Besluit van de algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 20 juli 2021, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan onder de algemeen directeur ressorterende functionarissen (Mandaatbesluit Raad voor de Kinderbescherming Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021)

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming,

  • gelet op artikelen 2 en 3 van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;

  • gelet op artikel 63c van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;

  • gelet op artikel 1 van het Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid;

  • gelet op het Organisatiebesluit Raad voor de Kinderbescherming 2015 en de wijziging daarvan bij besluit van 2 september 2020 (Stb. 2020, 357);

  • gelet op Afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit tot vaststelling van de volgende mandaat-, volmacht en machtigingsregeling:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder

a. mandaat:

het verlenen van (onder)mandaat, (onder)volmacht en (onder)machtiging;

b. directieleden:

de directeuren werkzaam voor de Raad voor de Kinderbescherming, anders dan de algemeen directeur;

c. raadsmedewerker:

een voor de Raad voor de Kinderbescherming werkzame medewerker in de functie van a. kernfunctionaris, b. gedragsdeskundige of c. juridisch deskundige, deel uitmakend van, of werkzaam voor één of meer van de teams van de Raad voor de Kinderbescherming;

d. kernfunctionaris:

de werknemer van de Raad voor de Kinderbescherming die de functie van kernfunctionaris vervult;

e. juridisch adviseur:

jurist werkzaam bij team juridische zaken van de landelijke staforganisatie;

f. coördinator taakstraffen:

de werknemer van de Raad voor de Kinderbescherming die de functie van coördinator taakstraffen vervult.

Artikel 2. Algemeen mandaat aan directieleden

  • 1. Van het ingevolge artikel 1 van het Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming verleende mandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun portefeuille of programma betreffen, mandaat en de bevoegdheid tot het doorgeven daarvan verleend aan de directieleden, met uitzondering van de in lid 2 genoemde voorbehouden bevoegdheden.

  • 2. Aan de algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming blijft voorbehouden:

    • a. de bevoegdheid tot het vaststellen van de kwalitatieve formatie;

    • b. de bevoegdheid tot het nemen van niet-individuele personeelsbeslissingen;

    • c. de bevoegdheid tot inhuur van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies;

    • d. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten inzake buitenlandse dienstreizen;

    • e. de bevoegdheid tot het toekennen van een schadevergoeding op basis van artikel 7:611 jo. artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek voor zover de vergoeding betrekking heeft op materiële schade;

    • f. de bevoegdheid tot het aangaan van verplichtingen voor het huren van panden;

    • g. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten over de toekenning van een persoonsgebonden dienstauto;

    • h. de bevoegdheid tot het toekennen of afwijzen van schadevergoeding op grond van een actie uit onrechtmatige daad ex artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek en, voor zover het gaat om de toekenning van een schadevergoeding, vanaf een bedrag van € 2.500,– tot een bedrag van € 50.000,–;

    • i. de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen op bezwaar.

    • j. de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen in het kader van klachten die zijn ingediend tegen directieleden.

Artikel 3. Plaatsvervanging algemeen directeur en directieleden

  • 1. Bij afwezigheid wordt de algemeen directeur vervangen door één van de directeuren.

  • 2. De algemeen directeur vervangt de overige directeuren bij afwezigheid van één of meer van hen, tenzij de algemeen directeur op andere wijze in vervanging voorziet.

Artikel 4. Personeels- en financieel mandaat

  • 1. De functionarissen genoemd in kolom 1 van bijlage 1 bij dit besluit, zijn gemandateerd/ge(vol)machtigd tot het optreden als leidinggevende in de zin van paragraaf 1.3 van de CAO Rijk ten aanzien van de onder hen ressorterende functionarissen en voor zover het betreft de uitoefening van de bevoegdheden, vermeld in kolom 2 van die bijlage.

  • 2. Als bevoegd om te beschikken over bedragen voor het aangaan van verplichtingen en voor het doen van uitgaven, worden aangewezen de functionarissen, genoemd in kolom 1 van bijlage 2 bij deze regeling voor zover het betreft de bedragen, genoemd in kolom 2 van die bijlage.

Artikel 5. Mandaatverlening aan raadsmedewerkers in verband met het primaire proces

  • 1. De raadsmedewerkers zijn ten behoeve van de uitvoering van de aan de Raad voor de Kinderbescherming toevertrouwde (wettelijke) taken, in het kader van de uitoefening van hun functie bevoegd tot het voorbereiden en uitvoeren van onderzoek, het nemen van beslissingen aangaande te verrichten onderzoekshandelingen en de voorbereiding van daarop te baseren rapportages, beslissingen, adviezen en verzoeken.

  • 2. De kernfunctionaris is bevoegd tot het namens de Raad voor de Kinderbescherming opstellen en ondertekenen van raadsrapportages en adviezen.

  • 3. De bevoegdheid tot indiening van verzoeken aan rechterlijke autoriteiten wordt uitgeoefend door directieleden.

  • 4. De coördinator taakstraffen is bevoegd om beslissingen te nemen in het kader van de begeleiding, de uitvoering, het coördineren en het rapporteren van taakstraffen.

Artikel 6. Machtiging ten behoeve van juridische procedures en vertegenwoordiging van de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting

  • 1. Directieleden zijn bevoegd om de Raad voor de Kinderbescherming c.q. de Minister van Justitie en Veiligheid te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures. Zij zijn bevoegd (te beslissen) tot het instellen van hoger beroep in de desbetreffende procedures en de daartoe benodigde handelingen te verrichten.

  • 2. Juridisch deskundigen en juridisch adviseurs werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming zijn gemachtigd tot het opstellen en namens de Minister van Justitie en Veiligheid indienen van verweerschriften en (hoger) beroepschriften in bestuursrechtelijke procedures en de Raad voor de Kinderbescherming c.q. de Minister van Justitie en Veiligheid in bestuursrechtelijke procedures te vertegenwoordigen.

  • 3. Directieleden zijn bevoegd om ook andere, één hiërarchisch niveau onder hen ressorterende, medewerkers schriftelijk te machtigen om de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bevoegdheden uit te oefenen.

  • 4. Kernfunctionarissen, juridisch deskundigen en juridisch adviseurs zijn gemachtigd om de Raad voor de Kinderbescherming te vertegenwoordigen op zittingen in civiele procedures en strafprocedures. De gemachtigde is bevoegd om zich te laten vergezellen door andere raadsmedewerkers indien dat naar het oordeel van de gemachtigde wenselijk is met het oog op een goede voorlichting over het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming. Bij gebruik van de machtiging verzoekt de gemachtigde om schorsing of aanhouding van de zitting met het oog op overleg met (andere) raadsmedewerker(s) in gevallen waarin de gemachtigde dat nodig oordeelt naar aanleiding van het verloop van de zitting en/of het daar verhandelde.

  • 5. De bevoegdheid om te beslissen tot het instellen van hoger beroep, respectievelijk beroep in cassatie in de in het vierde lid, bedoelde civiele procedures wordt uitgeoefend door directieleden.

Artikel 7. Algemene aan het mandaat verbonden instructies en informatie over uitoefening van mandaat

  • 1. De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt met inachtneming van het meest recente Kwaliteitskader van de Raad voor de Kinderbescherming en de van dit mandaatbesluit deel uitmakende mandaatinstructie.

  • 2. De houders van een mandaat stellen het directielid, respectievelijk de algemeen directeur in kennis van krachtens mandaat te nemen of reeds genomen beslissingen, respectievelijk te verrichten of verrichte handelingen waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het directielid, of de algemeen directeur gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van als de houder van het mandaat het noodzakelijk acht af te wijken van de vastgestelde richtlijnen, beleidsregels en dergelijke.

  • 3. Het niet voldoen aan de in het tweede lid omschreven terugkoppelingsplicht doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de krachtens mandaat genomen beslissing of verrichte handeling.

Artikel 8. Mandaat van bevoegdheid tot het opvragen van afschriften op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en gegevens uit de basisregistratie personen

Raadsmedewerkers en de functionarissen die raadsmedewerkers administratief ondersteunen, waaronder de ‘medewerker administratie’ zijn bevoegd tot het namens de algemeen directeur opvragen van afschriften als bedoeld in artikel 42 lid 4 onder c van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en gegevens uit de basisregistratie personen, op de grondslag van het daartoe afgegeven autorisatiebesluit van de Minister van Justitie en Veiligheid (te weten het besluit van 22 januari 2014, met kenmerk: 2014-0000035702 en de besluiten dit het laatstgenoemde besluit vervangen).

Artikel 9. Voorbereiding van bestuursrechtelijke besluiten

  • 1. Directieleden zijn krachtens mandaat bevoegd tot het voorbereiden en nemen van primaire besluiten namens de Minister van Justitie en Veiligheid in aangelegenheden die aan de Raad voor de Kinderbescherming zijn toevertrouwd.

  • 2. Het mandaat behelst niet de bevoegdheid tot beslissen op bezwaarschriften, welke bevoegdheid door de algemeen directeur wordt uitgeoefend.

  • 3. Directieleden, onderscheidenlijk de algemeen directeur kunnen zich bij de voorbereiding van door hen te nemen bestuursrechtelijke besluiten laten bijstaan door bij de Raad voor de Kinderbescherming werkzame functionarissen.

Artikel 10. Klachtafhandeling

  • 1. Directieleden zijn bevoegd tot het afdoen van klachten die betrekking hebben op onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen, met inachtneming van de meest recente Klachtenregeling Raad voor de Kinderbescherming en het Besluit klachtadviescommissie Raad voor de Kinderbescherming.

  • 2. Directieleden kunnen zich bij de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid laten bijstaan door bij de Raad voor de Kinderbescherming werkzame functionarissen met inachtneming van de meest recente Klachtenregeling Raad voor de Kinderbescherming.

Artikel 11. Intrekking Mandaatregeling Raad voor de Kinderbescherming 2016

De Mandaatregeling Raad voor de Kinderbescherming 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Raad voor de Kinderbescherming 2021.

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming, H.B.P. Elbers

BIJLAGE 1. MANDAATBESLUIT RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING 2021

Behorend bij en deel uitmakend van artikel 4, eerste lid van het Mandaatbesluit Raad voor de Kinderbescherming 2021.

De functionarissen bij wie in de kolom 2 de letter A is geplaatst, zijn, onverminderd artikel 4 van dit besluit bevoegd tot uitoefening van alle bevoegdheden die in of krachtens het Burgerlijk Wetboek (BW) en de CAO Rijk aan de werkgever zijn toegekend.

De ambtenaren bij wie in kolom 2 de letter B is geplaatst, zijn, onverminderd artikel 4 van dit besluit bevoegd tot uitoefening van alle bevoegdheden die in of krachtens het BW en de CAO Rijk aan de werkgever zijn toegekend, met uitzondering van:

  • a. de bevoegdheid van werkgever tot het sluiten van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 CAO Rijk;

  • b. de bevoegdheid tot het opzeggen van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in het BW en het verzoeken om ontbinding van een arbeidsovereenkomst aan de kantonrechter als bedoeld in het BW;

  • c. het opleggen van straffen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de CAO Rijk; en

  • d. de bevoegdheid tot het bevorderen van een medewerker naar een hogere salarisschaal.

 

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

 

Bevoegd gezag

   
       

1.0

algemeen directeur

A

 

1.1

directeur

A

 

1.2

directeur bedrijfsvoering

A

 

1.3

Medewerker operationele ondersteuning personeel en andere door de algemeen directeur daartoe aan te wijzen functionarissen

 

B

  • 1. Het betreffende directielid (= bevoegd gezag A) is bevoegd tot het nemen van beslissingen omtrent:

    • a) Aanbieden van een andere functie

    • b) Wijzigingen van de arbeidsovereenkomst

    • c) Studiefaciliteiten

    • d) Bewust belonen

    • e) Nevenactiviteiten

    • f) Het toekennen van toelagen en inhoudingen

    • g) Waarnemingstoelage

    • h) Verhuiskostenvergoeding

De medewerker operationele ondersteuning personeel en andere door de algemeen directeur daartoe aan te wijzen functionarissen (= bevoegd gezag B) zijn bevoegd tot het nemen van besluiten over ouderschapsverlof, buitengewoon verlof, adoptie- en pleegzorgverlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof, PAS en wijzigingen arbeidsduur/werktijd, overige kostendeclaraties en IKB.

Den Haag, 20 juli 2021

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, H.B.P. Elbers

BIJLAGE 2. MANDAATBESLUIT RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING 2021

Behorend bij en deel uitmakend van artikel 4, tweede lid van het Mandaatbesluit Raad voor de Kinderbescherming 2021.

De functionarissen genoemd in kolom 1 zijn bevoegd in overeenstemming met artikel 3.3 van de Comptabiliteitswet 2016, tot het aangaan van verplichtingen en het doen van uitgaven.

Indien in kolom 2 een bedrag is opgenomen betreft dit het maximumbedrag waarvoor de functionaris telkens een verplichting of uitgave mag doen. Indien in kolom 2 geen bedrag is opgenomen, geldt geen maximumbedrag.

 

Kolom 1

Kolom 2

 

Bevoegd gezag

 
     

1.0

algemeen directeur

 

1.1

directeur

€ 144.000

1.2

directeur bedrijfsvoering

€ 144.000

1.3

door de algemeen directeur aangewezen functionarissen

€ 15.000

Den Haag, 20 juli 2021

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, H.B.P. Elbers

Mandaatinstructie Raad voor de Kinderbescherming 2021

Deze mandaatinstructie geeft aanwijzingen hoe de aan de gemandateerde medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming doorgegeven bevoegdheden moeten worden uitgeoefend. Deze instructie is niet uitputtend. De mandaatgever kan, in aanvulling op deze schriftelijke instructie, aan de gemandateerde medewerkers in het algemeen of per geval nadere instructies geven.

Algemene bepalingen

  • 1. Deze instructie is van toepassing op mandaat, volmacht en machtiging (verder: mandaat) op grond van het Mandaatbesluit Raad voor de Kinderbescherming 2021 (verder: mandaatbesluit).

  • 2. Medewerkers die werkzaam zijn op basis van een andere titel dan aanstelling verkrijgen het mandaat dat behoort bij de functie die zij uitoefenen, tenzij daarover andere afspraken worden gemaakt.

  • 3. Het op grond van het mandaatbesluit toegekende mandaat wordt uitgeoefend met inachtneming van deze mandaatinstructie en van eventuele nadere aanwijzingen van de mandaatgever.

  • 4. Het mandaat wordt uitgeoefend voor zover het valt binnen de taken van de gemandateerde functionaris.

  • 5. Indien voorafgaande afstemming met de mandaatgever noodzakelijk is, wordt het mandaat alleen uitgeoefend nadat de gemandateerde functionaris uit die afstemming is gebleken dat tegen die uitoefening geen bezwaar bestaat.

  • 6. Onverminderd hetgeen hiervoor in onderdelen 3 en 5 is opgemerkt, is voorafgaande afstemming met de mandaatgever noodzakelijk als:

    • a) verwacht wordt of kan worden dat de uitoefening van het mandaat grote personele, financiële, organisatorische, bestuurlijke, politieke of maatschappelijke gevolgen heeft of kan hebben;

    • b) er gerede twijfel over kan bestaan of de uitoefening van het mandaat binnen de grenzen van het mandaat valt;

    • c) de mandaatnemer enig persoonlijk belang heeft bij de uitoefening van het mandaat, of anderszins de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen worden opgewekt.

  • 7. De algemeen directeur maakt ter invulling van het mandaat werkafspraken met de directieleden.

  • 8. De directieleden worden elk voor één of meer gebiedsteams, ondersteunende teams of stafteams aangemerkt als bevoegd gezag in de zin van paragraaf 1.3 van de CAO Rijk.

  • 9. De algemeen directeur is bestuurder in de zin van artikel 1 WOR.

  • 10. De landelijke staforganisatie draagt zorg voor het opstellen van de besluiten tot individuele ondermandaatverlening en actueel en toegankelijk houden van het overzicht van de bevoegdheden van de functionarissen uit hoofde van het mandaatbesluit.

P-mandaat

  • 1. Voor bevoegd gezag A en bevoegd gezag B gelden onderstaande instructies betreffende besluiten via het P-Direkt-Portaal:

    • a) Beslissingen die uitsluitend de A-bevoegdheden aangaan, worden digitaal ondertekend door bevoegd gezag A en worden gevoegd in het betreffende digitale personeelsdossier.

    • b) Bij beslissingen van bevoegd gezag B die voorafgaande afstemming behoeven met bevoegd gezag A wordt door bevoegd gezag B in het P-Direktportaal vermeld dat het besluit na en in overeenstemming met die afstemming wordt genomen.

  • 2. De zorgverplichtingen van artikel 3 Arbowet liggen bij de directieleden voor de onder hen ressorterende gebiedsteams en ondersteunende (staf)teams.

  • 3. De bevoegdheid tot het beslissen op een bezwaar of op een klacht wordt belegd bij het bevoegd gezag op het hiërarchische niveau direct boven degene die in mandaat het bestreden besluit heeft genomen.

  • 4. De bevoegdheid tot het nemen van besluiten in het kader van de uitvoering van het Van Werk Naar Werk Beleid berust bij de algemeen directeur. Deze kan de bevoegdheid, behoudens de toekenning van een stimuleringspremie en hetgeen reeds elders is voorbehouden (zoals toekennen van schadevergoeding), doorgeven (bij afzonderlijk besluit) aan de functionarissen met een A-mandaat.

F-mandaat

  • 1. Het mandaat wordt uitgeoefend met inachtneming van de financiële grenzen zoals gesteld door de mandaatgever en door het toegekende budget.

  • 2. In aanvulling op het Mandaatbesluit Raad voor de Kinderbescherming 2021 wordt voor het F-mandaat in een zogenoemde competentietabel aangegeven bij wie de bevoegdheid berust. De competentietabel is voorzien van naam en functie van degene aan wie de bevoegdheid (inclusief bedrag) is verleend. In de competentietabel kan naar beneden worden afgeweken van de in de mandaatbesluit genoemde maximumbedragen. Het beheer van de competentietabel berust bij (de afdeling financiële administratie) concern control.

Den Haag, 20 juli 2021

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, H.B.P. Elbers

TOELICHTING

Dit Mandaatbesluit Raad voor de Kinderbescherming 2021 vervangt het Mandaatbesluit Raad voor de Kinderbescherming 2016.

Dit besluit bevat wijzigingen in verband met de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (hierna: Wnra).De wijzigingen in dit nieuwe mandaatbesluit hangen samen met de organisatieverandering van de Raad voor de Kinderbescherming, zoals deze in 2020 is doorgevoerd en die haar beslag heeft gekregen in het besluit van 2 september 2020, tot wijziging van het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming 2015 (Stb. 2015, 357). Sindsdien werkt de Raad voor de Kinderbescherming met gebiedsgerichte resultaatverantwoordelijke teams die in nauwe aansluiting staan op de jeugdzorgregio’s. De teams zijn integraal samengesteld, omdat de complexe problematiek van het kind vraagt om bundeling van specifieke kennis en ervaring. Dat vraagt een multidisciplinaire aanpak. De teams vervullen de centrale rol bij de uitvoering van de onderzoeken. De leden van de teams weten vanuit hun rol als professional het beste hoe zij samen op de meest efficiënte wijze kinderen kunnen beschermen en welke hulp daarvoor nodig is. Door de organisatieverandering is een deel van de hiërarchische structuur van de organisatie komen te vervallen. De teams worden bij hun taakvervulling bijgestaan door teamcoaches en gebiedsmanagers. Deze hebben geen leidinggevende taken: de teamcoaches en gebiedsmanagers staan niet in een hiërarchische relatie tot de teams. Alle leidinggevende taken worden nu geconcentreerd en belegd bij de landelijke directie.

In dit besluit wordt door de algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming aan de directieleden en daarnaast aan een aantal functionarissen die deel uitmaken van de gebiedsgerichte teams, (onder)mandaat verleend voor het verrichten van (rechts)handelingen namens de Minister van Justitie en Veiligheid. Daarnaast voorziet het besluit in machtiging van een aantal functionarissen om de Raad voor de Kinderbescherming, c.q. de Minister van Justitie en Veiligheid in juridische procedures en daarvan deel uitmakende zittingen te vertegenwoordigen. Ingevolge artikel 7 van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2020 wordt met verlening en doorgifte van ondermandaat gelijkgesteld de verlening en de doorgifte van volmacht en machtiging. Uit het mandaatbesluit blijkt welke functionarissen, naast de algemeen directeur, bevoegd zijn om besluiten te nemen en andere (rechts)handelingen te verrichten met betrekking tot het primaire proces van de Raad voor de Kinderbescherming.

De mandaatverlening is voor personeels- en financiële aangelegenheden uitgewerkt in bijlage 1 en 2 van het mandaatbesluit. Deze bijlagen geven aan, aan welke functionarissen een P-mandaat of een F-mandaat is toegekend. Wat betreft de aanwijzing en mandaatverlening ten aanzien van het P-mandaat en F-mandaat wordt verwezen naar de toelichting bij het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid 2018 (Stcrt.2018, 62274).

Het besluit treedt gelijktijdig met de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren en de van toepassing zijnde CAO Rijk in werking, te weten 1 januari 2020.

De algemeen directeur kan instructies geven waaraan een gemandateerde zich moet houden in de uitoefening van de bevoegdheden.

De algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, H.B.P. Elbers

Naar boven