Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 augustus 2018, nr. 2018-0000733916, houdende wijziging van de bedragen met betrekking tot het algemeen bezoldigingsmaximum van de Wet normering topinkomens voor 2018 en 2019 en met betrekking tot de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking voor de eerste twaalf maanden van de functievervulling van het Uitvoeringsbesluit WNT voor 2019

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 2.3, tweede lid, en 7.4 van de Wet normering topinkomens en artikel 4, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Wet normering topinkomens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.3, eerste lid, wordt ‘€ 187.000’ vervangen door ‘€ 189.000’.

B

In artikel 2.3, eerste lid, wordt ‘€ 189.000’ vervangen door ‘€ 194.000’.

ARTIKEL II

Artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit WNT wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 25.300’ vervangen door ‘€ 25.900’ en wordt ‘€ 19.100’ vervangen door ‘€ 19.600’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 182’ vervangen door ‘€ 187’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019 met dien verstande dat artikel I, onderdeel A, terugwerkt tot 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt ertoe het algemeen bezoldigingsmaximum van de Wet normering topinkomens (hierna: WNT) voor 2018 aan te passen en voor 2019 vast te stellen, alsmede de bedragen die gelden ten aanzien van de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking voor de eerste twaalf maanden van hun functievervulling op grond van het Uitvoeringsbesluit WNT.

Op grond van art. 7.4, eerste lid, van de WNT heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid om het algemeen bezoldigingsmaximum, opgenomen in artikel 2.3, eerste lid, te wijzigen in de bezoldiging van een minister (naar boven afgerond op duizendtallen), indien de bezoldiging van een minister ten minste € 500 hoger is dan het algemeen bezoldigingsmaximum. Deze bevoegdheid is in 2017 geïntroduceerd met de Evaluatiewet WNT1. De reden hiervoor was dat de indexering van het algemene bezoldigingsmaximum, zoals deze wordt berekend op grond van artikel 2.3 WN,T twee jaar achterloopt op de daadwerkelijke, structurele loonstijgingen in de publieke sector, waardoor de norm kan afwijken van de bezoldiging van een minister. Dat werd als onwenselijk ervaren en heeft geleid tot de introductie van artikel 7.4 WNT. Als gevolg van de CAO Rijk, zoals op 13 juli 2018 ondertekend, doet deze situatie zich voor in 2018. In verband hiermee is het algemeen bezoldigingsmaximum 2018 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 gelijkgetrokken met het verhoogde ministersalaris.

Daarnaast zijn op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de WNT, en artikel 4, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT de in die artikelen genoemde bedragen telkens per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling aangepast aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid zoals deze in het jaar van vaststellen van de ministeriële regeling voor het daaraan voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is bepaald, tenzij deze ontwikkeling niet tot een verhoging leidt. Het algemene bezoldigingsmaximum wordt afgerond op een duizendvoud in euro’s (artikel 2.3, tweede lid, van de WNT). Voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking worden de normbedragen voor de bezoldiging per kalendermaand afgerond op honderd euro’s en het maximum uurtarief op euro’s (artikel 4, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT).

Administratieve lasten

De wijziging van het algemeen bezoldigingsmaximum heeft een verwaarloosbare impact op de administratieve lasten en nalevingskosten van de WNT. Instellingen die onder de reikwijdte van de WNT vallen, moeten kennisnemen van de nieuwe maxima en normbedragen. De nieuwe maxima zijn voorzienbaar, aangezien de wijze waarop deze bepaald worden uit de wet voortvloeit. Gezien de verwaarloosbare impact is deze niet verder gekwantificeerd.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Het ministersalaris volgt de loonontwikkeling van de sector Rijk, zoals die met de bonden wordt afgesproken. Het WNT-bezoldigingsmaximum volgt met een vertraging van twee jaar de loonstijging bij de overheid als geheel. Hierdoor kan het WNT-bezoldigingsmaximum achterlopen bij het ministersalaris. In de Evaluatiewet WNT van 1 juli 2017 is met het oog hierop de mogelijkheid gecreëerd om het algemeen bezoldigingsmaximum lopende het jaar met terugwerkende kracht gelijk te trekken met het ministersalaris als het ministersalaris op enig moment tenminste € 500 hoger is dan het WNT-bezoldigingsmaximum. Als gevolg van de loononderhandelingen voor de sector Rijk, die op 13 juli 2018 is getekend, doet deze situatie zich in 2018 voor. Sinds begin 2018 is het ministersalaris € 186.200. Als gevolg van de loononderhandelingen van de Rijk stijgt het ministersalaris in 2018 tot € 188.993, hetgeen meer dan € 500 hoger is dan het huidige algemeen bezoldigingsmaximum van € 187.000. Als gevolg hiervan is het algemeen bezoldigingsmaximum voor 2018 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 vastgesteld op € 189.000.

Artikel I, onderdeel B

Ten aanzien van het jaar 2019 geldt het volgende. Voor de indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum dient het door het CBS voor het jaar 2017 vastgestelde indexcijfer voor de contractuele loonkosten voor de overheid te worden genomen. Het CBS hanteert voor deze contractuele loonkosten twee indexcijfers; één per maand en één per uur. Bij de indexering ten behoeve van de vaststelling van het nieuwe algemeen bezoldigingsmaximum voor 2019 wordt het indexcijfer voor de contractuele loonkosten voor de sector overheid per maand gebruikt. Ingevolge de WNT dient de contractuele loonstijging per maand (en niet per uur) als maatstaf te worden genomen, omdat de WNT-normering gerelateerd is aan kalendertijd (met correctie voor deeltijdfuncties). Voor 2017 is de contractuele loonstijging per maand van de sector overheid 2,4%.2 Een verhoging van € 189.000 – het aangepaste bezoldigingsmaximum voor 2018 – met dit percentage, afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s, leidt tot de vaststelling van het algemeen bezoldigingsmaximum voor het jaar 2019 op € 194.000.

Artikel II

Voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking is de normering in 2018 voor de eerste twaalf maanden waarin de functie wordt vervuld als volgt. Deze bedraagt de som van € 25.300 per kalendermaand voor de eerste zes kalendermaanden van de functievervulling en € 19.100 per kalendermaand voor de zevende tot en met de twaalfde kalendermaand van de functievervulling. Hiernaast bedraagt het maximum uurtarief € 182. Ook voor de indexering van deze bedragen voor het jaar 2019 dient het door het CBS voor het jaar 2017 vastgestelde indexcijfer voor de contractuele loonkosten voor de overheid te worden gehanteerd, met dien verstande dat met betrekking tot het uurtarief de contractuele loonstijging per uur bepalend is. De contractuele loonstijging per uur bedroeg in 2017 2,3%.3

Een verhoging in 2019 van € 25.300 met het percentage van 2,3% leidt tot een bedrag van € 25.881 en een verhoging van het bedrag van € 19.100 met dit percentage leidt tot een bedrag van € 19.539. Conform artikel 4, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT zijn deze bedragen op honderd euro’s naar boven afgerond op respectievelijk € 25.900 en € 19.600. Een verhoging van het maximum uurtarief van € 182 met het percentage van 2,3% leidt tot een bedrag van € 186,19. Dit bedrag is conform artikel 4, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT naar boven afgerond op euro’s en is aldus bepaald op € 187 per uur.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019, waarbij artikel I, onderdeel A, in werking treedt vóór artikel I, onderdeel B. Aan artikel I, onderdeel A, is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2018, op grond van artikel 7.4, tweede lid, WNT. Het betreft hier de tussentijdse verhoging van het bezoldigingsmaximum van 2018.

Op grond van artikel 2.3, vierde lid, van de WNT en artikel 4, zesde lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT is de regeling waarin de wijzigingen van de bezoldigingsmaxima opgenomen in de genoemde artikelen worden doorgevoerd gepubliceerd vóór 1 november 2018. Met de tijdige publicatie is voldaan aan de vaste verandermomenten en de vaste invoeringstermijn van minimaal twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Stb 2017, 151.

X Noot
2

Het percentage is te vinden via de website statline.cbs.nl.

X Noot
3

Het percentage is te vinden via de website statline.cbs.nl.

Naar boven