Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 april 2020, nr. WJZ/20098271, houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de tijdelijke uitbreiding van titel 2.5. Borgstelling MKB-landbouwkredieten tot MKB-visserij- en aquacultuurkredieten vanwege de uitbraak van het coronavirus

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, 5, eerste lid, en 30, vierde en vijfde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van titel 2.5 komt te luiden:

Titel 2.5. Borgstelling MKB-landbouwkredieten en tijdelijke borgstelling MKB-visserij- en aquacultuurkredieten.

B

Artikel 2.5.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

MKB-visserij- of aquacultuurondernemer: MKB-ondernemer die een visserij- of aquacultuuronderneming in stand houdt;.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b van de begripsomschrijving van ‘starter’ door een puntkomma worden twee begripsbepalingen toegevoegd, luidende:

visserij- of aquacultuuronderneming:

onderneming die actief is in de visserij- of aquacultuursector zijnde alle activiteiten voor de productie, verwerking en afzet van visserij- of aquacultuurproducten;

visserij- of aquacultuurproduct:

product als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354).

C

In de begripsomschrijvingen van ‘overnemer’ en ‘starter’ in artikel 2.5.1, eerste lid, in artikel 2.5.3, eerste lid, onderdelen a en c, en in de artikelen 4, eerste lid, onderdeel b, subonderdelen 2° en 4°, en onderdelen c en d, 9, onderdeel e, en 23, tweede lid, onderdeel a, van bijlage 2.5.1, wordt na ‘landbouwonderneming’ telkens ingevoegd ‘of visserij- of aquacultuuronderneming’.

D

In de begripsomschrijving van ‘starter’ in artikel 2.5.1, eerste lid, in de artikelen 2.5.2, tweede lid, en 2.5.3, eerste lid, aanhef, in de begripsomschrijvingen van ‘kredietovereenkomst’ en ‘uitwinning’ in artikel 1, tweede lid, van bijlage 2.5.1, in de artikelen 3, onderdelen a, d, f, g en k, 4, eerste lid, aanhef, en onderdelen a en b, 6, 8, eerste lid, 9, onderdeel c, aanhef en subonderdeel 1°, 10, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, 11, tweede lid, 12, eerste lid, 15, derde lid, 17, eerste en tweede lid, 23, tweede lid, 25, eerste tot en met vierde lid, en 26, tweede tot en met vierde lid, van bijlage 2.5.1, en in het opschrift van artikel 4 van bijlage 2.5.1, wordt na ‘MKB-landbouwondernemer’ telkens ingevoegd ‘of MKB-visserij- of aquacultuurondernemer’.

E

In artikel 2.5.2, eerste lid, wordt na ‘landbouwborgstellingskredieten’ ingevoegd ‘of met MKB-visserij- of aquacultuurondernemers die betrekking hebben op visserij- en aquacultuurborgstellingskredieten’.

F

Artikel 2.5.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef wordt ‘landbouwkredietovereenkomst’ vervangen door ‘kredietovereenkomst’.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘niet in Nederland uitvoert’ toegevoegd ‘of die meer dan de helft van de activiteiten van de visserij- of aquacultuuronderneming niet in Nederland uitvoert’.

G

In artikel 2.5.4, tweede lid, in de artikelen 3, onderdelen f tot en met j, 4, 6, 8, derde lid, 9, aanhef en onderdelen a en e, 10, 11, tweede lid, 12, tweede lid, 14, eerste lid, lid 5a, zesde lid, onderdeel c, en negende lid, 17, eerste lid, onderdeel a, 18, eerste lid, 19, eerste lid, 20, eerste lid, 21, eerste lid, 22, eerste lid, 23, 25, eerste lid en vierde lid, onderdelen a, b en d, en 26, eerste tot en met derde lid, van bijlage 2.5.1, en in de opschriften van de artikelen 4, 8, 9, 10, 12, 19, 21, 22 en 25 van bijlage 2.5.1, wordt na ‘landbouwborgstellingskrediet’ telkens ingevoegd ‘of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet’.

H

Aan artikel 2.5.4 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de provisie eenmalig 1,5 procent indien de overeenkomst van borgtocht een landbouwborgstellingskrediet betreft als bedoeld in artikel 6 van het model borgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 2.5.1.

  • 4. In afwijking van het eerste lid bedraagt de provisie eenmalig 0,5 procent indien de overeenkomst van borgtocht een landbouwborgstellingskrediet betreft als bedoeld in artikel 6 van het model borgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 2.5.1, voor een starter of overnemer.

I

Artikel 2.5.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De minister stelt uiterlijk op 1 februari van elk kalenderjaar ambtshalve het maximum subsidiebedrag per financier vast waarbij hij onderscheid maakt tussen:

    • a. landbouwborgstellingskredieten die al dan niet betrekking hebben op landbouwinnovatie of aanvullende investeringen;

    • b. visserij- en aquacultuurborgstellingskredieten.

2. In het derde lid wordt ‘landbouwborgstellingskredietovereenkomst’ vervangen door ‘borgstellingsovereenkomst’.

J

Het opschrift van artikel 2.5.7 komt te luiden:

Artikel 2.5.7. Borgstellingsovereenkomst.

K

In de artikelen 2.5.5, derde lid, en 2.5.7, in het opschrift van bijlage 2.5.1, in de artikelen 3, aanhef en onderdeel g, en 16, eerste lid, van bijlage 2.5.1, en in de opschriften van de artikelen 3 en 16 van bijlage 2.5.1, wordt ‘landbouwborgstellingsovereenkomst’ telkens vervangen door ‘borgstellingsovereenkomst’.

L

Bijlage 2.5.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punten aan het slot van de definitiebepalingen van ‘uitwinning’ en ‘vermogensversterkend krediet’ door puntkomma’s, een definitiebepaling toegevoegd, luidende:

visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet:

financiering als bedoeld in artikel 6 aan een MKB-visserij- of aquacultuurondernemer op grond van een kredietovereenkomst, die overeenkomstig artikel 8 is verleend.

2. In de artikelen 2, 9, onderdeel c, subonderdeel 1°, en onderdeel d, 12, eerste lid en derde lid, onderdeel a, 17, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 18, vierde lid, en 29, zevende lid, wordt na ‘landbouwborgstellingskredieten’ telkens ingevoegd ‘of visserij- of aquacultuurborgstellingskredieten’.

3. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a, wordt ‘artikel 8, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 8, derde, vierde of vijfde lid’.

b. In onderdeel d, wordt ‘respectievelijk 10 procent van het landbouwborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000 voor een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 6’ vervangen door ‘respectievelijk 10 procent van het landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000 voor een landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 6’.

c. In onderdeel e, wordt na ‘artikel 6’ ingevoegd ‘, of het visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 6,’.

d. In onderdeel k, wordt na ‘vermogensversterkende kredieten’ ingevoegd ‘, of het totaal aan visserij- of aquacultuurborgstellingskredieten,’.

4. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 3°, wordt na ‘ in Nederland uit’ toegevoegd ‘of voert meer dan de helft van de activiteiten van zijn visserij- of aquacultuuronderneming in Nederland uit’.

b. In het tweede lid wordt ‘onderdeel b’ vervangen door ‘onderdeel c’.

5. In de artikelen 11, eerste lid, 12, eerste lid, 14, eerste lid, 15, 17, eerste en tweede lid, en in de opschriften van de artikelen 14, 15, 17 en 20 wordt na ‘landbouwborgstelling’ telkens ingevoegd ‘of visserij- of aquacultuurborgstelling’.

6. Aan artikel 11, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • c. 1,5 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet indien het financiering betreft als bedoeld in artikel 6;

  • d. 0,5 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet indien het financiering betreft als bedoeld in artikel 6 aan een MKB-landbouwondernemer of MKB-visserij- of aquacultuurondernemer die een starter of overnemer is.

7. Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef van het eerste lid wordt na ‘vermogensversterkende kredieten’ ingevoegd ‘of uit hoofde van het visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet of de visserij- of aquacultuurborgstellingskredieten’.

b. In het tweede lid wordt ‘aan de criteria van artikel’ vervangen door ‘aan de criteria van artikel 6’.

8. In artikel 18, tweede lid, wordt na ‘artikel 17,’ ingevoegd ‘ eerste lid,’.

ARTIKEL II

A

Het opschrift van titel 2.5 komt te luiden:

Titel 2.5. Borgstelling MKB-landbouwkredieten.

B

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b van de begripsomschrijving van ‘starter’ door een punt, vervallen de begripsbepalingen ‘MKB-visserij- of aquacultuurondernemer’, ‘visserij- of aquacultuuronderneming’ en ‘visserij- of aquacultuurproduct’.

C

In de begripsomschrijvingen van ‘overnemer’ en ‘starter’ in artikel 2.5.1, eerste lid, in artikel 2.5.3, eerste lid, onderdelen a en c, en in de artikelen 4, eerste lid, onderdeel b, subonderdelen 2° en 4°, en onderdelen c en d, 9, onderdeel e, en 23, tweede lid, onderdeel a, van bijlage 2.5.1, vervalt telkens ‘of visserij- of aquacultuuronderneming’.

D

In de begripsomschrijving van ‘starter’ in artikel 2.5.1, eerste lid, in de artikelen 2.5.2, tweede lid, en 2.5.3, eerste lid, aanhef, in de begripsomschrijvingen van ‘kredietovereenkomst’ en ‘uitwinning’ in artikel 1, tweede lid, van bijlage 2.5.1, in de artikelen 3, onderdelen a, d, f, g en k, 4, eerste lid, aanhef, en onderdelen a en b, 6, 8, eerste en derde lid, 9, onderdeel c, aanhef en subonderdeel 1°, 10, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, 11, tweede lid, 12, eerste lid, 15, derde lid, 17, eerste en tweede lid, 23, tweede lid, 25, eerste tot en met vierde lid, en 26, tweede tot en met vierde lid, van bijlage 2.5.1, en in het opschrift van artikel 4 van bijlage 2.5.1, vervalt telkens ‘of MKB-visserij- of aquacultuurondernemer’.

E

In artikel 2.5.2, eerste lid, vervalt ‘of met MKB-visserij- of aquacultuurondernemers die betrekking hebben op visserij- en aquacultuurborgstellingskredieten’.

F

In artikel 2.5.3, eerste lid, onderdeel b, vervalt ‘of die meer dan de helft van de activiteiten van de visserij- of aquacultuuronderneming in Nederland uitvoert’.

G

In artikel 2.5.4, tweede lid, in de artikelen 3, onderdelen f tot en met j, 4, 6, 8, derde lid, 9, aanhef en onderdelen a en e, 10, 11, tweede lid, 12, tweede lid, 14, eerste lid, lid 5a, zesde lid, onderdeel c, en negende lid, 17, eerste lid, onderdeel a, 18, eerste lid, 19, eerste lid, 20, eerste lid, 21, eerste lid, 22, eerste lid, 23, 25, eerste lid en vierde lid, onderdelen a, b en d, en 26, eerste tot en met derde lid, van bijlage 2.5.1, en in de opschriften van de artikelen 4, 8, 9, 10, 12, 19, 21, 22 en 25 van bijlage 2.5.1, vervalt telkens ‘of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet’.

H

In artikel 2.5.4 vervallen het derde en vierde lid.

I

Artikel 2.5.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De minister stelt uiterlijk op 1 februari van elk kalenderjaar ambtshalve het maximum subsidiebedrag per financier vast waarbij hij onderscheid maakt tussen landbouwborgstellingskredieten die al dan niet betrekking hebben op landbouwinnovatie of aanvullende investeringen.

2. In het derde lid wordt ‘borgstellingsovereenkomst’ vervangen door ‘landbouwborgstellingsovereenkomst’.

J

Het opschrift van artikel 2.5.7 komt te luiden:

Artikel 2.5.7. Landbouwborgstellingsovereenkomst.

K

In de artikelen 2.5.5, derde lid, en 2.5.7, in het opschrift van bijlage 2.5.1, in de artikelen 3, aanhef, en onderdeel g, en 16, eerste lid, van bijlage 2.5.1, en in de opschriften van de artikelen 3 en 16 van bijlage 2.5.1, wordt ‘borgstellingsovereenkomst’ telkens vervangen door ‘landbouwborgstellingsovereenkomst’.

L

Bijlage 2.5.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1 vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van de definitiebepaling van ‘vermogensversterkend krediet’ door een punt de definitiebepaling ‘visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet’.

2. In de artikelen 2, 9, onderdeel c, subonderdeel 1°, en onderdeel d, 12, eerste lid en derde lid, onderdeel a, 17, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 18, vierde lid, en 29, zevende lid, vervalt telkens ‘of visserij- of aquacultuurborgstellingskredieten’.

3. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d, wordt ‘respectievelijk 10 procent van het landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000 voor een landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 6’ vervangen door ‘respectievelijk 10 procent van het landbouwborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000 voor een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 6’.

b. Onderdeel e komt te luiden:

e. het landbouwborgstellingskrediet, met uitzondering van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 6, niet meer bedraagt dan het tekort aan zekerheden dat bij de Financier ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;.

c. In onderdeel k, vervalt ‘, of het totaal aan visserij- of aquacultuurborgstellingskredieten,’.

4. In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 3°, vervalt ‘of voert meer dan de helft van de activiteiten van zijn visserij- of aquacultuuronderneming in Nederland uit’.

5. In de artikelen 11, eerste lid, 12, eerste lid, 14, eerste lid, 15, 17, eerste en tweede lid, en in de opschriften van de artikelen 14, 15, 17 en 20 vervalt telkens ‘of visserij- of aquacultuurborgstelling’.

6. Artikel 11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de onderdelen c en d vervalt telkens ‘of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet’.

b. In onderdeel d vervalt ‘of MKB-visserij- of aquacultuurondernemer’.

7. In artikel 17, eerste lid, aanhef, vervalt ‘of uit hoofde van het visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet of de visserij- of aquacultuurborgstellingskredieten’.

ARTIKEL III

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 wordt in de eerste rij met betrekking titel 2.5 in kolom 1 na ‘Borgstelling MKB-landbouwkredieten’ toegevoegd ‘en tijdelijke borgstelling MKB-visserij- en aquacultuurkredieten’.

ARTIKEL IV

  • 1. De artikelen I en III treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werken terug tot en met 18 maart 2020.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 april 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 9 april 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Met deze regeling wordt de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (RNELS) gewijzigd door de tijdelijke verruiming van titel 2.5 Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL) in het kader van gevolgen uitbraak coronavirus1 nu ook tijdelijk uit te breiden tot de visserij- en aquacultuursector, zodat ook MKB-ondernemers die in die sector getroffen zijn of worden door de uitbraak van het coronavirus een beroep kunnen doen op het noodpakket economische maatregelen zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van het kabinet van 17 maart 2020.2 Ook voor visserij- en aquacultuurbedrijven met een gezond toekomstperspectief is het van belang dat zij gefinancierd kunnen blijven worden omdat zij werkkapitaal en/of liquiditeit nodig hebben. Zij zullen op dezelfde wijze gebruik kunnen maken van een borgstelling bij een tijdelijke financiering door financiers als bij de BL. Het gaat om financiering zijnde een kortlopend krediet met een maximale looptijd van twee jaar vanwege liquiditeitsbehoefte als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Het kan daarbij gaan om de verstrekking van een overbruggingskrediet, een ophoging van het rekening-courantkrediet (RC-krediet) of opschorting van aflossingen van bestaande kredietlijnen. De Staat kan dan voor 70% borg staan voor het gehele kredietbedrag dat door de financier wordt verstrekt. Met deze wijzing wordt aangesloten bij de tijdelijke verruiming van titel 3.11 Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) van de RNELS en de daarmee vergelijkbare verruiming van de BL voor MKB-landbouwondernemers. Dit betekent dat hier dezelfde vereisten voor de financiering gelden als bij die tijdelijke verruimingen bij de BMKB en de BL.

2. Inhoud van de regeling

De bovengenoemde wijziging vindt plaats door in titel 2.5 Borgstelling MKB-landbouwkredieten en in bijlage 2.5.1 bij die titel het begrippenkader voor MKB-landbouwondernemer, landbouwonderneming, landbouwborgstelling en landbouwborgstellingskrediet tijdelijk aan te vullen met een vergelijkbaar begrippenkader dat in die titel en bijlage wordt gedefinieerd voor de visserij- en aquacultuursector: MKB-visserij- en aquacultuurondernemer, visserij- en aquacultuuronderneming, visserij- en aquacultuurborgstelling en visserij- en aquacultuurborgstellingskrediet (artikel I, onderdelen C, D, G en L subonderdelen 2 en 5). Op deze wijze wordt de uitbreiding van de verruiming van de BL ook van toepassing op de visserij- en aquacultuursector en wordt de mogelijkheid voor een visserijborgstellingskrediet als het ware geïncorporeerd in de landbouwborgstellingsovereenkomst teneinde een snelle implementatie door de financiers te vergemakkelijken. De belangrijkste financiers die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector maken al gebruik van de BL en hebben aldus een overeenkomst gesloten met de Staat zoals opgenomen in bijlage 2.5.1 RNELS. De wijzigingsregeling werkt door in de bestaande landbouwborgstellingsovereenkomsten die zijn gesloten op grond van artikel 2.5.2 van de BL via artikel 29, eerste lid, van bijlage 2.5.1.

Op enkele punten zijn er bijzonderheden, zoals in de afwijzingsgrond opgenomen in artikel 2.5.3, eerste lid en onderdeel b, die rekening houdt met de omstandigheid dat vissersvaartuigen van MKB-visserijondernemers vaak actief zijn in wateren die buiten de Nederlandse exclusieve economische zone vallen. Dit is anders dan in de landbouw, waar grondgebonden activiteiten plaatsvinden binnen Nederland.

De tijdelijke uitbreiding heeft uitsluitend betrekking op visserijborgstellingskredieten voor kortlopende kredieten die reeds bij de verruiming van de BL nader zijn geduid in artikel 6 van bijlage 2.5.1. Dit betekent dat de bij de verruiming van de BL opgenomen versoepelde vereisten voor dezelfde kortlopende kredieten aan MKB-landbouwondernemers ook van toepassing zijn op de uitbreiding tot MKB-ondernemers in de visserij- en aquacultuursector. Gelet op de aard van de problematiek als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de vorm en duur van de gewenste financiering zijn die versoepelde vereisten de verplichting aan de financiers om een persoonlijke borgstelling te vragen voor 10% in plaats van het reguliere percentage van 25%. Daarnaast geldt de eis dat er een tekort is aan zekerheden niet (artikel 4 van bijlage 2.5.1 RNELS). Ook de voor de verruiming opgenomen bepalingen betreffende het regime voor de berekening van de omvang en de duur van de borgstelling en de verkorte beslistermijn gelden voor de uitbreiding tot MKB-ondernemers in de visserij- en aquacultuursector.

In navolging van de voorgenomen verlaging van de provisie voor de BMKB met terugwerkende kracht om de financieringslasten voor de MKB-ondernemers voor de kortlopende kredieten te verminderen wordt ook voor dezelfde kredieten in de BL de provisie verlaagd met terugwerkende kracht tot en met 18 maart 2020. Dit strekt zich ook uit tot de uitbreiding naar de visserij- en aquacultuursector (artikel I, onderdeel H).

Gelet op de tijdelijkheid van de uitbreiding is er voorzien in het vervallen van de voor die uitbreiding relevante wijzigingen per 1 april 2021 (artikel II).

Deze wijzigingsregeling bevat tot slot ook een aantal correcties in bijlage 2.5.1 RNELS behorend bij de BL (artikel I, onderdelen F, subonderdeel 1, en L, subonderdelen 3, onder a, 4, onder b, 7, onder b, en 8).

3. Staatssteun

De subsidie die wordt verstrekt door de BL tijdelijk uit te breiden tot MKB-ondernemers in de visserij- en aquacultuursector houdt staatssteun in. De staatssteun wordt gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening gelet op artikelen 1, derde lid, aanhef en onderdeel a, en 21 van die verordening.

4. Regeldruk

Voor de visserij- en aquacultuurondernemer

De regeldruk voor MKB-visserij- en aquacultuurondernemers is beperkt. De ondernemer zal afspraken moeten maken met de financier over het afsluiten van een krediet en daarbij moeten aangeven dat hij in liquiditeitsproblemen is gekomen door de uitbraak van het coronavirus. Deze procedure is voor de ondernemer niet anders dan voor het afsluiten van een kredietovereenkomst zonder borgstelling.

Voor de financiers

Voor de financiers is de regeldruk vergelijkbaar met de regeldruk die gepaard gaat met de tijdelijke verruiming van de BL. De met deze regeling beoogde uitbreiding maakt het mogelijk dat ook MKB-ondernemers in de visserij- en aquacultuursector gebruik kunnen maken van het hiervoor genoemde noodpakket. De uitvoeringssystematiek blijft ongewijzigd, maar op dezelfde voet als de tijdelijke verruiming van de BL kunnen financiers nu ook kortlopende kredieten aan MKB-ondernemers in de visserij- en aquacultuursector onder hun borgstelling brengen. Voor zover het verstrekken van een dergelijk krediet meer werk vraagt van een financier, is dat inherent aan dat product van de financier, met uitzondering van de toetsing die de financier moet doen om aan de voorwaarden voor een borgstelling te voldoen: liquiditeitsbehoefte. Daarentegen is de eis aan financiers dat deze tegelijkertijd met een borgstellingskrediet een financieringsfaciliteit moeten verstrekken geschrapt bij deze specifieke kortlopende kredieten, zowel in de verruimde BL als in deze uitbreiding tot MKB-ondernemers in de visserij- en aquacultuursector.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 maart 2020. Dit is geen vast verandermoment als bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Tevens wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijkingen worden gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding. Een en ander spreekt voor zich gelet op de aard van de problematiek waar MKB-ondernemers in de visserij- en aquacultuursector als gevolg van de uitbraak van het coronavirus mee worden geconfronteerd. Om die reden bestaat evenmin bezwaar tegen de terugwerkende kracht die aan deze regeling wordt verleend. Het was noodzakelijk om reeds vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze regeling de benodigde kredieten te verstrekken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. A.

Naar boven