Advies Raad van State inzake het voorstel van wet houdende implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011,152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L25)

Nader Rapport

15 april 2019

Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011,152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L25) met memorie van toelichting

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 21 december 2018, nr. 2018002413, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 13 maart 2019, nr. No.W12.18.0403/III, bied ik U hierbij, mede namens mijn ambtgenoten de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aan.

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Met de redactionele opmerkingen van de Afdeling is rekening gehouden.

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoten de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting met gewijzigde bijlage aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees.

Advies Raad van State

No. W12.18.0403/III

’s-Gravenhage, 13 maart 2019

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 21 december 2018, no.2018002413, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25), met memorie van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W12.18.0403/III

  • Uit de transponeringstabel blijkt niet voor welke sancties is gekozen om artikel 3 van de richtlijn te implementeren. De tabel daarop aanpassen.

  • De toelichting in de transponeringstabel op de implementatie van artikel 3 van de overeenkomst klopt niet. Artikel 3 bevat geen algemene beginselen inzake sanctionering. De toelichting daarop aanpassen.

  • Ten aanzien van artikel 3 van het verdrag wordt in de transponeringstabel opgemerkt dat van de bevoegdheid tot uitsluiting voor binnenvisserij geen gebruik wordt gemaakt, terwijl van deze uitsluitingsmogelijkheid blijkens de toelichting bij de Rijkswet tot goedkeuring van het verdrag wél gebruik wordt gemaakt. De tabel daarop aanpassen.

  • Ten aanzien van artikel 9, vierde lid, van het verdrag en artikel 6, vierde lid van de overeenkomst, die de minimumleeftijd voor gevaarlijke werkzaamheden zetten op 18 jaren, wordt in de transponeringstabel verwezen naar artikelen 1.36 en 1.37 Arbobesluit. Deze bepalingen van het Arbobesluit lijken minder streng te zijn, omdat zij dergelijke werkzaamheden wel toestaan indien het deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat die gevaren worden voorkomen. In de toelichting deze keuze nader uitleggen.

  • Ten aanzien van artikel 12, eerste lid, onderdeel a, van het verdrag en artikel 9, onderdeel a, van de overeenkomst, wordt in de transponeringstabel verwezen naar artikelen 40 Wz en 62 Bzvb. Ook naar bijlage 3 van het Keuringsreglement verwijzen.

  • Onvoldoende duidelijk is hoe artikel 16, onderdeel b, van het verdrag en artikel 14, onderdeel b, van de overeenkomst zijn geïmplementeerd. De toelichting dan wel transponeringstabel daarop aanpassen.

  • Ten aanzien van artikel 15, onderdeel b van de overeenkomst, wordt in de transponeringstabel verwezen naar artikel 38 Wz. Ook naar artikel 38a Wz verwijzen.

  • Ten aanzien van artikel 21, vierde lid, van het verdrag en artikel 19, vierde lid, van de overeenkomst, wordt opgemerkt dat de artikelleden geen implementatie behoeven, omdat het een verplichting is van de betreffende lidstaat (zijnde de vlaggenstaat). In de toelichting aangeven hoe met deze verplichting wordt omgegaan, in het voorkomende geval dat Nederland vlaggenstaat is.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Voorstel van wet houdende implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25) noodzakelijk is regels te stellen ten behoeve van de gezondheid, veiligheid en behoorlijke leef- en werkomstandigheden van vissers en dat het wenselijk is de daarop betrekking hebbende bepalingen te moderniseren;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I BOEK 7, TITEL 10, VAN HET BURGERLIJK WETBOEK

Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 695, eerste lid, wordt na ‘voeren’ ingevoegd ‘en op zeeschepen die gerechtigd zijn een andere vlag te voeren, indien de zee-arbeidsovereenkomst wordt beheerst door Nederlands recht’.

B

Het opschrift van afdeling 12A komt te luiden:

Afdeling 12A. Bijzondere bepalingen ter zake van de zee-arbeidsovereenkomst in de zeevisserij.

C

In artikel 739 vervalt onderdeel b onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c.

D

Artikel 740 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede zin van het eerste lid komt te luiden: De artikelen 708, 715, 717, 737 en 738a tot en met 738f zijn niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst in de zeevisserij.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘artikel 741’ vervangen door ‘de artikelen 741, 742 en 746 tot en met 749’.

E

Artikel 742 komt te luiden:

Artikel 742
  • 1. De arbeidsovereenkomst van de zeevarende in de zeevisserij vermeldt naast de in artikel 699 genoemde gegevens:

    • a. het garantieloon en de berekeningswijze van het aandeel van de zeevarende in de vangst of de opbrengst daarvan, voor zover het in geld vastgestelde loon geheel of gedeeltelijk bestaat in een aandeel in de vangst of de opbrengst daarvan;

    • b. de voorzieningen die de werkgever aan boord verstrekt aan de zeevarende;

    • c. de door de werkgever aan de zeevarende te verstrekken bescherming in geval van ziekte, ongeval of overlijden in verband met zijn arbeidsovereenkomst; en

    • d. de minimumrusttijden.

  • 2. Voor zover de gegevens, bedoeld in het eerste lid, zijn vermeld in een toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, kan worden volstaan met een verwijzing naar deze overeenkomst of regeling.

F

In artikel 743, eerste lid, wordt ‘drie maanden’ vervangen door ‘zes maanden’.

G

Na artikel 745 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 746

De werkgever brengt voor de overmaking, bedoeld in artikel 707, lid 1, geen kosten in rekening bij de zeevarende in de zeevisserij.

H

Na artikel 746 worden twee artikelen en een opschrift ingevoegd, luidende:

Verplichtingen van de scheepsbeheerder
Artikel 747

De artikelen 623, 624, 695, lid 1, 697, 698, 700, 702, 703 tot en met 707, 718, 719, leden 1, 2, 5 en 6, 720, 732, 734 tot en met 734m, 742, 743 en 746 zijn van overeenkomstige toepassing op personen die, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden verrichten in de zeevisserij, met dien verstande dat voor ‘werkgever’ wordt gelezen: scheepsbeheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Wet zeevarenden en in plaats van ‘loon’ wordt gelezen: aandeel in de vangst of de opbrengst daarvan.

Artikel 748

Indien de werkgever van de zeevarende in de zeevisserij de verplichtingen inzake repatriëring, bedoeld in artikel 718, niet tijdig nakomt, is de scheepsbeheerder aansprakelijk voor de nakoming daarvan.

I

Na artikel 748 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

Afdeling 12B. De maatschapsovereenkomst in de zeevisserij
Artikel 749
  • 1. Op de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij zijn de artikelen 623, 624, 695, lid 1, 697, 698, 700, 702, 703 tot en met 707, 718, 719, leden 1, 2, 5 en 6, 720, 732, 734, 734a, 742, lid 1, 743 en 746 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘zee-arbeidsovereenkomst’ wordt gelezen ‘maatschapsovereenkomst’, in plaats van ‘werkgever’ wordt gelezen ‘scheepsbeheerder, als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet zeevarenden’ en in plaats van ‘loon’ wordt gelezen ‘aandeel in de vangst of de opbrengst daarvan’.

  • 2. Op de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij zijn de artikelen 734d tot en met 734m van overeenkomstige toepassing, tenzij de zeevarende in de zeevisserij tegen de geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid verzekerd is bij het Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij, met dien verstande dat in plaats van ‘zee-arbeidsovereenkomst’ wordt gelezen ‘maatschapsovereenkomst’, in plaats van ‘werkgever’ wordt gelezen ‘scheepsbeheerder, als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet zeevarenden’ en in plaats van ‘loon’ wordt gelezen ‘aandeel in de vangst of de opbrengst daarvan’.

ARTIKEL II WETBOEK VAN KOOPHANDEL

Paragraaf 6 van titel 4 van het Tweede Boek van het Wetboek van Koophandel vervalt.

ARTIKEL III WET VAN 6 JULI 2011 INZAKE IMPLEMENTATIE VAN HET OP 23 FEBRUARI 2006 TE GENÈVE TOT STAND GEKOMEN MARITIEM ARBEIDSVERDRAG, 2006 (TRB. 2007, 93).

De artikelen XIII en XIIIa van de Wet van 6 juli 2011 inzake de implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) vervallen.

ARTIKEL IV WET ZEEVARENDEN

De Wet zeevarenden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g komt te luiden:

g. lengte (L):

tenzij anders bepaald, 96 procent van de totale lengte op een waterlijn op 85 procent van de kleinste holte gemeten vanaf de kiellijn, of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is; bij vissersvaartuigen die met een stuurlast ontworpen zijn, wordt de waterlijn waarop deze lengte gemeten wordt, evenwijdig aan de ontwerplastlijn genomen;

2. Onderdeel z komt te luiden:

z. zeevarende:
  • 1°. de natuurlijke persoon die in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een schip, niet zijnde een vissersvaartuig; of

  • 2°. een visser;.

3. Onderdeel aa komt te luiden:

aa. visser:

een ieder die in enige hoedanigheid aan boord van een vissersvaartuig werkzaam is met uitzondering van loodsen, marinepersoneel, andere personen in dienst van een overheid, aan de wal gestationeerde personen, die aan boord werkzaamheden verrichten, en visserijwaarnemers;.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel am door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

an. Verdrag betreffende werk in de visserijsector:

het op 14 juni 2007 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152);

ao. visserij-arbeidscertificaat:

document als bedoeld in artikel 41 van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector.

B

Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel d wordt toegevoegd: en.

2. Onderdeel e vervalt onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel e.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De kapitein zorgt ervoor dat het wachtpersoneel de beginselen van een veilige wacht in acht neemt in overeenstemming met voorschrift VIII/2 van de bijlage bij het STCW-Verdrag dan wel, voor vissersvaartuigen, de voorschriften die voor het wacht houden op vissersvaartuigen zijn gesteld op grond van artikel 64.

2. Het elfde lid komt te vervallen.

D

In artikel 19a, eerste lid, komt de tweede zin te luiden:

Hieronder worden voor functies op schepen, waarop het STCW-Verdrag van toepassing is, in ieder geval begrepen de trainingen, genoemd in de hoofdstukken V en VI van de bijlage bij dat verdrag.

E

Artikel 27, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De opvarenden zijn verplicht de bevelen van de kapitein op te volgen en de toepasselijke maatregelen inzake de veiligheid of de gezondheid in acht te nemen.

F

Artikel 33, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In de monsterrol worden, onverminderd artikel 34, de namen en de functies opgenomen van alle zeevarenden die aan boord werkzaam zijn.

G

Artikel 35, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De zeevarenden, bedoeld in artikel 33, tweede lid, zijn in het bezit van een geldig monsterboekje.

H

Artikel 48 komt te luiden:

Artikel 48
  • 1. De scheepsbeheerder draagt zorg voor behoorlijke en veilige accommodatie voor de zeevarenden aan boord van een schip, met inbegrip van voorzieningen en voorraden voor zieke zeevarenden en recreatieve voorzieningen met inachtneming van de daaraan bij ministeriële regeling gestelde eisen. Deze eisen kunnen afhankelijk van het bouwjaar van het schip verschillen.

  • 2. In overeenstemming met norm A 3.1 van het Maritiem Arbeidsverdrag dan wel, voor vissersvaartuigen, onderdeel 3 van Bijlage III van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector kan van bepaalde eisen door Onze Minister ontheffing worden verleend.

I

Artikel 48a, vijfde lid, vervalt.

J

Het opschrift van hoofdstuk 4B komt te luiden:

Hoofdstuk IVB. Certificaat maritieme arbeid, verklaring naleving maritieme arbeid en visserij-arbeidscertificaat

K

Na artikel 48e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 48f
  • 1. Dit artikel is van toepassing op een vissersvaartuig dat gewoonlijk per reis meer dan drie dagen op zee verblijft en een lengte heeft van 24 meter of meer dan wel normaliter vaart op een afstand van meer dan 200 zeemijl tot de Nederlandse kustlijn.

  • 2. Onze Minister geeft op aanvraag een visserij-arbeidscertificaat af voor een vissersvaartuig als bedoeld in het eerste lid, indien na onderzoek blijkt dat voor dat vissersvaartuig wordt voldaan aan de voorschriften met betrekking tot:

    • 1°. de minimumleeftijd, gesteld bij of krachtens de Arbeidstijdenwet;

    • 2°. het geneeskundig onderzoek, gesteld bij of krachtens hoofdstuk 4, paragraaf 2;

    • 3°. de bemanningssamenstelling, gesteld bij of krachtens hoofdstuk 2, paragrafen 1 en 2, alsmede de rusttijden, gesteld bij of krachtens paragraaf 5.2 en krachtens artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;

    • 4°. de monsterrol, gesteld krachtens de artikelen 33 en 34;

    • 5°. de overeenkomst op grond waarvan een visser aan boord werkzaam is, gesteld in de artikelen 69da en artikel 69db, eerste lid;

    • 6°. repatriëring, gesteld in artikel 69db, tweede lid;

    • 7°. betaling aan vissers, gesteld in artikel 69db, tweede lid;

    • 8°. accommodatie, voeding en drinkwater, gesteld bij of krachtens de artikelen 48 en 48a;

    • 9°. voorzieningen voor zieke zeevarenden aan boord, gesteld bij of krachtens de artikelen 48 en 64, en medische zorg, gesteld in artikel 69db, tweede lid;

    • 10°. arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie aan boord, gesteld krachtens artikel 64; en

    • 11°. bescherming tegen beroepsgerelateerde ziekte, ongeval of overlijden, gesteld in artikel 69db, tweede lid.

  • 3. De artikelen 48c, derde en vierde lid, 48d en 48e zijn van overeenkomstige toepassing op het visserij-arbeidscertificaat.

L

Artikel 52 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. op een schip als bedoeld in artikel 48e, eerste lid, geen geldig certificaat maritieme arbeid aan boord is dan wel, voor een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 48f, eerste lid, geen geldig visserij-arbeidscertificaat aan boord is;.

2. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. er sprake is van een ernstige of herhaalde schending van het Maritiem Arbeidsverdrag dan wel, in verband met een vissersvaartuig, het Verdrag betreffende werk in de visserijsector; of.

M

Artikel 59a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het is verboden met een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 48f, eerste lid, te varen indien het vaartuig niet is voorzien van een geldig visserij-arbeidscertificaat.

N

Artikel 60 komt te luiden:

Artikel 60

Het is verboden de verplichtingen ingevolge de artikelen 3, tweede en derde lid, 4, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde, zevende, achtste en negende lid, 29, eerste lid, 48, 48a, 48b, eerste lid, 48c, derde lid, onderdeel a, 48e, vierde lid, 48f, derde lid, in samenhang met artikel 48c, derde lid, onderdeel a, en 48e, vierde lid, en ingevolge de artikelen 69a, derde lid, 69c, 69d, 69da, 69db en 69e, eerste lid, niet na te komen.

O

Artikel 64 komt te luiden:

Artikel 64

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, ter uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties, regels worden gesteld ter waarborging van de veilige en milieuverantwoorde vaart alsmede de gezondheid, de veiligheid en behoorlijke leef- en werkomstandigheden van zeevarenden.

P

Artikel 67, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Er is een openbaar register van certificaten maritieme arbeid en visserij-arbeidscertificaten, dat door Onze Minister wordt gehouden.

Q

Aan artikel 69b wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op klachten betreffende een vermoedelijke schending van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector met dien verstande dat een klacht kan worden ingediend door een visser, een vereniging van beroepsbeoefenaren of een andere belangenvereniging, een vakbond of, in het algemeen, door eenieder die belang heeft bij de veiligheid van het vaartuig of de gezondheid van vissers aan boord.

R

In artikel 69d, eerste lid, wordt na ‘en, voor wat betreft de onderdelen 6, 7, 8, 12 en 13’ ingevoegd ‘van laatstgenoemd artikel’.

S

Na artikel 69d worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 69da

De scheepsbeheerder van een vissersvaartuig draagt er zorg voor dat:

  • a. de overeenkomst, op basis waarvan de visser zijn werkzaamheden aan boord verricht, schriftelijk is aangegaan en is ondertekend door partijen;

  • b. de visser beschikt over een afschrift van die overeenkomst; en

  • c. de overeenkomst aan boord voor inzage beschikbaar is voor de visser en, op verzoek, voor andere belanghebbenden.

Artikel 69db
  • 1. De scheepsbeheerder van een vissersvaartuig draagt er zorg voor dat de overeenkomsten, op grond waarvan vissers hun werkzaamheden aan boord verrichten, voldoen aan artikel 742 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede de bepalingen die ingevolge artikel 740 van genoemd Boek 7 van toepassing zijn dan wel in gevolge de artikelen 747 en 749 van genoemd Boek 7 van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde scheepsbeheerder zorgt ten aanzien van zeevarenden, die op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten in de zeevisserij, voor de nakoming van de uit de artikelen 706, 707 709, 718tot en met 720 ,734 tot en met 734l, 736, 741, 743, 746 en 748 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voortkomende verplichtingen. Artikel 69d, tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde scheepsbeheerder zorgt ten aanzien van de personen, bedoeld in de artikelen 747 en 749 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, voor de nakoming van de uit de artikelen 706, 707,718, 719 leden 1, 2, 5 en 6, 720, 734 tot en met 734l, 743 en 746 van genoemd Boek 7 voortkomende verplichtingen.

ARTIKEL V MEETBRIEVENWET

In artikel 1, onderdeel o, van de Meetbrievenwet wordt ‘lengte’ vervangen door ‘lengte (L)’.

ARTIKEL VI INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

MEMORIE VAN TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Algemeen

§ 1. Inleiding

Dit wetsvoorstel beoogt de implementatie van het door de Internationale Arbeidsconferentie te Genève op 14 juni 2007 tijdens haar zesennegentigste zitting aangenomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (IAO-Verdrag nr. 188), (hierna: het verdrag). Hierna worden de hoofdlijnen van het verdrag kort uiteengezet. Voor een uitvoeriger beschrijving van de historie, achtergronden en inhoud van het verdrag zij verwezen naar de memorie van toelichting bij het tegelijk met dit wetsvoorstel ingediende voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector. In die memorie is ook uiteengezet waarom de regering het gewenst acht dat het Koninkrijk toetreedt tot het verdrag. De wetsvoorstellen voor goedkeuring en implementatie zijn aangekondigd in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 juni 2013 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2012/13, 29 427, nr. 95).

Voorts wordt met dit wetsvoorstel richtlijn (EU) 2017/159 (hierna: de richtlijn) geïmplementeerd1. De basis van de richtlijn is de op 21 mei 2012 tussen het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (hierna: de overeenkomst). De richtlijn treedt in werking tegelijkertijd met het bovengenoemde verdrag, maar moet uiterlijk per 15 november 2019 in Nederlandse regelgeving zijn geïmplementeerd.

De richtlijn omvat niet alle onderdelen van het verdrag. De verschillen tussen richtlijn en verdrag worden opgesomd in paragraaf § 1.2. Als aanvulling bij het verdrag heeft de Internationale Arbeidsconferentie op haar 96ste zitting Aanbeveling nr. 199 werk in de visserij aangenomen (hierna: de aanbeveling). In de aanbeveling staan richtlijnen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden, de werkvoorwaarden, de accommodatie aan boord van vissersvaartuigen, de medische zorg, gezondheidsbescherming en sociale zekerheid en de handhaving. Omdat een aanbeveling geen juridisch bindende bepalingen bevat, kon de aanbeveling bij het verdrag niet in de richtlijn worden opgenomen. Voorts konden alleen die artikelen worden overgenomen in de overeenkomst die binnen de reikwijdte van artikel 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

§ 1.1 Doel en achtergrond

Het verdrag heeft als doel om wereldwijd fatsoenlijke leef- en werkomstandigheden voor vissers te waarborgen en een level playing field te scheppen in de visserij op het gebied van leef- en werkomstandigheden voor vissers, met andere woorden: in de sector wereldwijd eerlijker mededingingsvoorwaarden te stimuleren. Het verdrag verleent een minimumbescherming; het beoogt de vaststelling van internationale minimumnormen voor de commerciële visserij. Dit verdrag omvat onder meer de herziening van vier relatief oude verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) voor vissers met betrekking tot minimumleeftijd, geneeskundig onderzoek, de arbeidsovereenkomst en accommodatie aan boord van een vissersvaartuig.

Het verdrag heeft betrekking op belangrijke onderwerpen zoals bemanningssterkte en rusttijden, overeenkomst tot het verrichten van werk door vissers, repatriëring, werving en arbeidsbemiddeling, medische zorg, arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie, sociale zekerheid en naleving en handhaving.

Het verdrag bevat ook uitgebreide eisen waaraan de accommodatie aan boord van vissersvaartuigen moet voldoen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen vissersvaartuigen korter en langer dan 24 meter. Voor schepen met een lengte van meer dan 24 meter gelden strengere eisen.

De meerwaarde van het verdrag ligt met name in de ruime toepassingssfeer. Het verdrag is van toepassing op alle vissersvaartuigen die zijn betrokken bij de commerciële visserij. Daarnaast is het verdrag van toepassing op elke visser die actief is in de commerciële visserij. Dit betekent elke persoon, die op basis van een arbeidsovereenkomst is aangenomen of op een andere wijze is gecontracteerd of die op welke wijze dan ook een beroep uitoefent aan boord van een vissersvaartuig, daaronder begrepen de personen die aan boord werken en op basis van een aandeel in de (opbrengst van de) vangst betaald worden, met uitzondering van loodsen, marinepersoneel, andere personen in vaste dienst van een overheid, aan de wal gestationeerde personen die aan boord van een vissersvaartuig werk verrichten en visserijwaarnemers.

In 2016 bedroeg de omvang van de actieve zeevissersvloot onder Nederlandse vlag 597 vaartuigen in totaal. Binnen de kleine zeevisserij is de kottervisserij qua vlootomvang en werkgelegenheid voor Nederland al jaren de belangrijkste (sub)sector binnen de gehele visserij. De kottervloot bestond in 2016 uit 280 kotters. De Nederlandse kottervloot vist voornamelijk op garnalen en platvis (tong en schol). Binnen de Nederlandse kottervloot vormt bijna elke kotter een familiebedrijf met een of enkele schepen. De bemanningsleden van een kotter vormen veelal samen met de eigenaar een maatschap, waarbij de eigenaar het schip ter beschikking stelt aan de maatschap en de (directe) kosten en opbrengsten in de maatschap worden gedeeld. De schatting is dat in totaal ongeveer 10 procent van het personeel op de kottervloot die onder Nederlandse vlag vaart bestaat uit buitenlanders. De schatting is dat het aantal buitenlanders voor circa 90 procent bestaat uit Polen en 10 procent Filipijnen.

De Nederlandse trawlervisserij, ook wel de grote zeevisserij genoemd, wordt in Nederland uitgeoefend door 4 rederijen (allen familiebedrijven) die met diepvriestrawlers vissen op pelagische vissoorten. Deze rederijen zijn al 50 jaar of langer actief in de grote zeevisserij. De Nederlandse trawlervloot omvatte in 2016 7 schepen. In tegenstelling tot de vissers op een kotter, die werkzaamheden verrichten op basis van een maatschapsovereenkomst, zijn vissers op een trawler meestal werknemer. De verdiensten zijn echter, net als in de kottervisserij, afhankelijk van de opbrengst van de vangst, waarbij de werknemers wel een gegarandeerd minimumloon ontvangen (garantieloon) mochten de verdiensten tegenvallen.

Naast kotters die varen onder Nederlandse vlag, beschikken Nederlandse zeevisserijondernemers ook over 69 kotters onder buitenlandse vlag (stand per 1 augustus 2017). Dit komt ook voor bij de grote zeevisserij: de ondernemers in deze sector beschikken over circa 10 trawlers onder buitenlandse vlag (Frankrijk, Duitsland, Letland en Engeland). De voornaamste reden om onder buitenlandse vlag te varen is om gebruik te kunnen maken van de quota van het betreffende land waar de kotter of trawler ingevlagd wordt.2

Binnenvisserij is de verzamelnaam voor visserij op de binnenwateren van Nederland. In principe valt ook de visserij in de binnenwateren onder de werking van het verdrag, tenzij de lidstaat ervoor kiest om deze visserij (tijdelijk) van het toepassingsgebied uit te sluiten. In Nederland zijn er nog ongeveer 200 visserijbedrijven van beroepsbinnenvissers. Het gaat over het algemeen om kleine familiebedrijven, waarin twee − vaak vader en zoon – of meer familieleden samenwerken. Het belangrijkste binnenwater is het IJsselmeer. Op het IJsselmeer is een steeds kleiner wordende groep beroepsvissers actief (75 vergunningen). Zij vissen vooral op aal (paling), schubvis, IJsselmeerbot en wolhandkrab. Op het IJsselmeer, Markermeer en IJmeer gelden verschillende beperkende voorwaarden voor de visserij. Die beperkingen betreffen de hoeveelheid vistuigen, perioden waarin niet mag gevist worden, vistijd en gebieden. De Nederlandse Staat is eigenaar van het IJsselmeer, Markermeer en IJmeer en verhuurt het visrecht (recht om te vissen) aan de vissers.3 Om de redenen vermeld in de toelichting bij het voorstel van rijkswet Goedkeuring van het op 14 juni 2007 te Geneve tot stand gekomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector, 2007 is er voor gekozen om de binnenvisserij in Nederland van het toepassingsgebied van het verdrag uit te sluiten.

De richtlijn is niet van toepassing op de binnenvisserij. Op grond van artikel 2 van de overeenkomst is de richtlijn van toepassing op vissers en vaartuigen betrokken bij de commerciële zeevisserij. Artikel 1 van de overeenkomst definieert commerciële visserij als visserij-activiteiten met uitzondering van zelfvoorzieningsvisserij en recreatieve visserij en een visserij-activiteit wordt gedefinieerd als het vangen of het vangen en verwerken van vis of andere levende rijkdommen van de zee. De richtlijn is dus uitsluitend van toepassing op vissers en vaartuigen actief in de commerciële zeevisserij.

Het verdrag legt in de artikelen 34 tot en met 39 voor het eerst minimumnormen op het gebied van sociale zekerheid voor alle vissers vast. Deze normen gelden voor alle vissers, zowel vissers met een arbeidsovereenkomst als vissers die werken als zelfstandige.

§ 1.2 Implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en de Richtlijn (EU) 2017/159 in de nationale wetgeving

Voor de implementatie van het verdrag wordt de regelgeving op een aantal onderwerpen beperkt aangepast. Deze aanpassingen betreffen voornamelijk de wetgeving die valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en van Justitie en Veiligheid. Het gaat veelal om technische aanpassingen, omdat door de bekrachtiging en implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag (hierna: MAV) de vereisten uit het verdrag al grotendeels zijn geïmplementeerd in onze nationale regelgeving. De wetgeving, die al dan niet moet worden aangepast, wordt hieronder nader beschreven.

Met de aanpassing van de regelgeving die in verband met de goedkeuring van het verdrag noodzakelijk is, zal ook de noodzakelijke implementatie van de richtlijn (die uiterlijk 15 november 2019 geïmplementeerd moet zijn) gerealiseerd worden.

Tussen verdrag en richtlijn zijn er de volgende verschillen:

  • het verdrag gaat ook over de binnenvisserij, maar maakt het mogelijk de binnenvisserij tijdelijk uit te sluiten, terwijl de richtlijn alleen de zeevisserij betreft;

  • het verdrag ziet op vissers die werken als werknemer of zelfstandige, terwijl de richtlijn alleen betrekking heeft op vissers die werken als werknemer of in een arbeidsverhouding én op zelfstandige vissers als die samen met de hiervoor genoemde categorieën van vissers aan boord van eenzelfde vissersvaartuig werken;

  • het verdrag stelt regels met betrekking tot toegang tot de sociale zekerheid voor vissers; de richtlijn beperkt zich tot voorschriften met betrekking tot de bescherming van de gezondheid en medische zorg en bescherming bij arbeidsgerelateerde ziekte, letsel of overlijden voor vissers aan boord van een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert of onder diens volledige rechtsmacht is geregistreerd;

  • het verdrag maakt tijdelijke uitzondering mogelijk en verbindt daaraan geen termijn; de richtlijn beperkt de mogelijkheid van tijdelijke uitzondering tot een termijn van vijf jaar.

De richtlijn moet uiterlijk per 15 november 2019 geïmplementeerd zijn door de lidstaten van de Europese Unie die geen beroep kunnen doen op vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie die stelt dat implementatie in intern recht om geografische redenen geen feitelijk doel dient (zie overweging 21 van de richtlijn). Tsjechië, Slowakije, Oostenrijk, Luxemburg en Hongarije zijn geen kuststaten. Zij kunnen een beroep doen op deze rechtspraak. Als zij van deze mogelijkheid gebruik wensen te maken moeten zij de Europese Commissie hiervan op de hoogte stellen.

De vissersvloot in de Europese unie bestaat uit 72.301 vissersvaartuigen die kleiner zijn dan 12 meter, 9.998 vissersvaartuigen die van 12 meter tot 24 meter lang zijn en 2.855 vissersvaartuigen die langer dan 24 meter zijn. Van de lidstaten hebben Griekenland (15.638 vissersvaartuigen), Italië (12.414), Spanje (9.572), Portugal (8.136), Kroatië (7.540), Frankrijk (6.964) en het Verenigd Koninkrijk (6.319) de grootste vissersvloten. Nederland staat op de 18de plaats met 832 vissersvaartuigen (cijfers september 2015).4

§ 1.3 Bestaande wetgeving die voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het verdrag / de richtlijn
§ 1.3.1 Gezondheid en medische zorg

Het verdrag verplicht lidstaten te regelen dat vissers – voor zover in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk – recht hebben op gratis medische zorg aan boord van het vissersvaartuig of wanneer de vissers zich in een vreemde haven bevinden. Dit is geregeld in artikel 30, onderdeel f, van het verdrag.

De overeenkomst bij de richtlijn bevat een vergelijkbare verplichting in de artikelen 26 en 29. Artikel 30 van de overeenkomst bepaalt dat nationale wetten of voorschriften in bepaalde gevallen de eigenaar van een vissersvaartuig kunnen vrijstellen van het dragen van de kosten van de medische zorg. Deze vrijstelling kan worden toegepast indien:

  • a. het letsel niet tijdens de exploitatie van het vissersvaartuig is opgelopen;

  • b. de ziekte of de kwaal tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst verborgen is gehouden;

  • c. de eigenaar van het vissersvaartuig aantoont dat het letsel of de ziekte het gevolg was van opzettelijk wangedrag van de visser.

Na overleg met de sociale partners verenigd in de Stichting Sectorraad Visserij heeft Nederland ervoor gekozen om geen gebruik te maken van de in artikel 30 van de overeenkomst neergelegde vrijstellingsmogelijkheid. Voor de medische zorg aan boord en wanneer de visser zich in een vreemde haven bevindt, kan de visser werkzaam aan boord van een Nederlands vissersvaartuig een beroep doen op het recht op gratis medische zorg op grond van artikel 7:740 BW j° 7:734a BW of op grond van de artikelen 7:747 en 749 j° 7:734a BW.

Bij thuiskomst is een visser, die ingezetene is van Nederland of die geen ingezetene is, maar op grond van een arbeidsovereenkomst aan de Nederlandse loonbelasting is onderworpen dan wel op grond van internationale sociale zekerheidsregelingen aan de Nederlandse socialeverzekeringswetgeving is onderworpen, van rechtswege verzekerd ingevolge de Wet langdurige zorg (Wlz) en verzekeringsplichtig voor de Zorgverzekeringswet (Zvw). Krachtens deze wetten heeft de betrokkene, voor zover hij medische zorg inroept die onder het aansprakenpakket van deze verzekeringen valt, recht op zorg of op een vergoeding van de kosten van zorg tot het in Nederland gebruikelijke tarief.

In Nederland voor medische zorg verzekerde vissers betalen een inkomensafhankelijke Wlz-premie en een nominale Zvw-premie. Indien het huishoudinkomen onder een bepaalde grens blijft, hebben zij, net als alle andere verzekerden, recht op zorgtoeslag op grond van de Wet op de zorgtoeslag.

Verzekerde vissers zonder werkgever betalen ook een inkomensafhankelijke premie voor de Zvw. De Zvw kent een verplicht eigen risico van een bepaald bedrag per jaar en voor enkele aanspraken ook aanspraak gebonden eigen bijdragen. De Wlz kent deze eigen bijdragen ook. Vissers zijn deze eigen bijdragen ook verschuldigd. Zij worden daarmee niet anders behandeld dan alle andere categorieën van verzekerden in Nederland. Het verdrag staat hieraan niet in de weg, omdat artikel 30, onderdeel f, regelt dat de mate, waarin zorg gratis dient te worden verleend, wordt bepaald door nationale wetgeving.

§ 1.3.2 Sociale Zekerheid

Zoals hieronder wordt toegelicht, voldoet Nederland aan de normen met betrekking tot de sociale zekerheid zoals verwoord in de artikelen 34 tot en met 39 van het verdrag.

Aan boord van Nederlandse vissersvaartuigen werken vissers die wonen in Nederland of in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een land buiten de Europese Unie (derde landen). Zoals in paragraaf 1.1 reeds vermeld, werkt naast Nederlandse vissers ook een klein aantal vissers uit Polen en de Filipijnen aan boord van Nederlandse kotters.

In de trawlervisserij kan de bemanning bestaan uit Nederlanders en personen die wonen in andere EU-lidstaten en lokale vissers geworven in het land waar men visrechten heeft, zoals bijvoorbeeld Marokko en Mauritanië.

Vissers die wonen in Nederland

Een visser, die gewoonlijk en legaal in Nederland woont en werkt aan boord van een Nederlands vissersvaartuig en zijn of haar gezinsleden, is onder dezelfde voorwaarden als andere werknemers en zelfstandigen in Nederland verzekerd voor de volksverzekeringen (ouderdom [AOW], overlijden [ANW], kinderbijslag [AKW] en medische of langdurige zorg [Zvw/Wlz]). Ook de aan boord van een schip wonende echtgenoot en kinderen van de persoon, die op grond van de volksverzekeringen verzekerd is, zijn verzekerd op grond van deze volksverzekeringen. Dit is geregeld in artikel 5 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen.

Een visser, die legaal in Nederland in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat, is onder dezelfde voorwaarden als andere werknemers verzekerd voor de werknemersverzekeringen (ziekte [ZW], arbeidsongeschiktheid [WIA], werkloosheid [WW]).

Vissers die wonen in een van de lidstaten van de EU

Voor vissers, die werken aan boord van een Nederlands vissersvaartuig, duidt de Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels van de lidstaten (hierna: Coördinatieverordening) de toepasselijke sociale zekerheidswetgeving aan. Onder het begrip ‘zeeschip’ in de zin van de Coördinatieverordening wordt een zeevissersvaartuig begrepen. Artikel 8:2, derde lid, BW verstaat onder zeevissersschepen zeeschepen die blijkens hun constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor de bedrijfsmatige visvangst zijn bestemd. In artikel 8:2, eerste lid, BW worden onder zeeschepen verstaan de schepen die als zeeschip te boek staan in de openbare registers en de schepen die niet te boek staan in die registers en blijkens hun constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor drijven in zee zijn bestemd.

Op grond van de Coördinatieverordening valt de visser, die onder de werkingssfeer van deze verordening valt en al dan niet in loondienst werkzaamheden verricht die normaliter plaatsvinden aan boord van een zeeschip dat de vlag draagt van de lidstaat, onder het socialezekerheidsrecht van die lidstaat. Hierop bestaat een uitzondering, met name de situatie dat een visser, die werkzaamheden in loondienst verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart en voor die werkzaamheden wordt betaald door een onderneming of een persoon die zijn zetel of zijn woonplaats in een andere lidstaat heeft, indien hij ook zijn woonplaats in die lidstaat heeft. In dat geval valt die persoon onder het socialezekerheidsstelsel van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft.

Vissers die wonen in derde landen

Alle werkgevers en scheepsbeheerders, die werken met zeevarenden/vissers woonachtig in derde landen, die niet verzekerd zijn ingevolge de Ziektewet of op wie niet een daarmee overeenkomende wettelijke regeling van een lidstaat van de Europese Unie van toepassing zijn, zijn van rechtswege bij ZeeRisico 1967 (ZR 1967) aangesloten. De verplichte regeling is gebaseerd op de artikelen 7:740, 747 en 749 juncto 734k BW. De vissers kunnen aanspraak maken op de volgende uitkeringen:

  • bij ziekte: heeft de visser ten hoogste 52 weken, recht op 80 procent van het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon, dat hij genoot toen hij ziek werd, verhoogd met de bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen geldswaarde van andere loonbestanddelen (art. 734d);

  • bij ongeval of beroepsziekte wordt de termijn van 52 weken verlengd tot maximaal 4 jaar. De uitkering wordt na 52 weken verlaagd tot 70% van het loon. Is er na 4 jaar nog steeds sprake van arbeidsongeschiktheid, dan bestaat aanspraak op een uitkering ineens die gerelateerd is aan de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspercentage (art. 734f);

  • recht op geneeskundige behandeling of vergoeding daarvan, indien de visser verblijft in of heeft kunnen terugkeren naar het land waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft (artikel 734g);

  • overlijdensuitkering voor nagelaten betrekkingen (artikel 734h);

  • na herstel en ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst heeft de visser recht op een uitkering als hij ter verpleging is achtergelaten buiten het land van zijn woonplaats of gewone verblijfplaats en buiten de plaats waar hij zich bevond ten tijde van het aangaan van zijn arbeidsovereenkomst (artikel 734l).

Afspraken in bilaterale sociale zekerheidsverdragen

Nederland heeft in bilaterale sociale zekerheidsverdragen met Japan, Macedonië, Uruguay, Chili, Egypte, Zuid-Korea, Canada, Verenigde Staten van Amerika, Israël, Australië, Kaapverdië en Turkije afspraken gemaakt over de toepasselijke wetgeving voor vissers werkzaam aan boord van schepen die varen onder de vlag van een van de verdragspartijen. Per bilateraal sociale zekerheidsverdrag moet aan de hand van de specifieke bepaling over de toepasselijke sociale zekerheidswetgeving worden bepaald welk sociaal zekerheidsregime van toepassing is voor de visser werkzaam aan boord van een Nederlands vissersvaartuig.

Maatschapsvissers en de werknemersverzekeringen:

Bij deze groep van vissers zijn er met betrekking tot de werknemersverzekeringen twee situaties mogelijk:

  • 1. maatschapsvissers, die geen eigenaar zijn van het vissersvaartuig, worden voor de toepassing van de werknemersverzekeringen aangeduid als ‘werknemer’. De maat, die tevens eigenaar van het vissersvaartuig is, wordt als hun ‘werkgever’ aangemerkt;

  • 2. de Nederlandse werknemersverzekeringen bieden echter de mogelijkheid aan maatschapsvissers om te kiezen niet onder deze wetten verzekerd te zijn. De maatschapsvissers moeten dan verplicht verzekerd zijn tegen de geldelijke gevolgen van ziekte en langdurige arbeidsongeschiktheid bij het Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij (SFM). Alle maten van de maatschap moeten dan onder de polis worden gebracht. Ook moeten alle maatschapsvissers een zorgverzekering hebben.

Hoofdstuk 2 Kernbegrippen uit het verdrag en de richtlijn

§ 2.1 Visser en vissersvaartuig

Het verdrag is van toepassing op vissers en vissersvaartuigen die betrokken zijn bij commerciële visserijwerkzaamheden. Het begrip visser in het verdrag omvat in beginsel eenieder die in enige hoedanigheid werkzaam is aan boord van een vissersvaartuig. Bij de implementatie van het verdrag worden veel deelonderwerpen geregeld in het kader van de Wet zeevarenden (hierna: Wz). In de Wz is ‘visser’ via de wijzigingen ter gelegenheid van de implementatie van het MAV gedefinieerd als ‘een zeevarende die werkzaam is op een vissersvaartuig’. Een zeevarende is in het kader van de Wz ‘de natuurlijke persoon die in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een schip’. Dit kan overeenkomstig het MAV zowel als werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst als in het kader van een andere juridische relatie, zoals een overeenkomst van opdracht of een maatschap.

De verdragsdefinitie van ‘visser’ bevat echter ook uitzonderingen, met name voor loodsen, visserijwaarnemers en overheidsdienaren. Op dit punt wijkt de systematiek af van het MAV. In de definitie van zeevarende in het MAV zijn geen uitzonderingen opgenomen; wel maakt het MAV uitzonderingen op nationaal niveau mogelijk. Dit laatste kan op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wz geschieden bij ministeriële regeling. In dit wetsvoorstel worden de uitzonderingen uit het verdrag opgenomen in de definitie van visser en dus niet in een ministeriële regeling op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wz. De hiertoe strekkende aanpassing van verschillende bepalingen van artikel 1 Wz wordt nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.

De definitie van ‘visser’ in de Overeenkomst bij de richtlijn luidt: elke persoon die te werk gesteld of in dienst genomen is of in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een vissersvaartuig onder de voorwaarden van artikel 2, met uitzondering van havenloodsen en walpersoneel dat werkzaamheden verricht aan boord van een vissersvaartuig aan de kade. Artikel 2 van de overeenkomst bepaalt dat de overeenkomst van toepassing is op:

  • a) alle vissers, die – in welke hoedanigheid ook – op basis van een arbeidsovereenkomst of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn op alle vissersvaartuigen die bij commerciële visserij betrokken zijn;

  • b) alle andere vissers op hetzelfde vaartuig als de onder a) bedoelde vissers om de bescherming van de algemene veiligheid en gezondheid te waarborgen.

Deze definitie is enerzijds beperkter omdat vissers, die niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding (m.a.w. alle vissers aan boord van het vissersvaartuig werken als zelfstandige) niet onder de reikwijdte van de richtlijn vallen.

Anderzijds zijn de uitzonderingen van de richtlijn beperkter omdat het walpersoneel alleen wordt uitgesloten van de bescherming van de richtlijn wanneer het aan boord van een vissersvaartuig werkt dat aan de kade ligt. In artikel 7:740 j° 7:735 BW is geregeld dat op de arbeidsovereenkomst van een werknemer die gewoonlijk aan de wal werkt, de artikelen 702, 703, 704 lid 2, 709, 711, 718 tot en 720, 725, 732, 734 tot en met 734c, 734e tot en met 734m van overeenkomstige toepassing zijn, indien en voor zolang hij gedurende de reis arbeid aan boord van een zeevissersvaartuig verricht.

Voor de reikwijdte van het verdrag en de richtlijn is ook van belang wat een vissersvaartuig is. Volgens het verdrag valt daaronder elk schip of elke boot, ongeacht zijn aard en ongeacht de eigendomsvorm, dat of die wordt gebruikt of wordt beoogd voor gebruik bij de commerciële visserij.

In de richtlijn is een vissersvaartuig gedefinieerd als schepen of boten die de vlag van een lidstaat voeren of onder de volledige rechtsmacht van een lidstaat geregistreerd zijn, van welke aard ook en ongeacht de eigendomsvorm, en die gebruikt worden of bestemd zijn om gebruikt te worden voor de commerciële visserij.

Een vissersvaartuig is volgens de Wz een Nederlands schip dat bestemd is of gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vangen van vis of van andere levende rijkdommen van de zee. De term bedrijfsmatig omvat alle commerciële activiteiten. In artikel 8:2 BW wordt onder zeevissersschepen verstaan zeeschepen, die blijkens hun constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor de bedrijfsmatige visvangst zijn bestemd.5 Deze definities behoeven geen aanpassing in verband met verdrag of richtlijn.

Het verdrag biedt de mogelijkheid om binnenvisserij uit te zonderen. Artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Wz waarin schepen zijn uitgezonderd die uitsluitend varen op binnenwateren, is in lijn met deze mogelijkheid. Wel is het nodig om de uitzondering in de Wz voor onoverdekte vissersvaartuigen die in de regel niet buiten het zicht van de Nederlandse kust worden gebracht, te schrappen (artikel IV, onder B). De reikwijdtebepaling in artikel 2 van het verdrag kent die uitzondering niet.

Ook voor andere dan Nederlandse schepen bevat het verdrag in artikel 43 enkele onderzoeks- en rapportageverplichtingen (met name in verband met klachtenbehandeling) die kunnen worden uitgevoerd in het kader van de Wet havenstaatcontrole. Die wet heeft betrekking op controle en, waar nodig, aansluitende maatregelen jegens schepen die niet de Nederlandse vlag mogen voeren. Die wet kan worden toegepast op alle zeeschepen – ook zeevissersvaartuigen – die niet zijn gerechtigd de Nederlandse vlag te voeren.

Waar in het kader van de handhaving voor de uitvoering van het verdrag toepassing wordt gegeven aan de Schepenwet (met het oog op het voorkomen van scheepsrampen, de mogelijkheid van het instellen van een onderzoek omtrent scheepsrampen en tuchtmaatregelen ten opzichte van kapiteins, stuurlieden of machinisten) is een vissersvaartuig elk vaartuig dat wordt gebezigd voor het vangen van vis, walvissen, zeehonden, walrussen of andere levende rijkdommen van de zee.

Voor de implementatie van het verdrag in het Burgerlijk Wetboek is van belang dat in afdeling 12A van Boek 7 wordt bepaald welke afdelingen van titel 7.10 BW van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomst in de zeevisserij.

Ook de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) bevat een reikwijdtebepaling over zeeschepen die geen beperkingen bevat waardoor strijdigheid met het verdrag of de richtlijn zou kunnen ontstaan. De Waadi is van toepassing op private arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten door ondernemingen met een zetel in Nederland. De Waadi en de daarop berustende bepalingen zijn voorts mede van toepassing zijn op arbeid die geheel of ten dele buiten Nederland wordt verricht door personen, werkzaam aan boord van zeeschepen die op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd zijn de vlag van het Koninkrijk te voeren.

De Arbeidstijdenwet biedt algemene grondslagen voor regulering van arbeidstijden in uitvoeringsmaatregelen en heeft extraterritoriale werking onder meer op arbeid die geheel of ten dele buiten Nederland wordt verricht door personen, werkzaam aan boord van zeeschepen die op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd zijn de Nederlandse vlag te voeren.6

§ 2.2 Scheepsbeheerder

Het begrip ‘scheepsbeheerder van een vissersvaartuig’ is een kernbegrip in het verdrag en de richtlijn. De definitie in artikel 1, onderdeel d, van het verdrag is zeer breed:

‘scheepsbeheerder van een vissersvaartuig: de eigenaar van het vissersvaartuig of een andere organisatie of persoon, zoals de manager, de agent of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de eigenaar heeft overgenomen en die, door het aanvaarden van die verantwoordelijkheid, ermee heeft ingestemd de taken en verantwoordelijkheden die in overeenstemming met het verdrag aan scheepsbeheerders van vissersvaartuigen worden opgelegd, te aanvaarden ongeacht het feit of andere organisaties of personen bepaalde taken of verantwoordelijkheden namens de scheepsbeheerder van het vissersvaartuig vervullen’.

De term ‘scheepsbeheerder’ wordt in de Nederlandse vertaling van de richtlijn niet gebruikt. Daarin wordt gesproken over een ‘eigenaar van een vissersvaartuig of eigenaar’. In de Engelse tekst van de richtlijn wordt gesproken over een ‘fishing vessel owner or owner’ en is de tekst van de definitie inhoudelijk identiek.

In de Wz is de scheepsbeheerder van een vissersvaartuig gedefinieerd als ‘de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het vissersvaartuig heeft overgedragen’. Deze definitie is conform het verdrag en de richtlijn.

In de zeevisserij is de maatschap een veel voorkomende exploitatievorm. In dit wetsvoorstel wordt een afzonderlijke bepaling in afdeling 12B van Boek 7 BW voor zeevisserijmaatschappen opgenomen. In het commentaar van de Stichting Sectorraad Visserij wordt de vraag opgeworpen wie voor een in maatschapsverband ingebracht schip moet worden aangemerkt als scheepsbeheerder.7 De deelnemers aan de maatschap ontvangen (op basis van de zogenoemde besomming) een aandeel in de opbrengsten van de vangst. Ook voor deze constructie geldt dat in eerste instantie de eigenaar van het vissersvaartuig wordt beschouwd als scheepsbeheerder tenzij uit de maatschapsovereenkomst blijkt dat de maatschap heeft ingestemd de taken en verantwoordelijkheden voor de exploitatie van het schip van de eigenaar over te nemen. Daarbij is bepalend wie als scheepsbeheerder deel II van het visserij-arbeidscertificaat heeft ondertekend.

Hoofdstuk 3 De Wet zeevarenden (Wz)

§ 3.1 Inleiding

De huidige Wz en haar uitvoeringsregelgeving omvatten in de eerste plaats de voorschriften omtrent de bemanning aan boord van Nederlandse zeeschepen met het oogmerk de veiligheid van het schip en de scheepvaart te bevorderen. Met dit regelgevingscomplex is zowel uitvoering gegeven aan verplichtingen voortvloeiend uit verdragen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de IAO als aan verplichtingen voortvloeiend uit Europese regelgeving. De Wz bevat onder andere bepalingen omtrent de verplichtingen en bevoegdheden van de scheepsbeheerder en de kapitein/schipper alsmede over de bemanningssamenstelling, de vaarbevoegdheden, met inbegrip van opleidings- en trainingsvereisten en ervaringseisen, de monstering en de medische keuring van de bemanning. Een belangrijk deel van het MAV is in de Wz geïmplementeerd. Het gaat hierbij onder andere om het certificaat en de verklaring naleving maritieme arbeid, de klachtenprocedures aan boord en aan de wal en de aanwezigheid aan boord van verschillende documenten. Ook zijn voorschriften over de accommodatie aan boord en voeding van zeevarenden opgenomen in een op de Wz gebaseerde ministeriële regeling, de Regeling zeevarenden. Het verdrag komt naar zijn strekking overeen met het MAV en kan dan ook voor de genoemde onderwerpen worden geïmplementeerd in het kader van de Wz. Wel is het verdrag beknopter dan het MAV; dit implementatiewetsvoorstel bevat dan ook qua aard en omvang beperktere wijzigingen dan de herziening van de Wz ter gelegenheid van de implementatie van het MAV. Dat geldt ook voor de implementatie van de richtlijn.

§ 3.2 Accommodatie en voeding

Het verdrag en de richtlijn stellen eisen ten aanzien van de accommodatie en medische en andere voorzieningen voor vissers aan boord (artikelen 26 en 27 en bijlage III van het verdrag; artikelen 21 tot en met 25 en bijlage II van de Overeenkomst). Het verdrag stelt in bijlage II, onderdeel 78 en 79, eisen ten aanzien van de voeding en de drinkwatervoorziening aan boord. De richtlijn bevat daarover identieke bepalingen in bijlage III, onderdeel 73 en 74. Voorgesteld wordt om de eisen ten aanzien van accommodatie, medische en recreatievoorzieningen en voeding en drinkwatervoorziening vast te leggen in een wijziging van de Regeling zeevarenden, omdat het om gedetailleerde voorschriften van overwegend technische aard gaat, die rechtstreeks voortkomen uit het verdrag en de richtlijn. Deze vereisten worden ook van toepassing verklaard op vissersvaartuigen. De huidige artikelen 48 en 48a Wz geven daarvoor een grondslag, die op enkele punten nog wordt aangevuld.

§ 3.3 Toezicht en handhaving
§ 3.3.1 Nederlandse schepen

De vlaggenstaat is verantwoordelijk voor de naleving en handhaving van de normen van het verdrag ten aanzien van haar schepen. De vlaggenstaat moet daartoe op grond van artikel 40 van het verdrag een systeem voor inspectie, verslaglegging, monitoring, klachtenprocedures, sancties en corrigerende maatregelen instellen in overeenstemming met zijn nationale wet- en regelgeving.

Artikel 3 van de richtlijn houdt in dat de lidstaten bepalen welke sancties van toepassing zijn op overtreding van de op basis van deze richtlijn ingevoerde nationale bepalingen. Artikel 23, onderdeel g, van de Overeenkomst bij de richtlijn bepaalt dat de lidstaten procedures invoeren om op klachten te reageren over accommodatie die niet voldoet aan de vereisten van de Overeenkomst.

In het verdrag is in artikel 41 geregeld dat vissersvaartuigen die langer dan drie dagen op zee blijven en een lengte hebben van 24 meter of meer dan wel normaliter meer dan 200 zeemijlen uit de kustlijn van de vlaggenstaat of buiten de buitengrens van zijn continentaal plat varen, naar gelang welke afstand het grootst is, voorzien moeten zijn van een geldig document (verder aan te duiden als het visserij-arbeidscertificaat) om aan te tonen dat het schip is geïnspecteerd ten behoeve van de naleving van de bepalingen van het verdrag inzake leef- en werkomstandigheden. De geldigheidsduur van het document is op grond van artikel 41, tweede lid, van het verdrag ten hoogste 5 jaar. Over de aanvraag en de behandeling daarvan is niets geregeld in het verdrag. In de considerans bij de richtlijn worden de lidstaten opgeroepen om een uniform geldig document – zoals vermeld in artikel 41 van het verdrag – voor de hele Europese Unie te ontwikkelen.

De implementatie van de voorschriften van het verdrag over certificering krijgt vorm door aanvulling van het hoofdstuk van de Wz over certificering en klachtenbehandeling (hoofdstuk 4B), dat thans is toegesneden op het certificaat maritieme arbeid. Er wordt een nieuw artikel (artikel 48f Wz) over certificering van bovengenoemde categorie vissersvaartuigen toegevoegd, dat toegesneden is op de eisen van het verdrag. Verder worden enige bestaande bepalingen over het certificaat maritieme arbeid van overeenkomstige toepassing verklaard op vissersvaartuigen. Deze bepalingen regelen de mogelijkheid van uitbesteding van inspecties en certificering aan klassenbureaus8 – in navolging van het verdrag – en de gevallen waarin certificaten komen te vervallen of kunnen worden ingetrokken.

Het verdrag schrijft geen klachtenprocedures aan boord voor. Wel is in artikel 43 van het verdrag bepaald dat een verdragsstaat die een klacht ontvangt of bewijs krijgt dat een vissersvaartuig onder zijn vlag niet voldoet aan de vereisten van het verdrag, de nodige maatregelen neemt om de zaak te onderzoeken en ervoor dient te zorgen dat de eventueel vastgestelde tekortkomingen worden weggenomen. De klachtenregeling van de Wz wordt van overeenkomstige toepassing verklaard.

In de richtlijn ontbreekt een vergelijkbare bepaling. Wel is in artikel 23, onderdeel g, van de Overeenkomst bij de richtlijn bepaald dat er procedures moeten zijn om op klachten te reageren over accommodatie die niet voldoet aan de in de overeenkomst gestelde vereisten.

§ 3.3.2 Havenstaatcontrole

Het voorgaande betreft schepen onder Nederlandse vlag. Voor zover de verdragsbepalingen betrekking hebben op buitenlandse schepen vindt de implementatie plaats in het kader van de Wet havenstaatcontrole. Artikel 43, tweede lid, van het verdrag regelt dat, indien een vissersvaartuig tijdens de normale exploitatie of om operationele redenen een haven van een verdragsstaat aandoet en die staat een klacht ontvangt of bewijs krijgt dat dit vaartuig niet voldoet aan de vereisten van dit verdrag, die staat een rapport kan zenden aan de regering van de vlaggenstaat van het vaartuig en de nodige maatregelen kan nemen om alle omstandigheden aan boord, die kennelijk gevaarlijk zijn voor de veiligheid of gezondheid, te verbeteren. Voor de uitvoering van dit artikel dient te worden voorzien in bevoegdheden jegens vissersvaartuigen die zich bevinden in een Nederlandse haven en varen onder een andere vlag dan die van de havenstaat Nederland. Daartoe moet de Wet havenstaatcontrole van toepassing zijn en zal de opsomming van relevante verdragen in het ‘Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole’ worden aangevuld met het Verdrag betreffende werk in de visserijsector. Aangezien de havenstaatcontrole niet routinematig van aard zal zijn, zal hiervoor aanvullend in de Regeling havenstaatcontrole 2011 een beperkt controleregime worden vastgelegd, waarbij de controle plaatsvindt op basis van klachten of van andere aanwijzingen omtrent schending van het verdrag aan boord van een vissersvaartuig. In de richtlijn ontbreekt een soortgelijke regeling.

Hoofdstuk 4 Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek

§ 4.1 Inleiding

Titel 10 (Arbeidsovereenkomst) van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek hoeft slechts op een aantal onderdelen te worden gewijzigd. Deze wijzigingen betreffen met name afdeling 12A. Voorts wordt een nieuwe afdeling 12B ‘De maatschapsovereenkomst in de zeevisserij’ opgenomen.

Met de implementatie van het MAV, waarbij in een nieuwe afdeling 12 bijzondere bepalingen ter zake van de zee-arbeidsovereenkomst in titel 7.10 BW zijn opgenomen, is ook de rechtspositie van de zeevarende in de zeevisserij grotendeels al ingevuld conform het verdrag en de richtlijn. Afdeling 12 is evenals de afdelingen 1 tot en met 9 en 11 van titel 10 van toepassing op de arbeidsovereenkomst van de zeevarende in de zeevisserij (art.7:740 BW), voor zover daarvan niet wordt afgeweken in afdeling 12A.

§ 4.2 Inhoud overeenkomst tot het verrichten van werk door zeevissers

Artikel 16 en bijlage II van het verdrag, die regels stellen met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst op basis waarvan vissers aan boord werken, zijn voor zover het een arbeidsovereenkomst betreft grotendeels geregeld in artikel 7:699 BW. In het gewijzigde artikel 7:742 BW is een aantal nieuwe gegevens, die in de arbeidsovereenkomst moeten worden vermeld, opgesomd. Zij komen overeen met hetgeen is bepaald in bijlage I van de Overeenkomst bij de richtlijn.

Onderdeel a van artikel 17 van het verdrag (procedures die waarborgen dat een visser van tevoren zijn overeenkomst kan inzien en advies kan inwinnen) en artikel 15 van de Overeenkomst behoeven geen aparte regeling: dit valt onder het algemeen vermogensrecht en, als er sprake is van een arbeidsovereenkomst, ook onder het beginsel van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). Het in artikel 17, onderdeel b, van het verdrag geregelde bijhouden van een dossier van de werkzaamheden van de visser (artikel 15, onderdeel b, van de overeenkomst) is voorzien in artikel 38 Wz.

De in onderdeel c van artikel 17 van het verdrag genoemde middelen voor beslechting van geschillen (artikel 15, onderdeel c, van de overeenkomst) behoeven evenmin specifiek geregeld te worden. Zij zijn te vinden in het burgerlijk procesrecht. Voor zeevarenden is voorts in artikel 7:705 BW voorzien in concentratie van rechtsbevoegdheid bij de sector kanton van de rechtbank Rotterdam.

Artikel 18 van het verdrag bepaalt dat de overeenkomst op basis waarvan vissers werken en waarvan een afschrift wordt verstrekt aan de visser, aan boord blijft en voor inzage beschikbaar moet zijn voor de visser en in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk – op verzoek – voor andere belanghebbenden. Artikel 16 van de Overeenkomst bevat een soortgelijke bepaling. Artikel 7:697, tweede lid, dat op grond van artikel 7:740 BW van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van de zeevarende in de zeevisserij, regelt dat ieder der partijen moet beschikken over een ondertekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst. Artikel 7:698 BW, dat ook van toepassing is op de zeevarende in de zeevisserij, houdt in dat de visser aan boord kennis moet kunnen nemen van zijn arbeidsovereenkomst en de toepasselijke cao. Op grond van de artikelen 7:747 en 749 BW gaan deze verplichtingen ook gelden voor personen, die anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werken in de zeevisserij, en voor de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij.

Voorts voorziet het nieuwe artikel 69da Wz in overeenkomstige informatieverplichtingen van de scheepsbeheerder.

§ 4.3 Repatriëring/betaling aan vissers

Artikel 21 van het verdrag stelt regels met betrekking tot de repatriëring. De Overeenkomst bij de richtlijn bevat in artikel 19 identieke regels. Deze materie is opgenomen in artikel 7:718 BW, welk artikel op grond van artikel 7:740 BW van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van de zeevarende in de zeevisserij. Op grond van de artikelen 7:747 en 749 BW gaan de repatriëringsverplichtingen ook gelden voor personen, die anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werken in de zeevisserij, en voor de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij.

De uitzondering in artikel 21 van het verdrag (artikel 19, tweede lid, van de overeenkomst), dat de kosten van repatriëring niet voor rekening komen van de werkgever als de visser ernstig in gebreke is ten aanzien van de nakoming van verplichtingen uit de overeenkomst, is niet overgenomen. De huidige regeling van repatriëring in artikel 7:718 BW kent deze uitzondering ook niet.

Artikel 23 van het verdrag bepaalt dat vissers die een salaris ontvangen verzekerd moeten zijn van een maandelijkse of andere periodieke betaling. Artikel 7:743, eerste lid, BW, waarin op verzoek van sociale partners de bij cao vast te stellen betalingstermijn is verruimd tot maximaal zes maanden, voldoet aan dit verdragsartikel. Artikel 7:623, eerste lid, BW regelt de betalingstermijn van het in geld naar tijdruimte vastgestelde loon. Deze verplichtingen gaan ook gelden voor vissers die anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in de zeevisserij en voor de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij.

Artikel 24 van het verdrag bepaalt dat de zeevisser gratis betalingen moet kunnen overmaken aan zijn familie. Artikel 7:707 BW, dat ook van toepassing is op de zeevarende in de zeevisserij, regelt de mogelijkheid van overmaking van loon aan door de zeevarende aan te wijzen personen. In het voorgestelde artikel 7:746 BW wordt vastgelegd dat de werkgever voor de overmaking geen kosten in rekening brengt bij de zeevarende in de zeevisserij. Dit artikel gaat ook gelden voor personen, die anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in de zeevisserij, en voor de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij.

Hoofdstuk 5. Financiële gevolgen

§ 5.1 Uitvoeringskosten

Zoals toegelicht in § 3.3, zal voor een beperkte categorie vissersvaartuigen moeten worden voorzien in certificering. De uitvoering daarvan komt te berusten bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna ILT). Ook zal die inspectiedienst voor alle vissersvaartuigen moeten toezien op de naleving van de geïmplementeerde verdragsbepalingen. Tenslotte zal de genoemde havenstaatcontrole worden uitgevoerd door de ILT.

De havenstaatcontrole zal, zoals aangegeven in § 3.3, niet routinematig van aard zijn, maar er wordt een beperkt controleregime vastgelegd, waarbij de controle plaatsvindt op basis van klachten of van andere aanwijzingen omtrent schending van het verdrag aan boord.

De uitvoeringskosten van de ILT (bestuurslasten) betreffen vooral de verstrekking en waar nodig intrekking van visserij-arbeidscertificaten voor een beperkte deelcategorie van de Nederlandse vissersvaartuigen en het houden van een register daarvan. Ook zal de ILT toezicht op de naleving houden; dit kan worden ingebouwd in de controle van vissersvaartuigen op de naleving van de bestaande voorschriften die betrekking hebben op vissersvaartuigen of de bemanning daarvan. Ook zullen incidenteel, naar aanleiding van klachten of aanwijzingen voor niet-naleving van het verdrag (alle vissersvaartuigen die bij zeevisserij betrokken zijn) en de richtlijn (vissersvaartuigen die bij zeevisserij betrokken zijn en de vlag van een lidstaat voeren), controles plaatsvinden van buitenlandse schepen in Nederlandse havens.

§ 5.2 Regeldruk

Administratieve lasten zullen optreden voor scheepsbeheerders van een beperkte categorie vissersvaartuigen in verband met het aanvragen van visserij-arbeidscertificaten. Op basis van de gegevens in de Gids van Vissersvaartuigen van 2 januari 20189 zou dit 245 vissersvaartuigen met een lengte van 24m of meer betreffen. Voor scheepsbeheerders en andere werkgevers van zeevissers bevat het wetsvoorstel enige administratieve verplichtingen die de vorm van de overeenkomst en de beschikbaarheid daarvan aan boord betreffen.

Voor het aanvragen van een visserij-arbeidscertificaat zal de scheepsbeheerder per schip moeten voldoen aan de volgende verplichtingen:

Aanvragen van een visserij-arbeidscertificaat

Minimumleeftijd vissers

Bestaat al een minimumleeftijd in de nadere regeling kinderarbeid, maar die regeling moet worden aangepast. Gedeeltelijk geïmplementeerd in het Besluit Arbeidstijden vervoer waarin er een specifieke regeling is voor vissers jonger dan 18 jaar.

Geneeskundige verklaring vissers

Verplichting bestaat al, verplicht op grond van IAO-verdrag 113 dat NL in 1988 heeft goedgekeurd.

Kwalificaties van de vissers

Verplichting bestaat al

Schriftelijke overeenkomsten van werk voor vissers

Bestaat al, was al verplicht op basis van het IAO-verdrag 114 dat NL in 1980 heeft goedgekeurd.

Arbeidsbemiddeling of het ter beschikking stellen van vissers

Waadi is van toepassing op in NL geregistreerde zeeschepen

Arbeids- en rusttijden

Bestaat al voor werknemers vissers (Arbeidstijdensbesluit vervoer)

Zelfstandigen is nog niet voor alle vissersvaartuigen gekwantificeerd, maar er zijn al wel doelverplichtingen bepaald.

Bemanningssamenstelling

Bestaat al (o.a. m.b.t. Schengenverplichtingen)

Repatriëringsverplichting

Bestaat al op grond van de implementatiewet Maritiem Arbeidsverdrag

Huisvesting en voorzieningen aan boord van vissersvaartuigen

Verplichting bestaat al op grond van IAO-verdrag 126 en EG richtlijn 93/103

Voeding en drinkwater

Zijn al van toepassing op basis van BW

Gezondheid en veiligheid aan boord van vissersvaartuigen

Arbeidsomstandighedenwet

Medische zorg aan boord

Bestaat al ten dele EU Richtlijn 92/29, is geregeld in het BW en was daarvoor geregeld in het Wetboek van Koophandel

Verzekerd tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten of overlijden

Sociale zekerheid

BW/ Zeerisico 1967

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de verplichtingen die voortkomen uit het Verdrag voor het verkrijgen van een visserij-arbeidscertificaat voor het grootste deel reeds bestaande verplichtingen zijn op grond van eerder door Nederland goedgekeurde en geïmplementeerde IAO-verdragen, EU-richtlijnen of al bestaande Nederlandse wetgeving. De administratieve lasten blijven dus beperkt tot de aanvraag van het visserij-arbeidscertificaat die voor het eerst zal worden aangevraagd in 2019 en dan elke 5 jaar (eerste hernieuwing in 2024) moet worden hernieuwd. De administratieve last van de hernieuwing van een visserij-arbeidscertificaat wordt als verwaarloosbaar beschouwd omdat het bestaande dossier slechts moet worden geactualiseerd en de documentatie elektronisch kan worden geüpdatet.

Aanpassing van de zee-arbeidsovereenkomst aan de eisen die daaraan worden gesteld is een eenmalige administratieve last die voor het inhoudelijke deel echter al grotendeels op de schouders is genomen bij de implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag. De uitvoering, d.w.z. het maken, uitleggen en ondertekenen van de overeenkomsten moet wel opnieuw worden gedaan. Inschatting is dat hier gemiddeld per zee-arbeidsovereenkomst 25 minuten aan worden besteed. Dit werk kan worden gedaan door een goed geïnstrueerde MBO-er. Voor de maatschapsovereenkomsten is dit niet anders. Op de Nederlandse vissersvloot zijn er bij benadering 2.500 vissers werkzaam. Dat betekent een inzet van ongeveer 1.000 arbeidsuren tegen het uurtarief van 34 euro. Een deel van die inzet moet, zoals gezegd toch al plaatsvinden uit andere hoofde. Daarom is het redelijk dat met de vernieuwingsoperatie in verband met C188 eenmalig zo’n 500 arbeidsuren gemoeid zijn. Eveneens een eenmalige administratieve last is een zodanige inrichting van de bemanningsadministratie dat de bij inspectie vereiste documenten voor de inspecteur beschikbaar komen. Het gaat dan niet alleen om de vlagstaatinspecties, maar ook om de havenstaatcontroles. Het aan boord op papier beschikbaar maken en actueel houden van alle vereiste documenten brengt een administratieve last met zich mee, die bestaat uit een eenmalige inspanning om alle documenten op de datum van inwerkingtreding aan boord beschikbaar te hebben. De inschatting is dat een papieren operatie eenmalig zo’n 1.000 MBO-arbeidsuren gemoeid zullen zijn. Bij digitale documentatie zal de regeldruk lager zijn.

Op basis van de bovenstaande analyse is het redelijk de eenmalige regeldrukkosten voor 2019 te begroten op [P=1500 uren x 34 euro] x [ Q=1 ]= 51.000 euro.

Bovengenoemde paragraaf werd voor advies voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk en in overeenstemming met het advies ATR van 11 oktober aangepast.

Hoofdstuk 6. Consultatie en adviezen

Bij de totstandkoming van het wetsvoorstel is er regelmatig overlegd met de sociale partners vertegenwoordigd in de Stichting Sectorraad Visserij. Sociale partners kunnen instemmen met de tekst van het wetsvoorstel.

Hoofdstuk 7. Lagere regelgeving

In aansluiting op de wijzigingen die dit wetsvoorstel bevat, zullen ook de uitvoeringsregels op basis van enkele wetten aangepast moeten worden. Op het niveau van algemene maatregel van bestuur gaat het vooral om wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer. Daarbij kan ook gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid die het verdrag aan de lidstaten biedt om voorschriften vast te stellen die 'wezenlijk gelijkwaardig' zijn aan de primair in het verdrag vermelde rusttijden. De nieuwe voorschriften van het Arbeidstijdenbesluit vervoer zullen mede van toepassing worden verklaard op de zogenoemde maatschapsvissers, nu het huidige besluit slechts betrekking heeft op arbeids- en rusttijden van werknemers.

Daarnaast zullen het Besluit zeevarenden en de Regeling zeevarenden met bemanningsvoorschriften over vissers moeten worden aangepast om enige voorschriften van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en de Overeenkomst bij de richtlijn over arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie aan boord te implementeren. Het gaat onder andere om het specifiek rekening houden met de veiligheid en gezondheid van vissers jonger dan 18 jaar, het vaststellen van procedures voor het aan boord voorkomen van bedrijfsongevallen en beroepsziekten, en de begeleiding en schriftelijke informatieverschaffing ten behoeve van de veiligheid en gezondheid aan boord, een en ander voor zover niet reeds geregeld in het Arbeidsomstandighedenbesluit. Ook zal in het Schepelingenbesluit tot uitdrukking worden gebracht dat dat besluit op vissersvaartuigen voortaan nog slechts van toepassing is voor zover zij (kort gezegd) zijn gebouwd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel.

Op het niveau van ministeriële regeling is een wijziging van de Regeling zeevarenden nodig, in het bijzonder om de voorschriften over accommodatie van zeevissers alsmede recreatieve en medische voorzieningen aan boord te implementeren. Ook worden daarbij voorschriften opgenomen over de verstrekking van voedsel en drinkwater aan boord. Daarnaast zal de Regeling havenstaatcontrole 2011 worden gewijzigd met het oog op controles van buitenlandse schepen in Nederlandse havens naar aanleiding van klachten.

Nadere regeling kinderarbeid

In de Nadere regeling kinderarbeid zal expliciet worden vastgelegd dat een visser jonger dan 16 jaar geen arbeid mag verrichten aan boord van een vissersvaartuig. Daarnaast zal worden vastgelegd welke uitzonderingen er zijn op deze hoofdregel. Conform artikel 6, tweede en derde lid, van de (bijlage bij de) richtlijn, zal een 15-jarige in twee situaties lichte werkzaamheden op een vissersvaartuig mogen verrichten: hetzij wanneer hij een beroepsopleiding in de zeevisserij volgt en er voor hem geen voltijdse leerplicht meer geldt, hetzij tijdens schoolvakanties.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I Wijziging Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek
Artikel I, onderdeel A, artikel 695

Artikel 7:695, eerste lid, BW wordt aangevuld teneinde onduidelijkheid over de reikwijdte van deze bepaling te voorkomen.

Het huidige eerste lid van artikel 7:695 BW bepaalt dat ‘deze afdeling van toepassing is op zeeschepen die op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd zijn de vlag van het Koninkrijk te voeren’.

Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat wordt voldaan aan het MAV dat de verplichtingen uit dat verdrag beperkt tot zeeschepen die de vlag van de betreffende staat voeren (artikel V MAV). De vlaggenstaat is verantwoordelijk voor de naleving en handhaving van de normen van dit verdrag ten aanzien van zeeschepen die haar vlag voeren.

De formulering van artikel 7:695, eerste lid, BW kan de vraag oproepen of afdeling 12 ook van toepassing is, indien op grond van andere aanknopingspunten, genoemd in de Verordening Rome I (inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst) of op grond van artikel 10:154 BW Nederlands recht van toepassing is. Artikel 7:695, lid 1, BW beoogt slechts tot uitdrukking te brengen dat aan de vlaggenstaateisen van het MAV wordt voldaan.

Dat laat onverlet dat, indien op grond van andere aanknopingspunten dan de vlag Nederlands recht van toepassing is, afdeling 12 ook geldt. Inperking van de werkingssfeer van afdeling 12 tot zeevarenden aan boord van een zeeschip met Nederlandse vlag, zou bij toepasselijkheid van Nederlands recht leiden tot een verschil in beschermingsniveau afhankelijk van de vraag of de zeevarende (met een Nederlandse zee-arbeidsovereenkomst) werkt op een zeeschip met een Nederlandse of buitenlandse vlag. In het laatste geval zou de zeevarende niet onder de bijzondere regeling van de zee-arbeidsovereenkomst in afdeling 12 vallen, maar onder het reguliere arbeidsovereenkomstenrecht in de afdelingen 1–9 en 11 van titel 7.10 BW. Het eerste lid van artikel 7:695 BW wordt aangevuld om elke onduidelijkheid ter zake uit te sluiten.

Artikel I, onderdelen B en C, artikel 739

Het opschrift boven artikel 739 is gewijzigd aangezien er in afdeling 12A geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen zeevisserij en kustvisserij. Artikel 1, onderdeel a, van het verdrag omschrijft evenals artikel 1, onderdeel b, van de Overeenkomst bij de richtlijn ‘commerciële visserij’ ruim. Het omvat alle visserijactiviteiten met uitzondering van visserij voor eigen levensonderhoud en recreatieve visserij. Dit betekent dat kustvisserij onder hetzelfde beschermingsregime valt als zeevisserij. In verband daarmee kan de definitie van kustvisserij in onderdeel b vervallen. Voor binnenvissers gelden de bepalingen betreffende de ‘gewone’ arbeidsovereenkomst en de uitzendovereenkomst. Gelet op hun specifieke situatie (zij zijn niet actief op zee en de gebieden waarin zij werken zijn niet zo afgelegen dat zij de bijzondere bescherming van de zeevisser nodig hebben) vallen binnenvissers – conform het advies van sociale partners – onder het beschermingsregime voor ‘reguliere’ werknemers: de afdelingen 1 tot en met 9 en 11 van titel 7.10 BW zijn op hen van toepassing.

Artikel I, onderdeel D, artikel 740

De artikelen 7:737 en 738a tot en met 738f BW worden uitgezonderd. Artikel 7:737, eerste lid, BW wordt uitgezonderd omdat het nieuwe artikel 7:747 BW een soortgelijke regeling bevat voor personen die anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verrichten in de zeevisserij. Artikel 7:737, tweede lid, en de artikelen 738a tot en met 738f BW worden uitgezonderd, omdat zij strekken tot implementatie van de wijzigingen van de Code en aanhangsels bij het MAV, die door de Internationale Arbeidsconferentie zijn goedgekeurd op 11 juni 2014 en deze materie geen onderdeel uitmaakt van het verdrag noch de richtlijn.

Het tweede lid van artikel 7:740 BW kan vervallen aangezien er op de zeevarende in de kustvisserij geen afzonderlijk beschermingsregime meer van toepassing is: zij vallen onder het bereik van de Regeling inzake de zee-arbeidsovereenkomst in de zeevisserij. In het nieuwe tweede lid worden ook de nieuwe artikelen 7:742 en 7:746 tot en met 749 BW genoemd. Deze artikelen zijn van dwingend recht.

Artikel I, onderdeel E, artikel 742

Artikel 16, onder b, van het verdrag bepaalt dat de overeenkomst tot het verrichten van werk door vissers moet voldoen aan de in bijlage II van het verdrag opgenomen bepalingen. Bijlage II somt de gegevens op die in beginsel in die overeenkomst moeten worden opgenomen. In de richtlijn zijn die gegevens opgenomen in bijlage I. Deze gegevens komen grotendeels overeen met de opsomming in artikel 7:699 BW. Dit artikel is op grond van artikel 7:740, eerste lid, BW van toepassing op de arbeidsovereenkomst in de zeevisserij.

Voor zover deze bijlagen andere gegevens vereisen dan de in artikel 7:699 BW opgesomde, worden zij in artikel 742, eerste lid, benoemd en moeten zij naast de relevante gegevens uit artikel 7:699 BW in de schriftelijke arbeidsovereenkomst worden vermeld.

Het betreft het overeengekomen garantieloon en de berekeningswijze van het aandeel van de zeevarende in de opbrengst van de vangst, voor zover het loon bestaat uit een aandeel in de vangst of opbrengst daarvan; de door de werkgever aan de werknemer te verstrekken voorzieningen aan boord van het vissersvaartuig; en de bescherming die de werkgever de zeevarende moet aanbieden bij ziekte, ongeval of overlijden in het kader van zijn arbeid aan boord en de minimumrusttijden.

Artikel 7:742, eerste lid, BW is van overeenkomstige toepassing op personen die anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werken in de zeevisserij (artikel 7:747 BW) en op de maatschapsovereenkomst (artikel 7:749 BW).

In het tweede lid wordt bepaald dat, indien de in het eerste lid bedoelde gegevens zijn vermeld in een toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, een verwijzing naar die documenten volstaat.

Artikel I, onderdeel F, artikel 743

Voorgesteld wordt om de termijn te verlengen waarbinnen het loon, dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit een aandeel in de vangst of de opbrengst daarvan, moet worden voldaan. Voorgesteld wordt de termijn te verdubbelen tot zes maanden. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de behoefte van de praktijk.

Artikel I, onderdeel G, artikel 746

Artikel 24 van het verdrag bepaalt dat overboeking van loon aan familieleden kosteloos dient te geschieden.

Artikel 7:707 BW bepaalt dat de zeevarende de werkgever schriftelijk kan verzoeken om overmaking van zijn loon aan bepaalde personen.

Norm A2.2 van het MAV, waarop artikel 7:707 BW is gebaseerd, bepaalt dat eventuele kosten voor deze diensten van de werkgever redelijk in hoogte moeten zijn.

Het verdrag gaat verder en eist dat er geen kosten in rekening mogen worden gebracht. Dit wordt in artikel 7:746 BW geregeld.

Artikel I, onderdeel H, artikelen 747 en 748
Artikel 747

De reikwijdte van het verdrag is ruim: het heeft niet alleen betrekking op de arbeidsovereenkomst maar op elke andere overeenkomst (bijvoorbeeld de overeenkomst van opdracht) op grond waarvan een visser aan boord van een vissersvaartuig werkt en die diens leef- en werkomstandigheden aan boord regelt (artikel 1, onder f). De richtlijn heeft betrekking op vissers, die niet op basis van een arbeidsovereenkomst werken, voor zover dat gebeurt op een vissersvaartuig waarop ook vissers met een arbeidsovereenkomst actief zijn (artikel 2, eerste lid).

In verband daarmee wordt een aantal relevante artikelen uit de afdelingen 12 en 12A van titel 7.10 BW van overeenkomstige toepassing verklaard op personen die anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden in de zeevisserij verrichten. De scheepsbeheerder is gehouden de uit deze artikelen voortvloeiende verplichtingen na te komen.

Artikel 748

In het kader van de implementatie van de wijzigingen van de Code en aanhangsels bij het MAV is artikel 7:718, zesde lid, BW geschrapt en vervangen door een verzekeringsplicht voor de scheepsbeheerder, hetgeen is uitgewerkt in de artikelen 7:738a tot en met 7:738d BW.10 Artikel 7:718, zesde lid, BW regelde de aansprakelijkheid van de scheepsbeheerder als de werkgever zijn repatriëringsverplichtingen niet tijdig nakomt. Voor zeevarenden in de zeevisserij dient deze verplichting gehandhaafd te blijven. Daartoe strekt het voorgestelde artikel 7:748 BW.

Artikel I, onderdeel I, artikel 749

De Wet van 6 juli 2011 inzake implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Stb. 2011, 394) bevat in de artikelen XIII en XIIIa een aanvullende regeling inzake de vennootschap van zeevarenden in de zeevisserij gebaseerd op het toen nog aanhangige wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (28 746). Dit wetsvoorstel is echter bij brief van 15 december 2011 ingetrokken (Kamerstukken I 2011/12, 31 065/28 746, D).

In verband daarmee wordt een nieuwe regeling van de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij voorgesteld, die ontleend is aan de huidige bepalingen in het Wetboek van Koophandel en tevens aansluit bij het verdrag en de richtlijn.

De artikelen XIII en XIIIa van de Implementatiewet Maritiem Arbeidsverdrag, die door het intrekken van wetsvoorstel 28 746 geen betekenis meer hebben, vervallen. Voorts vervallen ook de artikelen 452q – 452w WvK inzake de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij (WvK Tweede Boek, vierde titel, paragraaf 6).

In artikel 7:749 BW wordt een aantal artikelen uit de Afdelingen 12 en 12A van titel 7.10 BW van overeenkomstige toepassing verklaard.

De artikelen 7:623 en 624 BW stellen regels met betrekking tot de voldoening van loon.

Artikel 7:695, eerste lid, bepaalt wanneer afdeling 12 van toepassing is. Artikel 7:697 BW bevat evenals artikel 452q WvK de eis van geschrift en sluit aan bij de artikelen 18 en 20 van het verdrag. Artikel 7:698 BW regelt de beschikbaarheid van de zee-arbeidsovereenkomst (voor deze categorie gaat het om de maatschapsovereenkomst aan boord) en is in lijn met artikel 18 van het verdrag. Artikel 7:700 BW bepaalt dat aan de zeevarende geen concurrentiebeding mag worden opgelegd. Een dergelijk verbod is ook opgenomen in artikel 452q, vijfde lid, WvK.

Artikel 7:702 BW bepaalt wanneer de zeevarende in dienst is aan boord van het schip. Artikel 452t WvK regelt dezelfde materie. Artikel 7:703 BW regelt de positie van de kapitein; hij vertegenwoordigt in het kader van de maatschapsovereenkomst de scheepsbeheerder. Artikel 7:704 BW betreft de verplichting van de zeevarende om de door de kapitein opgedragen werkzaamheden uit te voeren en mee te werken aan het behoud van het zeeschip, de opvarenden en de zaken aan boord. Artikel 7:705 BW geeft exclusieve bevoegdheid aan de kantonrechter van de rechtbank te Rotterdam. Artikel 7: 706 BW regelt in welke munt voldoening van het in geld vastgestelde deel van het loon dient te geschieden en maakt ook girale betaling mogelijk. Artikel 7:707 BW betreft de bevoegdheid van de zeevarende om gehele of gedeeltelijke overboeking van zijn loon (in deze situatie: aandeel in de besomming) te vragen ten behoeve van door hem aan te wijzen personen. Op grond van het toepasselijke artikel 7:746 BW moet dit kosteloos geschieden. Deze regeling sluit aan bij artikel 24 van het verdrag. Artikel 7:718 BW stelt regels met betrekking tot de repatriëring en strookt met artikel 21 van het verdrag. De leden 1, 2, 5 en 6 van artikel 7:719 BW stellen regels ter zake van de vergoeding in geval van schipbreuk of een andere ramp aan het zeeschip en in geval van overlijden van de zeevarende. Artikel 7:720 eerste lid, BW regelt welke kosten voor rekening van de werkgever (= scheepsbeheerder) komen in geval van overlijden van de zeevarende gedurende de dienst aan boord of aan de wal in verband met de dienst aan boord. Artikel 416 juncto artikel 452t WvK regelt dezelfde materie. Voorts bevat dit artikel regels inzake de bewaring van de aan boord achtergelaten zaken van een zieke, vermiste of overleden zeevarende.

Artikel 7:732 BW houdt de verplichting in van de zeevarende, wiens zee-arbeidsovereenkomst is geëindigd, om na de reis desgevraagd gedurende drie werkdagen mee te werken aan het opmaken van een scheepsverklaring. Artikel 452v WvK bevat een soortgelijke regeling. De artikelen 7:734 en 734a en de artikelen 7:734d–734m BW regelen de aanspraak van de zieke zeevarende jegens zijn werkgever. Deze artikelen sluiten aan bij artikel 29, onder e, van het verdrag en onderdeel k van bijlage II van het verdrag. De artikelen 7:734d tot en met 734m BW zijn niet van toepassing op maatschapsvissers die voor de geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid zijn verzekerd bij het Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij. Artikel 7:742, eerste lid, stelt naast de in artikel 7:699 BW genoemde gegevens aanvullende eisen met betrekking tot de in de zee-arbeidsovereenkomst te vermelden gegevens. Artikel 7:743 BW maakt het mogelijk bij cao af te wijken van de in artikel 7:623, tweede lid, BW genoemde betalingstermijn, indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat uit een aandeel in de vangst of opbrengst daarvan. Artikel 7:746 BW bepaalt dat geen kosten in rekening mogen worden gebracht voor de overmaking van loon aan door de zeevarende aan te wijzen personen.

Artikel II Wijziging Wetboek van Koophandel

Het voorgestelde artikel 7:749 BW leidt ertoe dat de artikelen 452q–452w WvK inzake de maatschapsovereenkomst in de zeevisserij kunnen vervallen (WvK Tweede Boek, vierde titel, paragraaf 6).

Artikel III Wijziging implementatiewet Maritiem Arbeidsverdrag, 2006

Zie voor deze wijziging de toelichting bij Artikel I, onderdeel I (artikel 7:749 BW).

Artikel IV Wijziging Wet zeevarenden
Onderdeel A, artikel 1 Wet zeevarenden

In artikel 1, eerste lid, onderdeel g, Wz wordt de daarin gedefinieerde term anders geformuleerd: ‘scheepslengte’ wordt vervangen door ‘lengte (L)’. Dit sluit beter aan bij de overeenkomstige definitie in het verdrag. In verband hiermee wordt ‘lengte’ in de Meetbrievenwet vervangen door ‘lengte (L)’. De daarna volgende omschrijving van het begrip blijft ongewijzigd.

In het eerste lid, onderdeel z, wordt de begripsomschrijving van zeevarende zodanig aangepast dat zeevarende, op schepen die geen vissersvaartuig zijn en visser in afzonderlijke onderdelen worden ondergebracht. Dit houdt verband met de omstandigheid dat de begripsomschrijving van visser in het verdrag ten aanzien van het uitzonderen van categorieën van personen, anders dan in de omschrijving van zeevarende in het MAV, geen ruimte laat voor nationale verfijningsbesluiten in twijfelgevallen. De uitgezonderde categorieën in de verdragsdefinitie van visser zijn: loodsen, marinepersoneel, andere personen in vaste dienst van een overheid, aan de wal gestationeerde personen die aan boord van een vissersvaartuig werkzaamheden verrichten en visserijwaarnemers11. Zij zijn vergelijkbaar met de voor uitzondering op nationaal niveau in aanmerking komende categorieën die zijn genoemd in de IAO-resolutie over het begrip zeevarende in het MAV (in Nederland uitgewerkt in artikel 1.2 Rz), maar vertonen toch verschillen daarmee.

Onderdeel B, artikel 2 Wz

De in artikel 2 opgenomen uitzondering voor onoverdekte vissersvaartuigen, die in de regel niet buiten het zicht van de haven worden gebracht, wordt geschrapt. Die uitzondering strookt niet met de reikwijdtebepaling in artikel 2 van het verdrag en de richtlijn. Overigens bevat het verdrag niet veel voorschriften die op deze onoverdekte schepen van toepassing zijn.

Onderdeel C, artikel 4 Wz

Artikel 4 Wz bevat thans een voorschrift waarmee aan de kapitein een zorgplicht wordt opgelegd betreffende het wacht houden aan boord in overeenstemming met voorschrift VIII/2 van de bijlage bij het Standards, Training, Certification and Watchkeeping (STCW)-Verdrag. Als kapitein wordt ook de schipper van een vissersvaartuig gelezen. Dit is geregeld in artikel 1, onderdeel al, Wz. Voor de wachtdienst op vissersvaartuigen zullen na de beoogde toetreding van Nederland tot het STCW-F-Verdrag echter andere voorschriften van toepassing zijn dan die van het STCW-verdrag. Deze zullen worden geïmplementeerd op basis van artikel 64 Wz. In verband hiermee wordt aan artikel 4, zesde lid, Wz voor vissersvaartuigen een verwijzing naar die bepalingen op grond van artikel 64 Wz toegevoegd.

Onderdeel D, artikel 19a Wz

Dit onderdeel bevat een precisering van artikel 19a, dat mede van toepassing is op functievervulling op vissersvaartuigen, maar thans een te algemene verwijzing naar het niet op die vaartuigen toepasselijke STCW-Verdrag bevat.

Onderdeel E, artikel 27, vierde lid, Wz

In de voorgestelde wijziging van artikel 27, vierde lid, Wz wordt mede voorzien in de verplichting van zeevarenden om orders van de kapitein na te leven die worden gegeven in het belang van gezondheidsbescherming. Artikel 8, tweede en vierde lid, van het verdrag vermeldt met betrekking tot orders van de kapitein, naast de al in artikel 27, vierde lid, opgenomen belangen van veiligheid en (openbare) orde, ook het belang van de gezondheid. Hoewel die verdragsbepaling slechts betrekking heeft op orders van een schipper (kapitein) jegens vissers, is het passend om deze nuttige aanvulling van artikel 27, vierde lid, Wz te laten gelden voor alle zeevarenden. Artikel 5, vijfde lid, van de Overeenkomst bij de richtlijn verplicht vissers de rechtmatige bevelen van de kapitein en de toepasselijke veiligheids-en gezondheidsmaatregelen na te leven.

Onderdeel F, artikel 33 Wz

Het model van de monsterrol is het model van het FAL-formulier nr. 5 (Crew List) behorende bij het op 9 april te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL Verdrag, Trb. 2010, 208).

Onderdeel G, artikel 35, eerste lid, Wz

Deze bepaling betreft alle zeevarenden en niet alleen vissers. Iedere zeevarende die ingevolge artikel 33, tweede lid, op de monsterrol wordt vermeld, moet ook in het bezit zijn van een monsterboekje. KIWA N.V. verzorgt in mandaat namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de afgifte van het monsterboekje. Zeevarenden met een andere nationaliteit dan de Nederlandse kunnen volstaan met een monsterboekje dat in ieder geval in de Engelse taal is gesteld. In het boekje wordt opgetekend in welke functie de zeevarende dienst heeft gedaan.

Onderdeel H, artikel 48 Wz

Voorgesteld wordt om in artikel 48 Wz, dat de grondslag bevat voor een ministeriële regeling met betrekking tot accommodatievoorschriften, uitdrukkelijk te vermelden dat die voorschriften ook betrekking kunnen hebben op voorzieningen en voorraden voor zieke zeevarenden. Ook deze bepaling betreft alle zeevarenden en niet alleen vissers. Het MAV vergt immers eveneens voorzieningen en voorraden voor zieke zeevarenden. Dat is geïmplementeerd in de Regeling veiligheid zeeschepen op basis van de Schepenwet, maar het is duidelijker om alle bemanningsgerichte voorschriften zo veel mogelijk samen te brengen in het kader van de Wz. Daarnaast is naast overeenstemming van de uitvoeringsvoorschriften met het MAV, voor vissersvaartuigen overeenstemming met het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en de richtlijn noodzakelijk.

De bevoegde autoriteit mag na overleg afwijkingen van de bepalingen van Bijlage III van het verdrag en Bijlage II van de richtlijn toestaan om rekening te houden met de belangen van vissers of met karakteristieke religieuze en sociale gebruiken, mits dit niet leidt tot minder gunstige algemene omstandigheden dan de algemene omstandigheden die voortvloeien uit de toepassing van de bijlage.

Onderdeel J, artikel 48a Wz

Het verdrag en de Overeenkomst bij de richtlijn bevatten evenals het MAV-voorschriften over verstrekking van voedsel en drinkwater aan boord. In verband daarmee wordt in artikel 48a, vijfde lid, Wz, dat dient ter implementatie van deze voorschriften, de uitzondering voor vissersvaartuigen geschrapt. De concrete voorschriften over voedsel- en drinkwatervoorziening aan boord worden vastgesteld in de Regeling zeevarenden.

Onderdeel K, artikel 48f Wz

Het nieuwe artikel 48f Wz is reeds toegelicht in het algemeen deel.

Onderdeel L, artikel 52 Wz

Met dit onderdeel worden de inspectiebevoegdheden in artikel 52 Wz aangepast in de zin dat daar waar wordt verwezen naar het certificaat maritieme arbeid tevens een verwijzing naar het visserij-arbeidscertificaat wordt opgenomen.

Onderdeel M, artikel 59a Wz

In artikel 59a Wz wordt het verbod ingevoerd om voor vissersvaartuigen, die langer dan drie dagen op zee blijven en een lengte hebben van 24 meter of meer of die normaliter meer dan 200 zeemijlen uit de kustlijn varen, te varen zonder visserij-arbeidscertificaat.

Onderdeel N, artikel 60 Wz

Dit onderdeel voorziet in de uitbreiding van de nalevingsplicht in artikel 60 Wz vanwege de nieuwe verplichtingen van de artikelen 48f, derde lid, 69da en 69db Wz.

Onderdeel O, artikel 64 Wz

Artikel 64 Wz biedt de mogelijkheid om ter uitvoering van het STCW-Verdrag en andere verdragen over bemanningszaken bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen ter waarborging van de veilige en milieuverantwoorde vaart. Het is passend om eenzelfde mogelijkheid te openen ter uitvoering van het Maritiem Arbeidsverdrag en het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en dus de reikwijdte wat betreft de kring van personen te verbreden naar alle zeevarenden en qua inhoud naar de volledige werkingssfeer van die verdragen (de gezondheid, veiligheid en behoorlijke arbeidsomstandigheden van zeevarenden). In verband daarmee wordt de verwijzing naar het STCW-verdrag geschrapt en wordt volstaan met de neutrale en open verwijzing naar verdragen. Hiermee wordt ook voldaan aan artikel 10 van de Overeenkomst bij de richtlijn.

Onderdeel P, artikel 67 Wz

Door de wijziging in artikel 67, tweede lid, Wz omvat het in dat artikellid genoemde openbaar register van certificaten maritieme arbeid mede de visserij-arbeidscertificaten. Het verdrag schrijft geen openbaar register voor, maar nu het handhavingsstelsel van het verdrag overeenkomt met dat van het MAV, is uniformering ook op dit punt passend.

Onderdeel Q, artikel 69b Wz

In artikel 69b Wz wordt, naast het klachtrecht van het MAV, ook het klachtrecht van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector opgenomen. Dit recht komt in het kader van laatstgenoemd verdrag niet alleen toe aan een visser, maar ook aan een vereniging van beroepsbeoefenaren of een andere belangenvereniging, een vakbond of, in het algemeen, een ieder die belang heeft bij de veiligheid van het vaartuig of de veiligheid en gezondheid van vissers aan boord. De bepalingen van artikel 69b, eerste en tweede lid, Wz over indiening van een klacht alsmede over de verdere procedure van het klachtrecht uit het MAV en de behandeling daarvan worden in het nieuwe derde lid van overeenkomstige toepassing verklaard.

Onderdeel R, artikel 69d, eerste lid, Wz

Dit onderdeel betreft een tekstuele verduidelijking in artikel 69d, eerste lid, Wz.

Onderdeel S, artikelen 69da en 69db Wz

Met artikel 69da Wz worden de verdrags- en richtlijnverplichtingen geïmplementeerd voor de scheepsbeheerder inzake de overeenkomst tot het verrichten van werk door een visser. De scheepsbeheerder behoeft in het kader van die overeenkomst niet altijd de wederpartij van de visser te zijn, maar hij is er wel verantwoordelijk voor dat de overeenkomst, op basis waarvan de visser zijn werkzaamheden aan boord verricht, schriftelijk wordt aangegaan en door partijen wordt ondertekend en dat een afschrift van die overeenkomst voor de visser aan boord beschikbaar is.

Artikel 69db WZ biedt ten behoeve van de publiekrechtelijke handhaving een sluitstuk op enige verplichtingen uit de afdelingen 12A en 12B van titel 7.10 BW in de vorm van een zorgplicht die berust bij de scheepsbeheerder. De artikelen 69c en 69d Wz bevatten soortgelijke bepalingen voor de handhaving van het MAV.

Artikel V Wijziging Meetbrievenwet

Deze wijziging is hiervoor toegelicht.

Artikel VI Inwerkingtreding

Artikel VI maakt het mogelijk de inwerkingtreding bij koninklijk besluit verdragsconform te regelen. Zo kan er ook in worden voorzien dat ‘voorwaardenscheppende’ bepalingen over het onderzoeken van schepen en het aansluitend verstrekken van een document, waarin wordt bevestigd dat aan de verdragseisen wordt voldaan, vooruitlopend op het verdrag in werking treden. Waar nodig zal daarbij gebruik worden gemaakt van de uitzondering voor implementatie van internationale regels die het stelsel van vaste verandermomenten kent.

Deze memorie wordt ondertekend door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens de Ministers voor Rechtsbescherming en van Infrastructuur en Waterstaat.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Bijlage 1: Transponeringstabellen implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25)

In deze tabellen worden de volgende afkortingen gebruikt.

AKW: Algemene kinderbijslagwet

ANW: Algemene nabestaandenwet

AOW: Algemene ouderdomswet

Arbowet: Arbeidsomstandighedenwet

Arbobesluit: Arbeidsomstandighedenbesluit

Atw: Arbeidstijdenwet

Bzvb: Besluit zeevisvaartbemanning12

BW: Burgerlijk Wetboek

Rz: Regeling zeevarenden

Waadi: Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

Wz: Wet zeevarenden

Zvw: Zorgverzekeringswet

Wlz: Wet langdurige zorg

Transponeringstabel Verdrag betreffende werk in de visserijsector

Verdrag betreffende werk in de visserijsector

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:

Beleidsruimte

Toelichting keuze beleidsruimte

Deel I. Begripsomschrijvingen en reikwijdte

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

Dit artikel bevat net als art. 1 van de Wz begripsomschrijvingen.

Art. 1 Wz, onderdeel g (lengte) en art. 1, Wz, onderdeel z (zeevarende) worden aangepast.

In verband met artikel 1, onderdeel f, van het verdrag wordt art.7:739 BW aangepast en worden de artikelen 7:747en 749 BW ingevoerd.

   

Artikel 2 (Reikwijdte)

Art. 2 Wz

   

Artikel 3

Van de in dit artikel gegeven bevoegdheid om uitsluitingen te realiseren wordt geen gebruikgemaakt.

   

Artikel 4

Van de in dit artikel gegeven bevoegdheid tot geleidelijke implementatie van bepaalde artikelen van het verdrag wordt geen gebruikgemaakt.

   

Artikel 5

Van de in dit artikel geboden bevoegdheid om uit te gaan van ‘lengte over alles’ in plaats van ‘lengte’ wordt geen gebruikgemaakt.

.

 

Deel II. Algemene beginselen

Artikel 6 (Implementatie)

Dit artikel is gericht tot de verdragspartij en behoeft geen afzonderlijke implementatie.

   

Artikel 7 (Bevoegde autoriteit en coördinatie)

Dit artikel is gericht tot de verdragspartij en behoeft geen afzonderlijke implementatie.

   

Artikel 8 (Verantwoordelijkheden van scheepsbeheerders van vissersvaartuigen, schippers en vissers)

     

Artikel 8, eerste lid

Art. 3, tweede lid, Wz

   

Artikel 8, tweede en derde lid

Art. 4 tot en met 8 Wz, art. 4 Schepenwet

   

Artikel 8, vierde lid

Art. 27, vierde lid, Wz

   

Deel III. Minimumeisen voor het werken aan boord van visservaartuigen

Artikel 9 (Minimumleeftijd)

     

Artikel 9, eerste lid

Art. 3:2 Atw (verbod op kinderarbeid)

De minimumleeftijd voor het verrichten van arbeid van 16 jaar mag ook 15 jaar zijn.

Nederland maakt hier geen gebruik van. Kinderarbeid onder de 16 jaar is verboden.

Artikel 9, tweede lid

Dit artikellid vereist aanpassing van de Nadere regeling kinderarbeid (lichte arbeid is het verdrag alleen toegestaan tijdens schoolweken vanaf 15 jaar)

   

Artikel 9, derde lid,

Art. 1.36 en 1.37 Arbobesluit

   

Artikel 9, vierde lid

Art. 1.36 en 1.37 Arbobesluit

   

Artikel 9, vijfde lid

Art. 3:5 en 4:4 Atw, de Nadere regeling kinderarbeid en de artikelen 1.36 en 1.37 Arbobesluit

   

Artikel 9, zesde lid, onderdeel a

Art. 6A.2:4 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 9, zesde lid, onderdeel b

Art. 6A.2:4 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 9, zevende lid

Dit artikel lid behoeft geen implementatie omdat het ziet op de verhouding tot andere verdragen.

   

Artikel 10 (Geneeskundig onderzoek)

     

Artikel 10, eerste lid

Art. 40 Wz

   

Artikel 10, tweede en derde lid

Er wordt in Nederland geen vrijstelling verleend als bedoeld in het tweede lid , implementatie van deze leden is daarom niet nodig.

   

Artikel 11

Art. 42 tot en met 44 Wz jo. hoofdstuk 7 Bzvb jo. Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

   

Artikel 11, onderdeel a

Art. 3 Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

   

Artikel 11, onderdeel b

Bijlage 3 Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

   

Artikel 11, onderdeel c

Art. 40 Wz jo. art. 1a Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

   

Artikel 11, onderdeel d

Art. 63 Bzvb

   

Artikel 11, onderdeel e

Art. 42 Wz

   

Artikel 11, onderdeel f

Zie hierboven

   

Artikel 12

     

Artikel 12, eerste lid, onderdeel a

Art. 40 Wz

Art. 62 Bzvb

   

Artikel 12, eerste lid, onderdeel b

Bijlage 3 Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

   

Artikel 12, tweede lid

Art. 63 Bzvb

   

Artikel 12, derde lid

Art. 47 Wz

   

Artikel 13 (Bemanning en rusttijden)

Art. 4 Wz

   

Artikel 13, onderdeel a

Art. 4 Wz

   

Artikel 13, onderdeel b

Art. 6A.1:1 e.v. Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 14

     

Artikel 14, eerste lid, onderdeel a

Art. 7 en 8 Wz jo. hoofdstuk 3 Bzvb

   

Artikel 14, eerste lid, onderdeel b

Art. 7 en 8 Wz jo. hoofdstuk 3 Bzvb

Art. 5:12, tweede lid, jo art. 2:8, onderdeel b, en 5:14 Arbeidstijdenwet, dit onderdeel vergt aanpassing van het Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 14, tweede lid

Art. 7:3, 7:4, en 5:14 Arbeidstijdenwet

Over dit onderdeel vindt nog overleg plaats met de sector.

Dit artikellid biedt de mogelijkheid tot tijdelijke uitzonderingen.

Zie ook hoofdstuk 7 van de memorie van toelichting.

Artikel 14, derde lid

Art. 7:3, 7:4, en 5:14 Arbeidstijdenwet

Dit artikellid biedt de mogelijkheid tot het vaststellen van alternatieve eisen die echter in wezenlijke mate gelijkwaardig moeten zijn.

Zie ook hoofdstuk 7 van de memorie van toelichting.

Artikel 14, vierde lid

Art. 6A.2.7 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 15 (Bemanningslijst)

Art. 33 en 34 Wz

   

Artikel 16 (Overeenkomst tot het verrichten van werk door vissers)

     

Artikel 16, onderdeel a

Art. 69db Wz

   

Artikel 16, onderdeel b

Art, 7:699, 740, 742, 747, 749 BW

   

Artikel 17

Art. 7:697; 705;740; 747;749 BW

   

Artikel 17, onderdeel a

Dit onderdeel behoeft geen aparte implementatie , zie ook art. 7:611 BW

   

Artikel 17, onderdeel b

Art. 38 Wz

   

Artikel 17, onderdeel c

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en art. 7:705 BW

   

Artikel 18

Art. 7:697;698;740;747; 749 BW

Art. 69da Wz

   

Artikel 19

Dit artikel behoeft geen implementatie.

 

Artikel 20

Art. 7:697; 740 BW

Art. 69da Wz

   

Artikel 21 (Repatriëring)

Art 7:718;740;747;748;749 BW

Art. 69db Wz

   

Artikel 21, eerste lid

Art.7:718, lid 1; 740;747;748; 749 BW

   

Artikel 21, tweede lid

Art.7:718, lid 2;740;748 BW

   

Artikel 21, derde lid

Art.7:718, lid 2;740 BW

   

Artikel 21, vierde lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat een verplichting is van de betreffende verdragsstaat.

   

Artikel 21, vijfde lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat dit voortvloeit uit het vermogensrecht....

   

Artikel 22 (Werving en arbeidsbemiddeling)

     

Artikel 22, eerste lid

Art. 30a SUWI

   

Artikel 22, tweede lid

Art.7a en 7b Waadi

   

Artikel 22, derde lid, onderdeel a

Het belemmeringsverbod is geregeld in artikel 9a Waadi Het verbod om bij arbeidsbemiddeling geen kosten bij de werkzoekende in rekening te brengen is geregeld in artikel 3 ,eerste lid, van de Waadi.

   

Artikel 22, derde lid, onderdeel b

Het verbod om geen tegenprestatie te vragen aan de arbeidskracht is geregeld in artikel 9 Waadi.

   

Artikel 22, derde lid, onderdeel c

In artikel 22 Waadi is geregeld dat bij recidive van een overtreding die is bepaald op grond van de Waadi een bedrijf stilgelegd kan worden.

   

Artikel 22, vierde lid

Nederland heeft de Private Employment Agencies Convention, 1997 (No. 181) geratificeerd.

   

Artikel 22, vijfde lid

Art. 7:616a t/m 7:616f, 7:738 BW en 7:693 j° 7:740 BW.

Art. 69d Wz

   

Artikel 22, zesde lid

Dit lid behoeft geen implementatie omdat de bepaling alleen dient ter verduidelijking van het verdrag.

   

Artikel 23 (Betaling aan vissers)

Art 7:740;742;743,lid 1;747;749 BW

   

Artikel 24

Art. 7: 707;740;746;747;749 BW

   

Deel V. Accommodatie en voeding

Artikelen 25 tot en met 28

Art. 48, 48a en 64 Wz en Rz

   

Deel IV. Medische zorg, bescherming van de gezondheid en sociale zekerheid

Artikel 29 (Medische zorg)

     

Artikel 29, onderdeel a

Art. 48 Wz en art. 4 Schepenwet jo.

Art. 6.5 Vissersvaartuigenbesluit 2002 en art. 25 en 49 en bijlage 5 van de Regeling veiligheid zeeschepen

   

Artikel 29, onderdeel b

Art. 6.5, tweede lid, Vissersvaartuigenbesluit 2002 jo art. 73 Bzvb

   

Artikel 29, onderdeel c

Art. 6.5, eerste lid en 6.11 Vissersvaartuigenbesluit 2002 en art. 25 van de Regeling veiligheid zeeschepen

   

Artikel 29, onderdeel d

Hoofdstuk 9 Vissersvaartuigenbesluit 2002

   

Artikel 29, onderdeel e

Art. 7:734–734m BW

   

Artikel 30

     

Artikel 30, onderdeel a tot en met e

Art. 6.5 Vissersvaartuigenbesluit 2002 en art. 25 en 49 en bijlage 5 van de Regeling veiligheid zeeschepen

   

Artikel 30, onderdeel f

Art. 7:740 BW jo 7:734a; Art. 7:747 en 7:749 jo 7:734a BW

   

Artikel 31 (Arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie aan boord)

     

Artikel 31, onderdeel a

Art. 3, 5, 8, 11 en 12 Arbowet

Voorschriften op basis van art. 64 Wz

   

Artikel 31, onderdeel b

Art. 8 Arbowet

Voorschriften op basis van artikel 19a Wz

   

Artikel 31, onderdeel c

Art. 8, eerste, tweede en vijfde lid Arbowet

   

Artikel 31, onderdeel d

Art. 2, sub c, 9 Arbowet

Art. 9, tweede lid, Schepenwet

Art. 9, Besluit onderzoeksraad voor veiligheid

   

Artikel 31, onderdeel e

Art 2, sub c, 5, 12 Arbowet,

Art. 26a en 26e Schepenwetwet

   

Artikel 32

     

Artikel 32, eerste lid

Dit lid behoeft niet te worden geïmplementeerd.

   

Artikel 32, tweede lid, onderdeel a

Art. 3, 5, 8 Arbowet

   

Artikel 32, onderdeel b

Art. 8 Arbowet

   

Artikel 32, derde lid, onderdeel a

Art. 3, eerste lid, onderdeel b, Arbowet

Art. 6.3, zesde lid, Vissersvaartuigenbesluit 2002

   

Artikel 32, derde lid, onderdeel b

art. 72 Bzvb

   

Artikel 32, derde lid, onderdeel c

art. 72 Bzvb

Art. 8, derde, vierde en vijfde lid, Arbowet

   

Artikel 33

Art. 2, sub c, 5, 12, 13 Arbowet

Art. 26a en 26e Schepenwet

   

Artikel 34 (Sociale zekerheid)

Medische zorg

Art. 2.1.1. , 2.1.2. en 3.1.1., 3.1.2., 3.2.1. en 3.2.2. Wlz

Art. 2, 10, 11 Zvw

Volksverzekeringen

Art 2, 3 en 6 AOW

Art 6, 7 en 13 Anw

Art. 2, 3 en 6 AKW

Werknemersverzekeringen

Art. 2 juncto artikel 1, onderdeel a, Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990

   

Artikel 35

Art. 2, 10, 11 Zvw

Art 2, 3 en 6 AOW

Art 6, 7 en 13 Anw

Art. 2, 3 en 6 AKW

   

Artikel 36

2.1.1. , 2.1.2. en 3.1.1., 3.1.2., 3.2.1. en 3.2.2. Wlz;

art. 2, 10, 11 Zvw

Art 2, 3 en 6 AOW

Art 6, 7 en 13 Anw

Art. 2, 3 en 6 AKW

   

Artikel 37

Dit artikel behoeft geen implementatie omdat het een bevoegdheid bevat.

Nederland heeft geen gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.

 

Artikel 38 (Bescherming in geval van werkgerelateerd(e) ziekte, letsel of overlijden)

     

Artikel 38, eerste lid

Art. 2.1.1. en 2.1.2. Wlz Art. 2 Zvw

Art. 7 WIA

Art. 6, 13 Anw (verzekeringsplicht)

Art. 3 Zvw (acceptatieplicht)

Art. 19 Zvw (eigen risico)

   

Artikel 38, tweede lid, onderdeel a

Art. 7:734a BW

Art. 3.1.1., 3.1.2., 3.2.1. en 3.2.2. Wlz

Art. 10 en 11 Zvw (aanspraken)

   

Artikel 38, tweede lid, onderdeel b

Art. 7:734b-l, 747; 749 BW

   

Artikel 38, derde lid, onderdeel a

Art. 7:737 en 7:738 BW

   

Artikel 38, derde lid, onderdeel b

Art. 7:740 BW

   

Artikel 39

     

Artikel 39, eerste lid

Art. 7:734a; 740; 747; 748; 749 BW

   

Artikel 39 , tweede lid

Nederland maakt geen gebruik van deze mogelijkheid.

   

Deel VII. Naleving en handhaving

Artikel 40

Dit artikel is gericht tot de verdragspartij en behoeft daarom geen implementatie

   

Artikel 41

Artikel 48f Wz

   

Artikel 42

Dit artikel is gericht tot de verdragspartij en behoeft daarom geen implementatie

   

Artikel 43

     

Artikel 43, eerste lid

Art. 69b jo. art. 7.3 Rz

   

Artikel 43, tweede en derde lid

Deze artikelleden zijn gericht tot de verdragspartij en behoeven daarom geen implementatie

   

Artikel 43, vierde lid

Art. 69b jo. art. 7.3 Rz

   

Artikel 43, vijfde lid

Dit artikellid is gericht tot de verdragsstaat en behoeft daarom geen implementatie.

   

Artikel 44 tot en met 54

Deze artikelen behoeven naar hun aard geen omzetting, bijvoorbeeld omdat zij zien op intern verdragsrecht of feitelijke handelingen van de leden.

   

Bijlage I

Deze bijlage behoeft geen implementatie omdat geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een andere lengte begrip te hanteren. (zie ook artikel 5)

   

Bijlage II (Overeenkomst tot het verrichten van werk door vissers)

Art. 7:699; 740; 742;747;749 BW,

art. 69db Wz

   

Onderdeel a

Art. 7:699, onderdeel 1

   

Onderdeel b

Art. 7:699, onderdeel 3

   

Onderdeel c

Art. 7:699, onderdeel 4

   

Onderdeel d

Art. 7:699, onderdeel 2

   

Onderdeel e

Art. 7:699, onderdeel 5

   

Onderdeel f

Art. 7:699, onderdeel 10

   

Onderdeel g

Art. 7:699, onderdeel 11

   

Onderdeel h

Art. 7:742, onderdeel b

   

Onderdeel i

Art. 7:699, onderdeel 8;

7:742, onderdeel a, BW

   

Onderdeel j

Art. 7:699, onderdeel 12, BW

   

Onderdeel k

     

Onderdeel l

Art. 7:734–734m BW

   

Onderdeel m

Art. 7:742, onderdeel c, BW

   

Onderdeel n

Art. 7:699, onderdeel 13,BW

   

Onderdeel o

Art. 7:699, onderdeel 14, BW

   

Onderdeel p

Art. 6a.2:2 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Onderdeel q

Dit onderdeel behoeft geen implementatie omdat het verwijst naar nationale wet- of regelgeving.

   

Bijlage III

Uitvoeringsregeling op basis van de art. 48, 48a en 64 Wz;

Besluit zeevarenden en Regeling zeevarenden

Ten aanzien van bijlage III, onderdeel 21 en 22 zijn de artikel 6.6 t/m 6.9 (lawaai) en 6.11a (trillingen) van het Arbobesluit relevant evenals de Regeling geluidsniveaus aan boord van vissersvaartuigen.

   

Transponeringstabel Richtlijn 2017/159/EU

Artikel richtlijn

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

Artikel 1 (onderwerp richtlijn)

Dit artikel behoeft geen implementatie omdat dit artikel het onderwerp van de richtlijn inhoudt.

   

Artikel 2

Van de bevoegdheid die dit artikel geeft wordt geen gebruik gemaakt.

   

Artikel 3 (sancties)

Art. 52, 59a en 60 Wz

   

Artikel 4

Dit artikel behoeft geen aparte implementatie omdat het de verplichting van de lidstaten tot implementatie van de richtlijn betreft.

   

Artikel 5 (verslag)

Dit artikel behoeft uit haar aard geen implementatie omdat het een verplichting van de Commissie betreft.

   

Artikel 6 (inwerkingtreding)

Dit artikel behoeft uit haar aard geen implementatie omdat het ziet op de inwerkingtreding van de richtlijn.

   

Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

Art. 7:739, 7:747, 7:749 BW,

art. 1 Wz

   

Artikel 1 (definities)

Dit artikel bevat definities. Voor zover deze bepalingen implementatie in de Wz en het BW vergen, en dat betreft de definities van ‘commerciële visserij’, ‘arbeidsovereenkomst van een visser’, ‘lengte’, gebeurt dat door aanpassing van Art. 7:739, 7:747, 7:749 BW en art. 1, eerste lid, onderdeel g, Wz

   

Artikel 2 (toepassingsgebied)

Art. 7:739, 7:747, 7:749 BW, art. 2 Wz

   

Artikel 3

Dit artikel behoeft geen implementatie omdat het algemeen beginselen bevat inzake sanctionering.

   

Artikel 4

Dit artikel behoeft geen implementatie omdat het algemene beginselen betreft.

   

Artikel 5 (verantwoordelijkheid van eigenaren van vissersvaartuigen, kapiteins en vissers)

     

Artikel 5, eerste lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat het ziet op de relatie tot een andere richtlijn.

   

Artikel 5, tweede lid

Art. 3, tweede lid, Wz

   

Artikel 5, derde en vierde lid

Art. 4 tot en met 8 Wz, art. 4 Schepenwet

   

Artikel 5, vijfde lid

Art. 27, vierde lid, Wz

   

Artikel 6 (minimumleeftijd)

     

Artikel 6, eerste lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat het ziet op de relatie tot een andere richtlijn.

   

Artikel 6, tweede lid

Artikel 3:2 Atw (verbod op kinderarbeid)

De minimumleeftijd voor het verrichten van arbeid van 16 jaar mag ook 15 jaar zijn.

Nederland maakt hier geen gebruik van. Kinderarbeid onder de 16 jaar is verboden.

Artikel 6, derde lid

Dit artikellid vereist aanpassing van de Nadere regeling kinderarbeid (lichte arbeid is volgens de richtlijn alleen toegestaan tijdens schoolweken vanaf 15 jaar)

   

Artikel 6, vierde lid

Artikelen 1.36 en 1.37 Arbobesluit

   

Artikel 6, vijfde lid

Artikelen 1.36 en 1.37 Arbobesluit

   

Artikel 6, zesde lid

Artikelen 3:5 en 4:4 Atw, de Nadere regeling kinderarbeid en de artikelen 1.36 en 1.37 Arbobesluit

   

Artikel 6, zevende lid, onderdeel a

Artikel 6A.2:4 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 6, zevende lid, onderdeel b

Artikel 6A.2:4 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 6, achtste lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie, Nederland ratificeert ook het verdrag.

   

Medisch onderzoek

Artikel 7

     

Artikel 7, eerste lid

Art. 40 Wz

   

Artikel 7, tweede en derde lid

Er wordt in Nederland geen vrijstelling verleend als bedoeld in het tweede lid , implementatie van deze leden is daarom niet nodig

   

Artikel 8

     

Artikel 8, onderdeel a

Art. 3 Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

   

Artikel 8, onderdeel b

Bijlage 3 Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

   

Artikel 8, onderdeel c

Art. 40 Wz jo. art. 1a Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

   

Artikel 8, onderdeel d

Art. 63 Bzvb

   

Artikel 8, onderdeel e,

Art. 42 Wz

   

Artikel 8, onderdeel f

Zie hierboven

   

Artikel 9

     

Artikel 9, onderdeel a,

Art. 40 Wz

Art. 62 Bzvb

   

Artikel 9, onderdeel b

Art. 40 Wz;

Art. 63 Bzvb wordt 107 Bz

   

Artikel 9, onderdeel c

Art. 47 Wz

   

Bemanning

     

Artikel 10

     

Artikel 10, eerste lid

Art. 4 Wz en 64 Wz

   

Artikel 10, tweede lid

Art. 7 en 8 Wz jo. hoofdstukken 3 en 4 Bzvb

   

Artikel 10, derde lid, onder a, b en c

Art. 7:3, 7:4, en 5:14 Arbeidstijdenwet

Dit artikellid biedt de mogelijkheid tot tijdelijke uitzonderingen.

Zie ook hoofdstuk 7 van de memorie van toelichting.

Werk- en rusttijden

Artikel 11

     

Artikel 11, eerste lid, onderdeel a

Dit onderdeel behoeft geen implementatie omdat het ziet op de verhouding tot een andere richtlijn.

   

Artikel 11, eerste lid, onderdeel b

Art. 6A.2:3 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 11, tweede lid, onderdeel a

Art. 6A.2:2 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 11, tweede lid, onderdeel b

Art. 6A.2:2 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 11, derde lid, onderdeel a

Art. 6A.2:2 aanvulling i.v.m. onderdeel a, punt ii (max. 72 uur arbeid per 7 dagen in Nederland niet geregeld).

   

Artikel 11, derde lid, onderdeel b

Art. 6A.2:2 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 11, vierde lid

Art. 6A.2:2, tweede lid

   

Artikel 11, vijfde lid

Over dit onderdeel vindt nog overleg plaats met de sector.

   

Artikel 11, zesde lid

Art. 6A.2:7 en 6A.3:2 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 11, zevende lid

Art. 6A.2:7 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Artikel 11, achtste lid

Dit lid behoeft geen implementatie omdat het een bevoegdheid van de lidstaten bevat.

De bevoegdheid ziet op het opnemen van verlof tijdens een bepaalde periode.

Nederland maakt hier geen gebruik van.

Bemanningslijst

Artikel 12

Art. 33 en 34 Wz

   

Arbeidsovereenkomst van vissers

Artikel 13

Dit artikel behoeft geen implementatie omdat het ziet op de verhouding tot een andere richtlijn.

   

Artikel 14

     

Artikel 14, onderdeel a

Art. 69db Wz

   

Artikel 14, onderdeel b

Artikel 7: 699;740; 742;747;749 BW

   

Artikel 15

Art. 7:697; 705;740; 747;749 BW

   

Artikel 15, onderdeel a

Dit onderdeel behoeft geen implementatie , zie ook art. 7:611 BW

   

Artikel 15, onderdeel b

Art. 38 Wz

   

Artikel 15, onderdeel c

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en

art. 7:705 BW

   

Artikel 16

Art. 7:697, 698, 740, 747, 749 BW,

Art. 69da Wz

   

Artikel 17

Dit artikel behoeft geen implementatie.

   

Artikel 18

Art. 7:697; 740 BW,

art. 69da Wz

   

Repatriëring

Artikel 19

Art. 7:718;740; 747, 748, 749 BW

   

Artikel 19, eerste lid

Art.7:718, lid 1; 740;747;748; 749 BW

   

Artikel 19, tweede lid

Art.7:718, lid 2;740;748 BW

   

Artikel 19, derde lid

Art.7:718, lid 2;740 BW

   

Artikel 19, vierde lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat een verplichting is van de betreffende lidstaat.

   

Artikel 19, vijfde lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat dit voortvloeit uit het vermogensrecht....

   

Particuliere arbeidsbureaus

Artikel 20

     

Artikel 20, eerste lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat richtlijn 2008/104/EG al geïmplementeerd is.

   

Artikel 20, tweede lid

Art. 1, eerste lid, onderdelen b en c Waadi

   

Artikel 20, derde lid, onderdeel a

Art. 9a Waadi

   

Artikel 20, derde lid, onderdeel b

Art. 9 Waadi

   

Artikel 20, vierde lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat dit lid alleen een relatie legt met het Visserijverdrag.

   

Voedsel en accommodatie

Artikel 21

     

Artikel 21, eerste lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat het ziet op de verhouding tot een andere richtlijn.

   

Artikel 21, tweede lid

Art. 48, 48a Wz en technische eisen te implementeren in de Rz

   

Artikel 22 – 25

Art. 48, 48a Wz en technische eisen te implementeren in de Rz

   

Bescherming van gezondheid en medische zorg; bescherming bij arbeid gerelateerde ziekten, letsels of overlijdens

Artikel 26

Art. 7: 734a BW;

Art. 2 Zvw (verzekeringsplicht), art. 10 en 11 Zvw (aanspraken);

Art. 2.1.1. en 2.1.2. Wlz (verzekeringsplicht) 3.1.1., 3.1.2., 3.2.1. en 3.2.2. Wlz (aanspraken)

NB: de Nederlandse ziektekostenverzekeringswetgeving maakt geen onderscheid in zorg als gevolg van ziekte of als gevolg van arbeidsongeval.

   

Artikel 26, eerste lid, onderdeel a

Art. 7:734–734m BW

   

Artikel 26, eerste lid, onderdeel b, i en ii

Art.7:740 BW jo 7: 734a BW; art.7:747 en 749 jo 7:734a BW

   

Artikel 26, eerste lid, onderdeel c

Art 5. Besluit aanspraken zeevarenden, arbeidsbemiddeling en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zeevaart

Art. 7:734g BW

   

Artikel 27

     

Artikel 27, onderdeel a

Dit onderdeel behoeft geen implementatie omdat het ziet op de relatie met een andere richtlijn.

   

Artikel 27, onderdeel b

Art. 10 en 11 Zvw (aanspraken); artikelen 3.1.1., 3.1.2., 3.2.1. en 3.2.2. Wlz.

Art. 7:734a; 740 BW

   

Artikel 28

     

Artikel 28, onderdeel a

Art. 6.5 Vissersvaartuigenbesluit 2002 en art. 25 en 49 en bijlage 5 van de Regeling veiligheid zeeschepen

   

Artikel 28, onderdeel b

Art. 6.5, tweede lid, Vissersvaartuigenbesluit 2002

   

Artikel 28, onderdeel c

Art. 6.5, eerste lid en 6.11 Vissersvaartuigenbesluit 2002 en art. 25 van de Regeling veiligheid zeeschepen

   

Artikel 28, onderdeel d

Hoofdstuk 9 Vissersvaartuigenbesluit 2002

   

Artikel 28, onderdeel e

Art. 6.11 Vissersvaartuigenbesluit 2002 en bijlage 5, artikel 6, tabel 2 van de Regeling veiligheid zeeschepen.

   

Artikel 29

     

Artikel 29, onderdeel a

Voor de medische zorg, verzekeringsplicht en aanspraken: idem als artikel 26 en 28.

Krachtens Zvw en Wlz zijn verzekerden en dus ook verzekerde vissers, premie verschuldigd; de Zvw kent een wettelijk verplicht eigen risico, de Zvw en Wlz kennen beide zorg gerelateerde bijdragen.

   

Artikel 29, onderdeel b

Art.7:734a; 740 BW

   

Artikel 29, onderdeel c

Art.7:734a; 740 BW

   

Artikel 30

Dit artikel behoeft geen implementatie omdat het een bevoegdheid geeft aan de lidstaten tot vrijstelling.

   

Artikel 31

Art. 7:734a – 734l BW

   

Artikel 31, eerste lid

Art. 2.1.1. en 2.1.2. Wlz

Art. 2 Zvw

Art. 7 WIA

Art. 6, 13 Anw (verzekeringsplicht)

Art. 3 Zvw (acceptatieplicht)

Art. 19 Zvw (eigen risico)

   

Artikel 31, tweede lid

Art.7:734e; 734g; 740 BW

   

Artikel 31, derde lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat het op de verantwoordelijkheid van de eigenaar ziet wanneer de lidstaat geen maatregelen heeft genomen.

   

Artikel 32

     

Artikel 32, onderdeel a

Art. 7:658 BW

   

Artikel 32, onderdeel b

Art. 7:734k BW

   

Veiligheid en gezondheid op het werk en ongevallenpreventie

Artikel 33

Dit artikel behoeft geen implementatie omdat het ziet op de relatie met andere richtlijnen

   

Artikel 34

     

Artikel 34, onderdeel a

Art. 3, 5, 8, 11 en 12 Arbowet

Voorschriften op basis van art. 19a Wz

   

Artikel 34, onderdeel b

Art. 8 Arbowet

Voorschriften op basis van artikel 19a Wz

   

Artikel 34, onderdeel c

Art. 8, eerste, tweede en vijfde lid Arbowet

   

Artikel 34, onderdeel d

Art. 2, sub c, 9 Arbowet

Art. 9, tweede lid, Schepenwet

Art. 9, Besluit onderzoeksraad voor veiligheid

   

Artikel 34, onderdeel e

Art 2, sub c, 5, 12 Arbowet,

Art. 26a en 26e Schepenwet

   

Artikel 35

     

Artikel 35, eerste lid

Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat het de reikwijdte van het artikel beschrijft.

   

Artikel 35, tweede lid, onderdeel a

Art. 3, 5 en 8 Arbowet

   

Artikel 35, tweede lid, onderdeel b

Art. 8 Arbowet

   

Artikel 35, derde lid, onderdeel a

Art. 3, eerste lid, onderdeel b, Arbowet

Art. 6.3, zesde lid, Vissersvaartuigen-besluit 2002

   

Artikel 35, derde lid, onderdeel b

art. 72 Bzvb

   

Artikel 35, derde lid, onderdeel c

Art. 72 Bzvb

Art. 8, derde, vierde en vijfde lid, Arbowet

   

Artikel 36

Art. 2, sub c, 5, 12, 13 Arbowet

Art. 26a en 26e Schepenwet

   

Wijzigingen

Artikel 37

Dit artikel behoeft geen implementatie omdat het ziet op de gevolgen van wijzigingen van het verdrag en de overeenkomst bij de richtlijn.

   

Slotbepaling

Artikel 38

Dit artikel behoeft geen implementatie omdat het betrekking heeft op de relatie met inwerkingtreding van het verdrag.

   

Bijlage I (arbeidsovereenkomst van vissers)

Art. 7:699, 740 en 742 BW,

art. 69db Wz

   

Onderdeel a

Art. 7:699, onderdeel 1

   

Onderdeel b

Art. 7:699, onderdeel 3

   

Onderdeel c

Art. 7:699, onderdeel 4

   

Onderdeel d

Art. 7:699, onderdeel 2

   

Onderdeel e

Art. 7:699, onderdeel 5

   

Onderdeel f

Art. 7:699, onderdeel 10

   

Onderdeel g

Art. 7:699, onderdeel 11

   

Onderdeel h

Art. 7:742, onderdeel b

   

Onderdeel i

Art. 7:699, onderdeel 8;

7:742, onderdeel a

   

Onderdeel j

Art. 7:699, onderdeel 12

   

Onderdeel k

Art. 7:699, onderdeel 7

   

Onderdeel l

Art. 7:742, onderdeel c

   

Onderdeel m

Art. 7:699, onderdeel 13

   

Onderdeel n

Art. 7:699, onderdeel 14

   

Onderdeel o

Art. 6a.2:2 Arbeidstijdenbesluit vervoer

   

Onderdeel p

Dit onderdeel behoeft geen implementatie omdat het verwijst naar nationale wet- of regelgeving.

   

Bijlage II (accommodatie van het vissersvaartuig)

Uitvoeringsregeling op basis van de art. 48, 48a en 64 Wz; deze wordt geïmplementeerd in de Rz

   

Onderdeel 19, 20 (lawaai en trillingen)

6.6 t/m 6.9 (lawaai) Arbobesluit

Art. 6.11a (trillingen), Regeling geluidniveaus aan boord van vissersvaartuigen

   

X Noot
1

Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2017, L25).

X Noot
2

De Nederlandse Maritieme Cluster, Monitor 2017.

X Noot
3

De Nederlandse Maritieme Cluster, Monitor 2017.

X Noot
4

Facts and Figures on the Common Fisheries Policy, 2016: p.12–13.

X Noot
5

Boek 8, artikel 2, lid 3, BW.

X Noot
6

Artikel 2.8 Arbeidstijdenwet

X Noot
7

Brief van 8 oktober 2014, Ratificatie en implementatie van de Work in Fishing Convention, 2007 van de International Labour Organization, p. 52.

X Noot
8

Klassenbureaus in hun rol als erkende organisatie (erkend door de EU) worden door een vlaggenstaat aangewezen om op te treden namens deze vlaggenstaat. Voor Nederland gaat het om het uitvoeren van inspecties en de afgifte van de daarbij behorende certificaten.

X Noot
9

Uitgave van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

X Noot
11

Visserijwaarnemers gaan mee aan boord van vissersschepen voor het doen van onderzoek met betrekking tot visserij bvb door onderzoek te doen naar de het aantal haringlarven op belangrijke paaiplaatsen.

X Noot
12

De inhoud van dit besluit wordt naar verwachting per 1-1-2019 of 1 7-2019 verplaatst naar het Besluit zeevarenden.

Naar boven