn landelijk niet geopend en de jacht op de haas in de provincies Groningen, Limburg en Utrecht niet geopend. Met het niet openstellen van de jacht op het konijn, en het gedeeltelijk niet openstellen van de jacht op de haas wordt onder meer uitvoering gegeven aan de op 11 februari 2021 door de Tweede Kamer aangenomen motie van de Kamerleden Wassenberg (Partij voor de Dieren) en Futselaar (Socialistische Partij), waarin de regering wordt verzocht om de haas en het konijn te schrappen van de lijst van vrij bejaagbare soorten.3

Daarnaast bevat deze regeling een wijziging van de Omgevingsregeling (artikel II van deze regeling) in verband met de beleidsarme voortzetting van de in artikel I van deze regeling opgenomen beperkingen in het openen van de jacht. De wijziging van de Rnb (artikel I van deze regeling) treedt vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingsregeling in werking.

2. Achtergrond

2.1 Inleiding

In opdracht van de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is voor zoogdiersoorten een 'Basisrapport Rode Lijst Zoogdieren 2020 volgens Nederlandse en IUCN-criteria’ opgesteld door de Zoogdiervereniging ten behoeve van de actualisering van de Rode Lijst Zoogdieren. De in het basisrapport voorgestelde rode lijst is gebaseerd op strikt wetenschappelijke, ecologische criteria en is integraal overgenomen in het besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 oktober 2020, houdende vaststelling van een geactualiseerde Rode Lijst Zoogdieren.4 Opname op de Rode Lijst Zoogdieren geeft aan dat de zoogdiersoort uit Nederland verdwenen is of in zijn voorkomen in Nederland bedreigd wordt. Op deze rode lijst zijn de haas en het konijn opgenomen in de laagste bedreigingscategorie ‘gevoelig’. Van beide soorten is volgens de informatie van de Zoogdiervereniging de populatiegrootte sinds 1950 afgenomen met meer dan 60%. In het Basisrapport Rode Lijst Zoogdieren 2020 wordt geconcludeerd dat de jacht niet de primaire drukfactor is voor de achteruitgang van de soorten konijn en haas.

De opname van de haas en het konijn op de Rode Lijst Zoogdieren was een eerste indicatie dat het nodig is om op deze soorten te letten.

Naar aanleiding van de motie van de Kamerleden Wassenberg en Futselaar heeft Wageningen Environmental Research (WEnR) in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderzoek gedaan naar de staat van instandhouding van het konijn en de haas5. Uit het rapport van WEnR blijkt dat het konijn en de haas zich landelijk niet in een gunstige staat van instandhouding bevinden.

2.2 Wijziging Regeling natuurbescherming en Omgevingsregeling

Met artikel I van onderhavige regeling wordt artikel 3.5 van de Rnb gewijzigd. Met de wijziging van artikel 4.17 van de Omgevingsregeling (artikel II van deze regeling) wordt de wijziging van artikel 3.5 van de Rnb beleidsarm voortgezet in de Omgevingsregeling.

Artikelen 3.5 van de Rnb en artikel 4.17 van de Omgevingsregeling hebben betrekking op het openen van de jacht.

Artikel 3.22, vijfde lid, van de Wnb bepaalt dat de jacht niet geopend wordt op soorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is. Tegelijkertijd kan het openstellen van de jacht op een soort juist een sterke stimulans zijn voor het beheer van habitats en voor het aanpakken van andere drukfactoren die bijdragen aan achteruitgang van populaties, en op die manier bijdragen aan de doelstelling om populaties te herstellen tot een gunstige staat van instandhouding. Bovendien blijkt uit het onderzoek van WEnR, net als uit het Basisrapport Rode Lijst Zoogdieren 2020, dat de jacht voor de haas en het konijn niet de hoofdoorzaak is van, of beperkt bijdraagt aan, de ongunstige staat van instandhouding. De belangrijkste oorzaken van achteruitgang van de soorten op de wildlijst zijn habitatverlies, afgenomen kwaliteit van het leefgebied en lokale predatiedruk. Dit is het gevolg van onder meer de intensivering en schaalvergroting van de landbouw, verandering van het landschap en het inzetten van landbouwmachines.

Naast de hiervoor genoemde beperkte bijdrage van de jacht op de staat van instandhouding, is de rol van de jachthouder bij faunabeheer, schadebestrijding en natuurbeheer van belang. Jachthouders zijn op grond van artikel 3.20, derde lid, van de Wnb gehouden om – zoals een goed jachthouder betaamt – een redelijke stand van het wild in hun veld te bewerkstelligen. Deze verplichting betekent dat de jachthouder overmatige benutting moet voorkomen, rekening houdt met een goede leeftijdsopbouw van de wildpopulaties in zijn veld en, in overleg met de grondgebruiker, zonodig biotoopverbeterende maatregelen neemt om een redelijke wildstand in zijn veld te bereiken6.

Op grond van artikel 3.22, tweede lid, van de Wnb kan bij de opening van de jacht per soort en naar plaats en tijd worden gedifferentieerd. Daarmee kan maatwerk worden geboden. Voor de haas en het konijn zijn populatietrends op landelijk en provinciaal niveau bekend. Een dalende populatietrend is een sterke aanwijzing dat het met een soort niet goed gaat. De jacht op het konijn wordt voor het jachtseizoen 2022/2023 in alle provincies niet geopend, omdat de populatie van het konijn landelijk een sterk dalende trend vertoont.

Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de Wnb biedt om de jacht naar plaats en tijd te differentiëren, door de jacht op de haas voor het jachtseizoen 2022/2023 niet te openen in de provincies Groningen, Limburg en Utrecht omdat de populatie van de haas in deze provincies een dalende trend vertoont. Gelet op de beperkte bijdrage van de jacht op de staat van instandhouding, en de rol die jachthouders spelen bij faunabeheer, schadebestrijding en natuurbeheer, wordt de jacht op de haas en het konijn alleen in die gebieden waar sprake is van een dalende populatietrend, niet geopend. Omdat de populatie van het konijn landelijk een sterk dalende trend vertoont, wordt de jacht op het konijn voor het jachtseizoen 2022/2023 in geen enkele provincie geopend. De jacht op de haas wordt voor het jachtseizoen 2022/2023 niet geopend in de provincies Groningen, Limburg en Utrecht, omdat de populatie van de haas in deze provincies een dalende trend vertoont.

Artikel 3.22, vierde lid, van de Wnb laat de ruimte aan gedeputeerde staten van de provincies om de jacht in de gehele provincie of een gedeelte daarvan te sluiten, zolang bijzondere weersomstandigheden dat vergen (bijvoorbeeld bij extreem winterweer, waardoor de betrokken dieren bijzonder kwetsbaar zijn).

Over het ontwerp van deze regeling is overleg gevoerd met de gedeputeerde staten van de twaalf provincies overeenkomstig artikel 3.22, zesde lid, van de Wnb.

2.3 Schadebestrijding en populatiebeheer

Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat er, naast jacht, ook sprake kan zijn van bestrijding van de in artikel 3.20, tweede lid, van de Wnb genoemde soorten ter voorkoming van schade, of voor populatiebeheer ingeval sprake is van een bovenmatige stand van de betrokken diersoorten. Schadebestrijding en populatiebeheer zijn echter niet gebonden aan de openstellingsperioden die voor de jacht gelden. Schadebestrijding en populatiebeheer kunnen plaatsvinden op basis van een ontheffing of vrijstelling, onderscheidenlijk een opdracht, die is verleend op grond van één van de in artikel 3.25, eerste lid, van de Wnb genoemde bepalingen, dan wel op grond van artikel 3.15 van de Wnb. Voor de bestrijding van schade veroorzaakt door konijnen en houtduiven, is in artikel 3.1 van de Rnb vrijstelling verleend aan grondgebruikers.

Onder de Omgevingswet voorzien het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en de Omgevingsregeling in de aanwijzing van gevallen waarin grondgebruikers dieren van aangewezen soorten kunnen vangen of doden zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit (vergunningvrije gevallen). In het Bal zijn beschermde soorten aangewezen. In de artikelen 4.18 en 4.27 van de Omgevingsregeling zijn de vergunningvrije gevallen aangewezen. De Omgevingsregeling continueert met de aanwijzing van de vergunningvrije gevallen, de vrijstelling die is geregeld in artikel 3.1 van de Rnb.

2.4 Gebiedsgerichte aanpak

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de provincies werken samen aan een gebiedsgerichte aanpak. Dit houdt in dat de jacht alleen wordt geopend in die gebieden waarvan vastgesteld is dat het goed gaat met de betreffende wildsoorten, in combinatie met maatregelen voor het herstel van de populaties van de wildsoorten waar het minder goed mee gaat. In de toekomst worden de tellingen van de wildbeheereenheden gebruikt om een beter inzicht te krijgen in de populatietrends van de wildsoorten op provinciaal niveau. Hiervoor wordt gezamenlijk met de provincies en de wildbeheereenheden gewerkt aan het verbeteren van het telprotocol en de inzameling van gegevens.

Daarnaast worden de oorzaken van de achteruitgang van de populaties van de wildsoorten en de mogelijkheden voor populatieherstel geïnventariseerd. Op basis van deze inventarisatie kunnen soort-specifieke maatregelen worden getroffen om de populaties van de wildsoorten in een gunstige staat van instandhouding te brengen in hun natuurlijke verspreidingsgebied.

Tot slot wordt door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit samen met provincies en overige belanghebbenden gewerkt aan het in kaart brengen van de maatschappelijke en financiële impact van het niet openen van de jacht.

3. Lasten en andere effecten van de wijziging van de Regeling natuurbescherming en de Omgevingsregeling

3.1 Regeldruk

De ontwerpregeling is onderworpen aan een toets op administratieve en bestuurlijke lasten door het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft onderhavige regeling niet geselecteerd voor een formeel advies aangezien er naar verwachting geen omvangrijke regeldrukeffecten aan de orde zijn als gevolg van de regeling.

3.2 Effecten voor het milieu

De effecten van deze regeling voor het milieu zijn positief. Door het landelijk niet openstellen van de jacht op het konijn, en het niet openstellen van de jacht op de haas in de provincies Groningen, Limburg en Utrecht, wordt een drukfactor die een bijdrage kan leveren aan de achteruitgang van de populaties van konijn en haas weggenomen. Mede in combinatie met andere maatregelen voor het herstel van de populaties konijn en haas kunnen de populaties in een gunstige staat van instandhouding gebracht worden in hun natuurlijke verspreidingsgebied.

4. Consultatie

4.1 Algemeen

Conform artikel 23.4 van de Omgevingswet is een brede en interactieve participatiemogelijkheid geboden bij de totstandkoming van onderhavige regeling. Bij de openbare internetconsultatie, die heeft plaatsgevonden in de periode van 28 april tot en met 10 juni 2022, heeft eenieder de mogelijkheid gekregen om zijn reactie op de ontwerpregeling te geven. Er zijn in totaal 3.801 reacties binnengekomen, waarvan 3.251 openbaar zijn. De reacties zijn afkomstig van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging, fauna- en wildbeheereenheden, jachthouders, particulieren, bedrijven, de Dierenbescherming en de Faunabescherming.

De consultatieversie van deze regeling is door een deel van de indieners positief ontvangen, maar er zijn ook kritische geluiden. Er zijn verschillende bezwaren voor en tegen het niet openen van de jacht op het konijn in alle provincies en de haas in Limburg, Groningen en Utrecht binnengekomen. Het merendeel van de reacties zijn afkomstig van particulieren of organisaties die actief betrokken zijn bij de jacht. Zij zijn het overwegend niet eens met het niet openen van de jacht. Hieronder wordt verder inhoudelijk ingegaan op de ontvangen reacties.

4.2 Reacties per thema

Beoordelingsmethode voor de staat van instandhouding

Veel indieners zijn het niet eens met de door WEnR gebruikte beoordelingsmethode voor de staat van instandhouding. Een vaak genoemd bezwaar is dat de in de studie van WEnR gekozen beoordelingsmethode voor het bepalen van de staat van instandhouding niet bestemd is voor algemeen en veel voorkomend diersoorten, zoals hazen en konijnen, maar vooral voor de meer zeldzame diersoorten die beschermd worden onder de Europese habitatrichtlijn. Daarnaast is er kritiek op de keuzes die in de studie zijn gemaakt met betrekking tot data en referentiejaren.

Alvorens tot de gebruikte boordelingsmethodiek te komen voor de staat van instandhouding van de wildlijstsoorten heeft WEnR onderzoek gedaan naar de mogelijkheden die hiervoor bestaan. WEnR is tot de conclusie gekomen dat de methodiek die voor de soorten die beschermd worden op grond van de Habitatrichtlijn7, op brede consensus onder wetenschappers kan rekenen en zich goed leent voor het bepalen van de staat van instandhouding van de haas en het konijn. Wat verder van invloed was op de keuze, is dat de juridische basis voor deze methodiek, en de toepassing daarvan, is verankerd in de Habitatrichtlijn. Voor de referentiejaren is net als bij de Habitatrichtlijnsoorten de datum van inwerkingtreding van de Habitatrichtlijn aangehouden, zoals de richtlijn dit voorschrijft.

De staat van instandhouding vindt zijn oorsprong in de Habitatrichtlijn en hoewel haas en konijn niet op bijlage IV bij de Habitatrichtlijn staan vermeld betekent dat niet dat er geen verplichting geldt om een gunstige staat van instandhouding na te streven. Er mag immers geen afbreuk gedaan worden aan het streven populaties van de betrokken soort in hun natuurlijk verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan8. Daarnaast zijn de vogels die op de wildlijst staan beschermd op grond van de Vogelrichtlijn9. De Vogelrichtlijn is gericht op de instandhouding van alle natuurlijk in Europa in het wild levende vogelsoorten. De Vogelrichtlijn erkent jacht op vogels als legitieme activiteit, maar voorziet in regulering van de jacht om te voorkomen dat de staat van instandhouding van soorten waarop de jacht wordt uitgeoefend in het geding komt (artikel 7, bijlage II).

Het gebruik van de methodiek uit de Habitatrichtlijn is niet enkel geschikt voor zeldzame soorten maar ook voor soorten waarvan grotere populaties zijn en als ‘algemener’ kunnen worden beschouwd. Hierbij wordt nadrukkelijk de lange termijn trend gebruikt als referentiewaarde en voor de referentiewaarde populatiegrootte de inwerkingtreding van de Habitatrichtlijn of de Vogelrichtlijn. Hierdoor leidt een korte termijn dalende trend niet automatisch tot een ongunstige staat van instandhouding.

Mee te nemen data bij de beoordeling van de staat van instandhouding

In meerdere reacties is te lezen dat er onduidelijkheid bestaat over welke data betrokken is bij het bepalen van de staat van instandhouding door WEnR en de data die ten grondslag ligt aan de actualisatie van de Rode Lijst Zoogdieren. De gebruikte data voor het bepalen van de staat van instandhouding is afkomstig uit het Netwerk Ecologische Monitoring meetprogramma Dagactieve Zoogdieren (hierna: NEM). In samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) zijn er in het NEM telprotocollen voor soorten ontwikkeld en wordt de data afkomstig uit de telprotocollen door het CBS gevalideerd. De validatie waarborgt de betrouwbaarheid van de data die afkomstig is van de NEM. De gegevens zijn van zodanige kwaliteit dat er betrouwbare landelijke trends van gemaakt kunnen worden. Voor de Rode Lijst Zoogdieren zijn meerdere datasets gebruikt, waaronder ook de afschotgegevens van jachthouders. Het CBS heeft ook voor de actualisatie van de Rode Lijst Zoogdieren de datasets gecontroleerd en gevalideerd.

Verschillende insprekers hebben in hun reacties bezwaren geuit tegen het niet meenemen van andere data tijdens de onderzoeken, met name de data die door de wildbeheereenheden zelf wordt verzameld. Vaak wordt daarbij gewezen op de wettelijke taak die wildbeheereenheden (hierna: WBE’s) hebben om die data te verzamelen. Echter, het CBS heeft in 2013 de telgegevens en protocollen van de WBE’s geanalyseerd. Hieruit bleek dat de kwaliteit van de gegevens om trends te kunnen maken (op een landelijk niveau) niet voldoende was, doordat tellingen niet volgens een vaststaand en gevalideerd protocol werden uitgevoerd en telgebieden per tellingen in grootte/omvang konden variëren en geen representatieve steekproef vormden. Het CBS kan deze gegevens daardoor niet valideren en zijn onbruikbaar om een landelijke of provinciale trend te kunnen bepalen. In opdracht van de provincies heeft BIJ12 in 2018 gekeken naar de telprotocollen van de WBE’s en advies gegeven over hoe de telprotocollen aangepast moeten worden om wel gevalideerde gegevens op te kunnen leveren10. Hier is nog niet het gewenste resultaat uit voortgekomen. Verder volgt uit artikel 3.32 van de Rnb dat faunabeheereenheden verplicht zijn kwantitatieve gegevens over de populatie van de diersoorten ten aanzien waarvan een duurzaam beheer of bestrijding noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip van gegevens over de aanwezigheid van de populaties in het betrokken gebied gedurende het jaar, in hun faunabeheerplan moeten opnemen. Het ligt voor de hand dat de WBE’s de tellingen organiseren, maar de regelgeving sluit andere vormen niet uit zolang deze gegevens gevalideerd kunnen worden.

Rapport van Bureau Waardenburg

In meerdere reacties wordt verwezen naar het rapport van Bureau Waardenburg inzake de analyse van dag- en nachttellingen van de haas, het konijn en het ree11. In de reacties wordt gevraagd of bij het bepalingen van de staat van instandhouding rekening is gehouden met de momenten van de dag of nacht en met welke hulpmiddelen zoals warmtebeeldcamera’s en verrekijkers/zichttellingen méér of minder dieren worden gezien. Deze insprekers zijn van mening dat tellingen vanuit de NEM op het verkeerde moment van de dag plaatsvinden, omdat hazen en konijnen steeds meer nachtdieren zouden worden. Bovendien zouden de tellers, vaak vogeltellers, niet voldoende gericht zijn op het meetellen van hazen en konijnen. Het onderzoek van Bureau Waardenburg wijst inderdaad uit dat bij nachtelijke tellingen met warmtebeeldcamera’s meer dieren worden gesignaleerd dan met zichttellingen overdag. Er is echter geen bewijs bekend over een toename van nachtactiviteit van deze soorten. Als inderdaad een verschuiving van dagactiviteit naar meer nachtactiviteit is opgetreden, dan kan dat gevolgen hebben voor de trend, maar daar zijn geen aanwijzingen voor. Omdat de tellingen al decennialang met een vastgesteld telprotocol van het CBS worden uitgevoerd en tellingen door het CBS worden gevalideerd zijn de trends gebaseerd op deze tellingen betrouwbaar.

Meerdere jachthouders geven in hun reactie aan dat uit hun eigen tellingen juist blijkt dat het goed met de haas en/of het konijn en dat deze soorten daarom onterecht op de Rode Lijst Zoogdieren zijn geplaatst. Aan de andere kant zijn er ook reacties ontvangen waarin aangeven dat het juist slecht gaat met deze soorten. In deze reacties wordt gepleit voor het niet openen van de jacht op de haas in alle provincies en/of ook het niet openen van de jacht op andere wildsoorten.

De gegevens uit het NEM zijn door het CBS gevalideerd en zijn daarom betrouwbaar. Het CBS heeft ook voor de actualisatie van de Rode Lijst Zoogdieren de statistische kwaliteitsborging verzorgd. Er is daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de gebruikte data en daarmee het rapport van WEnR.

Oorzaken achteruitgang haas en konijn

In een aantal reacties wordt erop gewezen dat de jacht niet de hoofdoorzaak is van de achteruitgang van de soorten konijn en haas en dat het daarom niet redelijk en niet proportioneel is om de jacht niet te openen. Ook wordt vaak ingebracht dat het effect van het niet openen van de jacht op de populaties haas en konijn gering is. Ondanks dat jacht niet de hoofdoorzaak is, vormt het een extra drukfactor in gebieden waar het niet goed gaat met een wildsoort. Artikel 3.22, vijfde lid, van de Wnb bepaalt dat de jacht niet wordt geopend op soorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is. Aan het niet openen van de jacht is in de Wnb niet als voorwaarde opgenomen dat de jacht de primaire oorzaak moet zijn van de achteruitgang van een wildsoort.

Juridische noodzaak

Een aantal insprekers wijst erop dat er geen juridische aanleiding of noodzaak zou zijn voor deze regeling.

Andere insprekers geven juist aan dat volgens de Wnb de jacht op alle soorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is niet geopend zou moeten worden en dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit deze tijd moet gebruiken om tot structurele oplossingen te komen terwijl de jacht niet geopend wordt.

Op grond van artikel 3.22, tweede lid, van de Wnb kan bij de opening van de jacht per soort en naar plaats en tijd worden gedifferentieerd. Artikel 3.22, vijfde lid, van de Wnb bepaalt dat de jacht niet wordt geopend op soorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is. Voor alle soorten op wildlijst geldt dat ze in een ongunstige staat van instandhouding verkeren. De Minister voor Natuur en Stikstof (hierna: de minister) begrijpt dat er bezwaren zijn tegen het openen van de jacht onder de huidige omstandigheden. Desalniettemin wegen de zorgen vanuit de provincies en jachthouders over natuurherstel en faunabeheer ook mee. Na een zorgvuldige weging is besloten om de jacht niet te openen in de provincies waar het echt niet goed gaat met de haas en in de andere provincies, waar niet is vastgesteld dat het echt niet goed gaat met de soort, voorlopig open te houden. De jacht is immers niet de hoofdoorzaak van de achteruitgang van de wildsoorten, maar wildsoorten zijn wel afhankelijk van onder andere jachthouders voor het herstel van habitatten en de kwaliteit daarvan.

Eigendomsrecht

Onder meer de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging heeft in een reactie aangegeven dat het niet openen van de jacht op het konijn en het niet openen van de jacht op de haas in drie provincies het eigendomsrecht inperkt van de grondeigenaar die een jachthouder is.

De wet biedt de minister de mogelijkheid om te bepalen in hoeverre de jacht wordt geopend door middel van een ministeriële regeling (artikel 3.22, tweede lid, van de Wnb). Artikel 3.22, vijfde lid, van de Wnb bepaalt dat de jacht niet wordt geopend op soorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is. De toenmalig Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 25 mei 2021 in haar brief aan de Tweede Kamer aangekondigd dat er een onderzoek komt naar de staat van instandhouding van de wildsoorten en dat wanneer de staat van instandhouding ongunstig is de jacht niet wordt geopend12. Op 14 april 2022 heeft de minister met een brief aan de Tweede Kamer haar voornemen voor het niet openen van de jacht op het konijn (landelijk) en de haas (in drie provincies) gedeeld13. In een aantal reacties wordt genoemd dat de ontwerpregeling in strijd is met het (eigendoms)recht van grondeigenaren die jachthouder zijn. Ook wordt gesuggereerd dat de regeling overhaast tot stand zou zijn gekomen.

Over het voornemen om de jacht op het konijn (landelijk) en de haas (in drie provincies) niet te openen is, gelet op de hiervoor genoemde gezette stappen, tijdig gecommuniceerd met de Tweede Kamer, en in het bijzonder met de rechtstreeks bij deze regeling betrokken belanghebbenden. Er is daarmee sprake van een voorzienbaar besluit dat zorgvuldig is voorbereid en tijdig is aangekondigd. Door het niet openen van de jacht op het konijn en de haas (in drie provincies) is er sprake van het reguleren van eigendom van grondeigenaren die jachthouder zijn. Het genot van de jacht is gekoppeld aan de eigendom van de grond. Het eigendomsrecht zelf wordt echter niet ontnomen. De jacht blijft daarnaast voor de andere wildsoorten geopend. Bij het nemen van het besluit om de jacht niet te openen op het konijn en de haas (in drie provincies) heeft een belangenafweging plaatsgevonden tussen de individuele belangen van de jachthouders en het algemeen belang. In de huidige situatie is de regulering van eigendom te rechtvaardigen vanuit een legitiem doel in het kader van het algemeen belang, namelijk de bescherming van soorten.

Gevolgen voor de schadebestrijding

In een aantal reacties wordt zorgen geuit over schade die wordt veroorzaakt door konijnen en hazen aan bijvoorbeeld landbouwgewassen. Deze insprekers stellen dat met name konijnenpopulaties zich snel kunnen herstellen waardoor ze, zonder jacht, schade zullen veroorzaken aan bijvoorbeeld sportvelden, natuur, akkers enzovoorts. De minister is zich ervan bewust dat het niet openen van de jacht tot meer schade zou kunnen leiden. Of dit daadwerkelijk aan de orde is en in welke mate, wordt onderzocht in een impactanalyse. Met het niet openen van de jacht blijft schadebestrijding echter onverminderd mogelijk. Het konijn staat op de landelijke vrijstellingslijst14 en kan het gehele jaar, wanneer er sprake is van schade of dreigende schade, bestreden worden. Voor de haas geldt dat in de provincies waar niet is vastgesteld dat de populatie zich in een ongunstige staat van instandhouding bevindt gedeputeerde staten van de provincies op verzoek ontheffing kunnen verlenen van het verbod om de haas opzettelijk te doden om schade te voorkomen.

In veel reacties wordt gewezen op de betrokkenheid van jachthouders bij hun jachtveld en de wettelijke verplichting én de motivatie die jachthouders hebben om in hun jachtveld een redelijke wildstand te handhaven dan wel te bevorderen. Vaak wordt genoemd dat jachthouders zelf in staat zijn om de noodzakelijke afwegingen te maken voor hun jachtveld en daar ook graag de handen voor uit de mouwen steken. Daarnaast wordt in veel reacties gewezen op de vele vrijwillige activiteiten die jachthouders uitvoeren waar het onder meer gaat om biotoopverbetering, schadebestrijding, predatiebeheer, het plaatsen van broedkorven en tellingen in het werkgebied. De zorg wordt vaak geuit dat de jachthouders door deze regeling gedemotiveerd zullen raken om zich hier nog voor in te zetten en deze werkzaamheden nog langer uit te voeren.

De jacht op een soort kan een sterke stimulans zijn voor het beheer van habitatten en voor het aanpakken van andere drukfactoren die bijdragen aan achteruitgang van populaties, mede daarom blijft de jacht in veel provincies mogelijk.

In sommige reacties wordt de zorg geuit dat het provinciale faunabeleid gefrustreerd wordt door deze regeling. De minister is erkentelijk voor al de energie en tijd welke gestopt wordt in natuurherstel. Desondanks blijft de noodzaak tot het beschermen van de haas en konijn onverminderd bestaan.

Gebiedsgerichte aanpak

Er zijn zowel positieve als negatieve reacties met betrekking tot de in de brief van de minister voorgestelde gebiedsgerichte aanpak door zowel voor- als tegenstanders van de jacht. Tegenstanders noemen vaak dat hazen zich niet aan provinciegrenzen houden. Vooral in het agrarisch gebied kunnen provinciegrenzen niet overal even duidelijk zijn maar eenieder is zelf verantwoordelijk zich te houden aan de aldaar geldende regels over jacht.

Ondanks dat jacht niet de hoofdoorzaak is, vormt het een extra drukfactor in gebieden waar het niet goed gaat met een soort. Het ministerie is daarbij erkentelijk voor al de energie en tijd welke gestopt wordt in natuurherstel en pakt de uitgestoken hand van alle betrokken hierbij graag aan. Samenwerken aan het verbeteren van de staat van instandhouding van de wildlijstsoorten door middel van een gebiedsgerichte aanpak is de rode draad. Middels een gebiedsgerichte aanpak kan op termijn weer een positieve staat van instandhouding bereikt worden.

Tot slot wordt in veel reacties genoemd dat op lokaal niveau goed wordt samengewerkt tussen jachthouders en agrariërs, en wordt opgeroepen tot een betere samenwerking tussen overheden en de jachthouders. Zoals toegezegd in de eerdergenoemde brief van 14 april 2022 wil de minister graag samen met provincies, jachthouders en andere betrokken partijen werken aan vervolgstappen. Naast het op provinciaal niveau bepalen van de populatiestatus van de wildsoorten wil de minister het komende jaar, tegelijkertijd met het inventariseren van de oorzaken van de achteruitgang en de mogelijkheden voor populatieherstel, samen met provincies en andere stakeholders werken aan het in kaart brengen van de maatschappelijke en financiële impact van het niet openen van de jacht.

5. Notificatie

Deze regeling is op 15 april 2022 ingevolge artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L241) voorgelegd aan de Europese Commissie. De artikelen I en II van deze regeling bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn. Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig. Naar aanleiding van de notificatie zijn geen reacties ontvangen.

6. Inwerkingtreding

Artikel I van deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze regeling wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat het publieke nadelen, namelijk de verdere achteruitgang van de populaties van konijn en haas, voorkomt door artikel I in werking te laten treden voordat het komend jachtseizoen van start gaat. De spoedige inwerkingtreding van artikel I van deze regeling is door de Minister voor Natuur en Stikstof op 14 april 2022 voorgelegd aan de Tweede Kamer15. Daarnaast heeft een openbare internetconsultatie van de regeling plaatsgevonden in de periode van 28 april 2022 tot en met 10 juni 2022. Hierdoor is de inhoud van de regeling al openbaar bekend gemaakt, waardoor de doelgroep voldoende tijd heeft gekregen om zich voor te bereiden.

Artikel II van deze regeling treedt in werking op een bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip. De inwerkingtredingsdatum van artikel II van deze regeling hangt samen met de inwerkingtreding van artikel 4.17 van de Omgevingsregeling.De beoogde inwerkingtredingsdatum van artikel 4.17 van de Omgevingsregeling is 1 januari 2023.

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/12, 33 348, nr. 3, blz. 169.

X Noot
2

Artikel 3.22, zesde lid, van de Wnb.

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 35 616, nr. 9.

X Noot
5

Ter Harmsel, R., Bijlsma, R.J., Van der Grift, E., Villing, N., Van Eupen, M., Biersteker, L. en Los, S. (2022). Staat van instandhouding haas en konijn. Rapport 2022-3153. Wageningen, Wageningen Environmental Research. https://research.wur.nl/en/publications/staat-van-instandhouding-haas-en-konijn

X Noot
6

Memorie van toelichting bij de Wet natuurbescherming, Kamerstukken II, 2011–2012, 33 348, nr. 3, blz. 171.

X Noot
7

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992 L 206).

X Noot
8

Artikel 3.8, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet natuurbescherming.

X Noot
9

Richtlijn 2009/147/EG van het Europees parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20).

X Noot
11

Website Nederlandse Jagersvereniging, 4 maart 2022, 'Warmtebeeldtellingen: een verschil van dag en nacht' (https://www.jagersvereniging.nl/nieuws/persbericht-warmtebeeldtellingen-een-verschil-van-dag-en-nacht/)

X Noot
12

Kamerstukken II 2020/21, 33 576, nr. 247

X Noot
13

Kamerstukken II 2021/22, 33 576, nr. 267

X Noot
14

Artikel 3.1, tweede lid, van de Rnb.

X Noot
15

Kamerstuk II, 33 576, nr. 267.

Naar boven