De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 3.8, tweede lid in samenhang met artikel 1.6, eerste lid, van
het Besluit natuurbescherming en derde lid, en 6.2, eerste lid, onderdeel a, en tweede
lid, van de Wet natuurbescherming, de artikelen 3.2, eerste lid, aanhef en onderdeel
c, 3.28, zesde lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit natuurbescherming en artikel
2, eerste lid, van de Wet implementatie Nagoya Protocol;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling natuurbescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3.18a wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
In artikel 3.26, achtste lid, wordt ‘zesde lid’ vervangen door ‘zevende lid’.
C
In artikel 5.1 worden het tweede achtste lid en het negende lid vernummerd tot het
negende lid en het tiende lid.
D
Artikel 5.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 65,–’ vervangen door ‘€ 192,65 als het onderzoek, bedoeld
in artikel 48a van de Regeling wapens en munitie, deel uitmaakt van de aanvraag; in
andere gevallen € 138,20’.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 30,–’ vervangen door ‘€ 68,20’.
3. In de onderdelen c, d en e wordt ‘€ 15,–’ telkens vervangen door ‘€ 30,–’.
E
Aan bijlage 2 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door
een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
In bijlage 6 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Balearica pavonina
|
Zwarte kroonkraanvogel
|
18,0
|
ARTIKEL II
Artikel 1 van de Regeling uitvoering Wet implementatie Nagoya Protocol wordt als volgt
gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘artikel 7, eerste en tweede lid’ vervangen door ‘artikel 7,
tweede lid’.
2. In onderdeel b wordt ‘en artikel 4, vierde lid’ vervangen door ‘artikel 4, vierde
lid, en artikel 5, eerste, tweede en derde lid’.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.
TOELICHTING
Onderhavige regeling voorziet in een wijziging van de Regeling natuurbescherming en
de Regeling uitvoering Wet implementatie Nagoya Protocol in verband met een verhoging
van de leges voor het verkrijgen van een jachtakte, de aanwijzing van een terreinbeherende
organisatie in verband met de uitoefening van de jacht buiten aanwezigheid van de
jachthouder alsmede enkele wijzigingen van technische aard. Deze wijzigingen worden
hierna artikelsgewijs toegelicht.
Artikel I, onderdeel A
Artikel 3.18a, tweede lid, van de Regeling natuurbescherming bevat een vrijstelling
voor dode dieren en planten van het verbod om dieren en planten van soorten genoemd
in bijlage IV bij de Habitatrichtlijn, bijlage I of II bij het Verdrag van Bern en
bijlage I bij het Verdrag van Bonn onder zich te hebben en te verhandelen (artikel
3.6, eerste en tweede lid, van de Wet natuurbescherming). Bij het formuleren van de
vrijstelling is per abuis over het hoofd gezien dat op bijlage II bij het Verdrag
van Bern ook de tijger voorkomt. Het is niet wenselijk dat botten van de tijger onder
de vrijstelling vallen; deze botten zijn ook uitgezonderd van de vrijstelling in artikel
3.20 (zie het derde lid van dat artikel). Met de toevoeging van een vierde lid aan
artikel 3.18a wordt die omissie hersteld.
Artikel I, onderdeel B en C
Met deze wijzigingen worden een foutieve verwijzing en een verschrijving hersteld
in de artikelen 3.26 en 5.1 van de Regeling natuurbescherming.
Artikel I, onderdeel D
De korpschef van de politie is op grond van de Wet wapens en munitie belast met de
afgifte van wapenverloven en op grond van de Wet natuurbescherming met de afgifte
van jachtaktes voor het gebruik van jachtgeweren. De Minister van Justitie en Veiligheid
heeft in 2014 – op basis van gesprekken met de politie en belangenvertegenwoordigers
(o.a. sportschutters, jagers en verzamelaars) – het uitgangspunt vastgesteld dat de
retributies voor wapenverloven en jachtaktes gefaseerd kostendekkend gemaakt worden,
zodat deze taak niet langer ten dele uit de algemene middelen van de politie hoeft
te worden gefinancierd. Als volgende stap in het zoveel mogelijk kostendekkend maken
van de retributies heeft de Minister van Justitie en Veiligheid de onkostenvergoedingen
voor wapenverloven verdubbeld, zodat zij een volledige compensatie bieden voor de
aan politiezijde gemoeide personeelskosten (Stcrt. 2018, nr. 63740). In aanvulling daarop is de onkostenvergoeding voor het wapenverlof verhoogd vanwege
de implementatie van de vuurwapenrichtlijn1 (Stcrt. 2019, 34687) en de toepassing van de e-screener, een speciaal ontwikkelde digitale vragenlijst
die de aanvrager bevraagt op zijn psychische gesteldheid op basis van een aantal risicofactoren
voor mogelijk wapenmisbruik (Stcrt. 2019, 54999; zie ook artikel 3.28a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet natuurbescherming). In
navolging daarvan worden ook de retributies voor de jachtaktes tot hetzelfde bedrag
verhoogd.
Artikel I, onderdeel E
Op grond van artikel 3.2 van het Besluit natuurbescherming kunnen in een bijlage van
de Regeling natuurbescherming organisaties worden aangewezen op wier terreinen een
duurzaam beheer van populaties in het wild levende dieren voldoende is verzekerd,
gelet op de doelstelling van de organisatie en de bij de organisatie aanwezige kennis
en kunde. Deze organisaties kunnen dan aan personen toestaan om de jacht buiten hun
aanwezigheid uit te oefenen op hun terrein. Met deze wijzigingsregeling wordt landgoed
Heerlijkheid Mariënwaerdt aan bijlage 2 toegevoegd die aan voornoemde eis voldoet.
Deze aanwijzing heeft geen gevolgen voor de regeldruk, evenmin vloeien er administratieve
lasten uit voort.
Artikel I, onderdeel F
Op grond van artikel 3.28, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming dienen gefokte
vogels van soorten genoemd in bijlage A bij de CITES-basisverordening2 voorzien te zijn van een gesloten pootring. In bijlage 6 van de Regeling natuurbescherming
is per soort bepaald wat de maximale diameter van de betreffende pootring is. Op de
18e conferentie van partijen bij het CITES-verdrag3 is besloten dat de zwarte kroonkraanvogel (Balearica pavonina) verplaatst wordt van
Appendix II naar CITES Appendix I van het CITES-verdrag. Dit zal betekenen dat, zodra
de Europese Commissie de betreffende regelgeving heeft aangenomen en gepubliceerd,
deze soort op bijlage A van de CITES-basisverordening zal worden geplaatst. Om die
reden wordt met onderhavige regeling met het oog op die wijziging een maximale diameter
van de pootring voor deze soort vastgesteld. Voor de goede orde zij opgemerkt dat
de ringplicht zelf pas geldt op het moment dat de soort daadwerkelijk op bijlage A
van de CITES-basisverordening is opgenomen. De gekozen diameter wordt thans ook al
gebruikt voor het ringen van gefokte vogels van deze soort.
Artikel II, onderdelen A en B
In artikel 1 van de Regeling uitvoering Wet implementatie Nagoya Protocol zijn de
bepalingen uit de Nagoya-basisverordening4 en -uitvoeringsverordening5 aangewezen, waarmee het krachtens artikel 2, eerste lid, van de Wet implementatie
Nagoya Protocol verboden is in strijd te handelen. Eén van die bepalingen is artikel
7, eerste lid, van de basisverordening, volgens welke lidstaten ontvangers van middelen
voor onderzoek moeten verzoeken om een zorgvuldigheidsverklaring inzake hun omgang
met genetische rijkdommen. De aanwijzing van deze bepaling in artikel 1 van de Regeling
uitvoering Wet implementatie Nagoya Protocol is niet correct, omdat de bepaling niet
is gericht tot de onderzoeker, maar tot de lidstaten. De aanwijzing van deze bepaling
uit de basisverordening wordt met onderhavige wijziging daarom vervangen door de aanwijzing
van de procedurele bepalingen over deze zorgvuldigheidsverklaring (artikel 5, eerste,
tweede en derde lid, van de uitvoeringsverordening), die rechtsreeks tot de onderzoeker
zijn gericht. Zo wordt bovendien verduidelijkt dat bij de onderzoeker zelf de verantwoordelijkheid
ligt voor het op de juiste wijze indienen van de zorgvuldigheidsverklaring bij de
bevoegde autoriteit en dat daar niet een voorafgaand verzoek van de lidstaat voor
is vereist. In Nederland is de bevoegde autoriteit de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA), die daarvoor gebruik maakt van het door de Europese Commissie ontwikkelde
Declare-systeem. De NVWA neemt de registraties en zorgvuldigheidsverklaringen in behandeling.
Niet-vertrouwelijke informatie uit de zorgvuldigheidsverklaring wordt doorgezet naar
het ABS-Clearing House. Wat betreft het moment van indienen van de zorgvuldigheidsverklaring
is artikel 5, tweede lid, van de uitvoeringsverordening van toepassing. Nederland
heeft geen gebruik gemaakt van de aldaar geboden mogelijkheid om nader te specificeren
wanneer een dergelijke verklaring dient te worden afgelegd.
Regeldruk
De wijzigingen in artikel I, onderdelen A, B en C, en artikel II betreffen technische
verbeteringen en hebben geen gevolgen voor de regeldruk. Retributies worden beschouwd
als financiële kosten van regelgeving en vormen als zodanig geen onderdeel van de
regeldruk. De wijziging van de retributies voor jachtaktes (artikel I, onderdeel D)
heeft dus geen gevolgen voor de regeldruk. De aanwijzing van Heerlijkheid Mariënwaerdt
(artikel I, onderdeel E) heeft voorts ook geen gevolgen voor de regeldruk. Het vaststellen
van de maximale diameter van de ringmaat voor de zwarte kroonkraanvogel (artikel I,
onderdeel F) heeft ook geen gevolgen voor de regeldruk, de uitvoeringskosten verbonden
aan de ringplicht voor deze soort vloeit rechtstreeks voort uit het Besluit natuurbescherming.
Inwerkingtreding
Onderhavige regeling treedt op 1 januari 2020 in werking, overeenkomstig het beleid
inzake vaste verandermomenten. Publicatie vindt plaats minder dan twee maanden voor
inwerkingtreding van de regelgeving. Deze uitzondering op de minimale invoeringstermijn
is dat hier voor een deel sprake is van reparatieregelgeving (artikel I, onderdelen
A, B en C, en artikel II), dat vertraging ten nadele van de normadressaat zou zijn
(artikel I, onderdeel E) en dat er sprake is van uitvoering van Europese en internationale
regelgeving (artikel I, onderdeel F). Wat betreft het vaststellen van de leges voor
jachtaktes (artikel I, onderdeel D) geldt dat de invoeringstermijn langer dan twee
maanden is, omdat de jachtakte geldt van 1 april tot 1 april van het daaropvolgende
kalenderjaar (artikel 3.21, eerste lid, van de Besluit natuurbescherming). De leges
zullen pas voor aktes die per die datum van kracht zijn gelden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten