Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 12 juni 2019, nr. 2615324, houdende de wijziging van de Regeling wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van de Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22)

De Minister van Justitie en Veiligheid;

Gelet op de artikelen 14, vierde lid, onderdeel a, 32a, vierde lid, 33, eerste lid, 41 en 42, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en artikel 7, vierde lid van het Besluit wapens en munitie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt ‘de minister van Veiligheid en Justitie’ vervangen door ‘de minister van Justitie en Veiligheid’.

B

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na ‘een omschrijving van (...) fabricaat,’ wordt ‘het land of de plaats van vervaardiging,’ ingevoegd.

b. ‘Nummer’ wordt vervangen door ‘serienummer’.

2. In het vierde lid wordt na ‘een omschrijving van (...) fabricaat,’ wordt ‘het land of de plaats van vervaardiging,’ ingevoegd.

3. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na ‘een omschrijving van (...) fabricaat,’ wordt ‘het land of de plaats van vervaardiging,’ ingevoegd.

b. ‘Nummer’ wordt vervangen door ‘serienummer’.

4. In het zesde lid wordt na ‘een omschrijving van (...) fabricaat,’ wordt ‘het land of de plaats van vervaardiging,’ ingevoegd.

5. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na ‘een omschrijving van (...) fabricaat,’ wordt ‘het land of de plaats van vervaardiging,’ ingevoegd.

b. ‘Nummer’ wordt vervangen door ‘serienummer’.

6. Het achtste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na ‘een omschrijving van (...) fabricaat,’ wordt ‘het land of de plaats van vervaardiging,’ ingevoegd.

b. ‘Nummer’ wordt vervangen door ‘serienummer’.

7. Het negende lid komt te luiden:

De erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder maakt via de elektronische weg onverwijld, doch in elk geval binnen een maand, melding bij de korpschef van de in het tweede lid, onder a tot en met d, genoemde registraties. Voor de zevende dag van elke kalendermaand verstrekt hij aan de korpschef de door hem in die periode ingenomen verloven tot verkrijging. Op verzoek van de korpschef overlegt hij tevens maandelijks via de elektronische weg een elektronisch afschrift van het desbetreffende gedeelte van de in het tweede lid onder e genoemde registratie.

8. Na het tiende lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 11. De erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder levert bij beëindiging van zijn activiteiten het in eerste lid genoemde register in bij de korpschef.

  • 12. Tenminste eenmaal per jaar wordt door de korpschef de werkelijke voorraad opgenomen en gecontroleerd aan de hand van registratie die overeenkomstig dit artikel aan korpschef is verstrekt.

C

In artikel 17a, tweede lid, onderdeel a wordt ‘schietvereniging’ vervangen door ‘schietbaan’.

D

Artikel 18, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De vrijstellingen van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, gelden voor de volgende categorieën vuurwapens, mits van het voorhanden hebben van deze wapens melding is gedaan bij de korpschef:

    • i. Vuurwapens die op of na 8 april 2016 voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt uitsluitend indien uit een certificaat afgegeven door de in artikel 43 van de wet genoemde bevoegde autoriteit voor de controle blijkt dat het betreffende vuurwapen voor gebruik als zodanig ongeschikt is gemaakt op de wijze, beschreven in Bijlage I ‘Technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens’ bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/337 van de Commissie van 5 maart 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn (PbEU 2018, L 65/1)

    • ii. Vuurwapens die vóór 8 april 2016 voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt volgens deze bepaling zoals deze luidde vóór 8 april 2016, tenzij de vuurwapens naar een andere lidstaat worden overgebracht of op de markt zijn gebracht, zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de voornoemde verordening.

E

Het opschrift van paragraaf 15 komt te luiden:

15. Vrijstellingen sportschutters, jagers en personen die historische gebeurtenissen nabootsen voor buitenlandse activiteiten.

F

In artikel 41, derde lid onder b wordt ‘de in het tweede lid bedoelde uitnodiging’ vervangen door: ‘de onder onderdeel a bedoelde uitnodiging’.

G

Na artikel 42 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 42a

  • 1. Van het verbod van artikel 14, eerste lid, en 22, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan personen die een ontheffing op grond van artikel 4 van de wet of verlof op grond van artikel 28 van de wet hebben ten behoeve van het nabootsen van historische gebeurtenissen.

  • 2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts voor personen die deelnemen aan het nabootsen van historische gebeurtenissen die:

    • a. blijkens een schriftelijke uitnodiging of verklaring van een re-enactment- of soortgelijke vereniging in het buitenland als deelnemer deel gaan nemen aan activiteiten bij het naspelen van historische gebeurtenissen in het land van bestemming, en

    • b. de meegevoerde vuurwapens en patronen in Nederland krachtens een verlof voorhanden mogen hebben.

H

In paragraaf 16. Sportschutters en jagers wordt onder vernummering van artikel 43a naar artikel 43b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43a

  • 1. Als erkende schietsportdisciplines in de zin van artikel 7, vierde lid, van het Besluit wapens en munitie worden aanwezen:

    • a. Statische disciplines Groot Kaliber Pistool

      • Militair Pistool

      • Service Pistool

      • Action Shooting

      • Meesterkaart Zwaar

    • b. Statische disciplines Groot Kaliber Geweer

      • Militair geweer

      • Veteranengeweer

      • Precisiegeweer

      • .30 M1

    • c. Dynamische / Parcours-disciplines Pistool

      • IPSC Handgun Open

      • IPSC Handgun Standard

      • IPSC Handgun Classic

      • IPSC Handgun Production

      • IPSC Handgun Revolver

      • Dynamic Service Rifle Pistool

    • d. Dynamische / Parcours-disciplines Geweer

      • IPSC Rifle Semi Auto Open

      • IPSC Rifle Semi Auto Standard

      • IPSC Rifle Manual Action Open

      • IPSC Rifle Manual Action Standard

      • Dynamic Service Rifle Geweer Semiautomaat

      • Dynamic Service Rifle Geweer Diverse

  • 2. Aanvragen voor erkenning van een schietsportdiscipline, als bedoeld in het eerste lid kunnen ingediend worden door een koepelvereniging voor schietsportverenigingen.

I

Na paragraaf 16 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

16b. Opslageisen

Artikel 43c
  • 1. De persoon die bevoegd is tot het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II of III, draagt er zorg voor dat de wapens en munitie separaat van elkaar in een afzonderlijke deugdelijke bergplaatsen worden opgeslagen.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is tevens van toepassing op essentiële onderdelen van wapens zoals bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3. Onder deugdelijke bergplaatsen, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan een speciaal voor de opslag van wapens vervaardigde, beveiligde, afsluitbare en voor onbevoegden niet eenvoudig te bereiken wapenkluis of een andere kluis die daarmee gelijk kan worden gesteld.

  • 4. Indien de in het tweede lid bedoelde kluis een gewicht van minder dan tweehonderd kilogram heeft, is de kluis deugdelijk verankerd in de vloer of de muur van de ruimte.

  • 5. Aan personen of instellingen die bevoegd zijn tot het voorhanden hebben van meer dan vijfentwintig wapens of een omvangrijke hoeveelheid munitie, kan door de korpschef van de politie toestemming gegeven worden de wapens of munitie in een andere deugdelijke bergplaats op te slaan, zulks naar het oordeel van de korpschef.

Artikel 43d
  • 1. De korpschef houdt toezicht op het bepaalde in artikel 43c en voert in verband hiermee ten minste één keer in de drie jaren een onaangekondigde thuiscontrole uit bij de in het eerste lid van dat artikel genoemde personen.

  • 2. Voor personen die de leeftijd van vijfentwintig jaren nog niet hebben bereikt vindt de in het eerste lid bedoelde controle jaarlijks plaats.

J

Artikel 44, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a vervalt aan het slot het woord ‘en’.

b. In het derde lid wordt na de puntkomma ‘en’ toegevoegd.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door: ‘; en’, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • c. de wapens en munitie zodanig zijn verpakt dat deze niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend en

  • d. dat degene die bevoegd is het wapen voor handen te hebben er continu de controle over houdt.

K

In artikel 50 wordt in het eerste lid onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. een controle als bedoeld in artikel 43 van de wet: € 90,–.

L

Artikel 50a wordt als volgt gewijzigd:

1. in onderdeel a. wordt ‘€ 130,–’ vervangen door: € 138,20.

2. in onderdeel b. wordt ‘€ 60,–’ vervangen door: € 68,20.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22) (Kamerstukken 34 984) wet of die wet in werking treedt, treedt deze regeling op hetzelfde tijdstip in werking.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 juni 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van de Regeling wapens en munitie (Rwm) strekt tot implementatie van de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22).

Een van de doelstellingen van de Richtlijn (EU) 2017/853 (de Richtlijn) is de traceerbaarheid van vuurwapens binnen de EU te verbeteren. De gewijzigde richtlijn verbreedt de plicht tot het markeren van vuurwapens en de essentiële onderdelen hiervan en stelt scherpere eisen dan tot nu toe aan de registratie (door de bevoegde autoriteiten) van vuurwapens. De lidstaten worden verplicht zorg te dragen voor een deugdelijk registratiesysteem van vuurwapens dat het mogelijk maakt geautomatiseerd gegevens uit te wisselen tussen enerzijds wapenhandelaren en de bevoegde autoriteiten binnen de lidstaat en anderzijds de autoriteiten in andere lidstaten. Daarnaast worden eisen gesteld aan de opslag en het vervoer van vuurwapens.

1. Eisen ten aanzien van een register dat wapenhandelaren en -makelaars bij moeten houden

De richtlijn verplicht de lidstaten tot het bijhouden van een geautomatiseerd systeem van gegevensbestanden waarin elk vuurwapen dat onder de bepalingen van de richtlijn valt, is geregistreerd. De richtlijn verplicht de lidstaten activiteiten van wapenhandelaren, zoals die daar zijn gedefinieerd, aan dezelfde eisen te onderwerpen als wapenhandelaren, aangezien zij vergelijkbare diensten verrichten. Erkenninghouders in de zin van artikel 9 van de Wet wapens en munitie (Wwm) zijn in de Nederlandse situatie wapenhandelaren in de zin van de richtlijn. Een van de doelstellingen van de richtlijn is de traceerbaarheid van vuurwapens binnen de EU te verbeteren. Artikel 4 van de richtlijn verplicht wapenhandelaren en -makelaars gedurende de hele periode van hun activiteit een register bij te houden waar alle bij hen inkomende of uitgaande onder de richtlijn vallende vuurwapens en essentiële onderdelen worden geregistreerd. Ook worden de lidstaten verplicht ervoor zorg te dragen dat het mogelijk is geautomatiseerd gegevens uit te wisselen tussen enerzijds autoriteiten en anderzijds wapenhandelaren. Het doel is steeds over een zo actueel mogelijk register te kunnen beschikken.

2. Meldplicht gedeactiveerde vuurwapens

Onbruikbaar gemaakte vuurwapens vallen in categorie C van de richtlijn, dit betreft vuurwapens waarvoor een aangifteplicht geldt. In Nederland geldt op dit moment nu een vrijstelling van de vergunningplicht voor deze vuurwapens op grond van artikel 18 van de Rwm Met onderhavige wijziging wordt voor deze categorie wapens een aangifteplicht in het leven geroepen. Dit betekent dat houders van onbruikbaar gemaakte vuurwapens hun wapen moeten melden bij de korpschef ten einde aanspraak op de vrijstelling te kunnen maken.

3. Opslageisen

De richtlijn bepaalt dat vuurwapens en munitie op een veilige manier moeten worden opgeborgen wanneer er geen rechtstreeks toezicht op is. Vuurwapens en munitie worden gescheiden van elkaar opgeborgen. Wanneer het vuurwapen en de munitie voor vervoer moeten worden overgedragen aan een vervoerder, moet die vervoerder verantwoordelijk zijn voor passend toezicht en passende opslag. In Nederland zijn in de Circulaire wapens en munitie 2018 criteria voor passende opslag en voor veilig vervoer opgenomen en worden eisen gesteld aan de wijze van opslag en vervoer van wapens en munitie. Om het risico dat onbevoegde personen zich toegang verschaffen tot vuurwapens en munitie tot een minimum te herleiden, verplicht de richtlijn in artikel 5bis de lidstaten voorschriften vast te stellen voor een passend toezicht op vuurwapens en munitie, alsmede voorschriften voor de passende opslag ervan op een veilige manier. Vuurwapens en munitie daarvoor mogen niet samen gemakkelijk toegankelijk zijn. Passend toezicht betekent in dergelijke gevallen dat de persoon die het betrokken vuurwapen of de betrokken munitie rechtmatig voorhanden heeft, er gedurende het vervoer en het gebruik ervan controle over heeft. Het niveau van toezicht op dergelijke passende opslagvoorzieningen houdt rekening met het aantal en de categorie van de betrokken vuurwapens en munitie. Om die reden worden eisen voor de opslag en het vervoer van wapens en munitie opgenomen in een nieuwe paragraaf 16 in de Rwm.

4. Nabootsen van historische gebeurtenissen (Re-enactment)

De richtlijn brengt het nabootsen van historische gebeurtenissen (re-enactment) in artikel 12, tweede lid onder de vrijstelling van de Europese Vuurwapenpas. Dat betekent dat verlofhouders voor het deelnemen aan activiteiten in een andere lidstaat geen consent nodig hebben, als aan de twee in het nieuwe artikel 42a genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikelsgewijs

Onderdeel B

Artikel 12 van de Rwm bevat reeds eisen aan het register dat erkenninghouders bijhouden. Dit artikel is aangepast overeenkomstig de richtlijn. Nieuw is de plicht het land of de plaats van vervaardiging van het wapen of de munitie te registeren. Verder bevat artikel 12 Rwm reeds de eis dat erkenninghouders periodiek een kopie van de registratie van transacties verstrekken aan de korpschef. Deze werkwijze wordt al jaren gehanteerd en werkt goed. Momenteel hanteert een kleine minderheid van de erkenninghouders nog een papieren administratie/voorraadsysteem of heeft de administratie van de activiteiten en voorraad slechts deels gedigitaliseerd (via spreadsheets of Excel bestanden). Met de inwerkingtreding van de wijziging van de Rwm worden erkenninghouders verplicht de registratie automatisch te verwerken, het is niet langer mogelijk een schriftelijke kopie te verstrekken. Om steeds over een zo actueel mogelijk register te kunnen beschikken worden erkenninghouders in het nieuwe negende lid verplicht onverwijld, maar in elk geval maandelijks, bij de korpschef melding te maken van transacties waarbij vuurwapens of essentiële onderdelen betrokken zijn.

Het nieuwe lid 11 bevat de verplichting voor erkenninghouders het register bij beëindiging van de activiteiten over te dragen aan de korpschef, zodat ook dan nog beschikt kan worden of de registraties. In overleg met de korpschef wordt bezien op welke praktische wijze deze overdracht het beste plaats kan vinden.

Het nieuwe lid 12 verplicht de korpschef als toezichthouder ten minste eenmaal per jaar de werkelijke voorraad te controleren aan de hand van het register. Dit betreft geen wijziging van de huidige praktijk, deze taak van de korpschef was reeds opgenomen in de Circulaire wapens en munitie 2018.

Onderdeel C

Om de vrijstelling van artikel 17a, tweede lid sub a in overeenstemming te brengen met de terminologie van artikel 44, dat op een soortgelijke regeling betrekking heeft, wordt de term ‘schietvereniging’ wordt vervangen door de term ‘schietbaan’.

Onderdeel D

Vuurwapens die voorgoed onbruikbaar zijn gemaakt, vallen overeenkomstig de richtlijn in de categorie C ingedeelde wapens waarvoor een aangifteplicht geldt. Overeenkomstig artikel 4 bis van de Richtlijn staan lidstaten het verwerven en voorhanden hebben van dergelijke wapens slechts toe aan personen aan wie daarvoor toestemming is verleend. In Nederland geldt op dit moment voor vuurwapens die voorgoed onbruikbaar zijn gemaakt een vrijstelling van de vergunningplicht overeenkomstig artikel 18 van de Rwm. Dit betreft vuurwapens die overeenkomstig bijlage I ‘Technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens’ bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/337 van de Commissie van 5 maart 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn (PbEU 2018, L 65/1) onbruikbaar zijn gemaakt. Voor deze vuurwapens wordt in artikel 18 Rwm een meldplicht geïntroduceerd. Om aanspraak te kunnen maken op de vrijstellingen uit artikel 18 Rwm, moet de houder van het vuurwapen van het voorhanden hebben van dit vuurwapenmelding maken bij de Korpschef, die hiervan een registratie bijhoudt.

Onderdeel E en G

Een nieuw artikel 42a wordt toegevoegd. Personen die historische gebeurtenissen nabootsen komen hiermee te vallen onder de vrijstelling van de Europese Vuurwapenpas. Zij mogen zonder voorafgaande toestemming gedurende een reis door één of meer lidstaten één of meer gedeactiveerde vuurwapens voorhanden hebben, op voorwaarde dat a) zij in het bezit zijn van een Europese vuurwapenpas waarin dit vuurwapen of deze vuurwapens zijn vermeld, en b) zij de reden van de reis kunnen aantonen, met name door het overleggen van een uitnodiging of een ander bewijs voor hun activiteiten als jager, sportschutter of deelnemer bij het naspelen van historische gebeurtenissen in de lidstaat van bestemming. Omdat deze categorie nieuw is in paragraaf 5, wordt ook het opschrift van deze paragraaf gewijzigd.

Onderdeel F

Deze wijziging betreft een correctie van een onjuiste verwijzing.

Onderdeel H

De invoeging van artikel 43a (nieuw) volgt uit artikel 7, eerste lid van het Besluit wapens en munitie. Hierin is bepaald dat een aanvrager van een verlof voor een magazijn voor een vuurwapen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn, slechts een redelijk belang heeft als dit magazijn wordt gebruikt bij een door Onze Minister bij regeling aangewezen schietsportdiscipline. In artikel 43 a worden door de minister de disciplines aangewezen waarvoor het gebruik van grote patroonmagazijnen toegestaan is.

Het tweede lid bepaalt dat alleen aangewezen organisaties een aanvraag voor het schrappen of wijzigen van de aangewezen disciplines in kunnen dienen. Reden hiervoor is dat het onwenselijk wordt geacht dat een wildgroei aan schietdisciplines zou kunnen ontstaan. Daarom kan alleen een koepelvereniging van schietverenigingen, die hier enige coördinatie op voert, een dergelijke aanvraag indienen. Op dit moment betreft dit de Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie (de facto bij publicatie van de Circulaire wapens en munitie 2014).

Bij de aanwijzing door de minister spelen vijf factoren in elk geval een rol:

  • 1. De eerste en primaire overweging is of de organisatie in de wereld van de internationale schietsport, en specifiek in het verband van het Internationaal Olympisch Comité en de International Shooting Sport Federation, verbonden is aan NOC*NSF (landelijke sportkoepel) en als vertegenwoordiger van de Nederlandse schietsport optreedt. Indicatief is dat de aan te wijzen organisatie de beschikking heeft over de door de Academie van Sportkader erkende kaderopleidingen op het gebied van training geven, besturen, arbitrage en veilig sportklimaat.

  • 2. Tweede overweging is of sprake is van een organisatie die zich voldoende onderscheid van een reeds aangewezen organisatie of organisaties.

  • 3. De derde overweging heeft betrekking op de competentie van de organisatie. Concreet komt dit tot uiting in de in artikel 43a genoemde certificeringsrol en of deze naar behoren vervult kan worden.

  • 4. De vierde overweging gaat over het draagvlak en doorzettingsmacht van de organisatie bij de eigen achterban, waaronder aangesloten verenigingen, en – voor zover relevant – in de bredere internationale dimensie. Hieruit volgt dat de organisatie zowel naar binnen als naar buiten een koepelfunctie vervult. Teneinde de noodzakelijke taken te kunnen uitvoeren moet de organisatie voldoende gezag bezitten.

  • 5. Als laatste overweging wordt getoetst of de organisatie als overlegpartner voor de overheid kan fungeren.

Onderdeel I

Het nieuwe artikel 43c stelt eisen aan de opslag van wapens en munitie. Deze eisen zijn grotendeels overgenomen uit de Circulaire wapens en munitie 2018. De persoon aan wie een vergunning is verleend tot het voorhanden hebben van wapens en/of munitie dient – indien de wapens en de bijbehorende munitie thuis voorhanden worden gehouden – er voor te zorgen dat deze worden opgeborgen in afzonderlijke, deugdelijk afgesloten, en voor onbevoegden niet gemakkelijk bereikbare bergplaatsen. De wapens dienen dus gescheiden van de munitie te worden opgeborgen.

Als een deugdelijke bergplaats voor wapens en/of munitie wordt uitsluitend aangemerkt een speciaal voor de opslag van wapens vervaardigde wapenkast/wapenkluis of een andere kluis die qua uitvoering en inbraakwerendheid daarmee kan worden gelijkgesteld. Een kluis dient deugdelijk te worden verankerd in de vloer of de muur van het gebouw tenzij de kluis van een dusdanig gewicht is (minimaal 200 kilo) dat het zo goed als uitgesloten is dat de kluis bij een inbraak kan worden meegenomen.

Het vierde lid ziet op personen of instellingen die bevoegd zijn tot het voorhanden hebben van grote aantallen (meer dan 25) wapens (bijvoorbeeld wapenverzamelaars/musea) en personen of instellingen die bevoegd zijn tot het voorhanden hebben van munitie die in totaal een grote omvang heeft (bijvoorbeeld munitieverzamelaars/musea). Aan hen is het, naast de berging in (wapen) kluizen, ook toegestaan om wapens en/of munitie op te bergen in een andere deugdelijk afgesloten bergplaats zoals een speciaal beveiligde (wapen)kamer. De omvang van de te treffen beveiligingsmaatregelen is uiteraard afhankelijk van de soort (gevaarzetting) en het aantal wapens of munitie dat in het gebouw ligt opgeslagen alsmede van de ligging en de beveiliging van het gebouw, hetgeen per geval zal moeten worden beoordeeld door de politie.

De bepalingen zijn echter niet van toepassing op de (onderdelen van) wapens en (onderdelen van) munitie waarop de vrijstelling van artikel 18 van de Regeling wapens en munitie van toepassing is noch op lege hulzen en projectielen die bestemd zijn voor het herladen. De onderstaande bepalingen zijn wel van toepassing op de opslag van slaghoedjes maar zijn niet van toepassing op de opslag van kruit. Het voorhanden hebben van kruit valt immers niet onder de werking van de WWM.

Artikel 43d bepaalt dat de korpschef toezicht houdt op de bepalingen in artikel 43c, door ten minste éénmaal in de drie jaren een thuiscontrole uit te voeren bij verlofhouders. In de huidige Cwm 2018 is deze toezichttaak reeds bij de korpschef belegd. Het betreft daarom geen nieuwe taak.

Onderdeel J

De richtlijn verplicht de lidstaten ook eisen te stellen aan een veilig vervoer van vuurwapens. Ter uitvoering hiervan wordt artikel 44 gewijzigd. Aan de eisen omtrent het vervoer wordt de verplichting toegevoegd dat wapens en munitie alleen vervoerd mogen worden op een wijze zodat deze niet direct voor gebruik kunnen worden aangewend.

Onderdeel K

Ter uitvoering van de Richtlijn is in artikel 43 van de wet de korpschef aangewezen als bevoegde autoriteit voor de controle op onbruikbaar gemaakte vuurwapens volgens de standaarden van de Richtlijn. In artikel 41 van de wet is de grondslag opgenomen om voor het uitvoeren van deze controle leges te heffen. In memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (onderdeel 4.14 Controlerende autoriteit gedeactiveerde wapens) is gesteld dat deze zullen uitkomen op 90 euro per controle en dat hiervoor leges ter hoogte van hetzelfde bedrag zullen worden gerekend.

Onderdeel L

De legesverhoging waaraan in de wijziging van dit artikel uiting wordt gegeven was reeds aangekondigd in de memorie van toelichting (onderdeel 4. Regeldruk en financiële gevolgen) bij de wetswijziging in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22)

Hiermee worden de structurele kosten bij de politie als gevolg van de wetswijziging gedekt.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven