Besluit van 16 oktober 2014 tot wijziging van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van een praktijkexamen ten behoeve van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 juli 2014, nr. 2014-0000094121, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie;

Gelet op de artikelen 5, derde lid, 7, vierde lid, en 47, derde lid, van de Wet inburgering en de artikelen 16, tweede lid, 16a, tweede lid, 21, zesde lid, 34, tweede lid, en 45b, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 augustus 2014, nr. W12.14.0219/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid van 14 oktober 2014, nr. 2014-0000150146, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «beroepsonderwijs of leerlingwezen» vervangen door: of middelbaar beroepsonderwijs vanaf niveau 2.

2. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met l tot de onderdelen c tot en met k.

B

Artikel 2.10 komt te luiden:

Artikel 2.10

  • 1. De inburgeringsplichtige verwerft kennis van de Nederlandse samenleving op het niveau van de bij regeling van Onze Minister vast te stellen eindtermen met betrekking tot de volgende onderdelen:

    • a. kennis van de Nederlandse maatschappij;

    • b. oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

  • 2. Van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde te verwerven kennis is vrijgesteld de persoon die inburgeringsplichtig is geworden voor 1 januari 2015.

C

Artikel 3.9 komt te luiden:

Artikel 3.9

  • 1. Het inburgeringsexamen bestaat voor wat betreft de examinering van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, uit de volgende onderdelen:

    • a. leesvaardigheid;

    • b. luistervaardigheid;

    • c. schrijfvaardigheid;

    • d. spreekvaardigheid.

  • 2. Het inburgeringsexamen bestaat voor wat betreft de examinering van de kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, uit de volgende onderdelen:

    • a. kennis van de Nederlandse maatschappij;

    • b. oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de onderdelen van het inburgeringsexamen, genoemd in het eerste en tweede lid.

D

Na artikel 3.9 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.9a

  • 1. De onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid en spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen worden afgelegd door middel van een door Onze Minister beheerd geautomatiseerd systeem.

  • 2. Het onderdeel schrijfvaardigheid van het inburgeringsexamen wordt schriftelijk afgelegd.

  • 3. Het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving van het inburgeringsexamen wordt voor wat betreft het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt afgelegd door middel van een praktijkexamen en voor wat betreft het onderwerp kennis van de Nederlandse maatschappij door middel van een door Onze Minister beheerd geautomatiseerd systeem.

  • 4. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze van examineren.

Artikel 3.9b

  • 1. De resultaten van de onderdelen leesvaardigheid en luistervaardigheid van het inburgeringsexamen worden beoordeeld door Onze Minister door middel van het geautomatiseerde systeem, bedoeld in artikel 3.9a, eerste lid. Het onderdeel spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen wordt voor een deel beoordeeld door middel van het geautomatiseerde systeem, bedoeld in artikel 3.9a, eerste lid, en voor het overige deel door de door Onze Minister aan te wijzen beoordelaars.

  • 2. Het onderdeel schrijfvaardigheid wordt beoordeeld door de door Onze Minister aan te wijzen beoordelaars.

  • 3. Het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9a, derde lid, wordt voor wat betreft het onderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij door middel van een geautomatiseerd systeem beoordeeld en het praktijkexamen van het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt door examinatoren beoordeeld.

  • 4. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de beoordeling van het examen.

E

In artikel 3.13, onderdeel c, wordt «examinatoren» vervangen door: examinatoren en beoordelaars.

F

Aan artikel 6.2, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. de door Onze Minister aangewezen organisaties die belast zijn met de uitvoering van een internationale diplomawaardering of een indicatie van het onderwijsniveau van een betrokkene ter ondersteuning van de in artikel 2.10, eerste lid, onderdeel b, bedoelde oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

G

In artikel 7.5, eerste lid, artikel 7.6, eerste lid, artikel 7.13 en artikel 7.15, eerste lid, wordt «artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, zoals dit luidde op 31 december 2014.

H

In Hoofdstuk 9 wordt na het opschrift «Afdeling 1. Overgangsbepalingen» een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.1

Vrijgesteld van de inburgeringsplicht is degene die voor 1 januari 2015 inburgeringsplichtig is geworden en

  • a. beschikt over een diploma staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of

  • b. in aanmerking zou zijn gekomen voor een vrijstelling van de inburgeringsplicht op grond van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, zoals dit onderdeel luidde op 31 december 2014.

I

De bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder de gegevens die betrekking hebben op de administratieve verwerking door Onze Minister van de in de onderdelen a en e bedoelde personen wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • t. factuurgegevens ten behoeve van Onze Minister betreffende de kosten voor een internationale diplomawaardering of indicatie van het onderwijsniveau in het kader van de in artikel 2.10, eerste lid, onderdeel b, bedoelde oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

2. Onder de gegevens die betrekking hebben op de administratieve verwerking door Onze Minister van de in de onderdeel b bedoelde personen wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. factuurgegevens ten behoeve van Onze Minister betreffende de kosten voor een internationale diplomawaardering of indicatie van het onderwijsniveau in het kader van de in artikel 2.10, eerste lid, onderdeel b, bedoelde oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

ARTIKEL II

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.16, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde lid.

B

In artikel 3.80a, tweede lid, onderdeel c, en artikel 3.96a, tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met l» vervangen door: artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met k.

C

In artikel 3.98b, eerste lid, komt onderdeel a te luiden:

  • a. niet overeenkomstig door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te stellen regels de aan het basisexamen verbonden kosten heeft voldaan dan wel via een ander heeft zorg gedragen voor het voldoen van die kosten, of.

D

In artikel 3.98c, derde lid, wordt voor de punt aan het slot toegevoegd: , met uitzondering van het onderdeel spreekvaardigheid, dat wordt beoordeeld door beoordelaars.

E

In artikel 3.107a, tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met l» vervangen door: artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met k.

F

Na het opschrift van Hoofdstuk 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.1

Artikel 3.107a, tweede lid, onderdeel c, zoals dat luidde op 31 december 2014, blijft van overeenkomstige toepassing op aanvragen als bedoeld in artikel 3.107a, eerste lid, die zijn gediend voor 1 januari 2015.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I, onderdelen B, C, D, E en I, en artikel II, onderdeel D, treden in werking met ingang van 1 november 2014.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, F, G en H, en artikel II, onderdelen A, B, C, E en F, treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 16 oktober 2014

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de eenendertigste oktober 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Om een verblijfsrecht voor een niet-tijdelijk doel te verkrijgen moeten inburgeringsplichtige vreemdelingen voor hun vertrek naar Nederland het basisexamen inburgering buitenland afleggen. Dit examen toetst op een basisniveau zowel de taalvaardigheid (A1) als de kennis van de Nederlandse samenleving. De bepalingen hierover zijn neergelegd in de Vreemdelingenwet en lagere regelgeving.

Na toelating in Nederland moeten de inburgeringsplichtige vreemdelingen het inburgeringsexamen afleggen. Dit toetst op een hoger niveau de taalvaardigheid (A2) en de kennis van de Nederlandse samenleving. De bepalingen hierover zijn neergelegd in de Wet inburgering en lagere regelgeving.

Deze wijziging van het Besluit inburgering en van het Vreemdelingenbesluit is nodig vanwege enkele aanpassingen in het inburgeringsexamen in Nederland en het basisexamen inburgering in het buitenland.

Aan het inburgeringsexamen in Nederland is als onderdeel van kennis van de Nederlandse samenleving vanaf 1 januari 2015 oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt toegevoegd. Dit is een uitwerking van de aankondiging in het regeerakkoord1 dat er een aanscherping van de inburgering zal plaatsvinden. Oriëntatie op de arbeidsmarkt dient ertoe de start op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken door de inburgeraar in een vroegtijdig stadium, dat wil zeggen in de periode van voorbereiding op het inburgeringsexamen, te laten kennismaken met de Nederlandse arbeidsmarkt en stappen te laten zetten die leiden tot het zo snel mogelijk, maar ook duurzaam, verwerven van een plek op de arbeidsmarkt. In de Regeling inburgering zal worden geregeld dat het nieuwe examenonderdeel bestaat uit het maken van een portfolio dat wordt beoordeeld door examinatoren. Op basis van het portfolio wordt vervolgens een eindgesprek gevoerd met een panel van examinatoren.

Het examenonderdeel voorziet in een aantal concrete opdrachten zoals het opstellen van een CV en een sollicitatiebrief. Het examenonderdeel voorziet ook in het in beeld brengen van de individuele potenties op langere termijn, weten wat er op de arbeidsmarkt te koop is en een loopbaanplanning te maken. Naar schatting neemt de voorbereiding van dit onderdeel gemiddeld 14 keer 4 uur (totaal 56 uur) in beslag. De benodigde inzet is afhankelijk van het individuele geval: het aantal uren kan kleiner zijn naarmate de voorkennis van de betrokkene groter is.

Het nieuwe examenonderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt is niet toegevoegd aan het inburgeringsexamen in het buitenland en is dan ook geen eis voor de eerste toelating van de vreemdeling.

Naast deze toevoeging worden enkele examenonderdelen per 1 november 2014 aangepast. In het inburgeringsexamen in Nederland betreft dit alleen het onderdeel spreekvaardigheid. In het basisexamen inburgering in het buitenland worden de onderdelen spreekvaardigheid, leesvaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving (KNS) buitenland aangepast. De aanleiding hiervoor is dat er een aanbesteding heeft plaatsgevonden omdat het huidige contract met de leverancier op 31 oktober 2014 eindigt. Inhoudelijk veranderen deze examenonderdelen niet, de eindtermen blijven hetzelfde.

De wijziging in dit besluit betreft de wijze van examinering en beoordeling van het onderdeel spreekvaardigheid. Het spreekvaardigheidsexamen krijgt een andere vorm van afname en vervangt daarmee de huidige Toets Gesproken Nederlands (TGN). De beoordeling van dit onderdeel vindt deels door de computer en deels door mensen plaats. Daarnaast worden in het onderdeel KNS een aantal items aangepast.

Door deze vernieuwingen wordt nog steviger gewaarborgd dat de inburgeraars de taalvaardigheden en kennis verwerven die nodig zijn om deel te nemen aan de Nederlandse samenleving.

Proportionaliteit van het examenonderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt

Het examenonderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt is relevant voor de verwerving van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Een van de vereisten daarvoor is dat de vreemdeling het inburgeringsexamen op grond van de Wet inburgering moet hebben behaald. Dit is een invulling van de integratievoorwaarden uit artikel 5, tweede lid, van de Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2014, L 16), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 (PbEU 2011, L 132). Op grond van dat artikel kunnen de lidstaten van onderdanen van derde landen verlangen dat zij overeenkomstig het nationale recht aan integratievoorwaarden voldoen. De toekenning van de status van EU-langdurig ingezetene komt als regel pas aan de orde na verloop van ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland, zodat het nieuwe examenonderdeel als regel geen beletsel vormt voor de toekenning van de status van EU-langdurig ingezetene.

Ook artikel 7, tweede lid, eerste zin, van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging bevat de bepaling dat lidstaten van onderdanen van derde landen kunnen verlangen dat zij voldoen aan nationale integratievoorwaarden. Uit het arrest van het Hof van Justitie in de Zaak Dogan2 blijkt dat het Hof bijzondere waarde hecht aan de proportionaliteit van inburgeringsvoorwaarden. Om die reden zal de proportionaliteit van het nieuwe examenonderdeel en de daaraan verbonden kosten hieronder worden toegelicht.

Voor nieuwkomers is van groot belang dat zij in een zo vroeg mogelijk stadium deelnemen aan de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarmee wordt niet alleen bereikt dat betrokkene in staat is zichzelf financieel te redden, en minder snel een beroep op een uitkering hoeft te doen, maar ook wordt bereikt dat de betrokken persoon sneller integreert in de Nederlandse samenleving. In het licht van een goede en snelle startperiode op de arbeidsmarkt en de noodzaak hiervoor een zekere inzet te verlangen, is het verantwoord om voor de verwerving van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen het onderdeel op te nemen in het examenprogramma. Zoals aangegeven is de benodigde inzet daarbij afhankelijk van het individuele geval. De gemiddelde inzet voor het inburgeringsexamen als geheel wordt geschat op 500 uur. Ter illustratie zij gewezen op de ontheffingsmogelijkheid van de inburgeringsplicht bij aantoonbaar geleverde inspanningen. Op grond van artikel 2.4b van de Regeling inburgering is dit mogelijk bij ten minste 600 uur deelname aan een inburgeringscursus. De gemiddelde extra inzet van gemiddeld 56 uur is daarbij geen onevenredige verzwaring van de inburgeringsvoorwaarden als geheel.

De extra kosten van het inburgeringsexamen in verband met het onderdeel «oriëntatie» op de arbeidsmarkt» zijn op 100 euro vastgesteld. Dit wordt vastgelegd in de Regeling inburgering. Dit bedrag is echter niet kostendekkend.

Een panel van examinatoren beoordeelt de portfolio van de inburgeraar, voert een eindgesprek en geeft een beoordeling. De kosten hiervan worden geschat op 250 a 300 euro. Gezien de hoogte van dit bedrag, de beperkte financiële draagkracht van veel nieuwkomers en het belang voor de Nederlandse samenleving worden deze kosten slechts gedeeltelijk doorberekend. Daarnaast is het in dit onderdeel mogelijk een diploma te laten waarderen. Daarvoor worden geen extra kosten in rekening gebracht. Als daar gebruik van wordt gemaakt zijn de werkelijke kosten dus nog hoger. De kosten van de overige onderdelen van het inburgeringsexamen bedragen 250 euro. Gelet op de werkelijke kosten van het inburgeringsexamen en het voordeel dat de inburgeraar heeft van de kennis van de Nederlandse taal en maatschappij is ook het totale bedrag van 350 euro proportioneel.

De extra voorbereidingstijd van gemiddeld 56 uur en de extra aan het examen verbonden kosten van 100 euro staan in een redelijke verhouding tot de voordelen voor de betrokken persoon en de samenleving als geheel. De toevoeging van het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt is in dat licht proportioneel en ook in overeenstemming met de hiervoor genoemde Europese richtlijnen te achten.

Voor een verdere toelichting en een toelichting op de overige wijzigingen zij verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting.

2. Artikelgewijs

Artikel I, onderdelen A en G, en artikel II, onderdelen B, E en F

In hoofdstuk 7 van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 worden op enkele plaatsen de verwijzingen naar onderdelen van artikel 2.3, eerste lid, van het Besluit inburgering aangepast.

De vrijstelling van de inburgeringsplicht, genoemd in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering die betrekking had op het diploma staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II (NT2)3, vervalt. Alleen kennis van de taal is voor de huidige inburgeringsplichtigen (nieuwkomers) niet voldoende om te kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving. Daarom vindt de regering het nodig dat degenen die dat diploma hebben behaald ook het onderdeel «kennis van de Nederlandse samenleving» van het inburgeringsexamen behalen (inclusief het nieuwe onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt).Om dit te realiseren zal in artikel 2.2d van de Regeling inburgering worden toegevoegd dat een diploma Nederlands als tweede taal I of II leidt tot een gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen, namelijk alleen voor de onderdelen met betrekking tot de vier taalvaardigheden. De periode na inwerkingtreding van deze bepaling zullen de effecten van deze wijziging gemonitord worden. Daarbij zal niet alleen naar de resultaten gekeken worden die NT2 gediplomeerden halen voor de onderdelen kennis van de Nederlandse maatschappij en oriëntatie op de arbeidsmarkt. Ook zal onderzocht worden of de NT2 gediplomeerden toegevoegde waarde zien in het afleggen van deze onderdelen voor hun inburgering in Nederland. Indien uit de monitor blijkt dat er geen sprake is van toegevoegde waarde van de onderdelen kennis van de Nederlandse samenleving en oriëntatie op de arbeidsmarkt in relatie tot wat er nu al wordt geëxamineerd in het kader van de Staatsexamens NT2, zal de voornoemde maatregel worden herbezien.

Deze wijziging geldt niet voor degenen die inburgeringsplichtig zijn geworden vóór 1 januari 2015. Deze zijn ook na 1 januari 2015 met een na die datum te behalen diploma Nederlands als tweede taal I of II vrijgesteld van de inburgeringsplicht. In artikel 9.1 wordt een daartoe strekkende overgangsbepaling opgenomen.

Verder is de formulering van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, geactualiseerd en wordt voor de vrijstelling voor middelbaar beroepsonderwijs ten minste niveau 2 vereist. De instroom tot middelbaar beroepsonderwijs (mbo) op niveau 1 (vanaf 1 augustus 2014 de entreeopleiding) is drempelloos. Dat betekent dat iedereen toelaatbaar is, dus ook mensen die de Nederlandse taal onvoldoende spreken.

De mbo niveau 1 opleiding of vanaf 1 augustus 2014 de entreeopleiding geeft jongeren een nieuwe kans om zich voor te bereiden op een plek op de arbeidsmarkt. De deelnemers aan deze opleiding beheersen over het algemeen geen taalniveau 2F4 (dit is vergelijkbaar met niveau A2). De duur van de opleiding is 0,5 tot 1 jaar. Dit diploma is geen startkwalificatie. Om deze redenen geeft het diploma dan ook geen vrijstelling voor de inburgering. De mbo opleidingen vanaf niveau 2 geven wel vrijstelling omdat het taalniveau 2F is en het diploma een startkwalificatie is.

In het Vreemdelingenbesluit 2000 is in het nieuwe artikel 9.1 een overgangsbepaling opgenomen met betrekking tot de wijziging van artikel 3.107a, die erin voorziet dat het moment van aanvraag van de verblijfsvergunning bepalend is (vóór 1 januari 2015) voor de toepasselijkheid van de vervallen vrijstelling van de inburgeringsplicht voor het diploma Nederlands als tweede taal I of II. Voor de wijziging van de artikelen 3.80a en 3.96a geldt de standaard-overgangsbepaling van artikel 3.103 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (eerbiedigende werking). Omdat die bepaling niet van toepassing is op aanvragen van verblijfsvergunningen, bedoeld in artikel 3.107a, is voor dergelijke aanvragen een afzonderlijk artikel met eerbiedigend overgangsrecht opgenomen.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 2.10 van het Besluit inburgering wordt bij kennis van de Nederlandse samenleving een onderscheid aangebracht in een onderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij en een onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dit laatste onderdeel zal – evenals de kennis van de Nederlandse maatschappij – verder worden vormgegeven in de eindtermen in de Regeling inburgering. Degenen die voor 1 januari 2015 inburgeringsplichtig zijn geworden, worden in het tweede lid vanuit het oogpunt van rechtszekerheid vrijgesteld van de nieuwe verplichting zich te oriënteren op de Nederlandse arbeidsmarkt. De vrijstelling geldt uiteraard niet voor de reeds bestaande verplichting om kennis van de Nederlandse maatschappij te verwerven.

Artikel I, onderdeel C

In artikel 3.9 van het Besluit inburgering worden de examenonderdelen en de beoordeling daarvan geregeld.

In het nieuwe eerste en tweede lid worden de onderdelen van het inburgeringsexamen geregeld. Daarbij wordt – evenals in artikel 7, eerste lid, van de wet – onderscheid gemaakt tussen examenonderdelen met betrekking tot de taalvaardigheden en examenonderdelen met betrekking tot de kennis van de Nederlandse samenleving. Nieuw is dat voor de examinering van de kennis van de Nederlandse samenleving ook een examenonderdeel wordt geïntroduceerd met betrekking tot oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (zie ook de toelichting bij artikel I, onderdeel B).

Artikel I, onderdeel D

In artikel 3.9a en 3.9b wordt onderscheid gemaakt in de wijze van examineren en beoordelen bij de verschillende examenonderdelen. De onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid en kennis van de Nederlandse maatschappij worden geautomatiseerd, geëxamineerd en beoordeeld. Het onderdeel schrijfvaardigheid wordt schriftelijk afgelegd en door beoordelaars beoordeeld. Het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt middels een praktijkexamen afgelegd en beoordeeld door examinatoren.

Artikel I, onderdeel E

In artikel 3.13, onderdeel c, van het Besluit inburgering wordt mogelijk gemaakt om naast regels over de deskundigheid van examinatoren ook regels te stellen over de deskundigheid van de beoordelaars. Het onderdeel schrijfvaardigheid wordt namelijk niet afgenomen, maar alleen beoordeeld door gecertificeerde deskundige personen. Om die reden is gekozen voor de term «beoordelaar» in plaats van examinator. Het onderdeel «oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt» wordt door examinatoren afgenomen.

Artikel I, onderdelen F en I

In artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit inburgering wordt opgenomen dat de instanties belast met internationale diplomawaardering en indicering van het onderwijsniveau gegevens met betrekking tot deelname aan de waardering en indicatie aanleveren aan het Informatiesysteem Inburgering. In de Regeling inburgering zal voor inburgeringsplichtigen worden voorzien in de mogelijkheid een buitenlands diploma te laten waarderen, dan wel het onderwijsniveau te laten bepalen door een aangewezen instelling in het kader van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. De bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van het Besluit inburgering wordt met het oog hierop aangevuld.

Artikel II, onderdeel A

Artikel 1.16, tweede lid, vervalt, omdat de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren niet meer bestaat. Omdat die voorziening is afgeschaft door de wijziging van de Wet inburgering per 1 januari 2013 (Stb. 2012, 430), sorteerde artikel 1.16, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 geen effect meer.

Artikel II, onderdeel C

In artikel 3.98b, eerste lid, wordt onderdeel a opnieuw geformuleerd, omdat de huidige formulering verplicht dat de betrokkene het examengeld zelf betaalt. Door de nieuwe ruimere formulering wordt mogelijk gemaakt dat iemand anders, bijvoorbeeld de referent ingevolge de Vreemdelingenwet 2000, voor de betrokkene het examengeld betaalt.

Artikel II, onderdeel D

In artikel 3.98c wordt een kleine aanpassing gedaan. Omdat voor het onderdeel spreekvaardigheid niet het geautomatiseerde systeem gebruikt wordt voor de beoordeling van het examen wordt voor dat onderdeel bepaald dat het wordt beoordeeld door beoordelaars. Beoordeling van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving geschiedt door de computer.

Artikel III

In afwijking van de vaste verandermomenten treden artikel I, de onderdelen B, C, D, E en I, en artikel II, onderdeel D, in werking op 1 november 2014. Aanleiding hiervoor is dat het huidige raamcontract met de huidige leveranciervoor zowel de uitvoering van spreekvaardigheid (TGN) binnen- en buitenland als de onderdelen leesvaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving buitenland op 31 oktober 2014 eindigt. Vanaf 1 november 2014 is er een nieuwe leverancier. Dit leidt om uitvoeringstechnische redenen tot enkele wijzigingen in de regeling van de wijze van examineren en beoordelen in het besluit en de regeling, die dan ook per 1 november in moeten gaan. Deze wijzigingen zijn voor inburgeringsplichtigen inhoudelijk neutraal. Ook de artikelen met betrekking tot het nieuwe examenonderdeel oriëntatie op de arbeidsmarkt treden in werking op 1 november 2014, maar worden pas vanaf 1 januari 2015 van betekenis, omdat iedereen die voor 1 januari 2015 inburgeringsplichtig wordt, op grond van artikel 2.10, tweede lid, is vrijgesteld van dit nieuwe onderdeel.

De overige onderdelen (artikel I, onderdelen A, F, G en H, en artikel II, onderdelen A, B, C, E en F) gaan in per 1 januari 2015.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tekent deze nota van toelichting mede namens de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstukken II 2012–2013, 33 410, nr. 15, pagina 29.

X Noot
2

HvJ EU 10 juli 2014, zaak C-138/13, Dogan, par. 38.

X Noot
3

Nederlands als Tweede Taal (NT 2) is gebaseerd op het Common European Framework of Reference (CEF). Het CEF is ontwikkeld door de Raad van Europa en voorziet in een gemeenschappelijke basis voor onder meer examinering in Europa. In het CEF zijn beheersingsniveaus van taalvaardigheid gedefinieerd op zes niveaus. Het NT 2 examen (B1 en B2) examineert een hoger niveau dan het inburgeringsexamen (basisexamen buitenland: A1, inburgeringsexamen Nederland: A2).

X Noot
4

2F is afkomstig uit het Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen waarin is vastgelegd wat leerlingen moeten kennen en kunnen onder meer op het gebied van de Nederlandse taal.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven