TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling strekt ertoe het algemeen bezoldigingsmaximum van de Wet normering topinkomens
(hierna: WNT) voor 2018 aan te passen en voor 2019 vast te stellen, alsmede de bedragen
die gelden ten aanzien van de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking
voor de eerste twaalf maanden van hun functievervulling op grond van het Uitvoeringsbesluit
WNT.
Op grond van art. 7.4, eerste lid, van de WNT heeft de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid om het algemeen bezoldigingsmaximum, opgenomen
in artikel 2.3, eerste lid, te wijzigen in de bezoldiging van een minister (naar boven
afgerond op duizendtallen), indien de bezoldiging van een minister ten minste € 500
hoger is dan het algemeen bezoldigingsmaximum. Deze bevoegdheid is in 2017 geïntroduceerd
met de Evaluatiewet WNT1. De reden hiervoor was dat de indexering van het algemene bezoldigingsmaximum, zoals
deze wordt berekend op grond van artikel 2.3 WN,T twee jaar achterloopt op de daadwerkelijke,
structurele loonstijgingen in de publieke sector, waardoor de norm kan afwijken van
de bezoldiging van een minister. Dat werd als onwenselijk ervaren en heeft geleid
tot de introductie van artikel 7.4 WNT. Als gevolg van de CAO Rijk, zoals op 13 juli
2018 ondertekend, doet deze situatie zich voor in 2018. In verband hiermee is het
algemeen bezoldigingsmaximum 2018 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 gelijkgetrokken
met het verhoogde ministersalaris.
Daarnaast zijn op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de WNT, en artikel 4, vijfde
lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT de in die artikelen genoemde bedragen telkens
per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling aangepast aan de ontwikkeling
van de contractuele loonkosten voor de overheid zoals deze in het jaar van vaststellen
van de ministeriële regeling voor het daaraan voorafgaande jaar door het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) is bepaald, tenzij deze ontwikkeling niet tot een
verhoging leidt. Het algemene bezoldigingsmaximum wordt afgerond op een duizendvoud
in euro’s (artikel 2.3, tweede lid, van de WNT). Voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking
worden de normbedragen voor de bezoldiging per kalendermaand afgerond op honderd euro’s
en het maximum uurtarief op euro’s (artikel 4, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit
WNT).
Administratieve lasten
De wijziging van het algemeen bezoldigingsmaximum heeft een verwaarloosbare impact
op de administratieve lasten en nalevingskosten van de WNT. Instellingen die onder
de reikwijdte van de WNT vallen, moeten kennisnemen van de nieuwe maxima en normbedragen.
De nieuwe maxima zijn voorzienbaar, aangezien de wijze waarop deze bepaald worden
uit de wet voortvloeit. Gezien de verwaarloosbare impact is deze niet verder gekwantificeerd.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Het ministersalaris volgt de loonontwikkeling van de sector Rijk, zoals die met de
bonden wordt afgesproken. Het WNT-bezoldigingsmaximum volgt met een vertraging van
twee jaar de loonstijging bij de overheid als geheel. Hierdoor kan het WNT-bezoldigingsmaximum
achterlopen bij het ministersalaris. In de Evaluatiewet WNT van 1 juli 2017 is met
het oog hierop de mogelijkheid gecreëerd om het algemeen bezoldigingsmaximum lopende
het jaar met terugwerkende kracht gelijk te trekken met het ministersalaris als het
ministersalaris op enig moment tenminste € 500 hoger is dan het WNT-bezoldigingsmaximum.
Als gevolg van de loononderhandelingen voor de sector Rijk, die op 13 juli 2018 is
getekend, doet deze situatie zich in 2018 voor. Sinds begin 2018 is het ministersalaris
€ 186.200. Als gevolg van de loononderhandelingen van de Rijk stijgt het ministersalaris
in 2018 tot € 188.993, hetgeen meer dan € 500 hoger is dan het huidige algemeen bezoldigingsmaximum
van € 187.000. Als gevolg hiervan is het algemeen bezoldigingsmaximum voor 2018 met
terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 vastgesteld op € 189.000.
Artikel I, onderdeel B
Ten aanzien van het jaar 2019 geldt het volgende. Voor de indexering van het algemeen
bezoldigingsmaximum dient het door het CBS voor het jaar 2017 vastgestelde indexcijfer
voor de contractuele loonkosten voor de overheid te worden genomen. Het CBS hanteert
voor deze contractuele loonkosten twee indexcijfers; één per maand en één per uur.
Bij de indexering ten behoeve van de vaststelling van het nieuwe algemeen bezoldigingsmaximum
voor 2019 wordt het indexcijfer voor de contractuele loonkosten voor de sector overheid
per maand gebruikt. Ingevolge de WNT dient de contractuele loonstijging per maand
(en niet per uur) als maatstaf te worden genomen, omdat de WNT-normering gerelateerd
is aan kalendertijd (met correctie voor deeltijdfuncties). Voor 2017 is de contractuele
loonstijging per maand van de sector overheid 2,4%.2 Een verhoging van € 189.000 – het aangepaste bezoldigingsmaximum voor 2018 – met
dit percentage, afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s, leidt tot de vaststelling
van het algemeen bezoldigingsmaximum voor het jaar 2019 op € 194.000.
Artikel II
Voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking is de normering in 2018 voor de eerste
twaalf maanden waarin de functie wordt vervuld als volgt. Deze bedraagt de som van
€ 25.300 per kalendermaand voor de eerste zes kalendermaanden van de functievervulling
en € 19.100 per kalendermaand voor de zevende tot en met de twaalfde kalendermaand
van de functievervulling. Hiernaast bedraagt het maximum uurtarief € 182. Ook voor
de indexering van deze bedragen voor het jaar 2019 dient het door het CBS voor het
jaar 2017 vastgestelde indexcijfer voor de contractuele loonkosten voor de overheid
te worden gehanteerd, met dien verstande dat met betrekking tot het uurtarief de contractuele
loonstijging per uur bepalend is. De contractuele loonstijging per uur bedroeg in
2017 2,3%.3
Een verhoging in 2019 van € 25.300 met het percentage van 2,3% leidt tot een bedrag
van € 25.881 en een verhoging van het bedrag van € 19.100 met dit percentage leidt
tot een bedrag van € 19.539. Conform artikel 4, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit
WNT zijn deze bedragen op honderd euro’s naar boven afgerond op respectievelijk € 25.900
en € 19.600. Een verhoging van het maximum uurtarief van € 182 met het percentage
van 2,3% leidt tot een bedrag van € 186,19. Dit bedrag is conform artikel 4, vijfde
lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT naar boven afgerond op euro’s en is aldus bepaald
op € 187 per uur.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019, waarbij artikel I,
onderdeel A, in werking treedt vóór artikel I, onderdeel B. Aan artikel I, onderdeel
A, is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2018, op grond van artikel
7.4, tweede lid, WNT. Het betreft hier de tussentijdse verhoging van het bezoldigingsmaximum
van 2018.
Op grond van artikel 2.3, vierde lid, van de WNT en artikel 4, zesde lid, van het
Uitvoeringsbesluit WNT is de regeling waarin de wijzigingen van de bezoldigingsmaxima
opgenomen in de genoemde artikelen worden doorgevoerd gepubliceerd vóór 1 november
2018. Met de tijdige publicatie is voldaan aan de vaste verandermomenten en de vaste
invoeringstermijn van minimaal twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren