Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 november 2019, nr. WJZ/ 19230125, houdende wijziging van de Regeling natuurbescherming in verband met een aanpassing van de leges van de jachtakte en enkele verbeteringen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 3.8, tweede lid in samenhang met artikel 1.6, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming en derde lid, en 6.2, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, van de Wet natuurbescherming, de artikelen 3.2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, 3.28, zesde lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit natuurbescherming en artikel 2, eerste lid, van de Wet implementatie Nagoya Protocol;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling natuurbescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3.18a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing ten aanzien van botten en daarvan of daarmee vervaardigde producten van de tijger (Panthera tigris).

B

In artikel 3.26, achtste lid, wordt ‘zesde lid’ vervangen door ‘zevende lid’.

C

In artikel 5.1 worden het tweede achtste lid en het negende lid vernummerd tot het negende lid en het tiende lid.

D

Artikel 5.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 65,–’ vervangen door ‘€ 192,65 als het onderzoek, bedoeld in artikel 48a van de Regeling wapens en munitie, deel uitmaakt van de aanvraag; in andere gevallen € 138,20’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 30,–’ vervangen door ‘€ 68,20’.

3. In de onderdelen c, d en e wordt ‘€ 15,–’ telkens vervangen door ‘€ 30,–’.

E

Aan bijlage 2 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • l. Heerlijkheid Mariënwaerdt BV.

F

In bijlage 6 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Balearica pavonina

Zwarte kroonkraanvogel

18,0

ARTIKEL II

Artikel 1 van de Regeling uitvoering Wet implementatie Nagoya Protocol wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘artikel 7, eerste en tweede lid’ vervangen door ‘artikel 7, tweede lid’.

2. In onderdeel b wordt ‘en artikel 4, vierde lid’ vervangen door ‘artikel 4, vierde lid, en artikel 5, eerste, tweede en derde lid’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 november 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Onderhavige regeling voorziet in een wijziging van de Regeling natuurbescherming en de Regeling uitvoering Wet implementatie Nagoya Protocol in verband met een verhoging van de leges voor het verkrijgen van een jachtakte, de aanwijzing van een terreinbeherende organisatie in verband met de uitoefening van de jacht buiten aanwezigheid van de jachthouder alsmede enkele wijzigingen van technische aard. Deze wijzigingen worden hierna artikelsgewijs toegelicht.

Artikel I, onderdeel A

Artikel 3.18a, tweede lid, van de Regeling natuurbescherming bevat een vrijstelling voor dode dieren en planten van het verbod om dieren en planten van soorten genoemd in bijlage IV bij de Habitatrichtlijn, bijlage I of II bij het Verdrag van Bern en bijlage I bij het Verdrag van Bonn onder zich te hebben en te verhandelen (artikel 3.6, eerste en tweede lid, van de Wet natuurbescherming). Bij het formuleren van de vrijstelling is per abuis over het hoofd gezien dat op bijlage II bij het Verdrag van Bern ook de tijger voorkomt. Het is niet wenselijk dat botten van de tijger onder de vrijstelling vallen; deze botten zijn ook uitgezonderd van de vrijstelling in artikel 3.20 (zie het derde lid van dat artikel). Met de toevoeging van een vierde lid aan artikel 3.18a wordt die omissie hersteld.

Artikel I, onderdeel B en C

Met deze wijzigingen worden een foutieve verwijzing en een verschrijving hersteld in de artikelen 3.26 en 5.1 van de Regeling natuurbescherming.

Artikel I, onderdeel D

De korpschef van de politie is op grond van de Wet wapens en munitie belast met de afgifte van wapenverloven en op grond van de Wet natuurbescherming met de afgifte van jachtaktes voor het gebruik van jachtgeweren. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in 2014 – op basis van gesprekken met de politie en belangenvertegenwoordigers (o.a. sportschutters, jagers en verzamelaars) – het uitgangspunt vastgesteld dat de retributies voor wapenverloven en jachtaktes gefaseerd kostendekkend gemaakt worden, zodat deze taak niet langer ten dele uit de algemene middelen van de politie hoeft te worden gefinancierd. Als volgende stap in het zoveel mogelijk kostendekkend maken van de retributies heeft de Minister van Justitie en Veiligheid de onkostenvergoedingen voor wapenverloven verdubbeld, zodat zij een volledige compensatie bieden voor de aan politiezijde gemoeide personeelskosten (Stcrt. 2018, nr. 63740). In aanvulling daarop is de onkostenvergoeding voor het wapenverlof verhoogd vanwege de implementatie van de vuurwapenrichtlijn1 (Stcrt. 2019, 34687) en de toepassing van de e-screener, een speciaal ontwikkelde digitale vragenlijst die de aanvrager bevraagt op zijn psychische gesteldheid op basis van een aantal risicofactoren voor mogelijk wapenmisbruik (Stcrt. 2019, 54999; zie ook artikel 3.28a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet natuurbescherming). In navolging daarvan worden ook de retributies voor de jachtaktes tot hetzelfde bedrag verhoogd.

Artikel I, onderdeel E

Op grond van artikel 3.2 van het Besluit natuurbescherming kunnen in een bijlage van de Regeling natuurbescherming organisaties worden aangewezen op wier terreinen een duurzaam beheer van populaties in het wild levende dieren voldoende is verzekerd, gelet op de doelstelling van de organisatie en de bij de organisatie aanwezige kennis en kunde. Deze organisaties kunnen dan aan personen toestaan om de jacht buiten hun aanwezigheid uit te oefenen op hun terrein. Met deze wijzigingsregeling wordt landgoed Heerlijkheid Mariënwaerdt aan bijlage 2 toegevoegd die aan voornoemde eis voldoet. Deze aanwijzing heeft geen gevolgen voor de regeldruk, evenmin vloeien er administratieve lasten uit voort.

Artikel I, onderdeel F

Op grond van artikel 3.28, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming dienen gefokte vogels van soorten genoemd in bijlage A bij de CITES-basisverordening2 voorzien te zijn van een gesloten pootring. In bijlage 6 van de Regeling natuurbescherming is per soort bepaald wat de maximale diameter van de betreffende pootring is. Op de 18e conferentie van partijen bij het CITES-verdrag3 is besloten dat de zwarte kroonkraanvogel (Balearica pavonina) verplaatst wordt van Appendix II naar CITES Appendix I van het CITES-verdrag. Dit zal betekenen dat, zodra de Europese Commissie de betreffende regelgeving heeft aangenomen en gepubliceerd, deze soort op bijlage A van de CITES-basisverordening zal worden geplaatst. Om die reden wordt met onderhavige regeling met het oog op die wijziging een maximale diameter van de pootring voor deze soort vastgesteld. Voor de goede orde zij opgemerkt dat de ringplicht zelf pas geldt op het moment dat de soort daadwerkelijk op bijlage A van de CITES-basisverordening is opgenomen. De gekozen diameter wordt thans ook al gebruikt voor het ringen van gefokte vogels van deze soort.

Artikel II, onderdelen A en B

In artikel 1 van de Regeling uitvoering Wet implementatie Nagoya Protocol zijn de bepalingen uit de Nagoya-basisverordening4 en -uitvoeringsverordening5 aangewezen, waarmee het krachtens artikel 2, eerste lid, van de Wet implementatie Nagoya Protocol verboden is in strijd te handelen. Eén van die bepalingen is artikel 7, eerste lid, van de basisverordening, volgens welke lidstaten ontvangers van middelen voor onderzoek moeten verzoeken om een zorgvuldigheidsverklaring inzake hun omgang met genetische rijkdommen. De aanwijzing van deze bepaling in artikel 1 van de Regeling uitvoering Wet implementatie Nagoya Protocol is niet correct, omdat de bepaling niet is gericht tot de onderzoeker, maar tot de lidstaten. De aanwijzing van deze bepaling uit de basisverordening wordt met onderhavige wijziging daarom vervangen door de aanwijzing van de procedurele bepalingen over deze zorgvuldigheidsverklaring (artikel 5, eerste, tweede en derde lid, van de uitvoeringsverordening), die rechtsreeks tot de onderzoeker zijn gericht. Zo wordt bovendien verduidelijkt dat bij de onderzoeker zelf de verantwoordelijkheid ligt voor het op de juiste wijze indienen van de zorgvuldigheidsverklaring bij de bevoegde autoriteit en dat daar niet een voorafgaand verzoek van de lidstaat voor is vereist. In Nederland is de bevoegde autoriteit de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), die daarvoor gebruik maakt van het door de Europese Commissie ontwikkelde Declare-systeem. De NVWA neemt de registraties en zorgvuldigheidsverklaringen in behandeling. Niet-vertrouwelijke informatie uit de zorgvuldigheidsverklaring wordt doorgezet naar het ABS-Clearing House. Wat betreft het moment van indienen van de zorgvuldigheidsverklaring is artikel 5, tweede lid, van de uitvoeringsverordening van toepassing. Nederland heeft geen gebruik gemaakt van de aldaar geboden mogelijkheid om nader te specificeren wanneer een dergelijke verklaring dient te worden afgelegd.

Regeldruk

De wijzigingen in artikel I, onderdelen A, B en C, en artikel II betreffen technische verbeteringen en hebben geen gevolgen voor de regeldruk. Retributies worden beschouwd als financiële kosten van regelgeving en vormen als zodanig geen onderdeel van de regeldruk. De wijziging van de retributies voor jachtaktes (artikel I, onderdeel D) heeft dus geen gevolgen voor de regeldruk. De aanwijzing van Heerlijkheid Mariënwaerdt (artikel I, onderdeel E) heeft voorts ook geen gevolgen voor de regeldruk. Het vaststellen van de maximale diameter van de ringmaat voor de zwarte kroonkraanvogel (artikel I, onderdeel F) heeft ook geen gevolgen voor de regeldruk, de uitvoeringskosten verbonden aan de ringplicht voor deze soort vloeit rechtstreeks voort uit het Besluit natuurbescherming.

Inwerkingtreding

Onderhavige regeling treedt op 1 januari 2020 in werking, overeenkomstig het beleid inzake vaste verandermomenten. Publicatie vindt plaats minder dan twee maanden voor inwerkingtreding van de regelgeving. Deze uitzondering op de minimale invoeringstermijn is dat hier voor een deel sprake is van reparatieregelgeving (artikel I, onderdelen A, B en C, en artikel II), dat vertraging ten nadele van de normadressaat zou zijn (artikel I, onderdeel E) en dat er sprake is van uitvoering van Europese en internationale regelgeving (artikel I, onderdeel F). Wat betreft het vaststellen van de leges voor jachtaktes (artikel I, onderdeel D) geldt dat de invoeringstermijn langer dan twee maanden is, omdat de jachtakte geldt van 1 april tot 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar (artikel 3.21, eerste lid, van de Besluit natuurbescherming). De leges zullen pas voor aktes die per die datum van kracht zijn gelden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22).

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61).

X Noot
3

Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Washington, 3 maart 1973; Trb. 1975, 23).

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende voor gebruikers bestemde nalevingsmaatregelen uit het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik in de Unie (PbEU 2014, 150).

X Noot
5

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1866 van de Commissie van 13 oktober 2015 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat het register van collecties, het toezicht op de naleving door gebruikers en beste praktijken betreft (PbEU 2015, L 275).

Naar boven