De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikelen 2, eerste lid, 4, 5, eerste lid, en 30, vierde en vijfde lid, van
het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
Bijlage 2.5.1 van de Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d, wordt na ‘met een minimum van € 5.000’ ingevoegd ‘respectievelijk
10 procent van het landbouwborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000 voor een
landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt
die voldoet aan de criteria van artikel 6’.
2. In onderdeel e, wordt na ‘het landbouwborgstellingskrediet’ ingevoegd ‘, met uitzondering
van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt
die voldoet aan de criteria van artikel 6’.
3. Aan onderdeel h, wordt na ‘ in een groep verbonden is’ toegevoegd ‘, met uitzondering
van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt
die voldoet aan de criteria van artikel 6’.
4. In onderdeel i, wordt na ‘landbouwborgstellingskrediet’ ingevoegd ‘, met uitzondering
van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt
die voldoet aan de criteria van artikel 6’.
5. In onderdeel j wordt na ‘landbouwborgstellingskrediet’ ingevoegd ‘, met uitzondering
van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt
die voldoet aan de criteria van artikel 6’.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing indien sprake is van
een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt
die voldoet aan de criteria van artikel 6.
C
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6. Criteria kredietovereenkomst: financiering in het kader van gevolgen uitbraak
coronavirus
In afwijking van artikel 5 verleent de Staat uitsluitend een landbouwborgstellingskrediet
voor financiering in het kader van de gevolgen uitbraak coronavirus indien het door
de Financier te verstrekken krediet of een deel van het krediet:
-
a. voor de duur van maximaal twee jaar wordt verstrekt aan een MKB-landbouwondernemer,
en
-
b. betrekking heeft op een liquiditeitsbehoefte van die MKB-landbouwondernemer als gevolg
van de uitbraak van het coronavirus.
D
In artikel 8 wordt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde
tot en met zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:
E
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c, subonderdeel 1°, wordt ‘de artikelen 5, 6 en 7’ vervangen door ‘de
artikelen 5 en 7’.
b. In onderdeel c, subonderdeel 2°, wordt ‘artikel 13, eerste tot en met derde lid’
vervangen door ‘artikel 13, eerste tot en met vierde lid’.
2. Onder vernummering van onderdeel d tot onderdeel e, wordt een onderdeel ingevoegd,
luidende:
-
d. De in onderdeel c, subonderdelen 1° en 2°, genoemde maximumbedragen kunnen worden
verhoogd met een bedrag van maximaal € 300.000 voor zover het één of meer landbouwborgstellingskredieten
betreffen die zijn verstrekt op grond van één of meer kredietovereenkomsten die voldoen
aan de criteria van artikel 6;
F
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In het zesde lid, onderdeel b, wordt onder vernummering van onderdeel c tot d, een
onderdeel ingevoegd, luidende:
G
In artikel 17 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid
ingevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 maart 2020.
TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
Met deze regeling wordt de subsidiemodule Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL)
in titel 2.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (RNELS) gewijzigd. De
wijziging houdt verband met steun aan MKB-landbouwbedrijven die getroffen zijn of
worden door de uitbraak van het coronavirus. Dit is aangekondigd in de brief aan de
Tweede Kamer van het kabinet van 17 maart 2020.
MKB-landbouwbedrijven kunnen in liquiditeitsproblemen komen als gevolg van de uitbraak
van het coronavirus en daardoor veroorzaakte bredere economische effecten. Banken
en andere financiers kunnen landbouwbedrijven helpen door tijdelijke verstrekking
van een overbruggingskrediet of een ophoging van het rekening-courantkrediet (RC-krediet).
Ook opschorting van aflossingen van bestaande kredietlijnen is een mogelijkheid die
financiers zelf kunnen treffen.
Met deze wijzing wordt aangesloten bij de tijdelijke verruiming, voor de duur van
één jaar, van titel 3.11 Borgstelling MKB-kredieten van de RNELS. Zo wordt ook met
de BL een bijdrage geleverd aan het mitigeren van deze effecten, zodat landbouwbedrijven
met een gezond toekomstperspectief gefinancierd kunnen blijven worden. Met de BL staat
de Staat voor een deel borg voor MKB-landbouwbedrijven die een kredietovereenkomst
willen sluiten.
De MKB-landbouwbedrijven die worden geraakt door de gevolgen van de uitbraak van het
coronavirus en daardoor in liquiditeitsproblemen komen, kunnen tijdelijk rekenen op
een verruiming van de BL. Deze verruiming betekent dat de Staat een hoger garantieaandeel
aanbiedt. In de huidige regeling betreft het landbouwborgstellingskrediet in de meeste
gevallen 66,6% van het krediet dat de financier (vaak een bank) verstrekt. De borg
van de overheid bedraagt 70% van dit reguliere landbouwborgstellingskrediet. Er zijn
daarbij wel een paar aparte voorzieningen voor starters en overnemers en landbouwinnovatie,
de zogenaamde BL plus, en het zogenaamde vermogensversterkend krediet. De tijdelijke
verruiming is echter gericht op de reguliere landbouwborgstellingskredieten en houdt
in dat de Staat voor 70% borg staat voor het gehele kredietbedrag dat door de financier
wordt verstrekt. Dit is een verhoging van 50%. Deze tijdelijke verruiming kan benut
worden door MKB-landbouwbedrijven om bij een financier een overbruggingskrediet of
verhoging RC-krediet met een maximale looptijd van twee jaar te verkrijgen bij een
financier. Het vormt de kern van wat met deze wijzigingsregeling wordt beoogd: zorgen
voor meer financiële armslag voor MKB-landbouwbedrijven die in de problemen komen
en werkkapitaal en/of liquiditeit nodig hebben. Ook een aantal overige voorwaarden
opgenomen in de modelovereenkomst in de BL zal worden versoepeld. Dit helpt deze landbouwbedrijven
om aan hun dagelijkse betaalverplichtingen te kunnen blijven voldoen.
2. Inhoud van de regeling
De bovengenoemde wijziging vindt plaats door de bij de subsidiemodule behorende modelovereenkomst
op enkele plaatsen te wijzigen (bijlage 2.5.1). De kern wordt gevormd door het kwalificeren
van de financiering die als landbouwborgstellingskrediet kan worden verstrekt: een
kortlopend krediet met een maximale looptijd van twee jaar vanwege liquiditeitsbehoefte
als gevolg van de uitbraak van het coronavirus (artikel I, onderdeel C). Normaliter
dient tegelijkertijd met een landbouwborgstellingskrediet een financieringsfaciliteit
te worden verstrekt door de financier waarvoor de Staat niet borg of garant staat.
Deze eis vervalt (artikel I, onderdeel A, subonderdeel 3), wat als effect heeft dat
de Staat voor deze vorm van financiering borg staat voor 70% van het kredietbedrag.
Verder is rekening gehouden met de omstandigheid dat een MKB-landbouwondernemer mogelijk
door al lopende landbouwborgstellingskredieten nu geen of minder landbouwborgstellingskrediet
voor de hiervoor genoemde kortlopende kredieten voor liquiditeit of werkkapitaal zou
kunnen krijgen. De regeling voorziet in artikel I, onderdeel E, in een verruiming
van de toegestane cumulatie van reeds verstrekte landbouwborgstellingskredieten met
maximaal € 300.000. Die verruiming heeft uitsluitend betrekking op landbouwborgstellingskredieten
voor die kortlopende kredieten. Gelet op de aard van de problematiek als gevolg van
de uitbraak van het coronavirus en de vorm en duur van de gewenste financiering zijn
nog twee versoepelingen doorgevoerd in de voorwaarden voor een landbouwborgstellingskrediet
zoals opgenomen in artikel 3 van de modelovereenkomst. In de eerste plaats is de verplichting
aan de banken om een persoonlijke borgstelling te vragen voor het krediet verlaagd
van 25% naar 10%. Voorts wordt niet de eis gesteld dat er een tekort is aan zekerheden
(artikel I, onderdeel A, subonderdelen 1 en 2).
Artikel 14 van de modelovereenkomst bevat het regime voor de berekening van de omvang
en de duur van de landbouwborgstelling. Artikel 14, eerste lid, bevat het reguliere
regime, waarbij voor de berekening van de omvang van de borgstelling het landbouwborgstellingskrediet
na verloop van ieder kalenderkwartaal wordt verminderd met een zodanig vast bedrag,
dat het landbouwborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost,
maar uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt. Artikel 14, vierde lid, regelt
dat het eerste kalenderkwartaal van aflossing aanvangt op de eerste dag van het tweede
kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is
gesloten. Met deze regeling tot tijdelijke verruiming geldt een afwijkend regime (artikel
I, onderdeel F).
In de eerste plaats is de duur van dit landbouwborgstellingskrediet niet zes jaar,
maar twee jaar. Uiterlijk na verloop van deze periode moet het landbouwborgstellingskrediet
zijn afgelost. Dat kan op twee manieren. In de eerste plaats kan dat door het landbouwborgstellingskrediet
na verloop van ieder kwartaal te verminderen met een vast bedrag, zodat het na verloop
van 2 jaar nihil bedraagt en dus is afgelost. Het is aan de financier om te bepalen
in welk kwartaal met de aflossing moet worden begonnen. Daartoe bestaat de vrijheid.
Hoe later wordt begonnen met aflossen, hoe hoger het vaste bedrag zal zijn. De financier
kan ook kiezen voor een aflossing aan het einde van de looptijd ten bedrage van de
hoofdsom. Dit wordt bereikt door in het laatste kwartaal van de looptijd van het landbouwborgstellingskrediet
met de aflossing te beginnen en deze dan in één keer af te lossen.
Met deze regeling wordt voorts voorzien in de wijziging van enkele andere bepalingen
in de modelovereenkomst die verband houden met deze tijdelijke verruiming zoals een
verkorte beslistermijn opgenomen in artikel 8 (artikel I, onderdeel D).
3. Staatssteun
De subsidie die wordt verstrekt met de BL houdt staatssteun in. De staatssteun wordt
gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening, in het bijzonder
artikel 21 van die verordening. De wijzigingen van deze regeling voor deze subsidiemodule
hebben hiervoor geen gevolgen.
4. Regeldruk
Voor de agrarische ondernemer
De regeldruk voor agrarische ondernemers wordt nauwelijks verzwaard omdat er ook een
aantal voorwaarden niet gelden bij deze tijdelijke verruiming. De ondernemer zal afspraken
moeten maken met de financier over het afsluiten van een krediet en daarbij moeten
aangeven dat hij in liquiditeitsproblemen is gekomen door de uitbraak van het coronavirus.
Voor de financiers
Ook voor de financiers is de regeldruk nagenoeg onveranderd. De per 1 januari 2017
gekozen uitvoeringssystematiek is conform de systematiek die wordt gehanteerd bij
de uitvoering door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) van titel 3.11
Borgstelling MKB-kredieten van de RNES. Ook die regeling is vanwege de gevolgen van
de uitbraak van het coronavirus aangepast zoals aangekondigd in de brief van de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat van 15 maart 2020.1 Voor zover het verstrekken van dit krediet meer werk vraagt van een financier, is
dat inherent aan dat product van de financier, met uitzondering van de toetsing die
de financier moet doen om aan de voorwaarden voor een borgstelling te voldoen: liquiditeitsbehoefte.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 maart 2020. Dit is geen vast
verandermoment als bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor
de regelgeving. Tevens wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum
en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht
wordt genomen. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze
regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding. Een en ander spreekt voor zich
gelet op de aard van de problematiek waar MKB-landbouwondernemingen als gevolg van
de uitbraak van het coronavirus mee worden geconfronteerd. Om die reden bestaat evenmin
bezwaar tegen de terugwerkende kracht die aan deze regeling wordt verleend. Het was
noodzakelijk om reeds vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze regeling de benodigde
kredieten te verstrekken.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten