Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 22 april 2021, nr. VO/27788586 houdende wijziging van de Subsidieregeling extra hulp voor de klas in verband met de opstelling van een nieuw aanvraagtijdvak en het invoegen van hoger onderwijs in de regeling

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling extra hulp voor de klas wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische rangschikking worden twee begripsbepalingen ingevoegd, die luiden:

hoger onderwijs:

onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

instellingsbestuur:

instellingsbestuur van een bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;.

2. De begripsbepaling ‘instelling’ komt te luiden:

instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover die uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleidingen of opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs verzorgt of bekostigde instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

3. In de begripsbepaling ‘penvoerder’ wordt ‘artikel 12’ vervangen door ‘artikel 11;’.

4. De begripsbepaling ‘primaire arbeidsvoorwaarden’ komt te luiden:

primaire arbeidsvoorwaarden:

de som van salaris, vakantieuitkering en toeslagen waarop de werknemer op grond van de vigerende sectorcao jegens de werkgever aanspraak heeft;.

5. In de begripsbepaling ‘regio’ wordt ‘artikel 6’ vervangen door ‘artikel 5;’.

6. Het begrip ‘Voortgezet onderwijs BES’ wordt vervangen door ‘voortgezet onderwijs BES’.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘scholen’ vervangen door ‘ scholen of instellingen’

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden: Voor het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs zijn subsidiabel de kosten verbonden aan:.

b. In onderdeel f wordt na ‘leraren’ ingevoegd ‘of docenten’.

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor het hoger onderwijs zijn subsidiabel de kosten verbonden aan:

    • a. surveillanten en begeleiders, bijvoorbeeld voor toetsing van studenten;

    • b. helpdesk- en servicemedewerkers;

    • c. student-assistenten voor begeleiding bij practica;

    • d. personele ICT-ondersteuning bij online onderwijs, ondersteuning bij handhaving van de maatregelen ten behoeve van de bestrijding van COVID-19 op de campus, bij het anders inrichten van ruimten waaronder practicaruimten op de campus of bij communicatie- en roosterwerkzaamheden en bij andere werkzaamheden waarbij door de coronacrisis extra inspanningen nodig zijn;

    • e. overige functies ter ondersteuning van het onderwijs en onderzoek;

    • f. onderwijsvervanging door (student-assistenten en junior-docenten); of

    • g. het werven, selecteren en organiseren van extra tijdelijke personele inzet.

4. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a. de verbetering van primaire arbeidsvoorwaarden en de bezoldiging van bestaand personeel; of

    • b. activiteiten waarvoor de minister reeds op grond van een andere regeling subsidie heeft verstrekt.

5. Het vijfde lid (nieuw) komt te vervallen.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Wijze van aanvragen eerste aanvraagtijdvak

2. In het tweede lid wordt na ‘per regio kan’ ingevoegd ‘in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6, eerste lid,’.

D

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a. Wijze van aanvragen tweede aanvraagtijdvak

  • 1. In het primair en voortgezet onderwijs wordt de subsidie aangevraagd door de penvoerder van de in artikel 5a bedoelde regio.

  • 2. Per regio kan in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6a, maximaal één aanvraag worden ingediend voor het primair onderwijs en maximaal één aanvraag voor het voortgezet onderwijs.

  • 3. In het middelbaar beroepsonderwijs wordt per instelling door het bevoegd gezag subsidie aangevraagd.

  • 4. In het hoger onderwijs wordt per instelling door het instellingsbestuur subsidie aangevraagd.

  • 5. Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan door de penvoerder per eiland maximaal één aanvraag worden ingediend voor het primair onderwijs BES en maximaal één aanvraag voor het voortgezet onderwijs BES en het middelbaar beroepsonderwijs BES gezamenlijk.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Eisen aan de regio’s in het po en vo voor Europees Nederland eerste aanvraagtijdvak

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De regio waarop de aanvraag voor het primair of voortgezet onderwijs voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, betrekking heeft is gelijk aan een RAP-regio of voor wat betreft het primair onderwijs een regio die is gevormd in het kader van de Subsidieregeling uitvoering convenanten lerarentekort PO G5, met uitzondering van Almere.

F

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a. Eisen aan de regio’s in het po en vo voor Europees Nederland tweede aanvraagtijdvak

  • 1. De regio waarop de aanvraag voor het primair of voortgezet onderwijs voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, betrekking heeft, is gelijk aan de regio die op grond van artikel 5 is gevormd voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 2. Voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, kunnen geen nieuwe regio’s worden gevormd.

  • 3. Voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, kunnen geen wijzigingen van regio’s plaatsvinden, behalve indien zo’n wijziging betrekking heeft op de toevoeging aan de regio van een vestiging die nog niet eerder heeft deelgenomen aan een regio als bedoeld in artikel 5.

  • 4. Indien een vestiging nog niet deelneemt aan een regio als bedoeld in het eerste lid, kan een vestiging zich tijdelijk bij deze regio aansluiten indien is voldaan aan een van de volgende voorwaarden van artikel 5, tweede lid, onder a, b, of c.

G

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 6. Subsidieaanvraag eerste tijdvak

2. In het vijfde lid, aanhef, wordt ‘Middelbaar’ vervangen door ‘middelbaar’.

3. In het zevende lid wordt ‘2 weken’ vervangen door ‘twee weken’.

H

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a. Subsidieaanvraag tweede tijdvak

  • 1. Een aanvraag kan voor het primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs worden ingediend in de periode 1 mei 2021 tot en met 1 juni 2021.

  • 2. Een aanvraag kan voor het hoger onderwijs worden ingediend in de periode 1 mei 2021 tot en met 31 augustus 2021.

  • 3. Aanvragen die na het einde van een aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

  • 4. Op een aanvraag bedoeld in het eerste lid zijn de eisen, genoemd in artikel 6, derde tot en met zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5. In afwijking van de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling bevat een aanvraag als bedoeld in het tweede lid:

    • a. een beschrijving waarom extra tijdelijke personele inzet noodzakelijk is;

    • b. indien van toepassing een vermelding en beschrijving van opleidingsaanbieders en andere partijen waarmee wordt samengewerkt en een beschrijving van de aard van de samenwerking;

    • c. de hoogte van het bedrag waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d. een inschatting van de kwantificering van de aangevraagde middelen in percentages per categorie als bedoeld in artikel 3, derde lid; en

    • e. de contactgegevens van de persoon die gedurende de looptijd van de subsidie fungeert als aanspreekpunt.

  • 7. De aanvraag geschiedt met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe door DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

  • 8. Een onvolledige aanvraag kan binnen twee weken worden aangevuld. Indien de aanvraag binnen die termijn niet is aangevuld, wordt de aanvraag afgewezen.

I

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7. Subsidieplafonds

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling in het kalenderjaar 2021 is voor het eerste aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, in totaal een bedrag beschikbaar van:

    • a. € 102 miljoen voor de sector primair onderwijs en primair onderwijs BES;

    • b. € 56 miljoen voor de sector voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs BES; en

    • c. € 52 miljoen voor de sector middelbaar beroepsonderwijs en middelbaar beroepsonderwijs BES.

  • 2. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling in het kalenderjaar 2021 is voor de aanvraagtijdvakken, bedoeld in artikel 6a, eerste lid en tweede lid, in totaal een bedrag beschikbaar van:

    • a. € 102 miljoen voor de sector primair onderwijs en primair onderwijs BES;

    • b. € 56 miljoen voor de sector voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs BES; en

    • c. € 52 miljoen voor de sector middelbaar beroepsonderwijs en middelbaar beroepsonderwijs BES; en

    • d. € 30 miljoen voor de sector hoger onderwijs.

J

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na ‘primair en voortgezet onderwijs’ ingevoegd ‘, per aanvraagtijdvak bedoeld in artikel 6 en 6a,’.

2. In het tweede lid wordt ‘instelling’ vervangen door ‘instelling voor het middelbaar beroepsonderwijs’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende;

  • 6. Het maximale subsidiebedrag dat voor het hoger onderwijs per instelling kan worden verstrekt is opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

K

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Verdeling subsidie

Indien een subsidieplafond als bedoeld in artikel 7 ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de te verstrekken subsidiebedragen voor alle aanvragen ten laste van het desbetreffende subsidieplafond naar rato naar beneden bijgesteld.

L

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘31 december 2021’ vervangen door ‘31 mei 2022’.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het instellingsbestuur meldt voor 31 mei 2022 in percentages per categorie hoe de extra personele inzet, bedoeld in artikel 3, derde lid, heeft plaatsgevonden. Voor deze melding wordt gebruikt gemaakt van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar is gesteld.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt na ‘middelen’ ‘bij de penvoerder’ toegevoegd.

4. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 5. De activiteiten voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs waarvoor subsidie is aangevraagd in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, worden uitgevoerd van 1 januari 2021 tot en met 31 juli 2021.

  • 6. De activiteiten voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs waarvoor subsidie is aangevraagd in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, worden uitgevoerd van 1 augustus 2021 tot en met 31 december 2021.

  • 7. De activiteiten voor het hoger onderwijs waarvoor subsidie is aangevraagd in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6a, tweede lid, worden uitgevoerd van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021.

M

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12. Vaststelling, betaling en besteding subsidie

  • 1. Een subsidie wordt direct vastgesteld op uiterlijk:

    • a. 31 maart 2021, indien het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 6, eerste lid;

    • b. 15 augustus 2021, indien het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 6a, eerste lid;

    • c. 31 oktober 2021, indien het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 6a, tweede lid.

  • 2. De minister betaalt het subsidie bedrag ineens.

  • 3. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan activiteiten passend bij het doel van deze regeling.

N

In artikel 13, tweede lid, wordt ‘de penvoerder of het bevoegd gezag’ vervangen door ‘de penvoerder, het bevoegd gezag van een instelling of het instellingsbestuur’.

O

In artikel 14 wordt ‘2021’ vervangen door ‘2022’.

P

Artikel 15, tweede lid komt te luiden:

2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023.

Q

Bijlage 1 wordt vervangen door ‘Bijlage 1. Maximum-subsidiebedragen mbo-instellingen’, bij deze regeling.

R

Na bijlage 1 wordt een ‘Bijlage 2. Maximum-subsidiebedragen ho-instellingen’ toegevoegd, als bedoeld in bijlage 2 van deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

BIJLAGE 1. MAXIMUM-SUBSIDIEBEDRAGEN MBO-INSTELLINGEN

Deze bijlage behoort bij artikel 8, tweede lid, van de Subsidieregeling extra hulp voor de klas.

Naam instelling

Maximum bedrag per instelling eerste tijdvak

Maximum bedrag per instelling tweede tijdvak

Aeres

€ 412.618

€ 412.618

Albeda College

€ 2.037.785

€ 2.037.785

Alfa-college

€ 1.306.615

€ 1.306.615

AOC Terra

€ 220.079

€ 220.079

Aventus

€ 1.123.266

€ 1.123.266

C I B A P

€ 245.875

€ 245.875

CITAVERDE College

€ 136.077

€ 136.077

Clusius College

€ 171.585

€ 171.585

Curio

€ 1.581.841

€ 1.581.841

Da Vinci College

€ 769.065

€ 769.065

Deltion College

€ 1.692.111

€ 1.692.111

Drenthe College

€ 793.550

€ 793.550

Friesland College

€ 989.029

€ 989.029

Gilde Opleidingen

€ 941.233

€ 941.233

Graafschap College

€ 920.336

€ 920.336

Grafisch Lyceum R'dam

€ 499.213

€ 499.213

Grafisch Lyceum Utrecht

€ 293.659

€ 293.659

Helicon Opleidingen

€ 516.127

€ 516.127

Hoornbeeck College

€ 716.508

€ 716.508

Hout en Meubileringscollege

€ 485.543

€ 485.543

Koning Willem I

€ 1.355.745

€ 1.355.745

Landstede Groep

€ 1.209.415

€ 1.209.415

Leidse Instrumentenmakersschool

€ 51.740

€ 51.740

Lentiz

€ 192.488

€ 192.488

MBO Amersfoort

€ 821.504

€ 821.504

MBO Utrecht

€ 551.345

€ 551.345

Mediacollege Amsterdam

€ 355.353

€ 355.353

Nimeto

€ 189.067

€ 189.067

Noorderpoort

€ 1.440.742

€ 1.440.742

Nordwin

€ 179.029

€ 179.029

Regio College

€ 505.452

€ 505.452

Rijn IJssel

€ 1.297.431

€ 1.297.431

ROC A12

€ 596.721

€ 596.721

ROC De Leijgraaf

€ 498.424

€ 498.424

ROC Friese Poort

€ 1.506.949

€ 1.506.949

ROC Horizon College

€ 1.200.646

€ 1.200.646

ROC Kop van Noord-Holland

€ 323.416

€ 323.416

ROC mbo Rijnland

€ 1.663.577

€ 1.663.577

ROC Menso Alting

€ 83.774

€ 83.774

ROC Midden Nederland

€ 1.861.571

€ 1.861.571

ROC Mondriaan

€ 1.930.358

€ 1.930.358

ROC Nijmegen eo

€ 980.537

€ 980.537

ROC Nova College

€ 1.181.640

€ 1.181.640

ROC RIVOR

€ 193.832

€ 193.832

ROC Ter AA

€ 321.348

€ 321.348

ROC Tilburg

€ 1.035.064

€ 1.035.064

ROC TOP

€ 387.737

€ 387.737

ROC van Amsterdam

€ 3.196.678

€ 3.196.678

ROC van Flevoland

€ 504.548

€ 504.548

ROC van Twente

€ 1.970.756

€ 1.970.756

ROC Zadkine

€ 1.722.242

€ 1.722.242

Scalda

€ 987.185

€ 987.185

Scheepvaart en Transport College

€ 648.154

€ 648.154

SG De Rooi Pannen

€ 712.262

€ 712.262

SintLucas

€ 388.495

€ 388.495

SOMA College

€ 108.738

€ 108.738

Summa College

€ 1.659.056

€ 1.659.056

SVO vakopleiding food

€ 157.052

€ 157.052

Vista college

€ 1.416.245

€ 1.416.245

Wellantcollege

€ 359.448

€ 359.448

Zone College

€ 363.610

€ 363.610

Totaal

€ 51.961.490

€ 51.961.490

     

Budget mbo exclusief Caribisch Nederland

€ 51.961.490

€ 51.961.490

Ten behoeve van Caribisch Nederland:

€ 38.510

€ 38.510

Totaal Budget mbo

€ 52.000.000

€ 52.000.000

BIJLAGE 2. MAXIMUM-SUBSIDIEBEDRAGEN HO-INSTELLINGEN

Deze bijlage hoort bij artikel 8, zesde lid, van de Subsidieregeling extra hulp voor de klas.

Naam instelling

Maximum bedrag per instelling

Protestantse Theologische Universiteit

€ 25.000

Universiteit Leiden1

€ 1.163.337

Rijksuniversiteit Groningen1

€ 1.223.497

Universiteit Utrecht1

€ 1.265.373

Erasmus Universiteit Rotterdam1

€ 1.078.618

Technische Universiteit Delft

€ 933.165

Technische Universiteit Eindhoven

€ 461.527

Universiteit Twente

€ 438.080

Wageningen University

€ 462.352

Universiteit Maastricht1

€ 725.257

Universiteit van Amsterdam1

€ 1.396.090

Vrije Universiteit Amsterdam1

€ 1.068.257

Radboud Universiteit Nijmegen1

€ 844.896

Tilburg University

€ 692.165

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 25.000

Open Universiteit

€ 147.385

Universiteit voor Humanistiek

€ 25.000

Theologische Universiteit Kampen

€ 25.000

Katholieke PABO Zwolle

€ 36.453

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 155.054

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 963.649

Gerrit Rietveld Academie

€ 32.182

Hotelschool The Hague

€ 97.981

Design Academy Eindhoven

€ 27.027

Avans Hogeschool

€ 1.272.874

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 34.281

Iselinge Hogeschool

€ 25.000

Marnix Academie

€ 61.123

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 37.926

Driestar educatief

€ 55.269

HAS Hogeschool

€ 140.547

HZ University of Applied Sciences

€ 186.831

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 116.908

Hogeschool Leiden

€ 455.921

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 44.701

Breda University of Applied Sciences

€ 262.462

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

€ 69.445

Hogeschool Rotterdam

€ 1.493.323

Saxion Hogeschool

€ 1.029.817

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 60.534

Christelijke Hogeschool Ede

€ 187.162

Hanzehogeschool Groningen

€ 1.135.347

Hogeschool Utrecht

€ 1.311.426

Zuyd Hogeschool

€ 537.075

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 1.361.466

ArtEZ

€ 115.140

Hogeschool INHolland

€ 1.045.650

De Haagse Hogeschool

€ 961.072

Hogeschool van Amsterdam

€ 1.773.533

Fontys Hogescholen

€ 1.681.922

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 165.806

Aeres Hogeschool

€ 141.430

Hogeschool Thomas More

€ 30.709

NHL Stenden Hogeschool

€ 892.952

Totaal

€ 30.000.000.000

X Noot
1

Inclusief de bijdrage ten behoeve van het Universitair Medisch Centrum

TOELICHTING

Algemene Toelichting

De coronapandemie heeft grote gevolgen voor het primair onderwijs (po), het voortgezet onderwijs (vo), het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het hoger onderwijs (ho) en in het bijzonder voor de leerlingen en studenten. Ondanks dat scholen en instellingen hard gewerkt hebben om via afstands- en hybride onderwijs voldoende aandacht te geven aan de ontwikkeling van hun leerlingen en studenten is in het afgelopen school- en studiejaar bij veel van hen een vertraging op hun individuele leerlijn ontstaan ten opzichte van andere school- en studiejaren.

Het Nationaal Programma Onderwijs is een steunprogramma in verband met de coronacrisis voor het funderend onderwijs, het mbo en het ho. In het Nationaal Programma Onderwijs is het verlengen van de Subsidieregeling extra hulp voor de klas (hierna: de subsidieregeling) van 31 juli 2021 tot en met eind 2021 opgenomen voor het po, vo en mbo. In het Nationaal Programma Onderwijs is bovendien opgenomen dat het ho van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021 in deze subsidieregeling zal worden ingevoegd. Voor het ho zijn eerder al middelen beschikbaar gesteld via de Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs.

Uitgangspunt bij het vormgeven van deze wijzigingsregeling is om het aanvraagproces voor de nieuwe aanvraagperiode zo veel mogelijk gelijk te houden aan het eerste aanvraagtijdvak van 1 januari tot en met 31 juli 2021 voor het po, vo en mbo. Dit om scholen en instellingen – die door de coronacrisis en de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs de komende maanden al onder druk staan – zo min mogelijk te belasten.

Door een tweede tijdvak aan de subsidieregeling toe te voegen wordt het mogelijk dat scholen in het po en vo en mbo-instellingen ook voor de periode augustus 2021 tot en met december 2021 een beroep kunnen doen op subsidie om de continuïteit van het onderwijs en de gevolgen van de corona maatregelen op te vangen door middel van de inzet van (extra) personeel. Daarnaast kunnen scholen en instellingen die eerder nog geen gebruik maakten van deze regeling of de Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs alsnog een aanvraag doen in het tweede aanvraagtijdvak. Hierbij kunnen ze alleen een beroep doen op de middelen voor het tweede tijdvak. Het toevoegen van een tweede tijdvak in deze wijzigingsregeling biedt de mogelijkheid om opnieuw te kijken naar de gewenste verdeling over de categorieën van de subsidiëren activiteiten. Tevens kunnen de scholen en mbo instellingen hun activiteiten ononderbroken voortzetten in het tweede tijdvak.

Voor het ho gelden twee subsidieregelingen. Dit komt omdat voor het eerste tijdvak het ho niet was opgenomen in de subsidieregeling extra hulp voor de klas, maar in de Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs. Voor het tweede tijdvak maakt het ho onderdeel uit van de subsidieregeling. Voor het ho worden, om de belasting voor instellingen te beperken, componenten uit de Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs waar nodig meegenomen en ingevoegd in subsidieregeling Voor het ho is de continuïteit in activiteiten belangrijk. Om die reden start het tweede tijdvak voor het ho op 1 juli 2021. Dit sluit dan aan op de einddatum van het eerste tijdvak, 30 juni 2021, van de subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs.

Alle regio’s en instellingen moeten indien zij in aanmerking willen komen voor subsidie in het tweede tijdvak een aanvraag indienen ongeacht of zij dit al voor het eerste tijdvak hebben gedaan.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

In de begripsbepaling zijn een aantal begripsbepalingen aangevuld of gewijzigd, omdat het hoger onderwijs aan de subsidieregeling is toegevoegd.

Artikel I, onderdeel B

Met deze wijziging is een onderscheid gemaakt tussen de te subsidiëren activiteiten voor het po, vo en mbo en de te subsidiëren activiteiten in het ho. Voor het po, vo en het mbo blijven de te subsidiëren activiteiten voor het tweede aanvraagtijdvak gelijk aan de activiteiten waarvoor subsidie kon worden aangevraagd in het eerste aanvraagtijdvak.

In het nieuwe derde lid wordt aangegeven welke activiteiten subsidiabel zijn in het ho. Deze activiteiten zijn inhoudelijk gelijk aan de activiteiten waarvoor subsidie kon worden aangevraagd op grond van de Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs. Ter verduidelijking is bij ICT-ondersteuning het woord ‘personele’ toegevoegd, dit om te benadrukken dat de subsidie alleen mag worden besteed aan personele kosten en niet aan bijvoorbeeld de aanschaf van hardware en software.

Voor ho is, in tegenstelling tot het po, vo en mbo, een aparte activiteit personele ICT-ondersteuning bij online onderwijs opgenomen als subsidiabele kosten. Deze kosten zijn voor het po, vo en mbo ook subsidiabel, maar vallen onder de activiteit: f. het inhuren van ondersteuning en begeleiding ter ontzorging van leraren of docenten en ander personeel. Dit onderscheid vloeit voort uit het feit dat in de Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs deze activiteit ook als aparte activiteit was genoemd.

Ter verduidelijking, op grond van deze regeling is het mogelijk om een bestaand dienstverband in fte tijdelijk te verhogen zoals vermeld in artikel 3. Deze uitbreiding kan in dat geval worden gesubsidieerd vanuit deze regeling.

Het derde lid, onderdeel b, (oud) komt vervallen. Uit de eerste drie leden van dit artikel blijkt al het hier gaat om subsidie voor activiteiten, die niet al reeds uit de rijksbijdrage worden bekostigd.

Het vierde lid (oud), de periode waarin de subsidie mag worden besteed is verplaatst naar artikel 10 en komt hier te vervallen. Dit wordt opgenomen in artikel 10.

Artikel I, onderdeel C

Door het opschrift van artikel 4 te wijzigen en in het tweede lid een verwijzing te maken naar artikel 6, wordt verduidelijkt dat dat artikel betrekking heeft op de wijze van aanvragen eerste aanvraagtijdvak.

Artikel I, onderdeel D

Met dit artikel wordt de wijze van aanvragen voor het tweede aanvraagtijdvak aangegeven.

Voor het po en vo geldt dat dit door de penvoerders van de regio’s moet gebeuren. Indien een vestiging (erkende hoofd- of (neven)vestiging) in het eerste aanvraagtijdvak nog niet was aangesloten bij een regio extra hulp voor de klas, kan deze alsnog aansluiten. Bij uitbreiding van een regio geldt dat de nog niet aangesloten vestiging of gemeente maar in één aanvraag kan worden opgenomen. Indien een vestiging voor de eerste keer aansluit in het tweede tijdvak en voorkomt in twee aanvragen wordt bij het toekennen van de aanvraag voor de betreffende vestiging uitgegaan van de aanvraag die bij DUS-I als eerste is ingediend.

Voor het mbo is de wijze van aanvragen gelijk aan die in het eerste tijdvak. Een instelling die in het eerste aanvraagtijd geen aanvraag heeft ingediend kan alsnog een aanvraag voor het tweede aanvraagtijdvak indienen.

Voor het hoger onderwijs wordt de aanvraag ingediend door het instellingsbestuur.

Artikel I, onderdeel E

Door het opschrift van artikel 5 en het eerste lid te wijzigen, wordt verduidelijkt dat dat artikel betrekking heeft op de eisen aan de regio’s in het po en vo voor Europees Nederland in het eerste aanvraagtijdvak

Artikel I, onderdeel F

Het nieuwe artikel 5a heeft betrekking op de eisen aan de regio’s in het po en vo voor Europees Nederland in het tweede tijdvak. In het eerste lid van dit artikel wordt voor het po en vo geregeld dat de regio’s die in het eerste aanvraagtijdvak de subsidie hebben aangevraagd op grond van deze regeling, in dezelfde samenstelling een aanvraag kunnen indienen voor het tweede aanvraagtijdvak. Het is niet mogelijk om nieuwe regio’s te vormen of een vestiging deel te laten nemen aan een andere regio voor het tweede aanvraagtijdvak. Vestigingen die nog niet zijn aangesloten bij een regio in het kader van deze regeling, kunnen dit alsnog doen voor het tweede aanvraagtijdvak. Deze vestigingen sluiten dan enkel aan voor het tweede aanvraagtijdvak en zullen dus ook alleen voor het subsidiebedrag dat voor het tweede aanvraagtijdvak wordt verstrekt in aanmerking komen. Vestigingen, die zich in het kader van deze regeling tijdelijk voor het tweede aanvraagtijdvak bij die regio aan willen sluiten kunnen niet worden geweigerd. Tevens is het voor een vestiging mogelijk om in het tweede aanvraagtijdvak niet meer mee te doen.

Artikel I, onderdeel G

Door het opschrift van artikel 6 te wijzigen wordt verduidelijkt dat dat artikel betrekking heeft op subsidieaanvragen voor het eerste tijdvak. Het nieuwe artikel 6a heeft betrekking op de subsidieaanvraag voor het tweede tijdvak.

Artikel I, Onderdeel H

Met deze wijziging worden de twee aanvraagtijdvakken per onderwijssector geregeld. Een aanvraag voor het po, vo en mbo voor het tweede aanvraagtijdvak kan worden ingediend in de periode 1 mei 2021 tot en met 1 juni 2021 bij DUS-I. DUS-I zal hier een digitaal aanvraagformulier voor beschikbaar stellen.

Voor po, vo en mbo, die reeds een aanvraag hebben ingediend voor het eerste aanvraagtijdvak, wordt een aanvraagformulier beschikbaar gesteld met vooraf ingevulde gegevens uit het eerste aanvraagtijdvak van deze regeling. De penvoerder geeft op het aanvraagformulier aan of de gegevens kloppen en indien noodzakelijk kunnen deze vooraf ingevulde gegevens worden gewijzigd en aangevuld. Zo kunnen er nieuwe vestigingen aan een regio worden toegevoegd, vestigingen worden verwijderd, of kan een andere inschatting gemaakt worden van de kwantificering van de aangevraagde middelen in percentages per categorie. Tevens is het bijvoorbeeld mogelijk om aan te geven of het gehele bedrag wordt aangevraagd of een gedeelte van het bedrag. Voor po en vo geldt, dat indien de regio extra hulp voor de klas wordt uitgebreid, de penvoerder aangeeft met welke gemeenten, schoolbesturen en vestigingen dit is.

Voor po en vo geldt dat indien de regio extra hulp voor de klas wordt uitgebreid, de penvoerder aangeeft met welke gemeenten, schoolbesturen en vestigingen dit is.

Een mbo-instelling die in het eerste aanvraagtijdvak geen aanvraag heeft ingediend zal voor een aanvraag voor het tweede aanvraagtijdvak moet voldoen aan dezelfde eisen waaraan andere mbo- instelling in het eerste aanvraagtijdvak moesten voldoen.

In het zesde lid zijn de vereisten waaraan een aanvraag voor het ho aan moet voldoen toegevoegd, dit omdat ho niet eerder heeft deelgenomen aan deze regeling. Een ho aanvraag kan worden ingediend van 1 mei tot en met 31 augustus 2021 bij DUS-I. DUS-I zal hier een digitaal aanvraagformulier voor beschikbaar stellen.

Artikel I, onderdeel I

Artikel I, onderdeel I, stelt artikel 7 van de subsidieregeling opnieuw vast. Het tweede lid van dit artikel is nieuw In het tweede lid zijn de subsidieplafonds opgenomen voor het tweede aanvraagtijdvak. De hoogte van deze subsidieplafonds stemmen overeen met de subsidieplafonds zoals die werden aangekondigd Nationaal Programma Onderwijs.

Artikel I, onderdeel J

In het eerste lid van het artikel wordt verduidelijkt dat de maximale bedragen per aanvraagtijdvak gelden, met dien verstande dat voor po, vo en mbo geldt dat indien een vestiging/mbo-instelling nog niet heeft deelgenomen aan het eerste aanvraagtijdvak in de regeling, alleen aanspraak kan worden gemaakt op de middelen voor het tweede aanvraagtijdvak. Dit geldt ook voor ho-instellingen die niet eerder hebben deelgenomen aan de Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs.

Een nieuw zesde lid wordt toegevoegd waarin wordt bepaald dat de maximale subsidiebedragen voor het hoger onderwijs per instelling in een bijlage bij deze regeling worden vastgesteld. Deze maximale bedragen zijn gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten peildatum 1 oktober 2020.

Artikel I, onderdeel K

Artikel 9 is opnieuw vastgesteld. Het artikel is wetstechnisch aangepast zodat het ook op de nieuwe aanvraagtijdvakken betrekking heeft.

Artikel I, onderdeel L

Met deze wijziging wordt geregeld dat de termijn waarop de ontvanger van de subsidie rapporteert uiterlijk 31 mei 2022 wordt, vanwege het toevoegen van het tweede aanvraagtijdvak.

Het nieuwe derde lid is toegevoegd omdat de subsidieverplichting van het tweede lid ook voor het ho geldt.

In januari 2022 wordt door DUS-I een evaluatieformulier ter beschikking gesteld voor beide aanvraagtijdvakken. In het evaluatieformulier zijn de categorieën uit artikel 3 te subsidiëren activiteiten opgenomen. Per categorie kan in het evaluatieformulier worden aangegeven of er meer of minder gebruik van is gemaakt.

In het derde lid is toegevoegd ‘bij de penvoerder’. Dit betekent voor het po en het vo dat voor zowel het eerste als het tweede aanvraagtijdvak de niet-bestede middelen bij de penvoerder aan het einde van het eerste en aan het einde van het tweede tijdvak moeten worden verdeeld naar rato van het aantal leerlingen waarvoor subsidie is verstrekt over de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan de regio.

Indien de penvoerder het gehele bedrag aan de voorkant verdeelt over de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan de regio, blijft deze verdeling in stand. Dat betekent dat als een van de bevoegde gezagsorganen aan alle verplichtingen uit deze regeling heeft voldaan en er subsidie overblijft, dit niet hoeft te worden herverdeeld over de overige deelnemende bevoegde gezagsorganen.

Indien de penvoerder slechts een gedeelte van het bedrag aan de voorkant over de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan de regio is verdeeld, en aan het einde van het eerste of het einde van het tweede aanvraagtijdvak nog niet-bestede middelen staan bij de penvoerder, dan wordt dit resterende bedrag bij de penvoerder verdeeld naar rato van het aantal leerlingen waarvoor subsidie is verstrekt over de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan de regio.

Artikel I, onderdeel M

Met deze wijziging wordt geregeld op welke data de subsidies in 2021 uiterlijk worden vastgesteld voor aanvraagtijdvakken voor de respectievelijke onderwijssectoren.

In het derde lid wordt bepaald dat als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, het niet aangewende deel van de subsidie kan worden besteed aan activiteiten passend bij het doel van deze regeling. Dit geldt zowel voor de subsidiemiddelen uit het eerste tijdvak als uit het tweede tijdvak.

Artikel I, onderdeel O

Doordat de subsidieperiode tot uiterlijk 31 december 2021 is verlengd, wordt het monitorings- en evaluatieonderzoek tevens in 2022 uitgevoerd. De minister evalueert de regeling daarmee uiterlijk in 2022.

Artikel I, onderdeel P

De vervaldatum van de regeling is aangepast door de toevoeging van het tweede tijdvak naar 1 januari 2023. Hiermee is de vervaldatum ook gelijk aan die in de Subsidieregeling coronabanen in het hoger onderwijs.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven