Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 8 oktober 2020, nummer WBN 2020/5, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, het Besluit Naturalisatietoets, de Regeling naturalisatietoets Nederland, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap, de Circulaire optie/naturalisatieverzoeken in het buitenland;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 1.1.1 Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d komt te luiden:

Paragraaf 1.1.1. Historie

Situatie tot 1 januari 2013

Op 1 april 2003 is de naturalisatietoets geïntroduceerd voor de verzoeker die wil naturaliseren. Sinds 1 april 2007 geldt dat een verzoeker de naturalisatietoets heeft behaald, als hij het inburgeringsexamen als bedoeld in het toenmalige artikel 7, tweede lid van de Wet inburgering heeft behaald. In sommige gevallen kan de verzoeker in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) vrijstelling of ontheffing van de naturalisatietoets.

Situatie vanaf 1 januari 2013

Op 1 januari 2013 veranderde de inhoud van het inburgeringsexamen. Daarmee veranderde ook de inhoud van de naturalisatietoets. De examenonderdelen Elektronisch Praktijkexamen (EPE) en het decentraal praktijkexamen zijn komen te vervallen. Het examen bevat vanaf dat moment de volgende onderdelen: de vaardigheden lezen, luisteren, spreken en schrijven in de Nederlandse taal op niveau A2. Het onderdeel Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) bleef bestaan.

Verzoekers die op 1 januari 2013 al de nodige inspanningen hadden gedaan om zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen zoals dit in de Wet inburgering luidde op 31 december 2012 kregen tot 1 januari 2015 de tijd om dit inburgeringsexamen af te maken. Deze verzoekers konden er ook voor kiezen om het inburgeringsexamen, zoals dat in de Wet inburgering vanaf 1 januari 2013 luidde, af te leggen.

De gemeentelijke taken met betrekking tot de uitvoering van de Wet inburgering zijn op 1 januari 2013 overgegaan naar de toenmalige Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voert deze taken uit. Het gaat hier om handhaving van de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtige vreemdelingen die op of na 1 januari 2013 rechtmatig verblijf krijgen in Nederland. De gemeente bleef de handhaving verzorgen van inburgeringsplichtige vreemdelingen die voor 1 januari 2013 al rechtmatig verblijf hadden in Nederland.

Situatie vanaf 1 januari 2015

Op 1 januari 2015 veranderde de inhoud van het inburgeringsexamen. Daarmee veranderde ook de inhoud van de naturalisatietoets.

Aan het inburgeringsexamen is aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving op 1 januari 2015 het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt toegevoegd. Voor meer toelichting op dit examenonderdeel, zie Stb. 2014, 404.

Voor vrijstelling van het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt zie paragraaf 2.2.3.

Situatie vanaf 1 oktober 2017

Op 1 oktober 2017 veranderde de inhoud van het inburgeringsexamen. Daarmee veranderde ook de inhoud van de naturalisatietoets.

Aan het inburgeringsexamen is op 1 oktober 2017 het examenonderdeel participatieverklaringstraject toegevoegd. Door middel van het participatieverklaringstraject maken inburgeringsplichtigen (vreemdelingen op wie de Wet inburgering van toepassing is) nader kennis met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving. Voor meer toelichting op dit examenonderdeel, zie Stcrt. 2017, 55853.

Voor vrijstelling van het onderdeel participatieverklaringstraject zie paragraaf 2.2.3.

Situatie vanaf 1 juli 2018

Per 1 juli 2018 is de Regeling naturalisatietoets Nederland gewijzigd. In de Regeling zijn wijzigingen opgenomen met betrekking tot de examenpogingen, die een verzoeker moet hebben gedaan als bewijs dat hij aantoonbaar voldoende inspanningen heeft verricht om het inburgeringsexamen te halen. Ook is opgenomen dat een alfabetiseringscursus mee kan tellen bij het aantal benodigde uren dat een verzoeker moet hebben deelgenomen aan een inburgeringscursus. Deze wijzigingen worden verder toegelicht in paragraaf 2.3.4.

Situatie vanaf 28 mei 2019

Per 28 mei 2019 is de Regeling naturalisatietoets Nederland gewijzigd. In artikel 4, achtste lid, onder c, Regeling naturalisatietoets Nederland is een gedeeltelijke vrijstelling opgenomen, voor het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (zie verder paragraaf 2.2.1 bij de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d RWN).

Situatie vanaf 1 oktober 2020

Per 1 oktober 2020 is de Regeling naturalisatietoets Nederland gewijzigd. In artikel 4, achtste lid, onder c,Regeling naturalisatietoets Nederland is een gedeeltelijke vrijstelling opgenomen, voor het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (zie verder paragraaf 2.2.3 bij de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN).

B

Paragraaf 2.2.3 Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d komt te luiden:

Paragraaf 2.2.3. Gedeeltelijke vrijstelling

De verzoeker kan een beroep doen op de gedeeltelijke vrijstellingsgronden als genoemd in artikel 4 van de Regeling naturalisatietoets Nederland. Als de verzoeker voor gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen in aanmerking wil komen moet hij het volgende overleggen dan wel aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 1. Certificaat Oudkomers (vrijstelling van vier taalvaardigheden)

    De verzoeker is vrijgesteld van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid als hij de volgende documenten overlegt:

    • het certificaat oudkomers (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

    • de bijbehorende verklaring van de onderwijsinstelling.

    In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen.

    Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

    • het certificaat oudkomers (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

    • de bijbehorende verklaring van de onderwijsinstelling; en

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNS.

  • 2. Certificaat Naturalisatietoets (deel I), zoals die luidde tot 1 april 2007)

    De verzoeker is vrijgesteld van het onderdeel Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) als hij de volgende documenten overlegt:

    • het certificaat Naturalisatietoets waaruit blijkt dat deel I is behaald;

    In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel de onderdelen ten aanzien van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal met goed gevolg hebben afgelegd.

    Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

    • het certificaat Naturalisatietoets waaruit blijkt dat deel I is behaald; en

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen zoals dat in de Wet inburgering vanaf 1 januari 2013 luidde; of

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen zoals dit in de Wet inburgering luidde op 31 december 2012 (alle taalonderdelen ten minste op niveau A2).

  • 3. Certificaat Inburgering Nieuwkomers (WIN-certificaat), maatschappij oriëntatie

    De verzoeker is vrijgesteld van het onderdeel Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) als hij de volgende documenten overlegt:

    • het WIN-certificaat met voldoende niveau voor maatschappij oriëntatie KSE-niveau 2 (tot 1 september 2001 ten minste 85%, na 31 augustus 2001 ten minste 80%) met de bijbehorende ROC-verklaring. De datum van deze verklaring is bepalend voor de vaststelling van het percentage.

    In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel de onderdelen ten aanzien van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal

    Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

    • het WIN-certificaat met voldoende niveau voor maatschappij oriëntatie KSE-niveau 2;

    • de bijbehorende ROC-verklaring; en

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen zoals dat in de Wet inburgering vanaf 1 januari 2013 luidde; of

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen zoals dit in de Wet inburgering luidde op 31 december 2012 (alle taalonderdelen ten minste op niveau A2).

  • 4. Certificaat Inburgering Nieuwkomers (WIN-certificaat), taalonderdelen

    De verzoeker is vrijgesteld van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid als hij de volgende documenten overlegt:

    • het WIN-certificaat (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

    • de bijbehorende ROC-verklaring.

    In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen.

    Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

    • het WIN-certificaat (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

    • de bijbehorende ROC-verklaring; en

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNS.

  • 5. Verklaring Educatie van het ROC, taalonderdelen

    De verzoeker is vrijgesteld van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid als hij het volgende document overlegt:

    • een Verklaring Educatie ROC (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2).

    In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen.

    Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

    • de verklaring educatie van het ROC (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNS.

    Verklaringen die zijn afgegeven zonder dat de deelnemers zijn getoetst, Deze verklaringen worden veelal ‘bewijzen van deelname’ genoemd.

    Bij twijfel of het document tot vrijstelling leidt, kan de burgemeester in eerste instantie de eventueel beschikbare eigen registratie van afgegeven Verklaringen educatie raadplegen, of DUO raadplegen. DUO geeft een advies af op basis van de modelverklaringen die door de ROC’s aan DUO zijn geleverd en die zijn opgenomen in het door DUO beheerde modellenboek. De burgemeester verwijst een verzoeker die niet over een origineel document beschikt, of een document toont dat niet alle benodigde gegevens ter beoordeling bevat, naar het ROC dat de verklaring heeft afgegeven, om een document te verkrijgen dat aan de gestelde eisen voldoet.

    De verklaring moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:

    • a. de naam van het document;

    • b. de naam en handtekening van de verantwoordelijke van het ROC;

    • c. de echtheidskenmerken, zoals een logo of een stempel, van het ROC;

    • d. de naam en geboortedatum van de deelnemer aan het NT2-taaltraject die overeenkomen met de naam en geboortedatum zoals vermeld op zijn identiteitsdocument;

    • e. de behaalde taalniveaus uitgesplitst naar de vier taalvaardigheden Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken (alle taalonderdelen ten minste niveau 2);

    • f. de datum waarop de toetsresultaten zijn behaald.

    Ad a.

    De meeste ROC’s noemen de Verklaring educatie een ‘schoolverklaring’, ‘certificaat’ of ‘diploma’. Daarnaast komen benamingen voor als ‘niveauoverzicht NT2’ of ‘scorelijst NT2’, ‘(toets)rapport’, ‘verklaring leerresultaten’, of ‘verklaring Trajecttoets/NIVOR-toets’.

    Ad f.

    Alleen als alle toetsonderdelen voor 1 januari 2007 zijn behaald kan er gedeeltelijke vrijstelling worden verleend.

  • 6. Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CNaVT)

    De verzoeker is vrijgesteld van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) als hij één van de volgende documenten overlegt:

    • 1. het Certificaat Maatschappelijk Informeel (ERK-niveau A2, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid);

    • 2. het Certificaat Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen niveau A2 (dit certificaat wordt sinds 2016 niet meer verstrekt);

    • 3. het Certificaat Maatschappelijk Formeel (ERK-niveau B1, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Maatschappelijke Taalvaardigheid);

    • 4. het Certificaat Zakelijk Professioneel (ERK-niveau B2, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Professionele Taalvaardigheid);

    • 5. het Certificaat Educatief Startbekwaam (ERK-niveau B2, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs);

    • 6. het Certificaat Educatief Professioneel (ERK-niveau C1, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Academische Taalvaardigheid).

    In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen.

    Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

    • één van de hiervoor genoemde certificaten Nederlands als Vreemde taal; en

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNS;

    • het participatieverklaringstraject (alleen van toepassing op een inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker, van wie de inburgeringsplicht is gestart op of na 1 oktober 2017).

  • 7. Onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (artikel 4, lid 8, Regeling naturalisatietoets Nederland)

    Van het afleggen van het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt is vrijgesteld:

    • a. de verzoeker die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt;

    • b. de verzoeker die zich voor 1 januari 2015 bij DUO heeft aangemeld voor de naturalisatietoets of een onderdeel van die toets en van wie DUO voor 1 februari 2015 het verschuldigde examengeld heeft ontvangen;

    • c. de verzoeker die in een periode van twaalf maanden voorafgaande aan het verzoek tot vrijstelling:

      • in tenminste zes maanden minimaal 48 uur per maand werkzaamheden in loondienst heeft verricht (geldig vanaf 28 mei 2019);

      • winst uit onderneming, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, had die ten minste gelijk was aan (L / 40) * 48 * 6, waarbij L staat voor het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet (geldig vanaf 1 oktober 2020); of

      • in ten minste zes maanden bijstand ontving op grond van artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (geldig vanaf 1 oktober 2020).

    De onder 2° vermelde rekentool is gebaseerd op het gewijzigde artikel 2.4a Besluit inburgering. Deze wijziging en rekentool is verwerkt in artikel 4, achtste lid, onder c, RNT. In deze formule is de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag als uitgangspunt genomen. De letter L staat voor WML-weekloon. Het getal 40 staat voor een werkweek van 40-uur; het getal 48 voor het aantal uren per maand en het getal 6 voor het aantal maanden.

    In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel de overige onderdelen van het inburgeringsexamen met goed gevolg afleggen (mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal, Kennis van de Nederlandse maatschappij en het participatieverklaringstraject).

    Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen zoals dat in de Wet inburgering vanaf 1 januari 2013 luidde; of

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen zoals dit in de Wet inburgering luidde op 31 december 2012 (alle taalonderdelen ten minste op niveau A2); en

    • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNM;

    • het participatieverklaringstraject (alleen van toepassing op een inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker, van wie de inburgeringsplicht is gestart op of na 1 oktober 2017).

    Ad a:

    De leeftijd van de naturalisatieverzoeker op de datum van de beslissing op het naturalisatieverzoek is bepalend voor het zijn vrijgesteld of niet. Op het moment van indiening van het naturalisatieverzoek hoeft de verzoeker dus nog niet pensioengerechtigd te zijn.

    Ad b:

    Om in aanmerking te komen hiervoor moet de verzoeker:

    • i. zich voor 1 januari 2015 hebben aangemeld voor het hele examen of een onderdeel daarvan; en

    • ii. moet DUO voor 1 februari 2015 het verschuldigde examengeld hebben ontvangen.

    Voorbeeld van ii:

    De Japanse Sonia woont sinds 2004 in Nederland en heeft sindsdien een reguliere verblijfsvergunning met de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. Zij is niet inburgeringsplichtig en valt dus niet onder de Wet inburgering. Om te naturaliseren moet zij het inburgeringsexamen/naturalisatietoets halen. In 2008 heeft zij de toenmalige Toets Gesproken Nederlands gedaan. Die heeft zij toen niet gehaald. Als zij zich in 2015 weer aanmeldt voor het inburgeringsexamen, heeft zij niet de verplichting om het onderdeel ‘oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ af te leggen. Haar aanmelding in 2015 wordt gezien als voortzetting van het examen waaraan zij in 2008 is begonnen.

    Ad c:

    Het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ is een verplicht onderdeel van de naturalisatietoets. Een verzoeker, die niet voldoet aan de voorwaarden voor dit onderdeel (en ook niet voldoet aan een van de deelvrijstellingen onder a of b) heeft van DUO geen inburgeringsdiploma ontvangen.

    DUO toetst vanaf 28 mei 2019 of een verzoeker in aanmerking komt voor een vrijstelling voor het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ op grond van subonderdeel c 1°. Vanaf 1 oktober 2020 toetst DUO ook of een verzoeker in aanmerking komt voor een vrijstelling voor het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ op grond van subonderdeel c 2° en 3°. Indien dit het geval is ontvangt de verzoeker een inburgeringsdiploma, als hij aan de overige voorwaarden voor het inburgeringsexamen voldoet.

    Indien een verzoeker bij de burgemeester of bij de IND aangeeft dat hij in aanmerking komt voor vrijstelling van het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’, dan wordt de verzoeker doorverwezen naar DUO. Door DUO wordt dan getoetst of de verzoeker in aanmerking komt voor de deelvrijstelling en of verzoeker in het bezit gesteld kan worden van een inburgeringsdiploma.

  • 8. Onderdeel participatieverklaringstraject

    Van het afleggen van het onderdeel participatieverklaringstraject is vrijgesteld:

    • a. de niet-inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker. In het kader van de naturalisatieprocedure overlegt de verzoeker het inburgeringsdiploma of het daarmee gelijkgestelde diploma of de stukken waaruit een gedeeltelijke vrijstelling blijkt aangevuld met de andere noodzakelijke stukken (zie de nrs. 1-6).

    • b. de inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker, van wie de inburgeringsplicht uiterlijk is gestart op 30 september 2017. Deze verzoeker heeft op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, Besluit Naturalisatietoets, de naturalisatietoets behaald, als hij het inburgeringsexamen met goed gevolg heeft afgelegd. Deze verzoeker zal een inburgeringsexamen hebben behaald zonder het onderdeel participatieverklaringstraject, dat immers is ingevoerd voor personen van wie de inburgeringsplicht op of na 1 oktober 2017 is gestart. In het kader van de naturalisatieprocedure overlegt de verzoeker het inburgeringsdiploma of daarmee gelijkgestelde diploma of de stukken waaruit een gedeeltelijke vrijstelling blijkt aangevuld met de andere noodzakelijke stukken (zie de nrs. 1-6).

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2020.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 oktober 2020

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W. Beaujean directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Algemeen

In de Regeling naturalisatietoets Nederland is een vrijstelling van het examenonderdeel ‘oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ toegevoegd voor in het Europese deel van Nederland woonachtige vreemdelingen die verzoeken om verlening van het Nederlanderschap en als zelfstandige ondernemer arbeid verrichten dan wel recentelijk als zelfstandig ondernemer arbeid hebben verricht.

De reden van deze vrijstelling is dat die vreemdeling op grond van dat werk voldoende op de hoogte is van de Nederlandse arbeidsmarkt. In dat geval is het niet nodig dat de aanvrager om verlening van het Nederlanderschap aantoont zelfstandig op de Nederlandse arbeidsmarkt te kunnen functioneren door een examen of een verplichte deelname aan een cursus ‘oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’. De Handleiding op de toepassing van de RWN is hierop aangepast. De implementatietermijn is korter dan drie maanden vanwege de inwerkingtreding per 1 oktober 2020 van het aangepaste Besluit inburgering (Stb. 2020-330) en de aangepaste Regeling naturalisatietoets Nederland (Stcrt. 2020 nr. 52659).

Artikelsgewijs

A

In paragraaf 1 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN is in het kader van het historisch overzicht van wijzigingen in de hogere regelgeving, een tekst toegevoegd over de wijzigingen in de Regeling naturalisatietoets Nederland.

B

In paragraaf 2.2.3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c onder 2° en 3° RWN is uitgewerkt in welk geval een verzoeker, die arbeid als zelfstandige verricht of verricht heeft, is vrijgesteld van het onderdeel van de naturalisatietoets ‘oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.W. Beaujean directeur-generaal Migratie

Naar boven