33 576 Natuurbeleid

Nr. 267 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2022

Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van de motie van de leden Wassenberg en Futselaar (Kamerstuk 35 616, nr. 9). Tevens geef ik met deze brief invulling aan de toezegging tijdens het debat van 6 april aan de heer Wassenberg om u voor de Pasen met een brief te informeren. De motie-Wassenberg/Futselaar verzoekt het kabinet om de haas en het konijn van de lijst van vrij bejaagbare soorten (de wildlijst) te schrappen. Naar aanleiding van deze motie heb ik onderzoek laten doen naar de staat van instandhouding van alle soorten op de wildlijst (bejaagbare soorten). Hierbij stuur ik u de onderzoeksrapporten van Sovon Vogelonderzoek Nederland (Sovon) en Wageningen Environmental Research (WENR)1.

De opname van de haas en het konijn op de Rode Lijst Zoogdieren2 was een eerste indicatie dat het nodig is om op deze soorten te letten. Uit de rapporten van Sovon en WEnR blijkt dat er inderdaad reden is tot zorg. Landelijk bevinden alle vijf de soorten van de wildlijst zich niet in een gunstige staat van instandhouding. De soorten die op de wildlijst staan zijn de fazant, de wilde eend, de houtduif, de haas en het konijn3. Ik wil daarom, samen met provincies en stakeholders, de komende tijd kijken wat er nodig is voor het herstel van deze soorten.

De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken hebben ook gevolgen voor de jacht. Artikel 3.22, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming bepaalt dat de jacht niet geopend wordt op soorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is. Uit de onderzoeken blijkt ook dat de jacht voor alle soorten van de wildlijst jacht niet de hoofdoorzaak is van, of beperkt bijdraagt aan, de ongunstige staat van instandhouding. De belangrijkste oorzaken van achteruitgang van de soorten op de wildlijst zijn habitatverlies, afgenomen kwaliteit van het leefgebied en lokale predatiedruk. Dit is het gevolg van o.a. intensivering en schaalvergroting van de landbouw, verandering van het landschap en landbouwmachines. Het niet openen van de jacht zal daarom naar alle waarschijnlijkheid niet of heel beperkt bijdragen aan het herstel van de soorten. Aan de andere kant kan de jacht op een soort juist een sterke stimulans zijn voor het beheer van habitats en voor het aanpakken van andere drukfactoren die bijdragen aan achteruitgang van populaties, en op die manier bijdragen aan de doelstelling om populaties te herstellen tot een gunstige staat van instandhouding.

Op grond van de Wet natuurbescherming (artikel 3.22, tweede lid) kan bij de opening van de jacht per soort en naar plaats en naar tijd worden gedifferentieerd; aldus kan maatwerk worden geboden. Het landelijk sluiten van de jacht op alle soorten van de wildlijst kan een grote impact hebben op faunabeheer, schadebestrijding en natuurbeheer. Jagers spelen hierin namelijk een belangrijke rol. De jachthouder heeft immers op grond van de Wet natuurbescherming4 de rol om een redelijke stand van het in zijn jachtveld aanwezige wild te handhaven danwel te bereiken en om schade door in het jachtveld aanwezige wild te voorkomen. Samen met de provincies maak ik me zorgen over de consequenties van het landelijk sluiten van de jacht. Om deze reden streef ik naar een gebiedsgerichte aanpak. Dit houdt in dat de jacht alleen wordt geopend in die gebieden waarvan is vastgesteld dat het goed genoeg gaat met de betreffende wildsoorten, in combinatie met maatregelen voor het herstel van de populaties van de wildsoorten waar het minder goed mee gaat. Samen met provincies en stakeholders wil ik hier het komend jaar aan werken. Verder streef ik ernaar dat in de toekomst ook de tellingen van de aantallen hazen, konijn, wilde eend, houtduif en fazant die in de provincies aanwezig zijn van de wildbeheereenheden worden gebruikt. Daartoe wil ik samen met alle betrokken partijen werken aan verbetering van het telprotocol en de verzameling van gegevens.

Voor de haas en het konijn zijn populatietrends op landelijk en provinciaal niveau bekend5. Deze geven geen compleet beeld van de populatiestatus, maar een negatieve populatietrend is wel een sterke aanwijzing dat het met een soort niet goed gaat. Gebaseerd op deze populatietrends ben ik voornemens voor het komend seizoen (2022/2023) de jacht op de haas niet te openen in de provincies die voor de haas een dalende populatietrend tonen, namelijk Groningen, Limburg en Utrecht. Ik ben voornemens de jacht op het konijn in alle provincies niet te openen voor het komend jachtseizoen omdat de populatie van het konijn landelijk een sterk dalende trend vertoont. Over het voornemen om de jacht op de haas, in de hiervoor genoemde drie provincies, en het konijn, landelijk, voor het komend jachtseizoen niet te openen is overleg gevoerd met de gedeputeerde staten van de provincies overeenkomstig de Wet natuurbescherming.6

Voor het niet openen van de jacht is een wijziging van de Regeling natuurbescherming, en beleidsneutrale voortzetting onder de Omgevingswet (die 1 januari 2023 in werking treedt), noodzakelijk. Het ontwerp van deze wijzigingsregeling zal binnenkort worden gepubliceerd voor internetconsultatie. Ik ben van plan dit besluit volgend jaar te heroverwegen indien nieuwe gegevens over de provinciale trends en populatiestatus bekend zijn.

Voor de wilde eend, houtduif en fazant wil ik eerst meer inzicht krijgen op provinciaal niveau. Op basis van dit inzicht zal ik een besluit nemen over het al dan niet openen van de jacht op deze soorten in het jachtseizoen 2023/2024. Voor het jachtseizoen 2022/2023 ben ik voornemens om de jacht te openen.

Naast het op provinciaal niveau bepalen van de populatiestatus van de wildsoorten wil ik het komende jaar, tegelijkertijd met het inventariseren van de oorzaken van de achteruitgang en de mogelijkheden voor populatieherstel, samen met provincies en stakeholders werken aan het in kaart brengen van de maatschappelijke en financiële impact van het niet openen van de jacht.

Met de in deze brief aangekondigde maatregelen en samen met de provincies en andere stakeholders hoop ik het tij spoedig te keren en de staat van instandhouding van de soorten op de wildlijst te herstellen.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Artikel 3.20, tweede lid, van de Wet natuurbescherming.

X Noot
4

Artikel 3.22, derde lid, van de Wet natuurbescherming.

X Noot
6

Artikel 3.22, zesde lid, van de Wet natuurbescherming.

Naar boven