Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 juni 2021, kenmerk 2353779-1007921-WJZ, houdende regels ter uitvoering van de Alcoholwet (Alcoholregeling)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de artikelen 8, vijfde lid, 10, tweede lid, 11a, tweede lid, 11f, tweede lid, 26, eerste en derde lid, 29, vierde lid, 30a, derde lid, 35, zevende lid, en 41, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, van de Alcoholwet, artikel 24, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 3.31, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 7a, vijfde lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 11 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en artikel 2, tweede lid, van de Dienstenwet;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 VERBINDINGSLOKALITEIT SLIJTERIJ

Artikel 1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

loopafstand:

de afstand, gemeten langs een denkbeeldige, kortst realiseerbare lijn tussen twee punten, waarover op een afstand van ten minste 0,30 m van constructieonderdelen kan worden gelopen en waarbij de loopafstand over een trap samenvalt met de klimlijn;

verbindingslokaliteit:

een tot een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend behorende lokaliteit in gebruik als passage tussen een neringruimte en een slijtlokaliteit.

Artikel 1.2

  • 1. Een verbindingslokaliteit heeft aan alle zijden gesloten wanden met een hoogte van ten minste 2,40 m van de vloer af gemeten.

  • 2. Een verbindingslokaliteit bestemd of mede bestemd voor bezoekers, heeft ten hoogste een afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 2,40 m naar de slijtlokaliteit en ten hoogste een afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 2,40 m naar de neringruimte. De loopafstand tussen de toegang naar de slijtlokaliteit en de toegang naar de neringruimte bedraagt ten minste 2,00 m.

  • 3. Een verbindingslokaliteit uitsluitend bestemd voor personeel van het slijtersbedrijf, heeft ten hoogste één afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 1,00 m naar de slijtlokaliteit en ten hoogste één afsluitbare toegang met een breedte van ten hoogste 1,00 m naar de neringruimte. De loopafstand tussen de toegang naar de slijtlokaliteit en de toegang naar de neringruimte bedraagt ten minste 1,00 m.

HOOFDSTUK 2 VERGUNNING EN ONTHEFFING

Artikel 2.1

  • 1. Een aanvraag tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet of een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de wet geschiedt door het indienen van een volledig ingevuld formulier of elektronische informatiedrager dat in ieder geval de in dit artikel genoemde elementen bevat, zoals opgenomen in het corresponderende deel van de bijlage bij deze regeling.

  • 2. De aanvraag van een vergunning tot het uitoefenen van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf door natuurlijke personen of rechtspersonen, met uitzondering van een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de wet bevat de in Model A van de bijlage genoemde elementen, een en ander vergezeld van de benodigde verklaringen.

  • 3. De aanvraag van een vergunning tot het uitoefenen van het horecabedrijf door een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de wet bevat de in Model B van de bijlage genoemde elementen.

  • 4. De aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de wet bevat de in Model C van de bijlage genoemde elementen.

Artikel 2.2

  • 1. Een besluit tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gesteld op een formulier dat overeenkomt met het daartoe als model D-1 van de bijlage opgenomen model indien het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgevoerd door natuurlijke personen of rechtspersonen, met uitzondering van paracommerciële rechtspersonen.

  • 2. Een besluit tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gesteld op een formulier dat overeenkomt met het daartoe als model D-2 van de bijlage opgenomen model indien het horecabedrijf wordt uitgeoefend door een paracommerciële rechtspersoon.

HOOFDSTUK 3 TOEZICHT

Artikel 3.1

Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Alcoholwet bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Artikel 3.2

  • 1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 3.1, zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de bepalingen, genoemd in artikel 44aa van de wet in vervoermiddelen, op legerplaatsen en lokaliteiten en op luchtvaartterreinen, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de wet.

  • 2. De ambtenaren, aangewezen door de burgemeester krachtens artikel 41, eerste lid, onder b, van de wet, zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de bepalingen, genoemd in artikel 44a van de wet, en met het toezicht op de naleving van de artikelen 25e en 25f van de wet.

Artikel 3.3

De ambtenaren, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid:

  • a. hebben met goed gevolg het examen toezichthouder Alcoholwet afgelegd dat voldoet aan de eisen zoals vastgesteld door de examencommissie Drank- en Horecawet van de Stichting Exameninstelling Toezicht en Handhaving, gevestigd te Amersfoort; en

  • b. beschikken over een aanwijzing door de Minister van Justitie en Veiligheid als buitengewoon opsporingsambtenaar op grond van artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 3.4

Artikel 3.3, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op:

  • a. een ambtenaar die voor 1 januari 2015 als toezichthouder op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet was aangewezen en sindsdien onafgebroken deze functie heeft uitgeoefend;

  • b. een ambtenaar die in 2013 of 2014 met goed gevolg het examen toezichthouder Drank- en Horecawet heeft afgelegd dat voldeed aan de eisen zoals vastgesteld door de examencommissie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, en voor 1 januari 2016 is aangewezen als toezichthouder op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.

HOOFDSTUK 4 WIJZIGINGEN ANDERE REGELINGEN

Artikel 4.1

In artikel 1, onder a, van de Regeling bewijsstukken sociale hygiëne Drank- en Horecawet 2015 wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

Artikel 4.2

In artikel 8.1 van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

Artikel 4.3

In onderdeel A 1610, onder a, in de Bijlage bij de artikelen 1a en 2 bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

Artikel 4.4

In bijlage 6, onder 2, bij de Regeling Bibob-formulieren, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

Artikel 4.5

In artikel 10, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling visserij, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

Artikel 4.6

De Bijlage, bedoeld in artikel 1 bij de Regeling indicatieve vaststelling reikwijdte Dienstenwet, wordt als volgt gewijzigd:

A

De tabel in paragraaf 1.1 worden de regels:

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Drank- en Horecawet

artikel 23

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Drank- en Horecawet

artikel 35

vervangen door de regels:

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Alcoholwet

artikel 3

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Alcoholwet

artikel 35

B

De tabel in paragraaf 1.2 worden de regels:

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Drank- en Horecawet

artikel 12 tot en met 22, 24 en 25

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Drank- en Horecawet; Besluit eisen inrichting Drank- en Horecawet

artikel 10 Drank- en Horecawet; artikel 2 Besluit eisen inrichting Drank- en Horecawet

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Drank- en Horecawet; Besluit kennis en inzicht sociale hygiëne Drank- en Horecawet

artikel 8, vierde lid, Drank- en Horecawet; artikelen 1 en 2 Besluit kennis en inzicht sociale hygiëne Drank- en Horecawet

vervangen door de regels:

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Alcoholwet

artikelen 12 tot en met 25

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Alcoholwet

artikel 10 Alcoholwet; artikel 1.2 Alcoholregeling

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Alcoholwet; Alcoholbesluit

artikel 8, vierde lid, Alcoholwet; artikelen 4.1 en 4.2 Alcoholbesluit

HOOFDSTUK 5 SLOTARTIKELEN

Artikel 5.1

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • a. het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken van 8 augustus 1967 houdende de aanwijzing van ambtenaren, belast met het toezicht op naleving van de Drank- en Horecawet (Stcrt. 1967, 168);

  • b. de Regeling aanvraaggegevens en formulieren Drank- en Horecawet 2013;

  • c. de Regeling toezichthoudende ambtenaren Drank- en Horecawet.

Artikel 5.2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

Artikel 5.3

Deze regeling wordt aangehaald als: Alcoholregeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

In deze Alcoholregeling worden bijna alle vigerende ministeriële regelingen onder de Alcoholwet ingetrokken en de inhoud ervan samengevoegd in deze ene ministeriële regeling. Het doel is om te komen tot één op de Alcoholwet gebaseerde ministeriële regeling. Deze modernisering maakt de lagere alcoholregelgeving overzichtelijker. Voorlopig blijft echter naast deze Alcoholregeling ook de Regeling bewijsstukken sociale hygiëne Drank- en Horecawet 2015 bestaan. Deze regeling zal worden ingetrokken als de onderdelen met betrekking tot de Landelijke commissie sociale hygiëne uit de Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet in werking zullen treden. In deze Alcoholregeling zijn wel de regels over de minimale verbindingslokaliteit tussen slijterij en neringruimte opgenomen. Ten slotte worden in andere regelingen verwijzingen aangepast aan de nieuwe citeertitel Alcoholwet en aan het nieuwe Alcoholbesluit.

2. Minimale verbindingslokaliteit tussen slijterij en neringruimte

Een neringruimte is een ruimte waarin bepaalde activiteiten worden uitgevoerd, niet zijnde een horecalokaliteit of een slijtlokaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan een supermarkt. In de Alcoholwet is opgenomen dat een slijtlokaliteit niet rechtstreeks in verbinding mag staan met een neringruimte. De minimale verbindingslokaliteit tussen een slijterij en een neringruimte heeft tot doel om alle activiteiten die niet behoren tot of niet nauw verbonden zijn met de primaire bedrijfsuitoefening van het slijtersbedrijf op enige afstand te plaatsen. De eisen zijn overgenomen uit het ingetrokken Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet. De eisen zijn inhoudelijk niet gewijzigd, omdat daartoe geen aanleiding was.

3. Gevolgen voor uitvoering en handhaving

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de uitvoering en handhaving nu er slechts bestaande regels in zijn opgenomen. Uit de onderhavige regeling kan geen fraude of misbruik met publieke middelen voortvloeien.

4. Gevolgen voor regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Kennisnemingskosten zijn niet nodig omdat in de regeling slechts bestaande regels zijn opgenomen.

5. Advisering en consultatie

Het concept van de Alcoholregeling is ter internetconsultatie voorgelegd van 30 maart tot 11 mei 2020. Er zijn 10 reacties binnengekomen via www.internetconsultatie.nl. Daarnaast heeft de Koninklijke Horeca Nederland via een andere weg op het concept gereageerd. In dit verslag wordt ingegaan op de verschillende reacties.

Veel reacties waren kritisch op de regels voor het leeftijdsverificatiesysteem. Nu deze regels in de definitieve versie van het Alcoholbesluit terecht zijn gekomen, wordt daarop ingegaan in de nota van toelichting bij het Alcoholbesluit.

Er wordt een aantal keer aangegeven dat de definitie van neringruimte (geen horecalokaliteit) en het bijpassende voorbeeld (proeflokaal) tegenstrijdig zijn. Dat klopt en daarom is dit voorbeeld uit de toelichting gehaald.

Een andere reactie geeft dat aan dat door het wegvallen van de minimumvloeroppervlakte-eis er een risico is tot meer verkooppunten van alcoholhoudende drank. Door amendering zijn bepalingen over minimumvloeroppervlakte nu in de Alcoholwet opgenomen.1 Bovendien kunnen gemeenten een hoger minimum vaststellen in hun gemeentelijke verordening (artikel 25a van de Alcoholwet), zodat er op dat punt lokaal maatwerk mogelijk is.

Voorts is opgemerkt dat artikel 2 de term ‘afsluitbare toegang’ gebruikt, wat in de toelichting wordt uitgelegd als ‘deur’. Dit levert verwarring op omdat er ook andere afsluitbare toegangen mogelijk zijn. Daarom is de toelichting aangepast en wordt nu gesproken over ‘deuren of andere afsluitingen’.

Uit verschillende reacties blijkt dat de hoogte van de voorgenomen retributies voor de taken van de Landelijke commissie sociale hygiëne als te hoog wordt ervaren en dat daardoor zelfs een ontmoedigende werking kan uitgaan voor het gebruik maken van het Register sociale hygiëne. Ook komt een hoog retributietarief de toegankelijkheid van het systeem niet ten goede. De regels over de Lcsh zijn uiteindelijk niet in deze Alcoholregeling opgenomen, maar zullen op een later moment worden toegevoegd. De voorbereidingen van de instelling van dit zelfstandig bestuursorgaan vragen meer tijd. De opmerkingen met betrekking tot de hoogte van de retributie zullen dan worden meegenomen.

In één van de reacties wordt een pleidooi gehouden om de bijschrijving van leidinggevenden op de vergunning geheel te laten vervallen. Naar aanleiding van een aangenomen motie2 en amendement3 zal de regering onderzoek doen naar de doelmatigheid van de bijschrijving van dagleidinggevenden op de vergunning voor het bestrijden van criminele activiteiten. Als uit dit onderzoek blijkt dat het mogelijk is om op objectieve gronden zinvol onderscheid te maken tussen de verschillende horeca- en slijtersbedrijven of de personen die daar werkzaam zijn, zal de regering vervolgens de algemene maatregel van bestuur opstellen die met het amendement mogelijk is gemaakt.4

Daarnaast zijn enkele meer technische opmerkingen gemaakt. Zo wordt gevraagd waarom de regels over de verbindingslokaliteit niet op het niveau van algemene maatregel van bestuur worden geregeld. Dit is in de Alcoholwet zo neergelegd en komt ook overeen met Aanwijzing 2.24 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Daarin is neergelegd dat uitwerking van details van een regeling gedelegeerd kunnen worden naar ministeriële regeling.

Daarnaast is erop gewezen dat de bezwaarclausule in model D niet klopt voor zover de vergunning wordt verleend aan een paracommerciële rechtspersoon. Dit klopt. Er is in Model D nu een beroepsclausule opgenomen voor het geval de vergunning wordt verleend aan een paracommerciële rechtspersoon.

Artikelsgewijs

Artikel 1.1

Dit artikel bevat enkele definitiebepalingen. Het betreffen bepalingen die niet in de Alcoholwet of in het Alcoholbesluit zijn opgenomen, namelijk: loopafstand en verbindingslokaliteit.

De omschrijving van loopafstand is overgenomen uit artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 en Bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving5. Het geeft de kortste route weer, waarlangs lopend een bepaald traject kan worden afgelegd. Ter verduidelijking is uit de omschrijving ook de zinsnede opgenomen over de loopafstand over een trap. Deze was niet opgenomen in de definitie in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.

De omschrijving van verbindingslokaliteit bevat twee elementen die van belang zijn. Ten eerste wordt uit de omschrijving duidelijk dat de verbindingslokaliteit tot de slijtinrichting behoort. Dit heeft tot gevolg dat de verantwoordelijkheid voor de verbindingslokaliteit bij de slijtersbedrijf komt te liggen. Ten tweede wordt bepaald dat de verbindingslokaliteit een passage- of sluisfunctie heeft, dus een verkeersruimte is. De verbindingslokaliteit kan derhalve niet tevens gebruikt worden als voorraadruimte, noch als klantenbalie, kassa- of inpakruimte of innamepunt voor lege flessen. Deze definitie is in het geheel overgenomen uit het ingetrokken Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.

Artikel 1.2

Dit artikel regelt de eisen met betrekking tot de afsluiting tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte. Het artikel geeft uitvoering aan het in de Alcoholwet opgenomen verbod dat een slijtlokaliteit niet rechtstreeks in verbinding mag staan met een neringruimte. De eisen zijn overgenomen uit het ingetrokken Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet. De eisen zijn inhoudelijk niet gewijzigd, omdat daartoe geen aanleiding was.

In het eerste lid wordt bepaald dat de lokaliteit die de verbinding vormt tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte ook zelf weer gesloten wanden moet hebben. Vanzelfsprekend zal de verbindingslokaliteit beschikken over twee deuren of andere afsluitingen, zoals een rolluik, het gaat immers om een ruimte met de functie van passage of sluis tussen een neringruimte en een slijtlokaliteit. Het tweede en derde lid geven aan welke eisen aan de afsluitbare toegang gesteld worden. Zij dienen afsluitbaar te zijn en mogen, afhankelijk van hun gebruik door personeelsleden van de slijterij, dan wel door of mede door bezoekers, ten hoogste 1,00 meter onderscheidenlijk ten hoogste 2,40 meter breed zijn.

In het tweede en derde lid zijn bepalingen opgenomen die van invloed zijn op de grootte van de verbindingslokaliteit. Er is niet gekozen voor oppervlakte-eisen, maar voor loopafstanden. De loopafstand bij een passage of sluis voor of mede voor bezoekers is bepaald op 2,00 meter, die voor personeel op 1,00 meter. De achtergrond van de eis dat een loopafstand voor bezoekers 2,00 meter moet zijn, is dat bezoekers van een winkel in andere goederen of diensten bij een loopafstand van 2,00 meter normaal gesproken niet ongemerkt of ongewild een slijtlokaliteit zullen binnenlopen. De loopafstand bij een passage of sluis voor personeel is bepaald op 1,00 meter, om te vermijden dat een personeelslid van een neringruimte, zonder zich noemenswaardig te verplaatsen, alcoholhoudende dranken kan pakken uit de slijtlokaliteit.

Artikel 2.1

Dit artikel bepaalt volgens welke modellen verschillende vergunningen of ontheffing aangevraagd moeten worden.

Model A is bedoeld voor het aanvragen van een vergunning voor het horecabedrijf of het slijtersbedrijf. Model B is bedoeld voor het aanvragen van een paracommerciële horecavergunning. Model C is bedoeld voor het aanvragen van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Alcoholwet.

De artikelen 2.1 en 2.2 zijn overgenomen uit de Regeling aanvraaggegevens en formulieren Drank- en Horecawet 2013 die wordt ingetrokken.

Artikel 2.2

Ingevolge artikel 2.2 moet een besluit tot het verlenen van een vergunning conform model D-1 dan wel D-2 worden opgesteld. Bij model D-1 en D-2 zit een aanhangsel voor het toevoegen of wijzigen van leidinggevenden, conform het bepaalde in artikel 30a van de Alcoholwet. Model D-1 is bedoeld voor natuurlijke personen en rechtspersonen die geen paracommerciële rechtspersoon zijn. Model D-2 is bedoeld voor paracommerciële rechtspersonen.

Artikel 3.1

De ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit worden aangewezen als toezichthouders op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Alcoholwet.

Deze bepaling was voorheen neergelegd in de beschikking van de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Economische Zaken van 8 augustus 1967 tot aanwijzing ambtenaren toezicht Drank- en Horecawet (Stcrt. 1967, 168).

Artikel 3.2

Artikel 41, eerste lid, van de Alcoholwet bevat een tweedeling inzake het toezicht op de naleving van de bepalingen uit die wet: er zijn ambtenaren die zijn aangewezen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en er zijn ambtenaren die zijn aangewezen door de burgemeester. In artikel 41, tweede lid, van de Alcoholwet is bepaald dat de taakverdeling tussen de met het toezicht belaste ambtenaren in een ministeriële regeling wordt vastgelegd. De taakverdeling is geregeld door in artikel 3.2 van deze regeling een verwijzing op te nemen naar de artikelen 44a en 44aa van de Alcoholwet.

Dit betekent dat de ambtenaren van de NVWA belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 2a, 14a, 20a, tweede en derde lid, 25, derde lid, en de artikelen 20, eerste tot en met derde lid, en 24, derde lid, gepleegd in of op de in artikel 1, derde lid, onder a, b en c, van de Alcoholwet genoemde vervoermiddelen, legerplaatsen en lokaliteiten, die aan het militair gezag onderworpen zijn, en op luchtvaartterreinen gelegen winkels.

De ambtenaren die zijn aangewezen door de burgemeester zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4, 9, derde, vierde en vijfde lid, 12 tot en met 19, 20, eerste tot en met derde lid, 22, eerste en tweede lid, 24, 25, behoudens het derde lid, 25a tot en met 25d, 25g, 29, derde lid, 35, tweede en vierde lid, en 38 van de Alcoholwet. Deze artikelen zijn genoemd in artikel 44a van de Alcoholwet. De ambtenaren aangewezen door de burgemeester worden ook belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25e en 25f van de Alcoholwet. Bij omissie zijn deze artikelen (nog) niet opgenomen in artikel 44a van de Alcoholwet. De burgemeester is dus niet bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete, maar kan wel toezichthouders aanwijzen.

Artikel 3.2 was eerder opgenomen in de Regeling toezichthoudende ambtenaren Drank- en Horecawet. Hierin was ook opgenomen dat de door de Minister en door de burgemeester aangewezen ambtenaren toezicht konden houden op de naleving van artikel 45 de Drank- en Horecawet: het alcoholverbod voor minderjarigen op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Dit is een strafrechtelijke bepaling en zal daarom, samen met het nieuwe artikel 45a van de Alcoholwet (het verbod op wederverstrekking), worden opgenomen in domein I van de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar. De door de burgemeester aangewezen ambtenaren zijn op grond van een aanwijzing door de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering tevens buitengewoon opsporingsambtenaar (zie hierna onder artikel 3.3). Hierdoor kunnen zij ook strafrechtelijk optreden tegen onder meer overtreding van de artikelen 45 en 45a van de Alcoholwet. Die bevoegdheid komt uiteraard ook toe aan politieambtenaren.

Voor het grootste deel zal het toezicht worden uitgeoefend door de lokale toezichthouders die zijn aangewezen door de burgemeester van een gemeente. De toezichtstaken die niet te herleiden zijn tot een bepaalde gemeente worden uitgevoerd door de landelijke toezichthouders die zijn aangewezen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarbij wordt gedacht aan het toezicht op de prijsacties met alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse, de naleving van de leeftijdsgrens bij verkoop op afstand van alcoholhoudende drank en op de naleving van enkele specifieke regels rond het verstrekken van alcoholhoudende drank in het personenvervoer (treinen, cruiseschepen, vliegtuigen), op legerplaatsen en in taxfree shops op luchthavens.

De artikelen 3.2 tot en met 3.4 waren voorheen neergelegd in de Regeling toezichthoudende ambtenaren Drank- en Horecawet en worden overgenomen in deze regeling. De Regeling toezichthoudende ambtenaren Drank- en Horecawet wordt ingetrokken.

Artikel 3.3

De eisen die worden gesteld aan de door de burgemeester van een gemeente aangewezen ambtenaren zijn gebaseerd op de verwachte werkzaamheden en de daarbij behorende bevoegdheden.

De eis dat een door de burgemeester van een gemeente aangewezen ambtenaar het examen toezichthouder Alcoholwet met goed gevolg heeft afgelegd, komt voort uit de aard van de wet en de specifieke kennis die nodig is om op adequate en efficiënte manier het toezicht te kunnen uitvoeren.

Het volgen van een opleiding en het met goed gevolg afleggen van het examen toezichthouder Alcoholwet waarborgt dat de aangewezen ambtenaar voldoende kennis en inzicht heeft om doelgericht en doelmatig toezicht te kunnen houden op de bepalingen in de Alcoholwet en op de overige relevante bepalingen. In het bijzonder wordt daarbij aandacht geschonken aan het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrens die geldt bij het verstrekken van alcoholhoudende dranken. Daarnaast worden de aangewezen ambtenaren onderwezen in het adequaat opmaken van boeterapporten op grond waarvan de burgemeester een bestuurlijke boete kan opleggen.

Het examen wordt vastgesteld door examencommissie Drank- en Horecawet van de Stichting Exameninstelling Toezicht en Handhaving.

Aangezien de Alcoholwet ook strafrechtelijke bepalingen kent en in artikel 44a, derde lid, is bepaald dat onder bepaalde omstandigheden overtredingen niet met een bestuurlijke boete mogen worden afgedaan, moeten de door de burgemeester van een gemeente aangewezen ambtenaren ook als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn aangewezen om hun werk te kunnen uitvoeren. Dit is vastgelegd in artikel 3.3, onderdeel b.

Artikel 3.4

Artikel 3.4 bevat een overgangsregeling. Alle ambtenaren die reeds als aangewezen toezichthouder Alcoholwet (voorheen Drank- en Horecawet) werkzaam zijn, mogen hun werk voortzetten zonder examen af te leggen bij de Exameninstelling Toezicht en Handhaving.

Personen die in 2013 en 2014 geslaagd zijn voor het examen toezichthouder Drank- en Horecawet dat voldeed aan de eisen zoals vastgesteld door de examencommissie van de NVWA, maar nog niet zijn aangewezen als toezichthouder Alcoholwet, konden in 2015 als zodanig worden aangewezen zonder nogmaals examen af te leggen.

De artikelen 4.1 tot en met 4.6

Gelet op wijziging van de citeertitel van de Drank- en Horecawet in de Alcoholwet is aanpassing nodig van artikelen die verwijzen naar de Drank- en Horecawet. De artikelen 4.1 tot en met 4.5 strekken ertoe de nodige wijzigingen aan te brengen.

Artikel 4.6 herstelt verder een aantal verouderde verwijzingen naar de Drank- en Horecawet en voegt een aantal nieuwe verwijzingen naar de Alcoholwet toe in de bijlage bij de Regeling indicatieve vaststelling reikwijdte Dienstenwet. Ook wijzigt artikel 4.6 de verwijzingen in die bijlage naar het Besluit kennis en inzicht sociale hygiëne Drank- en Horecawet en het Besluit eisen inrichtingen Drank- en horecawet. De van toepassing zijnde artikelen uit het Besluit kennis en inzicht sociale hygiëne Drank- en Horecawet zijn overgeheveld naar de artikelen 4.1 en 4.2 van het Alcoholbesluit. Met de intrekking van het Besluit eisen inrichting Drank- en Horecawet is artikel 2 van dat besluit komen te vervallen, waardoor de verwijzing daarnaar dient komen te vervallen.

Artikel 5.1

Dit artikel regelt de intrekking van de Aanwijzing ambtenaren, belast met het toezicht op naleving van de Drank- en Horecawet (Stcrt. 1967, 168), de Regeling aanvraaggegevens en formulieren Drank- en Horecawet 2013 en de Regeling toezichthoudende ambtenaren Drank- en Horecawet. Om de onderwerpen ter uitvoering van de Alcoholwet zoveel mogelijk in één ministeriële regeling te regelen, is gekozen voor intrekking van voornoemde regelingen en overheveling daarvan in deze regeling. De Regeling bewijsstukken sociale hygiëne Drank- en Horecawet 2015 blijft voorlopig bestaan en zal worden ingetrokken als de Landelijke commissie sociale hygiëne wordt ingesteld.

Artikel 5.2

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van onderhavige regeling. De regeling zal, conform het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten, op 1 juli 2021 in werking treden.

Artikel 5.3

Dit artikel bevat de citeertitel van de onderhavige regeling: Alcoholregeling.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 337, nrs. 40 en 41.

X Noot
2

Kamerstukkken II 2020/21, 35 337, nr. 45

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 35 337, nr. 42.

X Noot
4

Kamerstukken II 2020/21, 35 337, nr. 44.

X Noot
5

Stb. 2018, 291.

Naar boven