Besluit van 23 september 2015 tot wijziging van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 vanwege de uitbreiding van het aantal experimenten met doorlopende leerlijnen en aanpassing van de studieduur en inrichting van die leerlijnen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 1 juli 2015, nr. WJZ/784356 (10515), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 11a.1., eerste, tweede, zesde en zevende lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en op artikel 118t, eerste, tweede, zesde en zevende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 2015, nr. W05.0214/l);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 september 2015, nr. 805056 (10 515), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdelen e. tot en met h. wordt «leerweg als bedoeld» vervangen door: leerweg in het vmbo als bedoeld.

b. Het onderdeel i. komt te luiden:

i. beroepsonderwijs:

middelbaar beroepsonderwijs in de basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onderdelen b, c en d, van de WEB;.

c. Het onderdeel p. komt te luiden:

p. technologieroute:

beroepsroute specifiek gericht op doorstroming vanuit de sectoren techniek of landbouw in het vmbo naar een aanverwant opleidingsdomein in het beroepsonderwijs;.

d. Na onderdeel u. worden de volgende onderdelen toegevoegd:

v. beroepsroute:

experimentele leerroute als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b;

w. vakopleiding:

beroepsopleiding als bedoeld in 7.2.2., eerste lid, onderdeel c, van de WEB.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In dit besluit wordt onder «leerling» mede verstaan «deelnemer» als bedoeld in de WEB, wordt onder «studiejaar» als bedoeld in artikel 1.1.1., onderdeel r, van de WEB, mede verstaan: «schooljaar» als bedoeld in de WVO, en heeft het begrip «begeleide onderwijsuren» als bedoeld in artikel 7.2.7, zesde lid, van de WEB mede betrekking op onderwijstijd voor een leerling in het eerste en tweede studiejaar van een experimentele leerroute.

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De volgende experimenten worden ingericht als doorlopende leerlijn vanaf het derde leerjaar van het vmbo tot en met een diploma beroepsonderwijs:

    • a. vakmanschaproute: voor de leerling die:

      • 1°. start in de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg en die in een aanverwant opleidingsdomein in het beroepsonderwijs wordt opgeleid tot een diploma basisberoepsopleiding, of

      • 2°. start in de kaderberoepsgerichte leerweg en die in een aanverwant opleidingsdomein in het beroepsonderwijs wordt opgeleid tot een diploma vakopleiding;

    • b. beroepsroute: voor de leerling die start in de kaderberoepsgerichte, gemengde of theoretische leerweg en die in een aanverwant opleidingsdomein in het beroepsonderwijs wordt opgeleid tot een diploma middenkaderopleiding.

2. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het doel van de experimenten is te onderzoeken of door het inrichten van doorlopende leerlijnen van vmbo naar mbo en daarbij af te wijken van hetgeen in de WVO is geregeld betreffende onderwijstijd en de inrichting van de leerwegen in het vmbo en af te wijken van hetgeen in de WEB is geregeld betreffende studieduur en inrichting van de beroepsopleidingen, waarbij de leerlijn doorloopt tot en met de afsluiting van een basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding:.

3. In onderdeel 7°. wordt voor «voor de technologieroute» de zinsnede ingevoegd: de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt kan worden verbeterd en.

C

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na de punt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Beide gezagsorganen ondertekenen de aanvraag.

2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de adviezen van de medezeggenschapsraad van de school, alsmede van de deelnemersraad en ondernemingsraad van de instelling en in voorkomend geval van haar ouderraad omtrent de aanvraag, bedoeld in het eerste lid,.

3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. een projectplan, dat ten minste beschrijft:

    • 1°. de gezamenlijke visie en ambitie ten aanzien van het experiment, en

    • 2°. een zo concreet mogelijke uitwerking van het experiment, waaronder een organisatieplan waarin is beschreven op welke wijze de leerroute zal worden georganiseerd, alsmede hoe het onderwijs als één programmatisch geheel zal worden aangeboden.

4. De onderdelen d en e van het tweede lid vervallen.

5. In het derde lid wordt «een» vervangen door «het» en wordt aan het slot, onder vervanging van de punt door een komma, de zinsnede toegevoegd: waarop de leerroute betrekking heeft.

6. In het vierde lid wordt aan het slot, onder vervanging van de punt door een komma de zin toegevoegd: met dien verstande dat meerdere aanvragen kunnen worden ingediend.

7. In het achtste lid vervalt aan het slot van onderdeel a «of» en wordt na onderdeel b, onder vervanging van de punt door: «, of» een onderdeel toegevoegd:

  • c. een beroepsopleiding die onderdeel uitmaakt van het experiment in de zin van het Besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl.

D

Artikel 4, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Het onderdeel e komt te luiden:

  • e. de sector en het aanverwant opleidingsdomein waarin het experiment wordt aangeboden,

2. Het onderdeel f komt te luiden:

  • f. de wijze waarop het bedrijfsleven zal worden betrokken bij de selectie van kwalificaties die binnen het betreffende opleidingsdomein zullen worden aangeboden,

3. In onderdeel g wordt na «het bedrijfsleven» ingevoegd: overigens.

E

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift komt te luiden: Inrichting doorlopende leerroutes.

2. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. Een vakmanschaproute of beroepsroute wordt aangeboden als één programmatisch geheel voor de leerlingen op de locaties van de school en de instelling.

  • 2. Bij de inrichting van het programmatisch geheel kan, afhankelijk van de leerweg in het vmbo die onderdeel uitmaakt van de experimentele leerroute, worden afgeweken van de artikelen 10, zevende lid, onderdelen a en b, 10b, zesde lid, en zevende lid, onderdeel a, en 10d, zevende lid, onderdelen a, b en c, van de WVO.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De school of instelling waar de leerling is ingeschreven, is gedurende de experimentele leerroute verantwoordelijk voor die leerling en het vervullen van de bijbehorende wettelijke verplichtingen, met uitzondering van in ieder geval de volgende situaties:

    • a. het afleggen van een examen bij of het verkrijgen van een diploma van de andere onderwijsinstelling,

    • b. het volgen van onderwijs, verzorgd door de andere onderwijsinstelling op de locatie van die instelling.

4. In het vierde lid wordt «de vakmanschaproute» vervangen door: de vakmanschaproute of beroepsroute.

5. Het vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. het onderwijs wordt ingericht volgens het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 6a, en.

6. In het zevende lid wordt «artikel 10b van de WVO» vervangen door: artikelen 10, 10b en 10d van de WVO.

7. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Als extra vak als bedoeld in de artikelen 10, zevende lid, 10b, negende lid, onderdeel d, en 10d, zevende lid, van de WVO kan de technologieroute het vak informatietechnologie omvatten.

F

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Norm studieduur experimentele leerroute

De bevoegde gezagsorganen richten het onderwijsprogramma van een experimentele leerroute in met inachtneming van de in de onderdelen a, b, c en d vermelde studieduur. In afwijking van de volledige cursus- en studieduur, genoemd in de artikelen 9 en 10a van de WVO respectievelijk artikel 7.2.4a, derde lid, onderdelen b, c, en d, van de WEB, bedraagt de studieduur van een experimentele leerroute vanaf het derde leerjaar van het vmbo:

  • a. voor een vakmanschaproute als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1, die opleidt tot een diploma basisberoepsopleiding ten minste drie en ten hoogste vier volledige studiejaren;

  • b. voor een vakmanschaproute als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2, die opleidt tot een diploma vakopleiding ten minste vier en ten hoogste vijf volledige studiejaren;

  • c. voor een beroepsroute die opleidt tot een diploma middenkaderopleiding ten minste vier en ten hoogste vijf volledige studiejaren, of

  • d. voor een beroepsroute die opleidt tot een diploma middenkaderopleiding, waarbij sprake is van een verlengde middenkaderopleiding als bedoeld in artikel 7.2.4a, vierde lid, van de WEB: ten minste vijf en ten hoogste zes volledige studiejaren.

G

Na artikel 6 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 6a. Norm onderwijsprogramma BOL

  • 1. In afwijking van artikelen 6g, derde en vierde lid, en 6g1, eerste en tweede lid, van de WVO en artikel 7.2.7, derde lid, onderdelen b, c en d, van de WEB, zorgen de bevoegde gezagsorganen ervoor dat het onderwijsprogramma van een vakmanschaproute of beroepsroute die eindigt met een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg, afhankelijk van de in artikel 6 voorgeschreven studieduur, voldoet aan het tweede lid, onderdelen a, b, c of d.

  • 2. Het onderwijsprogramma omvat bij een leerroute van:

    • a. drie volledige studiejaren ten minste 3.000 klokuren, bestaande uit ten minste 2.400 begeleide onderwijsuren en ten minste 250 klokuren aan beroepspraktijkvorming;

    • b. vier volledige studiejaren ten minste 4.000 klokuren, bestaande uit ten minste 2.950 begeleide onderwijsuren en ten minste 450 klokuren aan beroepspraktijkvorming;

    • c. vijf volledige studiejaren ten minste 5.000 klokuren, bestaande uit ten minste 3.500 begeleide onderwijsuren en ten minste 900 klokuren aan beroepspraktijkvorming, of

    • d. zes volledige studiejaren ten minste 6.000 klokuren, bestaande uit ten minste 4.050 begeleide onderwijsuren en ten minste 1.350 klokuren aan beroepspraktijkvorming.

Artikel 6b. Norm onderwijsprogramma BBL

  • 1. In afwijking van artikelen 6g, derde en vierde lid, en 6g1, eerste en tweede lid, van de WVO en artikel 7.2.7, vierde lid, eerste volzin, en onverminderd artikel 8.1.1, derde lid, van de WEB zorgen de bevoegde gezagsorganen ervoor dat het onderwijsprogramma van de vakmanschaproute of beroepsroute die eindigt met een beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg, afhankelijk van de voorgeschreven studieduur, bedoeld in artikel 6, voldoet aan het tweede lid, onderdeel a, b, c of d:

  • 2. Het onderwijsprogramma omvat bij een leerroute van:

    • a. drie volledige studiejaren ten minste 2.850 klokuren, waarvan ten minste 2.200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren aan beroepspraktijkvorming;

    • b. vier volledige studiejaren 3.700 klokuren, waarvan ten minste 2.400 begeleide onderwijsuren en ten minste 1.220 klokuren aan beroepspraktijkvorming;

    • c. vijf volledige studiejaren ten minste 4.550 klokuren, waarvan en minste 2.600 begeleide onderwijsuren en ten minste 1.830 klokuren aan beroepspraktijkvorming;

    • d. zes volledige studiejaren ten minste 5.400 klokuren, waarvan ten minste 2.800 begeleide onderwijsuren en ten minste 2.300 klokuren aan beroepspraktijkvorming.

H

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «Het bevoegd gezag kan» ingevoegd: uitsluitend voor wat betreft een vakmanschaproute die opleidt tot een diploma basisberoepsopleiding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1.

2. In het tweede lid, aanhef, wordt na «wordt» ingevoegd: «ten minste het gemeenschappelijk deel van» en wordt in onderdeel b na «vakmanschaproute» toegevoegd: die opleidt tot een diploma basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1.

3. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. het gekozen kunstvak en lichamelijke opvoeding zijn beoordeeld als «voldoende» of «goed», en voor het schoolexamen voor het vak maatschappijleer als eindcijfer 6 is behaald, en.

I

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift en het artikel wordt «technologieroute» vervangen door: beroepsroute.

2. In het eerste lid, aanhef, wordt «artikelen 22 en 25» vervangen door: «artikelen 22, 24 en 25» en wordt in onderdeel a, «basisberoepsopleiding» vervangen door: middenkaderopleiding.

3. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd als volgt: Een cijferlijst wordt verstrekt indien artikel 11 van toepassing is en indien de kandidaat de rekentoets of een examen in een vak met goed gevolg heeft afgelegd.

J

In artikel 9, tweede lid, wordt «technologieroute» vervangen door: beroepsroute.

K

Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst van artikel 15 wordt het cijfer «1.» geplaatst.

2. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen de experimenten houdende de vakmanschaproute, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2, en de beroepsroute, anders dan de technologieroute, starten met ingang van 1 augustus 2016.

  • 3. Indien op 1 mei 2022 geen voorstel van wet is ingediend als bedoeld in de artikelen 118t, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en 11a.1, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt voor wat betreft de leerlingen die dan nog in een doorlopende leerroute aanwezig zijn, toepassing gegeven aan artikel 11.

L

In artikel 16 wordt «binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, en vervolgens na vier jaar,» vervangen door: in 2021.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen F en G, werkt terug tot en met 1 augustus 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 23 september 2015

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Uitgegeven de vijftiende oktober 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

De toelichting wordt mede gegeven namens de Staatssecretaris van Economische Zaken.

Algemeen deel

§ 1. Inleiding

Het onderhavige besluit bevat een wijziging van het in het Staatsblad 2013, 370 bekendgemaakte Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 (hierna ook het Besluit) op twee belangrijke punten:

1. Uitbreiding experiment
  • a. De experimenten met de vakmanschaproute worden uitgebreid met een doorlopende leerroute van de kaderberoepsgerichte leerweg in het vmbo naar een vakopleiding in het mbo (mbo niveau-3).

  • b. Met de invoering van de beroepsroute worden ook experimenten mogelijk met doorlopende leerroutes in de sectoren/opleidingsdomeinen economie en administratie, alsmede zorg en welzijn; de titel beroepsroute wordt de algemene benaming voor een doorlopende leerroute voor doorstroming naar de middenkaderopleiding (mbo-niveau-4). De titel technologieroute mag nog steeds worden gebruikt voor reeds toegekende experimenten en daaruit volgende cohorten in de technische en groene sectoren. Verder mag voortaan ook vanuit de kaderberoepsgerichte leerweg in het vmbo de beroepsroute worden gevolgd.

  • c. Vanwege de wijzigingen genoemd onder a en b kunnen voortaan voor alle vier de sectoren van het vmbo en daarmee voor alle aanverwante opleidingsdomeinen van het mbo èn voor drie niveaus ervan (basisberoepsopleiding (mbo niveau-2), vakopleiding (mbo niveau-3) en middenkaderopleiding (mbo niveau-4)) experimenten worden aangevraagd. Dit is nodig om tegemoet te komen aan een behoefte vanuit het onderwijsveld voor een groep ambitieuze leerlingen in met name de kaderberoepsgerichte leerweg, die zich nu niet aangesproken voelt tot de routes.

2. Voorschriften studieduur en onderwijstijd

Naast voormelde uitbreidingsmogelijkheden is de tweede belangrijke wijziging dat in verband met de doorlopende leerroutes thans met dit besluit specifieke, in de plaats van de wet komende voorschriften worden ingevoerd qua studieduur en onderwijstijd. Dit is nodig vanwege de Wet van 26 juni 2013 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs (Stb. 2013, 288; hierna doelmatige leerwegen in het mbo) die met ingang van 1 augustus 2014 in werking is getreden. En daarnaast is dit nodig vanwege de op 1 augustus 2015 in werking getreden Wet van 11 maart 2015 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs BES ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs (Staatsblad 2015, 148). De optelsom van de wettelijke vereiste cursus- respectievelijk studieduur volgens de Wet op het voortgezet onderwijs voor het vmbo en de Wet educatie en beroepsonderwijs voor het mbo botst met diverse doelstellingen in het kader van dit experiment.

§ 2. Wat is de aanleiding voor dit wijzigingsbesluit?

2.1 Experiment tot nu toe

Het sinds 1 januari 2014 geldende Besluit maakt het een vmbo-school en mbo-instelling mogelijk samen een experimentele doorlopende leerlijn in te richten vanaf het derde leerjaar van het vmbo naar het mbo vanaf de startdatum 1 augustus 2014, waarbij op onderdelen van de relevante wetten (Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs) mag worden afgeweken. In essentie mogen vakken die zowel in het vmbo als het mbo worden gegeven in elkaar worden geschoven en mag het eindexamen vmbo een jaar later dan gebruikelijk worden afgerond.

In het geval van een vakmanschaproute die opleidt tot een diploma mbo niveau-2 (basisberoepsopleiding), behoeft echter niet tussentijds het volledige eindexamen vmbo te worden afgelegd. In dat geval dienen ten minste wel de eindexamens in de vakken uit het gemeenschappelijk deel (Nederlands, Engels, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en een van de volgende vakken: beeldende vorming, muziek, dans of drama) van de beroepsgerichte leerweg van het vmbo en de rekentoets te worden afgelegd.

Er zijn tot nu toe twee typen experimenten mogelijk gemaakt:

  • 1. de vakmanschaproute houdt een doorlopende leerroute in van de bovenbouw vmbo (dus derde leerjaar) in de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg tot en met een verwante opleiding mbo op niveau 2.

  • 2. De technologieroute houdt een doorlopende leerroute in vanuit de sectoren techniek en landbouw vmbo in de gemengde of theoretische leerweg naar een verwante opleiding op mbo niveau-4.

Beide typen experimenten hebben dezelfde doelstellingen: onderzoeken of door de inrichting van een geïntegreerde leerroute binnen één organisatorisch verband een betere doorstroming en een efficiëntere inrichting van de leerroute mogelijk is, en daardoor, waar mogelijk, een verkorting van de totale leerroute vmbo + mbo. Ook een verder terugdringen van schooluitval behoort tot de doelstellingen. De technologieroute heeft daarbovenop als extra doelstelling het terugdringen van personeelstekorten op de technische arbeidsmarkt.

2.2 Noodzaak onderhavig wijzigingsbesluit

Een wijziging van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 is noodzakelijk vanwege gewijzigde wetgeving inzake studieduur en onderwijstijd. Sinds 1 augustus 2014 is een wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) in werking getreden inzake de doelmatige leerwegen in het mbo. Als gevolg van deze wetswijziging wordt voor de beroepsopleidingen in het mbo een studieduur voorgeschreven (nieuw artikel 7.2.4a WEB) en worden meer concrete eisen aan het onderwijsprogramma gesteld met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming (gewijzigd artikel 7.2.7 WEB). Omdat voornoemde wetswijziging nog niet in werking was getreden op het moment van inwerkingtreding van het onderhavige Besluit (1-1-2014) was hier nog geen rekening mee gehouden. Zo staat sinds 1 augustus 2014 artikel 7.2.4a WEB over de studieduur in de meeste gevallen in de weg om verkorting van de studieduur binnen het experiment in het mbo mogelijk te maken. Ook de mogelijkheden voor gedeeltelijke integratie of parallel aanbod van het onderwijs vmbo en mbo worden feitelijk beperkt. Met de nieuwe artikelen 6g en 6g1 van de Wet op het voortgezet onderwijs na de inwerkingtreding op 1 augustus 2015 (Stb. 2015, 219) van de Wet van 11 maart 2015 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs BES ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs geldt dit des te meer. Hierdoor zijn namelijk ook de voorschriften over de cursusduur en onderwijstijd in het vmbo gewijzigd.

Vanwege voormelde redenen is het noodzakelijk om voor experimenten die in dit besluit worden geregeld, afwijkingen van deze wettelijke voorschriften mogelijk te maken en te voorzien in specifieke vervangende voorschriften qua studieduur en onderwijstijd. Gezien de uitgangspunten van de wet doelmatige leerwegen in het mbo (Stb. 2013, 288) kan deze afwijking echter niet onbeperkt worden toegestaan. Tot deze uitgangspunten behoren dat alle opleidingen binnen het (bekostigd) beroepsonderwijs intensief en volwaardig worden aangeboden en dat ondoelmatige leerroutes worden teruggedrongen. Het is daarom noodzakelijk ten aanzien van de studieduur zowel minimum- als maximumnormen te stellen en qua onderwijstijd een minimumnorm in het kader van een experimentele leerroute.

2.3 Uitbreiding experimenteermogelijkheden

De uitbreiding van het experiment vloeit voort uit de kabinetsbrief «Ruim baan voor vakmanschap» van 2 juni 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 31 524, nr. 207) inzake een toekomstgericht middelbaar beroepsonderwijs. Daarin is de wens geuit het onderwijs meer aan te bieden in leerroutes die aansluiten bij de talenten van jongeren, waardoor de aantrekkelijkheid van de beroepskolom verbetert. Het kabinet wil zorgen voor beter herkenbare onderwijsroutes en een soepele overgang tussen het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Dit wijzigingsbesluit geeft daar invulling aan.

Met de experimenten worden de leerroutes geïntegreerd en geïntensiveerd (en daarmee mogelijk verkort). Daardoor kan ervaring worden opgedaan hoe scholen en instellingen aantrekkelijker onderwijs kunnen aanbieden aan leerlingen die al vroeg een duidelijke oriëntatie op een bepaalde beroepsrichting hebben. De uitbreiding is nodig om aan meer van dit soort leerlingen dan nu het geval is de ruimte te bieden om zo’n route te volgen.

Vraag vanuit het onderwijsveld

De tot nu toe lopende experimenten voor de vakmanschaproute en de technologieroute zijn aangekondigd in de brief, getiteld Focus op Vakmanschap, (Kamerstukken II 2010–2011, 31 524, nr. 88) en waren mede een vervolg op de vm2-experimenten. Vanuit het onderwijsveld is vanaf het begin gewezen op de behoefte een doorlopende leerlijn in te richten naar mboniveau-3 (vakopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs), alsmede voor de middenkaderopleiding (mbo niveau-4) ook te zorgen voor openstelling van de twee andere opleidingsdomeinen: zorg en welzijn en economie. Met het Besluit, zoals dat op 1 januari 2014 in werking is getreden, is er destijds voor gekozen om zeer voorzichtig te starten en de experimenten te beperken tot mbo-niveau-2 en -niveau-4. In niveau-4 bovendien alleen voor de opleidingsdomeinen techniek en landbouw.

Gewijzigde omstandigheden

Op dit moment is er sprake van een andere situatie. Nu het Besluit toch moet worden gewijzigd in verband met de normen voor studieduur en onderwijstijd, is er tevens aanleiding tegemoet te komen aan de behoefte om meer soorten experimenten toe te staan om aan het einde van het experiment ook uitspraken te kunnen doen over het belang van geïntegreerde leerroutes voor de leerlingen in de kaderberoepsgerichte leerweg en de leerroute naar mbo-3.

Waar het vm2-experiment was gericht op het voorkomen van voortijdig schoolverlaten door de inrichting van een geïntegreerde leerroute van de basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-bb) naar mbo-2, is met de vakmanschap- en technologieroutes voor een bredere aanpak en meerdere doelstellingen gekozen. Daarbij is de blik met name gericht op de meer ambitieuze leerling van het vmbo en het voor hem of haar aantrekkelijker maken van een keuze voor het beroepsonderwijs.

De behoefte aan uitbreiding van de experimentele leerroutes naar mbo-3 bleek al tijdens regionale bijeenkomsten waarbij potentiële aanvragers informatie konden inwinnen. Deze behoefte bleek ook tijdens de mbo-tour eind 2013 en begin 2014, waarbij de Minister van Onderwijs diverse mbo-instellingen heeft bezocht. Met deze dringend gewenste tussentijdse uitbreiding worden de ambitieuze kaderleerlingen aangesproken. Naar verwachting zal hierdoor de deelname aan de experimenten worden bevorderd, hetgeen meer informatie voor de evaluatie zal opleveren.

Het aantal experimenten is momenteel niet zo groot, dat er bezorgdheid moet zijn dat het experimentele karakter van deze regelgeving in gevaar komt. Destijds is het experiment bescheiden gestart. Met deze uitbreiding van de mogelijkheid te experimenteren met een doorlopende leerlijn kan een vruchtbaarder experiment worden neergezet.

Het experiment kan veel informatie opleveren over de condities waaronder een doorlopende leerroute zorgt voor een betere doorstroming en een efficiënte inrichting van de leerroute. Alsmede waar een verkorting van de totale leerroute bovenbouw vmbo en aansluitend mbo mogelijk is. En onder welke condities zo’n leerroute bijdraagt aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs en het verder terugdringen van voortijdige schooluitval. Dat zijn allemaal doelstellingen in het kader van dit experiment.

§ 3. Hoofdlijnen van het voorstel

3.1 Uitbreiding huidig experimenteerkader

De wijziging van het Besluit voorziet in de uitbreiding van de vakmanschaproute naar mbo niveau-3 (vakopleiding) en de uitbreiding van de technologieroute onder de nieuwe naam beroepsroute naar alle vier de sectoren in het vmbo als het gaat om de doorlopende leerroute naar mbo niveau-4. Voor mbo niveau-4 (de middenkaderopleiding) was het op grond van het Besluit tot nu toe alleen mogelijk om een doorlopende leerroute in te richten van vmbo gemengde en theoretische leerweg (gl/tl) naar de technische en groene domeinen in het mbo. Destijds is hiervoor gekozen, in lijn met het topsectorenbeleid, om speciaal deze domeinen de mogelijkheid te geven een experiment in te richten. Zoals hiervoor aangegeven bestaat er ook vanuit andere opleidingsdomeinen interesse in aantrekkelijke doorgaande leerroutes, waardoor leerlingen een eventueel verkorte en intensieve beroepsopleiding kunnen volgen. Vanwege deze uitbreiding zal voortaan het begrip «beroepsroute» worden gehanteerd voor alle doorlopende leerroutes met doorstroming naar de middenkaderopleiding (mbo 4). Een school of instelling mag een reeds bestaande beroepsroute in de technische en groene domeinen blijven aanduiden als technologieroute, omdat artikel 12 van het Besluit daartoe het recht geeft. Zij mogen er echter ook in die gevallen voor kiezen voortaan de term beroepsroute te hanteren.

3.2 Doorlopende leerroute kaderberoepsgerichte leerweg vmbo naar mbo 4.

Leerlingen met een diploma kaderberoepsgerichte leerweg van het vmbo zijn op grond van artikel 8.2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs toelaatbaar tot een middenkaderopleiding (mbo-niveau 4). Tot nu toe was in het kader van de technologieroute de mogelijkheid van een doorlopende leerroute beperkt tot de gemengde en de theoretische leerweg in het vmbo. De onderhavige wijziging opent de mogelijkheid voor het inrichten van de beroepsroute met een doorlopende leerlijn ook voor vmbo-leerlingen in de kaderberoepsgerichte leerweg naar mbo niveau-4. Hiermee wordt een onnodig verschil met de situatie buiten het experiment weggenomen.

Met name ambitieuze leerlingen in de kaderberoepsgerichte leerweg van het vmbo (vmbo-kb) worden onvoldoende aangesproken door de mogelijkheid van een doorlopende leerroute naar mbo-2. Daarom is de conclusie getrokken dat een doorlopende leerroute binnen het experiment naar mbo-3 niet kan worden gemist en dat de beroepsroute ook moet worden opengesteld voor leerlingen vmbo-kb.

3.3 Aanpassing aan wijzigingen in de WEB en de WVO

De noodzaak voor specifieke voorschriften voor studieduur van de experimentele leerroute en het ten minste vereiste aantal begeleide onderwijsuren en beroepspraktijkvormingsuren is reeds toegelicht in paragraaf 2.2.

§ 4. Doelstelling experiment

In artikel 2, tweede lid, van het Besluit zijn zeven doelen geformuleerd. Deze doelen veranderen niet door deze wijziging van het Besluit. De wijzigingen met dit besluit dragen naar verwachting bij aan het realiseren van die doelstellingen. De zevende doelstelling omtrent het terugdringen van het tekort op de arbeidsmarkt van goed opgeleide technische mensen wordt met de wijziging van dit besluit uitgebreid met een meer algemene doelstelling, namelijk om de aansluiting op de arbeidsmarkt in alle sectoren te verbeteren. Het betreft daarmee de volgende doelstellingen:

  • 1. de doorstroming van leerlingen van het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs verbeteren;

  • 2. meer leerlingen van de gemengde en theoretische leerweg kiezen voor een leerroute vmbo naar het beroepsonderwijs;

  • 3. de programmatische aansluiting van de vmbo-leerwegen op het beroepsonderwijs verbeteren;

  • 4. het onderwijsproces doelmatig organiseren;

  • 5. zo mogelijk de opleidingsduur verkorten;

  • 6. het aantal voortijdig schoolverlaters verder terugdringen, en

  • 7. de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren en voor de technologieroute: een bijdrage leveren aan de vermindering van het tekort aan technisch opgeleide mensen op de arbeidsmarkt in de technieksector.

§ 5. Verhouding tot nationale wet- en regelgeving

5.1 inrichting vmbo

Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) kent vier leerwegen:

  • a. de basisberoepsgerichte leerweg,

  • b. de kaderberoepsgerichte leerweg,

  • c. de theoretische leerweg, en

  • d. de gemengde leerweg.

De leerwegen a en b vormen samen het voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna ook: WVO). De theoretische leerweg is een andere naam voor het middelbaar algemeen vormend onderwijs (mavo). De gemengde leerweg als bedoeld in artikel 10d WVO is een mengeling van hiervoor onder b en c genoemde leerwegen.

De cursusduur van de vmbo-opleiding is vier jaren. De leerling is verplicht in de bovenbouw (dus vanaf het derde leerjaar) te kiezen voor een specialisatie, genaamd sectoren. Er zijn vier sectoren, te weten techniek, zorg en welzijn, economie, en landbouw. Iedere sector is weer verdeeld in afdelingen. In totaal zijn er circa 20 afdelingen.

5.2 inrichting mbo

Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) bestaat ingevolge artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna ook: WEB) uit vijf soorten beroepsopleidingen:

  • a. entree-opleiding,

  • b. basisberoepsopleiding,

  • c. vakopleiding,

  • d. middenkaderopleiding, en

  • e. specialistenopleiding.

In het kader van het Besluit zijn alleen relevant de basisberoepsopleiding, vak- en middenkaderopleiding. Deze worden ook wel aangeduid als mbo niveaus 2, 3 respectievelijk 4.Het mbo kent dezelfde onderverdeling in vier richtingen als het vmbo, maar daar is de wettelijke term opleidingsdomein in plaats van sector. Een opleidingsdomein is gericht op een bepaalde bedrijfstak en omvat meerdere kwalificatiedossiers.

5.3 Hoe verhoudt dit Besluit zich tot de vernieuwing in het vmbo?

Op 1 april 2015 is het voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma's in het voorbereidend beroepsonderwijs ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2014–2015, 34 184, nr. 2). Dit wetsvoorstel betreft de invoering van profielen in alle vier de leerwegen van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). Hierdoor kan het onderwijsaanbod van het vmbo beter worden georganiseerd en beter aansluiten op het vervolgonderwijs en de regionale arbeidsmarkt.

De profielen komen in de plaats van de huidige sectoren en afdelingen. Het beroepsgerichte onderwijs binnen elk profiel in de beroepsgerichte leerwegen en de gemengde leerweg bestaat uit een profielvak en beroepsgerichte keuzevakken. Aangezien de theoretische leerweg wel onderwijs in sectoren kent, maar geen beroepsgerichte vakken, omvat het wetsvoorstel wat betreft deze leerweg uitsluitend wijzigingen gericht op het gebruik van eenduidige terminologie binnen het gehele vmbo. Het is de bedoeling dat het voorstel kracht van wet krijgt vanaf het schooljaar 2016–2017. Eén van de doelstellingen achter het wetsvoorstel profielen vmbo is de verbetering van de aansluiting van de beroepsgerichte examenprogramma’s op vervolgonderwijs en de (regionale) arbeidsmarkt. Dit doel sluit aan bij een belangrijk doel van dit Besluit, te weten: het verbeteren van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. De beoogde startdatum, 1 augustus 2016, betekent dat leerlingen die vanaf die datum instromen in een vakmanschaproute of beroepsroute te maken krijgen met de nieuwe profielstructuur of vernieuwde examenprogramma’s.

Op dit moment worden de nieuwe examenprogramma’s door een veertigtal scholen uitgeprobeerd, voordat ze formeel worden vastgesteld en landelijk ingevoerd. Daarbij zijn ook pilotscholen die tevens deelnemen aan de vakmanschaproute of de technologieroute. Zij zijn bij hun onderwijsprogrammering reeds uitgegaan van de nieuwe examenprogramma’s.

Via de beroepsgerichte keuzevakken zou het mogelijk moeten zijn om eerder met mbo-stof te starten. Bij verwante doorstroom zou dit vrijstellingen kunnen opleveren in het mbo. Dit zal de doorloop van leerlijnen verder bevorderen.

5.4 Hoe verhoudt dit Besluit zich tot vernieuwing in het mbo?

Op 19 februari 2015 is het voorstel van wet tot Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2014/15, 34 160, nr. 2). Het wetsvoorstel legt de grondslag voor invoering van keuzedelen als verplicht onderdeel van de kwalificatiestructuur middelbaar beroepsonderwijs. Als gevolg hiervan zal elke nieuwe opleiding gebaseerd zijn op een kwalificatie en één of meer keuzedelen.

Onderwijsinstellingen zijn straks verplicht bij elke opleiding één of meer keuzedelen aan te bieden. Deelnemers moeten examen afleggen in het door hen gekozen keuzedeel, maar het resultaat is niet van belang voor het behalen van de kwalificatie. Verder voorziet het voorstel in een formele grondslag voor het uitvaardigen van een algemene maatregel van bestuur waarin voorschriften voor instellingen worden gegeven betreffende de omvang van de keuzedeelverplichting, een voldoende aanbod van keuzedelen en de examinering en diplomering als gevolg van de invoering van keuzedelen bij nieuwe opleidingen.

Deze herziening van de kwalificatiestructuur in het mbo beoogt een verbeterde aansluiting op de arbeidsmarkt en op vervolgonderwijs tot stand te brengen en maakt het mogelijk opleidingen doelmatiger in te richten. Na invoering van dit wetsvoorstel, mogelijk op 1 augustus 2016, dienen ook de instellingen die deelnemen aan dit experiment, aan de gewijzigde wet te voldoen. Op grond van artikel V van het overgangsrecht zoals vervat in voornoemd wetsvoorstel mogen deelnemers die op het moment van inwerkingtreding van die wet reeds zijn begonnen met hun beroepsopleiding in het kader van de vakmanschap- of beroepsroute bij de mbo-instelling hun beroepsopleiding «oude stijl» afronden.

Na de wetswijziging bestaat een kwalificatie straks uit een basisdeel en een profieldeel. Het basisdeel bevat de gemeenschappelijke beroepsgerichte kwalificatie-eisen die voor een groep verwante beroepen nodig is, evenals de generieke examenonderdelen Nederlandse taal, rekenen, loopbaan en burger en (voor mbo niveau4-opleidingen) de Engelse taal. De verschillen tussen die beroepen zijn in een kwalificatiedossier uitgewerkt in de onderscheiden profieldelen.

Het aantal kwalificaties en -dossiers zal flink afnemen door het verbreden van kwalificaties en het clusteren van verwante kwalificaties. Daarnaast wordt beter beschreven aan welke eisen een mbo'er moet voldoen om een diploma te behalen en worden de kwalificatiedossiers dunner en overzichtelijker.

§ 6. Gevolgen van dit wijzigingsbesluit voor scholen en instellingen

Uiteraard heeft dit wijzigingsbesluit alleen betrekking op de scholen en instellingen en hun leerlingen die meedoen aan het experiment. De uitbreiding van de experimenten met dit Besluit is voor het eerst van toepassing met ingang van het school- en studiejaar 2016–2017. Zoals eerder gemeld gaat het daarbij om het uitbreiden van de vakmanschaproute naar mbo niveau-3, alsmede de uitbreiding van de technologieroute naar andere sectoren (beroepsroute) op mbo niveau-4. Vanwege deze wijzigingen zijn enkele artikelen die eerst betrekking hadden op een specifieke route veralgemeniseerd. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere en technische verduidelijkingen aan te brengen in het oorspronkelijk besluit.

In de aanvraag voor een experimentele leerroute moeten de vmbo-school en de mbo-instelling samen aangeven hoe ze zullen gaan samenwerken, hoe ze de route gaan inrichten, hoe ze de daartoe noodzakelijke organisatie hebben ingericht en welke planning zij zullen hanteren. Zij moeten daarmee aantonen dat deze punten voldoende zijn uitgewerkt om de route succesvol van start te kunnen laten gaan. De aanvragen worden beoordeeld op basis van de voorschriften in het Besluit en de daarbij behorende uitvoeringsregeling. Als hieraan is voldaan, een verantwoorde start mogelijk is en er met name geen onaanvaardbare risico’s voor de betrokken leerlingen zijn, dan mag het experiment van start gaan.

Het Besluit en de daarop gebaseerde experimenten hebben een looptijd van 2014 tot 2022. De experimenten duren daarom tot uiterlijk 1 augustus 2022, tenzij voordien een wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal met als strekking het experiment om te zetten in een toekomstbestendige wettelijke regeling.

Een vakmanschaproute naar mbo niveau-2 duurt drie tot vier jaar en een beroepsroute (inclusief technologieroute) in beginsel vier tot vijf jaar. Nu de nieuwe routes vanaf school- en studiejaar 2016–2017 van start kunnen gaan, betekent dat voor de vakmanschaproute dat er nog ten minste 3 cohorten kunnen starten èn afgerond kunnen worden binnen de looptijd van het experiment. Voor de beroepsroute betekent het dat er nog ten minste twee cohorten kunnen starten èn afgerond kunnen worden binnen de looptijd van het experiment.

Vervangende voorschriften studieduur en urennorm onderwijsprogramma

Op de onderdelen studieduur en onderwijstijd wordt een mogelijkheid tot afwijking van de WEB op het gebied van studieduur en onderwijstijd geïntroduceerd, in verband met de gewijzigde WEB (invoering van de doelmatige leerwegen in het mbo) sinds 1-8-2014. Hiervoor geeft dit besluit thans vervangende voorschriften. Deze hebben wat betreft de onderwijstijd ofwel het onderwijsprogramma betrekking op de doorlopende leerroute als geheel, zonder onderscheid te maken tussen vmbo en mbo. Daardoor wordt op dit punt tevens afgeweken van de WVO. Immers, vanaf 1 augustus 2015 geldt ingevolge artikelen 6g en 6g1 van de WVO een urennorm voor het onderwijsprogramma voor de gehele studieduur van het vmbo in plaats van per leerjaar.

Artikel 6 van het Besluit beperkt de mogelijke verkorting van de studieduur van een experimentele leerroute tot ten hoogste één studiejaar. In alle gevallen blijft ook een doorlopende leerroute zonder verkorting mogelijk. Alleen indien binnen een vakmanschaproute een éénjarige basisberoepsopleiding of tweejarige vakopleiding is geïntegreerd, is geen verkorting mogelijk: er wordt in die gevallen voor de vakmanschaproute uitgegaan van een studieduur van ten minste drie respectievelijk vier jaar. Een tweejarige vakopleiding is in feite een driejarige opleiding maar dan verkort met behulp van vrijstellingen. Door geen verkorting toe te staan voor de eenjarige basisberoepsopleiding en tweejarige vakopleiding en overigens de mogelijke verkorting te beperken tot ten hoogste één jaar wordt aangesloten bij de doelen van de wijziging van de WEB in verband met doelmatige leerwegen (Staatsblad 2013, 288), namelijk waarborgen van doelmatig ingerichte leerwegen met een voldoende onderwijsintensiteit, mede als waarborg voor de kwaliteit van de beroepskwalificerende opleiding.

De normen voor de minimale omvang van het onderwijsprogramma in het kader van een experiment zijn gerelateerd aan de studieduur van de leerroute (twee jaar vmbo plus de studieduur van de beroepsopleiding, eventueel met verkorting).

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een programma in de beroepsopleidende leerweg (BOL) waarvoor de normen in artikel 6a zijn bepaald en een programma in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) waarvoor de urennormen in artikel 6b van dit besluit zijn bepaald. In beide gevallen dient het onderwijsprogramma te bestaan uit voldoende begeleide onderwijsuren en voldoende uren beroepspraktijkvorming. Uitgangspunt hierbij is geweest zoveel mogelijk aan te sluiten bij de wettelijke normen zoals bepaald in artikel 6g van de WVO en artikel 7.2.7., derde en vierde lid, van de WEB.

Dit betekent dat de minimumomvang van de te verzorgen begeleide onderwijsuren en beroepspraktijkvorming toeneemt met 550 uren respectievelijk 450 uren per studiejaar naarmate de doorlopende leerlijn langer duurt, zoals ook in de WEB is bepaald.

Wat betreft de beroepsbegeleidende leerweg geldt dat een leerling pas na afloop van zijn volledige leerplicht, in de meeste gevallen na het bereiken van de leeftijd van 16 jaar, mag deelnemen aan de BBL. Dat zal doorgaans pas het geval zijn vanaf het derde studiejaar van een experimentele leerroute. Dat zal mede de inrichting van de leerroute bepalen. In onderstaande tabellen wordt dit inzichtelijk gemaakt.

Tabel 1, behorende bij artikel 6, studieduur doorlopende leerlijn

Beoogd diploma mbo niveau

studieduur in jaren zonder verkorting

met verkorte studieduur

2 (tweejarige basisberoepsopleiding)

2 jaren bovenbouw vmbo + 2 jaren mbo=4

3

3 (driejarige vakopleiding)

2+3=5

4

4 (driejarige middenkaderopleiding)

2+3=5

4

4 (vierjarige middenkaderopleiding)

2+4=6

5

Tabel 2, behorende bij artikel 6a, minimale omvang onderwijsprogramma bol-variant uitgewerkt per aantal leerjaren

Studieduur doorlopende leerroute

Totale omvang onderwijsprogramma

Begeleide onderwijsuren

klokuren bpv1

3 studiejaren

3.000

2.400

250

4 studiejaren

4.000

2.950

450

5 studiejaren

5.000

3.500

900

6 studiejaren

6.000

4.050

1.350

X Noot
1

Bpv: beroepspraktijkvorming

Tabel 3, behorende bij artikel 6b, minimale omvang onderwijsprogramma bbl-variant uitgewerkt per aantal leerjaren

studieduur doorlopende leerroute

Totale omvang onderwijs-program

Begeleide onderwijsuren

Klokuren bpv

3 studiejaren

2.850

2.200

610

4 studiejaren

3.700

2.400

1.220

5 studiejaren

4.550

2.600

1.830

6 studiejaren

5.400

2.800

2.300

§ 7. Overige gevolgen

Financiële aspecten

Net als bij de al bestaande experimenten van de vakmanschaproute en de technologieroute is er aan de uitbreiding van deze routes naar niveau 3 en naar andere sectoren/opleidingsdomeinen geen extra bekostiging verbonden. Vmbo-scholen en mbo-instellingen krijgen meer ruimte om samen te werken en doorlopende leerroutes in te richten. Zij kunnen eventuele meerkosten van de doorlopende leerroutes financieren vanuit de reguliere bekostiging voor vmbo en mbo. De kostentoerekening is geregeld in artikel 9 van het Besluit. De wijziging van het Besluit vindt derhalve budgetneutraal plaats.

Administratieve lasten en nalevingskosten

Voorafgaand aan deelname aan een experiment bestaat de administratieve last uit de aanvraag die scholen en instellingen moeten doen om aan het experiment te mogen deelnemen. Vervolgens bestaat de administratieve last bij deelname aan een experiment uit het inschrijven van de leerling in het experiment en mogelijk als extraneus voor die leerling die al mbo-programmaonderdelen afrondt terwijl hij in het vo staat ingeschreven, of vice versa. Bij de daadwerkelijke uitvoering van het experiment voorziet het Ministerie van OCW geen grote gevolgen voor de administratieve lasten van scholen en instellingen. Voor scholen en instellingen berekent het Ministerie van OCW de gevolgen voor de administratieve lasten op maximaal 20.000 Euro per experiment. Deelname aan de experimenten is op vrijwillige basis. Dit wijzigingsbesluit leidt niet tot andere inzichten qua regeldruk. Voor de uitbreiding van het experiment door deze wijziging geldt daardoor dezelfde regeldruk als ten tijde van het oorspronkelijk besluit (Stb. 2013, 370, p. 23).

§ 8. Verslag internetconsultatie

Van 12 februari tot en met 26 maart 2015 is het ontwerp Wijzigingsbesluit Experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 gedurende een periode van zes weken opengesteld voor internetconsultatie. Er zijn in totaal 31 reacties binnengekomen. De reacties zijn binnengekomen van onder meer verschillende vmbo-scholen, mbo-instellingen, de VO-raad, de Stichting Platforms vmbo, de MBO Raad en Ingrado.

Er is uiteenlopend gereageerd op het concept wijzigingsbesluit. Hieronder wordt nader ingegaan op de reacties. De reacties hebben geleid tot enkele wijzigingen in het besluit zelf, het algemeen deel en het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting.

Een van de thema’s die regelmatig terugkomen in de internetconsultatie is de mogelijkheid binnen het experiment om de beroepsgerichte vakken van het vmbo-examen niet af te nemen bij leerlingen die deelnemen aan de vakmanschaproute. Sommige respondenten pleiten voor het behoud van deze vrijstellingsmogelijkheid, of pleiten zelfs voor het voorschrijven van het schrappen van het vmbo-examen omdat ze vinden dat volledige integratie van het programma alleen hiermee haalbaar wordt. Anderen pleiten juist in het geval van niveau 3 voor het verplicht stellen van het volledige vmbo-examen vanwege de duur van de route en kwetsbaarheid van leerlingen die zonder diploma uitvallen.

Naar aanleiding van deze internetconsultatie is besloten om voor de vakmanschaproute op mbo niveau-3 het volledige vmbo-eindexamen verplicht te stellen. Deze route lijkt qua studieduur en positionering meer op de beroepsroute naar mbo niveau-4 waarvoor deze verplichting ook geldt, dan op de vakmanschaproute die opleidt tot een diploma mbo niveau-2. Voor de al bestaande vakmanschaproutes naar mbo niveau-2 wordt de huidige mogelijkheid om het beroepsgerichte examenprogramma en de sectorvakken te laten vallen en de stof te integreren met het mbo behouden.

Een ander thema waar op is gereageerd in de internetconsultatie is de wijziging betreffende de mogelijkheden tot verkorting van de leerroutes die deze experimenten mogelijk maken. De toegevoegde bepaling over studieduur wordt enerzijds door meerdere respondenten als te beperkend beschouwd, omdat er momenteel routes aangeboden worden die korter zijn dan dit concept besluit toelaat. Deze respondenten hebben hierbij een voorstel gedaan om een overgangsbepaling op te nemen zodat de door hen gestarte cohorten onder dezelfde condities zouden kunnen worden voortgezet. Een dergelijke overgangsbepaling zou er echter toe leiden dat deze cohorten moeten voldoen aan de huidige bepalingen in de WVO en de WEB betreffende onderwijstijd en cursusduur/studieduur waardoor deze leerroutes juist een langere studieduur zouden moeten verzorgen dan nu met dit wijzigingsbesluit mogelijk wordt gemaakt. Daarom wordt dit voorstel niet overgenomen.

Anderzijds blijkt uit de reacties dat de mogelijkheid tot verkorting ten opzichte van de reguliere studieduur vmbo mbo als onwenselijk wordt beschouwd, omdat leerlingen dan nog jonger en daarmee minder goed voorbereid als ze op de arbeidsmarkt terechtkomen, dan in de reguliere situatie al het geval is, terwijl werkgevers daar vervolgens niet op zitten te wachten. Tot slot zijn er ook respondenten die de voorgestelde voorschriften over studieduur en onderwijstijd juist positief waarderen omdat hiermee de ruimte wordt gecreëerd om een aantrekkelijk onderwijsprogramma in te richten voor de leerlingen.

Naar aanleiding van de internetconsultatie zijn de bepalingen over de te programmeren onderwijstijd tegen het licht gehouden en aangepast, zodat recht wordt gedaan aan de verschillen tussen de bol en de bbl.

Sommige opmerkingen uit de internetconsultatie richten zich tegen uitbreiding van de bestaande experimenten voordat deze is geëvalueerd. Andere respondenten pleiten juist voor structurele ruimte voor doorlopende leerroutes vmbo-mbo in plaats van een experimenteerregeling. Het regeringsstandpunt blijft dat door middel van dit experiment ervaring kan worden opgedaan met doorlopende leerlijnen en dat op basis daarvan daarna een zorgvuldige afweging gemaakt kan worden over verdere integratie van onderwijsprogramma’s. Uitbreiding van de mogelijke experimenten naar mbo niveau-3 en, voor de beroepsroute naar mbo niveau-4, naar andere sectoren draagt bij aan deze zorgvuldige besluitvorming.

Al vanaf 2008 wordt er geëxperimenteerd met doorlopende leerroutes vmbo-mbo. De huidige vakmanschaproute is een vervolg op de experimenteerregeling vm2. Bij het ontwerpen van de vakmanschaproute is aanvankelijk niet ingezet op een doorlopende leerroute naar niveau 3 en andere sectoren op niveau 4. Dit bleek in de aanvraagperiode een omissie.

§ 9. Uitvoeringstoets

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de Inspectie van het Onderwijs achten dit besluit uitvoerbaar en handhaafbaar.

§ 10. Inwerkingtreding met gedeeltelijke terugwerkende kracht

Het streven is dit wijzigingsbesluit nog in 2015 in het Staatsblad te publiceren, zodat met ingang van het school- en studiejaar 2016–2017 extra experimenten van start kunnen gaan. De einddatum van het experiment is 1 augustus 2022. Er resteren dan dus nog maximaal 5 leerjaren, tenzij op tijd een wetsvoorstel tot verankering van het experiment in de wet in procedure zal zijn gebracht. De reeds lopende experimenten zijn op zijn vroegst 1 augustus 2014 van start gegaan. Op het moment van de uitbreiding van experimenteermogelijkheden zijn die doorlopende leerlijnen dus ten hoogste aan het einde van hun tweede leerjaar.

Bijzondere reden

De bijzondere reden voor de terugwerkende kracht hangt samen met de wijziging van de WEB per 1 augustus 2014 (Stb. 2013, 288), waarbij voor de onderscheiden typen opleidingen een studieduur is vastgesteld (art. 7.2.4a, derde lid) en eisen zijn bepaald voor het aantal te programmeren onderwijsuren (art. 7.2.7). De WEB zoals die gold toen het besluit in werking trad op 1 januari 2014 bevatte geen belemmerende bepalingen voor verkorting van de leerroute vmbo-mbo. Daarom bevatte het besluit op dit punt geen afwijkende bepalingen. In lijn met voornoemde wetswijziging is het nodig ook in het kader van dit experiment bepalingen voor studieduur en onderwijstijd vast te stellen. Het effect van de wetswijziging is bovendien dat, indien geen afwijkende voorschriften zouden worden geformuleerd in het onderhavige besluit, verkorting niet of vrijwel niet meer mogelijk zou zijn. Hoewel verkorting niet in alle gevallen mogelijk of zelfs wenselijk is, kan het wel het gevolg zijn van het in elkaar schuiven en geïntegreerd inrichten van de doorlopende leerlijn. Dat geldt zowel voor de in 2014 gestarte experimenten als voor daarna te starten nieuwe experimenten. Door inwerkingtreding met terugwerkende kracht wordt deze omissie gerepareerd en blijft verkorting, binnen bepaalde grenzen, mogelijk.

De rechtsgevolgen en praktische gevolgen voor de scholen en instellingen

De terugwerkende kracht van de vervangende voorschriften voor studieduur hebben geen gevolgen voor die samenwerkingsverbanden die de doorlopende leerroute van twee jaren bovenbouw vmbo en aansluitend de twee-, drie- of soms vierjarige beroepsopleiding niet hebben verkort. Degenen die dat wel hebben gedaan, kiezen in de meeste gevallen voor een verkorting binnen de bandbreedte die het gewijzigd Besluit zal toestaan. Slechts in enkele gevallen wordt een verdergaande verkorting toegepast en zal aanpassing van de leerroute nodig zijn. Dit is echter nog mogelijk, omdat zoals hierboven aangegeven de leerroute zich hooguit in zijn tweede leerjaar bevindt en er dus nog ten minste 2 leerjaren zouden moeten volgen. Overigens zouden zij zonder artikelen 6, 6a en 6b van het Besluit moeten voldoen aan zowel de normen uit de WVO als de WEB op het gebied van studieduur en onderwijstijd.

Er zijn overigens 7 aanvragen ontvangen voor toestemming om een experiment te starten vanaf 2015 waarbij sprake was van een verkorte route. In de beschikking tot goedkeuring van de aanvraag zijn deze aanvragers ervan op de hoogte gesteld dat er specifieke normen komen in het Besluit voor studieduur en onderwijstijd. Daarmee kunnen zij nog voor de feitelijke start in augustus 2015 hun onderwijsprogramma’s aanpassen.

Wat gaat er fout zonder terugwerkende kracht?

Zonder terugwerkende kracht is er geen verkorting van de doorlopende leerroute mogelijk ten opzichte van de reguliere studieduur (twee jaren bovenbouw vmbo + aansluitende opleiding mbo).

Voordelen van de terugwerkende kracht

De wijziging met terugwerkende kracht maakt verkorting mogelijk voor de meeste van de experimenten die in 2014 of 2015 zijn gestart en reeds verkorting toepassen. Bovendien leidt het tot een verduidelijking voor deelnemende scholen en instellingen aan welke normen zij zijn gebonden. Ook voor de Inspectie van het Onderwijs wordt het toezicht op de naleving van de normen voor studieduur en onderwijstijd eenvoudiger. Overigens is er geen sprake van strafbaarstelling op dit punt.

Deel II Artikelsgewijs

Artikel I

Hierna worden de diverse onderdelen van artikel I toegelicht waarmee het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 is gewijzigd. Tussen haakjes staat het desbetreffende artikelnummer dat is gewijzigd.

Onderdeel A (artikel 1)

De wijzigingen in de begripsbepalingen van artikel 1, onderdelen e. tot en m. zijn bedoeld als verduidelijking van de desbetreffende soort opleiding of onderwijs zonder dat een inhoudelijke wijziging is beoogd. Dit omdat dit besluit meer experimenten mogelijk maakt die starten in het vmbo en eindigen in het mbo. De verwijzing in onderdeel p. is aangepast, nu artikel 2, eerste lid, opnieuw is vastgesteld en de technologieroute is opgegaan in de beroepsroute. In onderdelen v. en w. zijn nieuwe begripsbepalingen toegevoegd vanwege de uitbreiding van het aantal experimenten.

Nu een experimentele leerroute enerzijds is gegrond op de Wet op het voortgezet onderwijs alsmede de Wet educatie en beroepsonderwijs maar anderzijds uit kracht van dit besluit daarvan afwijkt, is in het tweede lid bepaald dat het begrip «begeleide onderwijsuren als bedoeld in artikel 7.2.7, zesde lid, van de WEB» in dit besluit mede betrekking heeft op het onderwijsprogramma en de onderwijstijd die gedurende de experimentele leerroute wordt verzorgd door de vmbo-school. Dit is mede noodzakelijk omdat de afwijkende voorschriften (zie artikelen 6, 6a en 6b) betrekking hebben op het onderwijsprogramma en de onderwijsuren gedurende de gehele experimentele leerroute.

In dit besluit wordt verder het begrip studiejaar gebruikt om gedurende de gehele looptijd van het experiment ook het leer- of schooljaar in het vmbo aan te duiden. Het begrip leerling was al eerder geïntroduceerd.

Onderdeel B (artikel 2)

Dat het aantal experimenten wordt uitgebreid en er meer typen doorlopende leerlijnen kunnen worden ingericht dan voorheen door een daartoe samenwerkende school en instelling, komt tot uitdrukking in het nieuw vormgegeven eerste lid van artikel 2.

Vanwege dit wijzigingsbesluit zijn er thans twee soorten vakmanschaproutes mogelijk. Het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1, beschrijft de route voor de leerling die start in de basisberoepsgerichte of de kaderberoepsgerichte leerweg van het voorbereidend beroepsonderwijs. Daarbij is het niveau van het onderwijsprogramma zodanig ingericht dat een diploma basisberoepsopleiding (mbo-2) in het beroepsonderwijs kan worden behaald. Deze leerroute bestond reeds sinds de aanvang van het experiment in 2014.

Het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2, beschrijft een nieuwe variant daarop, namelijk voor de leerling die start in de kaderberoepsgerichte leerweg en doorstroomt naar de vakopleiding (mbo-3) in het beroepsonderwijs. Deze route is nieuw.

Ook nieuw is de beroepsroute. Dit is een doorlopende leerlijn vanaf het derde leer- of schooljaar van het vmbo, in de kaderberoepsgerichte, gemengde of theoretische leerweg, naar de middenkaderopleiding (mbo-4) in het mbo. Deze route staat daarmee ook open voor opleidingen in de vmbo-sectoren zorg en welzijn en economie en de daarop aansluitende gelijkluidende mbo-opleidingsdomeinen. De beroepsroute wordt daarmee de generieke benaming voor de doorlopende leerroute naar het diploma middenkaderopleiding. Het blijft evenwel toegestaan om de naam technologieroute te blijven gebruiken. De technologieroute heeft echter alleen betrekking op experimenten bij opleidingen in de sectoren/opleidingsdomeinen techniek of landbouw. Waar dus in dit besluit de beroepsroute wordt genoemd, wordt daarmee ook de technologieroute bedoeld.

Nieuw is dat de beroepsroute voortaan in principe ook openstaat voor de leerling die de kaderberoepsgerichte leerweg in het vmbo volgt. Zodoende kunnen de betere leerlingen uit die leerweg in het kader van hun experimentele leerroute ook sneller doorstromen naar een middenkaderopleiding.

Het tweede lid bevat enkele aanvullingen ten opzichte van het vorige besluit. Zo kan er door dit besluit niet alleen sprake zijn van afwijkingen van de Wet op het voortgezet onderwijs maar ook van de Wet educatie en beroepsonderwijs sinds de wijzigingen in studieduur (artikel 7.2.4a, derde lid, WEB) en onderwijstijd (artikel 7.2.7, derde en vierde lid WEB). Daar komt nog bij dat als gevolg van de inwerkingtreding van de wet tot Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs BES ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs (Staatsblad 2015, 148) een experimentele leerroute op meer onderdelen in strijd kan komen met de Wet op het voortgezet onderwijs. Zie daarover paragraaf 2.2 van het algemeen deel.

Onderdeel C (artikel 3)

De toegevoegde zin in het eerste lid expliceert dat zowel school als instelling de aanvraag moeten ondertekenen, maar dat de bijlagen niet steeds door beide behoeven te worden ondertekend mits zij onderdeel uitmaken van de aanvraag.

Artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 wordt gewijzigd in die zin dat niet alleen de adviezen van de medezeggenschapsraad van de vmbo-school moeten worden overgelegd bij de aanvraag, maar ook de adviezen van de medezeggenschapsinstellingen bij de instelling voor beroepsonderwijs. In de praktijk leverde de beperking tot het advies van de medezeggenschapsraad veel vragen op. Daarom wordt dit gelijkgetrokken. Uiteraard behoeft het bevoegd gezag slechts advies te vragen bij voorgenomen nieuwe aanvragen. Lopende, reeds goedgekeurde, experimenten worden hiermee dus niet geraakt.

De wijziging van artikel 3, tweede lid, onderdeel c, behelst een vereenvoudiging voor de indieners van de aanvraag tot deelname aan het experiment. Voortaan kan volstaan worden met één projectplan, dat niet meer separaat behoeft te worden ondertekend. Het projectplan behoort inzicht te bieden hoe de samenwerking op bestuurlijk en operationeel niveau gestalte krijgt. Ook moet inzicht worden geboden in – in ieder geval de contouren van – het onderwijsprogramma voor de doorlopende leerroute. Door de nieuwe opzet van onderdeel c kunnen onderdelen d en e vervallen.

Het derde lid van artikel 3 vereist dat de samenwerkende school en instelling aangeven op welke sector in het vmbo en aansluitend welk opleidingsdomein in het mbo het experiment betrekking heeft. Nu het aantal mogelijke experimenten wordt uitgebreid, en er met name meerdere soorten vakmanschaproute mogelijk zijn, dient de aanvraag ook aan te geven op welke experimentele leerroute de aanvraag betrekking heeft.

Het vierde lid verruimt de mogelijkheid om tegelijkertijd voor meerdere experimenten aanvragen in te dienen. Wel kan een aanvraag steeds maar betrekking hebben op één experimentele leerroute die eventueel meerdere sectoren en aanverwante opleidingsdomeinen beslaat, en wordt het besluit tot goedkeuring van het experiment per aanvraag genomen.

Het nieuwe onderdeel c in het achtste lid maakt duidelijk dat een instelling voor beroepsonderwijs in het kader van dit besluit geen aanvraag mag doen voor een beroepsopleiding die ook al onderdeel uitmaakt van het experiment in het kader van het Besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl. Dit om het onderzoek naar de effecten van beide experimenten zo zuiver mogelijk te houden.

Onderdeel D (artikel 4)

In lijn met artikel 3, derde lid, van het Besluit bepaalt artikel 4, eerste lid, onderdeel e, dat de samenwerkingsovereenkomst vastlegt op welke sector van het vmbo en op welk aanverwant opleidingsdomein in het beroepsonderwijs de leerroute betrekking heeft. Daardoor kan de tekst van onderdeel f. vervallen. Het nieuwe onderdeel f. van artikel 4, eerste lid, is geënt op de oude tekst van onderdeel e, sub 2°. De bepaling wil duidelijk maken dat de uiteindelijke keuze van de kwalificaties die onderdeel uitmaken van de experimentele leerroute niet reeds in de aanvraag behoeft te worden gemeld: de samenwerkingspartners kunnen deze gaandeweg bij de uitvoering van het experiment bepalen binnen het opleidingsdomein waarop de goedkeuring van het experiment betrekking had. Wel is het uitgangspunt dat de keuze van deze kwalificaties mede in afstemming met het relevant bedrijfsleven plaatsvindt. Daarom moet de wijze waarop die keuze in samenspraak met het bedrijfsleven uiteindelijk tot stand zal komen in de samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd. Bij nader inzien is in dit kader geen specifieke betrokkenheid van leerlingen en deelnemers of ouders nodig of zal dit reeds via de gebruikelijke medezeggenschapskanalen tot stand komen.

Onderdeel E (artikel 5)

Deze bepaling is veralgemeniseerd, zodat de inrichtingseisen op alle experimentele leerroutes van toepassing zijn. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door de wijziging van het opschrift en de wijzigingen in het derde en vierde lid.

Het eerste en tweede lid zijn opnieuw vastgesteld met het oogmerk duidelijker naar voren te laten komen dat de essentie van een experimentele leerroute de inrichting van één doorlopende leerroute tussen vmbo-school en mbo-instelling is. De essentie daarvan is dat zij samenwerken en gezamenlijk een onderwijsprogramma tot stand brengen. Zij richten dat programma in als één doorlopende leerlijn vanaf het derde leerjaar vmbo tot en met een diploma in het beroepsonderwijs. Daartoe moet het onderwijsprogramma in het kader van het experiment als één geheel worden aangeboden aan de leerling. In het eerste lid is tevens bepaald dat de doorlopende leerroute naar keuze van de samenwerkingspartners mag worden aangeboden op de locatie van de school, de instelling of een combinatie daarvan. Artikel 7, eerste lid bij a. van het Bekostigingsbesluit WVO is daarom niet van toepassing: dit bepaalt dat het onderwijs altijd onderwijs moet volgen op de vestiging van de school waar hij is ingeschreven. In de periode waarin de leerling van een doorlopende leerroute is ingeschreven bij de VO-partner (leerjaren 1 en 2 van de route) mag hij ook onderwijs volgen op een locatie van de instelling.

Het tweede lid bepaalt dat de bevoegde gezagsorganen daarbij kunnen afwijken van normaliter verplichte programma-onderdelen uit het vmbo. Hiermee wordt mogelijk gemaakt dat dat programma-onderdelen uit het vmbo die overlappen met die uit het onderwijsprogramma van het beroepsonderwijs worden geïntegreerd. Zodoende kan ook tijdwinst worden geboekt, waardoor het opleidingstraject korter kan duren. Het doel is immers de leerling – zonder concessies te doen aan de kwaliteit van de leerstof voor het vmbo en de beroepsopleiding – soepel van vmbo naar mbo te laten doorstromen en zonder onnodige vertraging het aansluitende diploma beroepsonderwijs te laten behalen.

Het derde lid is opnieuw vastgesteld, omdat er in de praktijk onduidelijkheid bleek te zijn over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de school en de instelling die samen de leerroute verzorgen. Het derde lid beoogt daarmee de verdeling van de wettelijke verantwoordelijkheden van beide bevoegde gezagsorganen te verduidelijken. Daarbij is de inschrijving leidend voor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen beide; omdat het natuurlijk kan voorkomen dat een leerling is ingeschreven bij de school maar een aantal mbo-programmaonderdelen volgt of afsluit op de locatie van de instelling en vice versa, zijn op deze hoofdregel uitzonderingen mogelijk. De belangrijkste zijn opgenomen als onderdelen a en b. Ook in het geval van deze uitzonderingen blijft echter gelden dat de wettelijke verplichtingen die expliciet berusten op of logischerwijs voortvloeien uit de inschrijving van leerlingen bij de school of instelling (bijvoorbeeld het melden van ongeoorloofd verzuim en de verantwoording van leerlingenaantallen voor de bekostiging) bij de school of instelling waar de leerling is ingeschreven blijven berusten. De uit het besluit voortvloeiende verplichtingen omtrent onderwijstijd berusten daarentegen weer op zowel de school als de instelling (beide dus) omdat het binnen deze leerroutes niet altijd mogelijk is onderscheid te maken tussen de onderwijstijd in het vo en de begeleide onderwijsuren in het mbo.

De samenwerkingsovereenkomst tussen beide bevoegde gezagen bevat op dit punt vooral afspraken over de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling, maar doet niets af aan de wettelijke verantwoordelijkheidsverdeling zoals die voortvloeit uit dit besluit of uit de wet als dit besluit daarvan niet afwijkt. Zo kan een bekostigingssanctie worden opgelegd aan de school of instelling van inschrijving, maar kunnen de bevoegde gezagsorganen afspreken dat zij deze onderling verdelen.

Het oude artikel 6 vervalt, omdat dat door de veralgemenisering van artikel 5 niet meer nodig is. Alleen artikel 6, derde lid, blijft gelden voor de technologieroute en wordt daarom als nieuw lid 8 aan artikel 5 toegevoegd.

Onderdeel F (artikel 6)

Artikel 6 wordt opnieuw vastgesteld en heeft thans betrekking op de toegestane studieduur van de experimentele leerroute in zowel de vakmanschaproute als de beroepsroute. Dit is nodig omdat sinds 1 augustus 2014 als gevolg van de wet doelmatige leerwegen in het mbo het bevoegd gezag van een instelling ingevolge artikel 7.2.4a., eerste en derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs verplicht is zijn onderwijsprogramma in een wettelijk voorgeschreven duur, die verschilt per beroepsopleiding, aan te bieden.

Voor de mavo en het voorbereidend beroepsonderwijs (het voortgezet onderwijs dus) is onveranderlijk dat ingevolge de artikelen 9 respectievelijk 10a van de Wet op het voortgezet onderwijs de cursusduur 4 jaren bedraagt. Omdat een van de doelstellingen van het experiment is en blijft om te onderzoeken of een verkorting van de totale leerroute mogelijk is, kan daarbij strijd met voornoemde artikelen ontstaan, dan wel strijd met de doelstellingen van het experiment. Zie daarover ook paragraaf 3 van het algemeen deel.

Daarom bepaalt het nieuw geformuleerde artikel 6, eerste lid, van dit Besluit dat van genoemde wetsbepalingen mag worden afgeweken. Dit is toegestaan ingevolge artikelen 118t, eerste lid, WVO en 11a.1, eerste lid, WEB. Daarvoor in de plaats wordt thans in artikel 6, eerste lid, bepaald hoe lang de experimentele leerroute mag duren. Deze duur ziet op het gehele onderwijsprogramma zoals het door de bevoegde gezagen van school en instelling wordt aangeboden in het kader van de experimentele leerroute.

De reden dat artikel 6 van dit Besluit een minimale studieduur vaststelt voor de leerroutes, is dat hiermede een zekere waarborg voor de minimaal vereiste kwaliteit wordt gegeven. Als stelregel is genomen dat de verkorting ten opzichte van de reguliere route ten hoogste één studiejaar bedraagt. De maximale duur van de route is gelijk aan de reguliere duur (twee jaren bovenbouw vmbo + studieduur beroepsopleiding). Zie ook tabel 1 in het algemeen deel.

Voor de middenkaderopleidingen die niet drie maar vier jaren duren, bepaalt artikel 6, eerste lid, onderdeel d, dat de minimaal vereiste studieduur van de experimentele leerroute ook een jaar langer is. Een dergelijke leerroute moet dus minimaal vijf jaren duren, zodat een verkorting in het onderwijsprogramma van één jaar mogelijk is. Deze bepaling wordt met terugwerkende kracht ingevoerd vanaf 1 augustus 2014, zodat ook voor reeds gestarte cohorten duidelijk is aan welke normen zij moeten voldoen. Zie verder paragraaf 10 van het algemeen deel.

Onderdeel G (artikel 6a en 6b)

Om een vergelijkbare reden als toegelicht bij artikel 6, voorziet dit besluit in de mogelijkheid af te wijken van de wettelijke bepalingen omtrent de te programmeren uren. Dit is eveneens toegestaan ingevolge artikelen 118t, eerste lid, WVO en 11a.1, eerste lid, WEB. Artikel 6a bepaalt daarom voor een leerroute die wordt vormgegeven in de beroepsopleidende leerweg uit hoeveel uren onderwijstijd (begeleide onderwijsuren) en uren beroepspraktijkvorming een onderwijsprogramma moet bestaan Artikel 6b is de pendant van artikel 6a voor de beroepsbegeleidende leerweg. Dit is reeds in het voorgaande toegelicht.

In samenhang gelezen met artikel 5, vijfde lid, van dit Besluit kan een leerling die bij de start van het experiment jonger is dan 16 jaar oud alleen deelnemen in de beroepsopleidende leerweg (bol-variant). Dit volgt overigens ook al uit artikel 8.1.1, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, waarvan in het kader van een experiment niet mag worden afgeweken. Die bepaling regelt dat een beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg (dus met de nadruk op praktijkervaring opdoen) uitsluitend openstaat voor degene die al 12 volledige schooljaren heeft volbracht of aan het einde van het leerjaar waarin hij de leeftijd van 16 jaren heeft bereikt. Voor de duidelijkheid is daarom in artikel 6b, eerste lid de bijzin «onverminderd artikel 8.1.1, derde lid, van de WEB» ingevoegd. In de praktijk zal vaak ingaande het derde studiejaar van de doorlopende leerroute de leerplicht vervallen. In dat geval staat toelating tot de bbl-variant open. Deze bepalingen worden met terugwerkende kracht ingevoerd vanaf 1 augustus 2014, zodat ook voor reeds gestarte cohorten duidelijk is aan welke normen zij moeten voldoen. Zie verder paragraaf 10 van het algemeen deel.

Onderdeel H (artikel 7)

Nu de vakmanschaproute, afhankelijk van de gevolgde vooropleiding, kan opleiden tot een diploma basisberoepsopleiding of een diploma vakopleiding, is de tekst van artikel 7 in deze zin aangepast.

Daarbij blijft de mogelijkheid om alleen op te gaan voor het gemeenschappelijk deel (Nederlands, Engels, rekentoets, kunstvak, maatschappijleer en lichamelijke opvoeding) van het eindexamen vmbo binnen de vakmanschapsroute beperkt tot de vakmanschaproute die vanuit de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg leidt tot een diploma basisberoepsopleiding. De vakmanschapsroute die vanuit de kaderberoepsgerichte leerweg leidt tot een diploma vakopleiding biedt deze mogelijkheid niet. In dat geval zal dus het volledige vmbo eindexamen moeten worden afgelegd.

Onderdeel I (artikel 8) en J (artikel 9)

Aangezien de beroepsroute met dit besluit wordt geïntroduceerd als overkoepelend begrip voor doorlopende leerroutes naar de middenkaderopleiding in het mbo, wordt de term technologieroute geschrapt en is de tekst van artikelen 8 en 9 in deze zin aangepast. Verder is een omissie in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, hersteld door te verwijzen naar de middenkaderopleiding.

Aan het tweede lid is toegevoegd dat indien de leerling de beroepsroute verlaat zonder dat het diploma vmbo al is uitgereikt, bij toepassing van de terugvaloptie (artikel 11) de leerling een cijferlijst moet ontvangen. Voor de vakmanschapsroute was dat al geregeld in artikel 7.

Onderdeel K (artikel 15)

Nu de beroepsroute en de vakmanschaproute op mbo-niveau-3 met dit besluit worden geïntroduceerd, wordt in artikel 15 gepreciseerd dat deze routes vanaf het school- en studiejaar 2016–2017 kunnen worden aangeboden. Het streven is dat dit besluit op 1 november 2015 in werking treedt, zodat in de tussentijd aanvragen tot samenwerking en deelname aan het experiment kunnen worden voorbereid, de organisatie op poten kan worden gezet, en leerlingen kunnen worden geworven. De aanvraagprocedure zal, zoals nu ook al het geval is, worden geregeld in de Uitvoeringsregeling experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022.

Aan artikel 15 is voor de volledigheid toegevoegd dat indien aan het eind van het experiment (1 augustus 2022) geen wetsvoorstel is ingediend om de doorlopende leerroute in de onderwijswetten te verankeren voor de dan nog in de leerroutes aanwezige leerlingen gebruik moet worden gemaakt van de terugvaloptie (artikel 11). De experimenten kunnen daarmee worden voortgezet tot genoemde datum. Dat betekent dat tot en met het schooljaar 2021–2022 leerlingen tot de doorlopende leerroute zouden kunnen worden toegelaten. Indien bedoeld wetsvoorstel wordt ingediend kunnen de experimenten zonder onderbreking in de toelating worden voortgezet tot over het wetsvoorstel is beslist. Indien op 1 mei het wetsvoorstel niet is ingediend, vervallen per 1 augustus 2022 de afwijkingsmogelijkheden in dit Besluit en treden de reguliere wettelijke voorschriften weer in werking. Dat betekent dat de leerlingen worden geplaatst in de op dat moment best passende reguliere situatie. De samenwerkingspartners moeten deze terugvalmogelijkheid voor de leerlingen steeds kunnen waarmaken.

Onderdeel L (artikel 16)

Gelet op het tijdstip waarop de experimenten eindigen, is bij nader inzien besloten het tijdstip van evaluatie te wijzigen en uit doelmatigheidsoverwegingen niet meer tweemaal te evalueren maar slechts eenmaal en wel in het voorlaatste jaar van het experiment. Het tijdstip van deze evaluatie wordt daarmee zodanig dat op basis van de evaluatie een besluit kan worden genomen over al dan niet indienen van een wetsvoorstel om de doorlopende leerroutes structureel in te voeren, in welk geval de lopende experimenten zonder onderbreking kunnen worden voortgezet tot over dit wetsvoorstel is beslist. Daarom wordt in dit artikel thans bepaald dat de evaluatie zal plaatsvinden in de loop van het jaar 2021. Het evaluatierapport zal daardoor eerder dan de wettelijke eis, namelijk uiterlijk op het tijdstip als bedoeld in artikel 11a.1.vijfde lid, van de WEB en artikel 118t, vijfde lid, van de WVO (uiterlijk op 30 april 2022), aan beide Kamers van de Staten-Generaal worden gezonden. Het eventuele wetsvoorstel kan dan tijdig voor 1 augustus 2022 worden ingediend.

Dat is nodig, omdat de experimenten alleen mogen worden verlengd na de einddatum van 1-8-2022 indien op dat tijdstip een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingediend. Een evaluatie aan het eind van het experiment zou, indien voortzetting van het experiment wenselijk wordt gevonden, ervoor zorgen dat er een gat ontstaat en de lopende leerroutes niet zouden kunnen worden gecontinueerd. Dat is in dat geval nadelig en daarmee onwenselijk voor de leerlingen en de deelnemende scholen en instellingen.

Artikel II

Zoals toegelicht bij artikel I, onderdeel K, wordt gestreefd naar inwerkingtreding van dit besluit op 1 november 2015, opdat belangstellende scholen en mbo-instellingen voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de start van de experimentele leerroute het daaropvolgende studiejaar en een gezamenlijke aanvraag in te dienen. Voor wat betreft artikel I, onderdelen F en G is terugwerkende kracht gewenst voor de artikelen 6, 6a en 6b van dit besluit tot en met 1 augustus 2014, omdat sindsdien de Wet educatie en beroepsonderwijs is gewijzigd als gevolg van de wet doelmatige leerwegen in het mbo. De terugwerkende kracht heeft een begunstigende werking, nu zonder de specifieke artikelen 6, 6a, en 6b van het onderhavig besluit zowel aan de normen van de WVO en de WEB zou moeten worden voldaan. Een optelsom van die normen qua cursusduur en qua onderwijstijd/studiebelasting zou een zwaardere last opleveren voor zowel scholen als leerlingen. Aangezien de vervangende normen van artikelen 6, 6a, en 6b in de plaats komen van desbetreffende wettelijke normen en een experimentele leerroute meerdere leerjaren omvat, is terugwerkende kracht gewenst in verband met de gewenste rechtszekerheid voor zowel school als leerling.

De gevolgen voor de onderwijsprogramma’s als gevolg van de terugwerkende kracht, de bijzondere reden voor de terugwerkende kracht en de overige aspecten in verband hiermee zijn reeds toegelicht in paragraaf 10 van het algemeen deel.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven