TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Aanleiding
De bezoldigingsmaxima in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren (hierna:
de regeling) worden geïndexeerd. Ook wordt een aantal technische wijzigingen doorgevoerd.
2. Vaststelling bezoldigingsmaximum sector onderwijs bezoldigingsklasse G
2.1. Gewijzigd maximum voor 2018
Het maximum van bezoldigingsklasse G – de onderwijsklasse met de grootste complexiteit
– is voor topfunctionarissen in het onderwijs gelijk aan het algemeen bezoldigingsmaximum
(artikel 2.3 van de WNT). Doordat er bij het maximum van bezoldigingsklasse G een
dynamische verwijzing naar het algemeen bezoldigingsmaximum is opgenomen, verandert
deze automatisch als het algemeen bezoldigingsmaximum verandert. Op 13 september 2018
heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bekendgemaakt
dat het algemeen bezoldigingsmaximum voor 2018 met terugwerkende kracht tot 1 januari
2018 wordt vastgesteld op € 189.000.1 Het maximum van bezoldigingsklasse G volgt deze ontwikkeling.
Sinds de Evaluatiewet WNT van 1 juli 2017 heeft de minister van BZK de bevoegdheid
om het algemeen bezoldigingsmaximum lopende het jaar met terugwerkende kracht te indexeren
als het ministersalaris op enig moment tenminste € 500 hoger is dan het WNT-bezoldigingsmaximum.
Als gevolg van de recent afgesloten cao Rijk is dit het geval. De minister van BZK
heeft besloten om het WNT-maximum voor 2018 met terugwerkende kracht te bepalen op
€ 189.000.
Het algemeen bezoldigingsmaximum is daarbij als volgt berekend. De initiële bezoldiging
van een Minister voor het kalenderjaar 2018 bedroeg € 186.200. Als gevolg van de cao
voor de sector Rijk, die op 13 juli 2018 is getekend, stijgt dit bedrag per 1 januari
2018 met 1,5% tot € 188.993. Dit bedrag is naar boven afgerond op een duizendvoud
in euro’s (artikel 7.4, tweede lid, van de WNT).
2.2. Wijziging van het maximum voor 2019
Het algemeen bezoldigingsmaximum is vervolgens per 1 januari 2019 op grond van artikel
2.3, tweede lid, van de WNT aangepast aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten
voor de overheid zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het
kalenderjaar 2017 is vastgesteld.2 Voor het kalenderjaar 2017 is deze ontwikkeling op 2,4% bepaald. Een verhoging van
€ 189.000 met dit percentage leidt tot een bedrag van € 193.536. Door dit bedrag af
te ronden naar boven op een duizendvoud in euro’s, is het WNT-maximum voor het kalenderjaar
2019 vastgesteld op een bedrag van € 194.000. Ook voor 2019 volgt het maximum voor
bezoldigingsklasse G deze ontwikkeling.
3. Vaststelling bezoldigingsmaximum sector onderwijs bezoldigingsklasse A tot en met
F en cultuurfondsen
De bezoldigingsmaxima voor bezoldigingsklasse A tot en met F en de cultuurfondsen
worden niet met terugwerkende kracht verhoogd, maar worden per 1 januari 2019 verhoogd
met de totale verhoging van het algemeen bezoldigingsmaximum.
Tussen het vóór de tussentijdse verhoging voor het kalenderjaar 2018 geldende WNT-maximum
(€ 187.000) en het onafgeronde maximum voor 2019 (€ 193.536) bestaat een verschil
van 3,5%. De bezoldigingsmaxima van de klassen A tot en met F die gelden voor de onderwijsinstellingen,
worden per 1 januari 2019 met deze procentuele verhoging aangepast en vervolgens afgerond
naar boven op een duizendvoud in euro’s. Er wordt dus rekening gehouden met zowel
de stijging van het algemeen maximum door toedoen van de wijziging met terugwerkende
kracht, als met de ontwikkeling van de contractuele loonkosten in 2017. Daarmee blijft
de opbouw van de sectorale bezoldigingsmaxima in evenwicht.
Zo geldt bijvoorbeeld voor klasse A dat een stijging van € 111.000 met 3,5% tot een
bedrag van € 114.885 leidt. Afronding naar boven op een duizendvoud in euro’s van
laatstgenoemd bedrag leidt tot een bedrag van € 115.000. De bezoldigingsmaxima voor
2019 (afgezet tegen 2018) zijn:
Onderwijs
|
Cultuurfondsen
|
Klasse
|
Maximum 2018
|
Maximum 2019
|
Klasse
|
Maximum 2018
|
Maximum 2019
|
A
|
€ 111.000
|
€ 115.000
|
1
|
€ 129.000
|
€ 134.000
|
B
|
€ 122.000
|
€ 127.000
|
2
|
€ 155.000
|
€ 161.000
|
C
|
€ 133.000
|
€ 138.000
|
|
|
|
D
|
€ 146.000
|
€ 152.000
|
|
|
|
E
|
€ 158.000
|
€ 164.000
|
|
|
|
F
|
€ 171.000
|
€ 177.000
|
|
|
|
G
|
€ 189.000
|
€ 194.0001
|
|
|
|
X Noot
1Dit bedrag kan wijzigen als gebruik gemaakt wordt van artikel 7.4 van de WNT.
Met deze wijziging worden de maxima voor klassen A tot en met F en de cultuurfondsen
geïndexeerd in lijn met de verhoging van het algemeen bezoldigingsmaximum. Bovendien
draagt deze werkwijze bij aan een terughoudend bezoldigingsbeleid waar OCW voor staat.
4 Gevolgen voor de uitvoering
De conceptregeling is ter consultatie voorgelegd aan de koepelorganisaties in het
onderwijs, de bestuurdersverenigingen in het onderwijs, de toezichthoudersverenigingen
in het onderwijs, de vakbonden in het onderwijs, de NPO, de Federatie Cultuur, en
de Vereniging van Nederlandse Orkesten. Daarnaast is de conceptregeling ter uitvoeringstoets
voorgelegd aan het EAUT-panel3, aan DUO en via DUO aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk
(ADR).
In de externe consultatie is door enkele partijen aandacht gevraagd voor de koppeling
van de WNT-maxima en de loonontwikkeling in de onderwijssectoren. Het WNT-maximum
en de maxima van de bezoldigingsklassen zijn gekoppeld aan de loonkostenontwikkeling
bij de overheid. Door die koppeling loopt de ontwikkeling van de maximumbeloning van
de bestuurders in de pas met die van het overige onderwijspersoneel. Voor de afronding
op duizendtallen is bij de WNT gekozen om communicatieredenen.
Ook is door een andere partij aandacht gevraagd voor de toepassing van de regeling
op groepsrelaties. In de toelichting van de regeling 20184 is reeds aangegeven dat de bezoldigingsklasse op het niveau van het bevoegd gezag
vastgesteld moet worden.
Uit de uitvoeringstoetsen blijkt dat de regeling uitvoerbaar wordt geacht.
5. Administratieve lasten
Met deze wijziging van de regeling worden geen (nieuwe) informatieverplichtingen gecreëerd
of geschrapt. De regeling heeft daarmee geen gevolgen voor de administratieve lasten.
6. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten
Deze regeling treedt op 1 januari 2019 in werking en wordt, in afwijking van de afspraken
rond de invoeringstermijn van twee maanden die is neergelegd in de Aanwijzingen voor
de regelgeving (AR 4.17), conform de WNT uiterlijk in de maand november vastgesteld
en gepubliceerd.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A en D (artikel 1 en artikel 6)
Sinds de inwerkingtreding van het Besluit van 26 oktober 2017 houdende departementale
herindeling met betrekking tot het groen onderwijs (Stcrt. 2017, 62726) is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belast met de behartiging van
de aangelegenheden op het terrein van het groen onderwijs, voor zover deze voor 26 oktober
2017 was opgedragen aan de Minister van Economische Zaken. De wijzigingen in de artikelen
1 en 6 geven deze gewijzigde portefeuilleverantwoordelijkheid weer.
Artikel I, onderdelen B en C (artikelen 3 en 5b)
Het bezoldigingsmaximum voor klasse A tot en met F en de cultuurfondsen is voor 2019
geïndexeerd met 3,5% (hetzelfde percentage als de totale verhoging van het algemene
bezoldigingsmaximum) en vervolgens conform de werkwijze bij het algemeen bezoldigingsmaximum
afgerond op duizendtallen. Er is gerekend met de afgeronde bedragen die voor 2018
van toepassing waren.
Artikel I, onderdeel E (artikel 11)
Met de Evaluatiewet WNT is de citeertitel van de WNT gewijzigd. In plaats van ‘Wet
normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector’ is de citeertitel
Wet normering topinkomens. De citeertitel voor de OCW-regeling wordt daarop nu ook
aangepast en komt te luiden: Regeling normering topinkomens OCW-sectoren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven