Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 27 september 2017, nummer 2129147, tot wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 6 van het Besluit naturalisatietoets;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling naturalisatietoets Nederland wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 7, vierde lid, onderdelen b tot en met g, van de Wet inburgering’ vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdelen b tot en met g, van de Wet inburgering.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en het vijfde tot en met zevende lid wordt ‘artikel 3.9, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering’ vervangen door: artikel 3.9, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit inburgering.

2. In het derde en vierde lid wordt ‘artikel 3.9, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit inburgering’ vervangen door: artikel 3.9, derde lid, onderdeel a, van het Besluit inburgering.

3. In het achtste lid wordt ‘artikel 3.9, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering’ vervangen door: artikel 3.9, derde lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering.

4. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Van het afleggen van het onderdeel van het inburgeringsexamen genaamd het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering, is vrijgesteld de verzoeker die niet op grond van de Wet inburgering inburgeringsplichtig is.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt na ‘artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet inburgering’ ingevoegd: , zoals deze wet luidde op 30 september 2017,.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid, wordt na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. De in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is in Nederland, tevens aan door overlegging van een beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering, inhoudende ontheffing van de inburgeringsplicht, die op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste tot en met vijfde lid tot het tweede tot en met zesde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Geen verplichting tot het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen genaamd de examinering van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde talen en de examinering van de kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van de Wet inburgering, heeft op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van het besluit, de verzoeker die een beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overlegt, waaruit blijkt dat hij op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wet inburgering wegens aangetoonde geleverde inspanningen van die onderdelen van het inburgeringsexamen is ontheven.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt na ‘artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet inburgering’ ingevoegd: , zoals deze wet luidde op 30 september 2017.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘het tweede lid’ vervangen door: het derde lid.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘het derde lid’ vervangen door: het vierde lid.

5. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘artikel 4, aanhef en onder b, van het besluit’ vervangen door: ‘artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van het besluit’ en wordt na ‘artikel 3.9, eerste lid onderdeel d, van het Besluit inburgering’ ingevoegd: , zoals dit luidde op 30 september 2017,.

6. Na het zesde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Het derde tot en met vijfde lid (nieuw) is niet van toepassing op vreemdelingen die op grond van de Wet inburgering nog inburgeringsplichtig zijn voor het onderdeel genaamd het participatieverklaringstraject.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 september 2017

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

TOELICHTING

Algemeen

In deze regeling tot wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland wordt deze regeling aangepast naar aanleiding van de Wet van 23 juni 2017 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding (Stb. 2017, 285) en het Besluit van 26 juni 2017 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding (Stb. 2017, 287). Als datum voor de inwerkingtreding van deze wetgeving is gekozen voor 1 oktober 2017. Zie de toelichting in Stb. 2017, 287.

Het participatieverklaringstraject bestaat uit twee onderdelen: een inleiding in de kernwaarden van de Nederlandse samenleving en de ondertekening van de participatieverklaring. De ondertekening van de participatieverklaring moet worden beschouwd als het sluitstuk op dit examenonderdeel. Daarbij verklaart de inburgeringsplichtige dat hij door middel van een inleiding op de kernwaarden kennis heeft genomen van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving en dat hij deze respecteert.

Niet alle in Nederland verblijvende vreemdelingen vallen onder de Wet inburgering. Degenen die onder de Wet inburgering vallen, volgen het inburgeringstraject op grond van die wet en sluiten dat traject in beginsel af met een inburgeringsdiploma. Vreemdelingen die op of na 1 oktober 2017 op grond van de Wet inburgering inburgeringsplichtig worden, hebben een inburgeringstraject waarin het participatieverklaringstraject een onderdeel van het examenprogramma is.

Ook voor niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen geldt dat zij door het halen van een examen aantonen dat zij het Nederlands voldoende beheersen en kennis van de Nederlandse samenleving en staatsinrichting hebben. Voor hen is als naturalisatietoets aangewezen het examen dat ook wordt afgenomen in het kader van de Wet inburgering: het inburgeringsexamen. Niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen die een naturalisatieverzoek willen indienen, hoeven niet het participatieverklaringstraject van het inburgeringsexamen te doen. De andere onderdelen van het inburgeringsexamen gelden wel voor niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen, tenzij zij in het individuele geval een beroep kunnen doen op een volledige vrijstelling of ontheffing of een deelvrijstelling. Ook niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen sluiten hun examenprogramma af met een inburgeringsdiploma.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat voor de vraag of de verzoeker tot naturalisatie wel of niet inburgeringsplichtig is en welk examenprogramma voor hem geldt, het moment van indiening van het naturalisatieverzoek bepalend is.

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze afwijking is toegestaan nu de onderhavige regeling tot wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland direct samenhangt met bovengenoemde wijzigingen van de Wet inburgering en het Besluit inburgering die met ingang van 1 oktober 2017 in werking treden (aanwijzing 174, vierde lid, onder b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving: spoedregelgeving).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 2)

Met de aanpassing van het eerste lid is geregeld dat als de in Europees Nederland geldende naturalisatietoets is aangewezen het actuele inburgeringsexamen van de Wet inburgering. Als gevolg van het aanwijzen van het inburgeringsexamen van de Wet inburgering als de naturalisatietoets leidt een inhoudelijke aanpassing van het examenprogramma van het inburgeringsexamen ook tot aanpassing van de naturalisatietoets. Het examenonderdeel `participatieverklaringstraject` maakt met ingang van 1 oktober 2017 deel uit van de naturalisatietoets.

Verzoekers tot naturalisatie die een voor de invoering van het participatieverklaringstraject geldend examenprogramma hebben gehad en daarvoor zijn geslaagd, zijn in het bezit gesteld van een inburgeringsdiploma. Het overleggen van dit inburgeringsdiploma is voldoende in de naturalisatieprocedure. Immers, artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, van het Besluit naturalisatietoets stelt hen vrij van het afleggen van de naturalisatietoets. Ook na 1 oktober 2017 wordt bij personen die bezig zijn met het examen het ‘oude’ examenprogramma afgenomen. Zij hoeven het participatieverklaringstraject niet te volgen. Dit sluit aan bij het overgangsrecht in artikel VI, Stb. 2017, 285. Het inburgeringsdiploma dat zij hebben ontvangen, ook na 1 oktober 2017, voldoet aan artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, van het Besluit naturalisatietoets.

Het tweede lid is aangepast aan de (gewijzigde) nummering van het inburgeringsexamen in de Wet inburgering.

Onderdeel B (artikel 4)

Het eerste en derde tot en met achtste lid zijn aangepast aan de (gewijzigde) nummering in het Besluit inburgering.

In het nieuwe negende lid wordt geregeld dat het nieuwe examenonderdeel ´participatieverklaringstraject´ niet van toepassing is op verzoekers tot naturalisatie die niet inburgeringsplichtig zijn op grond van de Wet inburgering. De vraag of de verzoeker tot naturalisatie wel of niet inburgeringsplichtig is op het moment dat hij zijn naturalisatie aanvraagt, wordt beantwoord door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Aldaar wordt de registratie van inburgeringsplichtigen gehouden. Op het moment dat de niet-inburgeringsplichtige bij DUO start met het afleggen van de voor hem geldende onderdelen van het inburgeringsexamen (als naturalisatietoets) moet bij DUO en betrokkene duidelijk zijn dat het participatieverklaringstraject niet een onderdeel van het examenprogramma is.

Onderdeel C (artikel 5)

In het nieuwe vijfde lid wordt, zoals al gold op grond van de (vorige redactie van de) Wet inburgering (zie het derde en vierde lid van artikel 5), bepaald dat de verzoeker die door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is ontheven van de inburgeringsplicht wegens een psychische of lichamelijke belemmering of een verstandelijke handicap, geen verplichting heeft tot het afleggen van de naturalisatietoets, mits de ontheffingsbeschikking op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.

Onderdeel D (artikel 6)

Het nieuwe eerste lid regelt dat twee onderdelen van het inburgeringsexamen niet hoeven te worden afgelegd indien de verzoeker tot naturalisatie een beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overlegt, waaruit blijkt dat hij wegens aangetoonde geleverde inspanningen van die onderdelen van het inburgeringsexamen is ontheven. Het betreft de examinering van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen en de examinering van de kennis van de Nederlandse samenleving. De inburgeringsplichtige die op grond van deze twee onderdelen van het inburgeringsexamen vanwege aantoonbare geleverde inspanningen ontheven is, is niet ontheven van het participatieverklaringstraject en zal zich daarvoor tijdens zijn inburgeringstraject moeten vervoegen bij de gemeente. Slechts nadat ook dat onderdeel is afgelegd, kan sprake zijn van naturalisatie.

In het tweede lid wordt geregeld dat de naturalisatietoets niet hoeft te worden afgelegd door verzoekers tot naturalisatie die een beschikking van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleggen, waaruit blijkt dat zij op grond van de Wet inburgering, zoals deze wet luidde op 30 september 2017, zijn ontheven van de inburgeringsplicht wegens aantoonbaar geleverde inspanningen om aan die plicht te voldoen.

In het nieuwe zevende lid is bepaald dat de adviesprocedure van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) in het derde tot en met vijfde lid, die uitwerking geeft aan het aantonen van geleverde inspanningen (artikel 4, aanhef en onder b, van het Besluit Naturalisatietoets), niet van toepassing is op vreemdelingen die vanaf 1 oktober 2017 onder de Wet inburgering komen te vallen. Van het examenonderdeel genaamd het participatieverklaringstraject kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen ontheffing wegens geleverde inspanningen verlenen (artikel 6, tweede lid, van de Wet inburgering). Om te voorkomen dat in een dergelijke situatie wel naturalisatie zonder het afleggen van het participatieverklaringstraject mogelijk is, kunnen deze personen geen gebruik maken van de genoemde adviesprocedure. Zij moeten eerst voldoen aan hun inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven