Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 7 juli 2021, nr. PO/28466133 houdende wijziging van de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021 in verband met het toevoegen van de mogelijkheid om voor het schooljaar 2021–2022 voor een nieuwe regio subsidie aan te vragen

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 wordt een kopje ingevoegd, luidend:

1. Algemene bepalingen

B

Na artikel 2 wordt een kopje ingevoegd, luidend:

2. Aanvraagronde 2020

C

Na artikel 12 wordt, onder vernummering van de artikelen 13 tot en met 15 tot 20 tot en met 22, een paragraaf ingevoegd, luidende:

3. Aanvraagronde 2021

Artikel 13. Periode, activiteiten en cofinanciering
  • 1. De Minister kan aan een aanvrager die niet eerder op grond van deze regeling subsidie heeft aangevraagd en daardoor niet in aanmerking is gekomen voor een tweejarige subsidie op grond van artikel 3, voor het schooljaar 2021–2022 subsidie verstrekken voor de uitvoering van een plan van aanpak personeelstekort in een nog niet in het kader van paragraaf 2 van deze regeling gevormde regio.

  • 2. De activiteiten in het plan van aanpak richten zich op de bestaande of te verwachten kwantitatieve en kwalitatieve tekorten in de personeelsvoorziening. Hieronder kunnen ook worden verstaan activiteiten die gericht zijn op de totstandbrenging of versterking van samenwerking in de regio voor het aanpakken en verminderen van het bestaande of verwachte personeelstekort.

  • 3. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien sprake is van cofinanciering. De cofinanciering bedraagt ten minste één derde deel van de subsidiabele kosten, en dient in geld of in geld waardeerbaar te zijn.

  • 4. De artikelen 6, 8, en 10 zijn van overeenkomstige toepassing op deze paragraaf.

  • 5. In afwijking van de definitie van personeelsomvang als bedoeld in artikel 1, geldt voor de bepaling van de personeelsomvang, bedoeld in deze paragraaf, 1 oktober 2019 als peildatum.

Artikel 14. Subsidieplafond en maximale hoogte subsidie
  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf is voor het schooljaar 2021–2022 een bedrag beschikbaar van € 3,345 miljoen, waarvan:

    • a. € 2,140 miljoen beschikbaar is voor aanvragen die betrekking hebben op de sector primair onderwijs; en

    • b. € 1,205 miljoen beschikbaar is voor aanvragen die betrekking hebben op de sector voortgezet onderwijs.

  • 2. De subsidie voor de uitvoering van een plan van aanpak voor een regio in het primair onderwijs of het voortgezet onderwijs bestaat uit een basisbedrag van maximaal € 192.500,00 en dat, indien van toepassing, wordt vermeerderd met een maximaal aanvullend bedrag dat wordt vastgesteld aan de hand van de in de bijlage bij deze regeling opgenomen tabel met dien verstande dat de bedragen in de bijlage voor de subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf worden gehalveerd.

  • 3. Indien één of meer besturen met instellingen voor het middelbaar beroepsonderwijs in de regio deelnemen aan het plan van aanpak in het voortgezet onderwijs, wordt het maximale subsidiebedrag verhoogd met 30 procent van het basisbedrag. Voor zover deze verhoging van het subsidiebedrag wordt verstrekt, komt zij ten laste van het budget, bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 4. Bij een sectoroverstijgende aanvraag bestaat het maximale bedrag uit de som van de uit het tweede lid genoemde basisbedrag en, indien van toepassing, de gehalveerde aanvullende bedragen voor de afzonderlijke sectoren uit de bijlage bij deze regeling.

Artikel 15. Verdeling subsidie
  • 1. Indien het subsidieplafond van een sector, bedoeld in artikel 14, eerste lid, door subsidieverstrekking niet volledig wordt uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het subsidieplafond voor de andere sector.

  • 2. Indien met inachtneming van het eerste lid het subsidieplafond voor het primair of voortgezet onderwijs ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen voor die betreffende sector te kunnen toewijzen, worden de subsidiebedragen naar rato naar beneden vastgesteld. Deze bijstelling heeft betrekking op de aanvullende bedragen, bedoeld in artikel 13, tweede lid. Mocht dit ontoereikend zijn dan vindt vervolgens naar rato een bijstelling naar beneden plaats van het basisbedrag van € 192.500,00 bedoeld in artikel 14, tweede lid.

Artikel 16. Indiening
  • 1. Van 1 september 2021 tot en met uiterlijk 1 oktober 2021 kan een aanvraag worden ingediend. De aanvraag bestaat ten minste uit een plan van aanpak en een begroting. Aanvragen die worden ingediend na 1 oktober 2021 worden afgewezen.

  • 2. Een aanvraag wordt medeondertekend door alle besturen die betrokken zijn bij de opstelling van het plan van aanpak. Hiermee verklaren zij gezamenlijk het plan van aanpak uit te zullen voeren. Zij verklaren bovendien dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de aanvrager van de besteding van de subsidie op verzoek aan de aanvrager worden verstrekt.

  • 3. Een aanvraag geschiedt met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier en de daarbij behorende rekentool ter vaststelling van de besturen en de personeelsomvang van de vestigingen in de regio, die daartoe via de website van de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen beschikbaar worden gesteld.

Artikel 17. Plan van aanpak en begroting
  • 1. Artikel 9, eerste en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf.

  • 2. In aanvulling op het in artikel 9, eerste lid bepaalde wordt in de aanvraag tevens verklaard dat voor de gevormde geografisch aaneengesloten regio of delen daarvan, noch voor de in die regio deelnemende vestigingen op basis van paragraaf 2 subsidie is verstrekt.

Artikel 18. Vaststelling, betaling en besteding subsidie
  • 1. De subsidie wordt uiterlijk op 30 november 2021 direct vastgesteld.

  • 2. De Minister betaalt het vastgestelde subsidiebedrag in zijn geheel uit vóór 1 januari 2022.

  • 3. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten passend bij het doel van deze regeling.

Artikel 19. Verplichtingen subsidie
  • 1. De activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt verstrekt, worden uitgevoerd in de periode 1 augustus 2021 tot en met 31 juli 2022, waarbij een uitloop mogelijk is tot uiterlijk 31 december 2022.

  • 2. Artikel 12, eerste, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

D

Na artikel 19 (nieuw) wordt een kopje ingevoegd, luidend:

4. Verantwoording

E

Na artikel 20 wordt een kopje ingevoegd, luidend:

5. Slotbepalingen

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

Voorliggende wijziging van de Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs en 2021 voorziet in de mogelijkheid voor samenwerkende besturen en lerarenopleidingen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs om alsnog in aanmerking te komen voor een gesubsidieerde RAP-status voor het schooljaar 2021–2022. RAP staat hierbij voor de regionale aanpak personeelstekorten in het po, vo en mbo.

Hiervoor wordt een aanvullende aanvraagronde 2021 ter verkrijging van subsidie opengesteld. De wijziging van de subsidieregeling heeft als doel om de regionale samenwerking tussen partijen die nog geen RAP-status heeft te stimuleren en te ondersteunen. De samenwerking in een nieuwe RAP-regio is gericht op de aanpak van het urgente vraagstuk van voldoende personeel, nu en in de komende tijd. Dit als onderdeel van een uiteindelijk breder en structureel vorm te geven regionaal onderwijsarbeidsmarktbeleid. Het gaat dan om samenwerking binnen nieuw te vormen regionale samenwerkingsallianties, die niet eerder zijn gesubsidieerd in het kader van de tweejarige RAP-regeling, zoals deze in december 2019 is gepubliceerd.1

Bij de indiening van aanvragen op basis van de regeling Extra hulp voor de klas (EHK) Subsidieregeling extra hulp voor de klas; Staatscourant nr. 66701 , 17 december 2020, gewijzigd bij Staatscourant 21730 van 26 april 2021. zijn de eerder onder de RAP gevormde regionale samenwerkingsverbanden als vertrekpunt genomen. Vanuit deze infrastructuur konden penvoerders een aanvraag indienen. Besturen van onderwijsvestigingen in het primair en voortgezet onderwijs buiten de bestaande RAP-regio’s konden zich daarbij voegen bij de aanvragen voor EHK vanuit bestaande RAP-gebieden, dan wel zelf een regio vormen van waaruit een aanvraag werd ingediend. In totaal zijn er 25 gebieden (16 in het po en 9 in het vo) van aaneengesloten gemeenten te onderscheiden, waarbinnen voldoende potentieel is om op grond van de subsidienormen alsnog als eigenstandige regio in aanmerking te komen voor een gesubsidieerde RAP-status. Dit betreft zowel regio’s die in het kader van de EHK-regeling naast de bestaande RAP-indeling nieuw zijn gevormd, als die regio’s waarbij de besturen van daarin gelegen vestigingen daarvoor zijn aangesloten bij een al bestaande RAP-regio. In beide gevallen kan via de aanvraagronde 2021 subsidie worden aangevraagd.

Naar verwachting bestaat in ongeveer de helft van deze regio’s serieuze belangstelling om voor een gesubsidieerde RAP-status in aanmerking te komen. Dit bleek onder andere uit een telefonische ronde onder penvoerders die vanuit nieuwe regio’s dan de bestaande RAP-indeling, EHK-subsidie hebben aangevraagd.2 Indien daaraan behoefte bestaat kan een beroep worden gedaan op de ondersteuning van de arbeidsmarktfondsen in het po en vo, respectievelijk het Arbeidsmarktplatform PO en het Voion.

De gewijzigde regeling is onderdeel van het streven om uiteindelijk tot een dekkend netwerk van samenwerkende regioverbanden onderwijsarbeidsmarkt in po en vo-mbo te komen. Daarom zijn samenwerkende besturen en lerarenopleidingen in deze sectoren uit nieuwe regio’s alsnog in de gelegenheid voor het schooljaar 2021–2022 een subsidieaanvraag in te dienen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel C

Deze paragraaf bevat de artikelen 13 tot en met 19 met de regels die van kracht zijn wanneer alsnog een aanvraag wordt ingediend vanuit een eerder in het kader van de EHK-regeling gevormde nieuwe regio of vanuit een uitbreiding van een bestaande RAP-regio. Hiervoor wordt de RAP-regeling uitgebreid met een aanvraagronde 2021. Samenwerkende schoolbesturen en lerarenopleidingen in deze regio’s kunnen in aanmerking te komen voor een gesubsidieerde RAP-status gedurende het schooljaar 2021–2022.

Artikel 13: Dit artikel regelt onder andere dat de aanvrager, noch (delen van) de regio waarop de aanvraag betrekking heeft, eerder in aanmerking is gekomen voor een subsidie in het kader van de RAP. Hierin komt eveneens tot uitdrukking dat er sprake is van cofinanciering door de deelnemende schoolbesturen voor ten minste één derde deel van de subsidiabele kosten.

Deelname aan de activiteiten van één of meer voor de aanvraag relevante lerarenopleidingen is verplicht. Eveneens moet er sprake zijn van voldoende deelname in termen van een minimumpercentage van besturen van in de betrokken regio gelegen scholen voor po en/of vo. Voor het po is dit 35% en voor het vo 50%. Daarbij geldt als tweede eis dat de vestigingen tezamen een bepaalde personele omvang hebben. Voor het po is dat tenminste 800 fte en voor het vo tenminste 1.200 fte. Naarmate de omvang qua bestuursdeelname en personeelsomvang groter is, kan op basis van de bijlage van de regeling aanspraak worden gemaakt op een hoger subsidiebedrag.

De bepaling van de bestuursdeelname en personeelsomvang is gebaseerd op de bekende gegevens per peildatum 1 oktober 2019. Dit volgens de door de uitvoerder van de regeling, DUS-I, beschikbaar gestelde rekentool.

Artikel 14 en 15: Er is voor het po en vo in totaal een additioneel bedrag beschikbaar van ruim € 3,3 miljoen. Naar rato van het potentiéle bereik is dit onderverdeeld in een deelbudget voor po en voor vo. Bij het bereiken van het subsidieplafond en bij onderbesteding in één van de sectoren, regelen deze artikelen de wijze van verdeling. De maximale subsidiebedragen waarop aanspraak kan worden gemaakt, bedragen de helft van de maximale bedragen voor de eerdere tweejarige RAP-subsidie. De subsidie waarvoor nu een aanvraag kan worden ingediend, heeft immers betrekking op één schooljaar in plaats van twee. De zogenoemde staffel uit de bijlage bij de regeling bepaalt de hoogte van de maximale subsidie. Hoe hoger het percentage deelnemende besturen met vestiging in de regio en hoe groter de gezamenlijke personeelsomvang van deze vestigingen, hoe hoger het maximale subsidiebedrag. Om dezelfde reden als hiervoor is toegelicht, worden de aanvullende subsidiebedragen uit de bijlage eveneens gehalveerd.

Rekenvoorbeeld 1: Stel dat een aanvraag wordt ingediend voor een nieuwe RAP-regio in het po met steun van ≥ 65% van in de regio actieve po-schoolbesturen, met deelnemende vestigingen met een totale personeelsomvang per 1 oktober 2019 van ≥ 1.600 fte, dan bedraagt de toe te kennen maximale subsidie: € 288.750,00. Dit is opgebouwd uit het maximale basisbedrag van € 192.500,00 plus de helft van het in de bijlage bij de regeling daarvoor opgenomen maximale aanvullend bedrag van € 192.500,00. Dit is in dit voorbeeld dus € 96.250,00.

Rekenvoorbeeld 2: Een aanvraag voor subsidie van een nieuwe RAP-regio in het vo waaraan 60%-80% van de besturen deelneemt waarvan de vestigingen tezamen op de peildatum van 1 oktober 2019 een personeelsomvang hebben van ≥ 1.600, kan aanspraak maken op een maximumsubsidie van € 192.500,00 (basisbedrag) + € 48.125,00 (helft van het aanvullende bedrag van € 96.250,00 uit de bijlage) = € 240.625,00. Dit afgezien van een aanvullende bijdrage bij deelname vanuit het mbo.

Indien één of meer mbo-vestigingen in een regio meedoen aan een aanvraag vanuit het vo, wordt daarvoor een aanvullend subsidiebedrag toegekend. Ook dit bedrag is gehalveerd ten opzichte van de oorspronkelijke regeling. Uitgaande van het maximale basisbedrag van € 192.500,00 voor een aanvraag die betrekking heeft op het vo, bedraagt de subsidie voor deelname vanuit één of meer mbo-vestigingen maximaal € 57.750,00 (30 procent van € 192.500,00).

Artikel 16: Bij de termijnen voor de indiening van subsidieverzoeken is rekening gehouden met de zomervakantie. Dit betekent dat termijnen van toekenning en uitkering ook plaatsvinden gedurende het schooljaar 2021–2022. De activiteiten die worden uitgevoerd kunnen vanaf 1 augustus 2021 met behulp van de subsidie, die in de tijd bezien later wordt toegekend, worden bekostigd.

Artikel 17: De aanvraag dient vergezeld te gaan van een plan van aanpak met een onderbouwde activiteitenbegroting. Het gestelde hierover in artikel 9, eerste en derde lid is hierop van toepassing. Ook dient te worden verklaard dat de regio noch de daarin gelegen vestigingen die meedoen, in aanmerking zijn gekomen voor eerdere RAP-subsidie.

Artikel 19: De toegekende subsidie kan uiterlijk tot en met 31 december 2022 worden besteed.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Subsidieregeling regionale aanpak personeelstekort onderwijs 2020 en 2021; Staatscourant nr. 68562, 16 december 2019.

X Noot
2

Dit betreft onder andere de volgende regio’s binnen po: Duin en Bollenstreek (Katwijk, Noordwijk, Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse, Teylingen), Kempen (Veldhoven, Eersel, Oirschot, Bladel, Reusel-De Mierden, Bergeijk, Valkenswaard, Waalre), Oost-Brabant (Heeze-Leende, Someren, Asten, Deurne, Helmond, Geldrop-Mierlo, Nuenen c.a., Laarbeek, Boekel) en West-Brabant (Etten-Leur, Roosendaal, Steenbergen, Moerdijk, Halderberge, Drimmelen).

Binnen vo: Arnhem e.o. (Arnhem, Montferland, Zevenaar, Duiven, Lingewaard, Westervoort, Rheden, Rozendaal), Delft e.o. (Delft, Westland, Pijnacker-Nootdorp, Midden-Delfland), Oost-Gelderland (Zutphen, Doetinchem, Bronckhorst, Oude IJsselstreek, Winterswijk, Aalten) en Zuid-Limburg (ruim 15 gemeenten waaronder Maastricht, Sittard-Geleen en Heerlen).

Naar boven