TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Aanleiding
In de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren (hierna: de regeling) dient
een aantal punten gewijzigd te worden. Samengevat gaat het om de volgende wijzigingen:
-
1. Indexatie van de maxima van de bezoldigingsklassen voor de onderwijssectoren en de
verlaagde maxima voor de cultuurfondsen.
-
2. Het vavo (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs) wordt toegevoegd aan de bijlage
behorende bij artikel 3, tweede lid, van de regeling, bij het criterium ‘aantal gewogen
onderwijssoorten of sectoren’.
-
3. Het loket waar de accountant (vermeende) overtredingen van de WNT moet melden verschuift
van DUO naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna:
BZK).
-
4. Het elektronisch verzenden van de WNT-gegevens wordt voor de WNT-instellingen binnen
het OCW-domein in stand gehouden.
-
5. De overheveling van het groen onderwijs van EZ naar OCW wordt verwerkt.
Daarnaast wordt een toelichting gegeven op de openbaarmaking van de elektronisch aangeleverde
gegevens door DUO en op het gebruik van de jaarrekening bij het vaststellen van de
bezoldigingsklasse in de sector onderwijs.
2. Reikwijdte
De regeling is van toepassing op rechtspersonen en instellingen waarop de Wet normering
topinkomens (hierna: WNT) van toepassing is, voor zover de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) de minister is wie het aangaat. De WNT – en dus
ook de regeling – geldt alleen in Europees Nederland.
3. Vaststelling bezoldigingsmaxima sector onderwijs en cultuurfondsen
De bezoldigingsmaxima van de klassen voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen
en de verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van de cultuurfondsen worden
jaarlijks met hetzelfde percentage geïndexeerd als het algemene WNT-maximum. Het algemene
WNT-maximum 2018 wordt met 3,1% verhoogd ten opzichte van het algemene WNT-maximum
2017. Dit is conform de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid,
zoals deze voor het voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) is bepaald.1 De bedragen worden vervolgens, net als het algemene bezoldigingsmaximum, op duizendtallen
naar boven afgerond. Dit leidt tot een stijging van de bezoldigingsklassen tussen
€ 4.000 en € 6.000. De bezoldigingsmaxima zijn in 2018 (afgezet tegen 2017):
Onderwijs
|
Cultuurfondsen
|
Klasse
|
Maximum 2017
|
Maximum 2018
|
Klasse
|
Maximum 2017
|
Maximum 2018
|
A
|
€ 107.000
|
€ 111.000
|
1
|
€ 125.000
|
€ 129.000
|
B
|
€ 118.000
|
€ 122.000
|
2
|
€ 150.000
|
€ 155.000
|
C
|
€ 129.000
|
€ 133.000
|
|
|
|
D
|
€ 141.000
|
€ 146.000
|
|
|
|
E
|
€ 153.000
|
€ 158.000
|
|
|
|
F
|
€ 165.000
|
€ 171.000
|
|
|
|
G
|
€ 181.000
|
€ 187.0001
|
|
|
|
X Noot
1Dit bedrag kan wijzigen als gebruik gemaakt wordt van artikel 7.4 van de WNT.
In verband met de mogelijkheid tot het tussentijds verhogen van de maximale bezoldiging,
bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet die met ingang van het in werking treden
van de Evaluatiewet WNT2 is opgenomen in artikel 7.4 van de wet, is thans als grens voor de hoogste klasse
niet langer een vast bedrag opgenomen, maar wordt verwezen naar het bedrag in artikel
2.3, eerste lid, van de wet.
4. Vavo
Het vavo, ofwel voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, wordt als extra onderwijssoort
toegevoegd aan de lijst met onderwijssoorten en sectoren bij het criterium ‘aantal
gewogen onderwijssoorten en sectoren’ in de bijlage. Vavo wordt door een ROC aangeboden
en bevat vmbo-tl, havo en/of vwo-onderwijs.
De bestuurlijke complexiteit van het vavo werd, net als de complexiteit van andere
onderwijsvormen die niet in de lijst met onderwijssoorten en sectoren bij het criterium
‘aantal gewogen onderwijssoorten en sectoren’ genoemd worden, alleen indirect meegewogen
bij het bepalen van de bezoldigingsklasse. De baten die met het vavo worden gegenereerd,
tellen namelijk mee via het criterium ‘totale baten’. Voor de rechtspersoon die de
bekostiging van het Rijk ontvangt, tellen ook de leerlingen via het criterium ‘aantal
leerlingen, deelnemers en studenten’ mee. Deze indirecte weging bleek in het specifieke
geval van het vavo de bestuurlijke complexiteit echter onvoldoende te dekken. Dit
komt onder meer doordat de instellingen die vavo aanbieden in circa de helft van de
gevallen onderwijs geven aan leerlingen die nog bij een vo-instelling ingeschreven
staan.
Het vavo levert aanvullende bestuurlijke complexiteit op, omdat de ROC’s, die normaal
gesproken mbo-onderwijs aanbieden, hun onderwijsaanbod verbreden met een andere onderwijssoort,
namelijk vo-onderwijs. Ook inhoudelijk levert het vavo complexiteit op. Ten behoeve
van de bovengenoemde ‘uitbestede’ leerlingen moeten afspraken gemaakt worden over
het overdragen van de bekostiging en de begeleiding. Bij sommige ROC’s gaat dit over
afspraken met een groot aantal individuele vo-scholen en/of overkoepelende schoolbesturen.
Omdat veel leerlingen slechts één of een aantal vakken volgen (die zij nog missen
voor hun diploma), wordt per leerling een curriculum vastgesteld waarbij maatwerk
wordt aangeboden.
5. Meldplicht van de accountant
Met de wijziging van de WNT naar aanleiding van de wetsevaluatie (Evaluatiewet WNT)
is het loket waar de accountant een melding doet van een (vermeende) overtreding van
de WNT gewijzigd. Voor alle WNT-instellingen gaat de melding naar het Ministerie van
BZK. Het loket voor de accountantsmeldingen dat bij DUO bestond, wordt gesloten door
artikel 5 te laten vervallen. Vanaf 1 januari 2018 geven accountants de meldingen
door via: https://www.topinkomens.nl/melden/accountants.
6. Elektronische verzending van de WNT-gegevens
Met de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT is de algemene verplichting om de
WNT-gegevens elektronisch te verzenden, vervangen door een bevoegdheid voor de bij
de WNT betrokken vakministers om dit voor de eigen sector bij ministeriële regeling
vast te leggen.3 Met deze regeling wordt de verplichting om de WNT-gegevens elektronisch te verzenden
voor onderwijs-, onderwijsgerelateerde, emancipatie-, cultuur- en media-instellingen
vastgelegd in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren. In de memorie
van toelichting bij het wetsvoorstel Evaluatiewet WNT4 is dit al aangekondigd.
Voor het Ministerie van OCW zijn de bezoldigingsgegevens van (top)functionarissen
bij WNT-instellingen binnen het eigen beleidsdomein essentiële beleidsinformatie.
Inzicht in bezoldigingsgegevens, te weten gegevens over individuele topfunctionarissen
of verzamelde gegevens van groepen WNT-instellingen, is bijvoorbeeld noodzakelijk
om voor de OCW-sectoren een regeling met sectorale bezoldigingsklassen te kunnen opstellen
of aanpassen. Voor de WNT-toezichthouders in het OCW-domein, zoals de Inspectie van
het Onderwijs en het Commissariaat voor de Media, vormen de gegevens bovendien een
basis voor risicoanalyses en risicogericht toezicht.5
7. Openbaarmaking elektronisch verzamelde gegevens
DUO publiceert jaarlijks een bestand met daarin de verzamelde, elektronisch aangeleverde
(geanonimiseerde) WNT-gegevens op www.data.duo.nl. Hoewel alle gegevens reeds door de WNT-instelling zelf openbaar zijn gemaakt, wordt
een bestand waarin deze informatie is verzameld gezien als nieuwe, nog niet openbare
informatie. Omdat het in dit geval (geanonimiseerde) persoonsgegevens betreft, moet
er een wettelijke basis zijn om het bestand met de gebundelde gegevens openbaar te
maken.
Met het vervallen van artikel 7.1 van de WNT door de Evaluatiewet WNT is de wettelijke
basis die voorheen gebruikt werd, vervallen. Voor de publicatie van de WNT-gegevens
vanaf verslagjaar 2016 zal daarom gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid tot actieve
openbaarmaking volgens de Wet openbaarheid bestuur (Wob). De WNT-instellingen binnen
het OCW-domein zullen uiterlijk in december per brief worden geïnformeerd over het
openbaar maken van dit bestand. Indien zij hier bezwaar tegen hebben, kunnen zij dit
kenbaar maken.
De openbaarmaking van de verzamelde gegevens door DUO ontslaat de WNT-instellingen
niet van de verplichting, bedoeld in artikel 5, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling
WNT om de (niet-geanonimiseerde) WNT-verantwoording openbaar toegankelijk op internet
te publiceren (vanaf 2018).
8. De jaarrekening en het vaststellen van de bezoldigingsklasse
De regeling bevat op dit onderdeel geen wijziging. Voor de berekening van de bezoldigingsklasse
sluit de regeling aan bij artikel 3d van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs,
waarin staat dat de jaarrekening wordt opgesteld op het niveau van het bevoegd gezag
dat de onderwijsinstelling in stand houdt.
In de toelichting van de WNT-regeling 2017 is aangekondigd dat gekeken zou worden
of het wenselijk is om op een andere manier te regelen hoe gehandeld moet worden als
sprake is van een groepsrelatie in de zin van het jaarrekeningenrecht. Uit de uitvoeringspraktijk
is echter onvoldoende aanleiding gebleken om een wijziging aan te brengen.
Uit de onderwijswetgeving volgt dat het bevoegd gezag (een orgaan van) de rechtspersoon
is die de instelling in stand houdt. De WNT schrijft voor dat de WNT-verantwoording
op dit niveau moet worden opgesteld. Ook de Regeling bezoldiging topfunctionarissen
OCW-sectoren sluit hierbij aan. Als er bijvoorbeeld sprake is van een personele unie,
waardoor er een overkoepelend bestuur is dat zelf niet functioneert als een bevoegd
gezag in de zin van de onderwijswetgeving, moet op grond van artikel 2.1, tweede lid,
van de WNT de tijdverdeling van de bestuurders worden toegedeeld aan de individuele
WNT-instellingen. In het jaarverslag van de WNT-instelling binnen deze groep wordt
vermeld welke tijdsfactor de topfunctionaris werkzaam was voor deze WNT-instelling,
en wat het individuele toepasselijk WNT-maximum is.
9. Gevolgen voor de uitvoering
De conceptregeling is ter consultatie voorgelegd aan de koepelorganisaties in het
onderwijs, de bestuurdersverenigingen in het onderwijs, de toezichthoudersverenigingen
in het onderwijs, de vakbonden in het onderwijs, de NPO, de Federatie Cultuur, en
de Vereniging van Nederlandse Orkesten. Daarnaast is de conceptregeling ter uitvoeringstoets
voorgelegd aan het EAUT-panel6, aan DUO en via DUO aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk
(ADR).
Uit de externe consultatie bleek dat de meeste organisaties geen opmerkingen hadden
bij de conceptregeling. Twee organisaties hebben gereageerd op het toevoegen van het
vavo aan de regeling. Een van deze organisaties heeft aangegeven het eens te zijn
met de toevoeging van het vavo. Een andere organisatie gaf aan dat als het vavo als
sector toegevoegd zou worden, ook de associate degree-opleiding (AD-opleiding) binnen
het hbo toegevoegd moet worden. Aan dit verzoek wordt niet tegemoet gekomen. De situatie
waarin vavo wordt aangeboden op ROC’s verschilt wezenlijk van de situatie waarin de
AD-opleiding op hbo-instellingen wordt aangeboden. In tegenstelling tot de situatie
waarin ROC’s (mbo) vavo (vo) verzorgen, maakt de AD-opleiding onderdeel uit van het
hbo. Het aanbieden van de AD-opleiding verschilt niet wezenlijk van het aanbieden
van een andere hbo-opleiding, voor beide wordt samengewerkt met andere instellingen,
moeten opleidings- en examencommissies ingesteld worden (of worden ondergebracht bij
reeds bestaande commissies) en moet een locatie worden verzorgd. De complexiteit van
deze activiteiten is reeds opgenomen in het criterium ‘aantal leerlingen, deelnemers
en studenten’ bij de verschillende hbo-sectoren. Hierbij wordt namelijk onderscheid
gemaakt op basis van inhoudelijke richting en niet op niveau (AD, bachelor of master).
Daarnaast is in de externe consultatie door een organisatie ingebracht dat de openbaarmaking
van het bestand met de verzamelde WNT-gegevens te laat in het jaar gepland is en dat
de persoonsnamen niet verwijderd zouden moeten worden. Vanwege het vervallen van de
wettelijke basis en het gebruik van de Wob-procedure voor actieve openbaarmaking kan
de openbaarmaking niet eerder worden gepland. Het actief openbaar maken van de persoonsgegevens
in dit bestand zou anders in strijd met de privacywetgeving zijn.
Ook zijn vragen gesteld over de jaarrekening bij het vaststellen van de bezoldigingsklasse.
Dit punt is in de toelichting onder punt 8 verder verduidelijkt.
10. Administratieve lasten
Met deze wijziging van de regeling worden geen (nieuwe) informatieverplichtingen gecreëerd
of geschrapt. De regeling heeft daarmee geen gevolgen voor de administratieve lasten.
11. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten
Deze regeling treedt op 1 januari 2018 in werking en wordt, in afwijking van de afspraken
rond de invoeringstermijn van 2 maanden die is neergelegd in de Aanwijzingen voor
de regelgeving (AR 174), conform de WNT uiterlijk in de maand november vastgesteld
en gepubliceerd.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A (artikel 1a)
Met de inwerkingtreding van het Besluit houdende departementale herindeling met betrekking
tot het groen onderwijs,7 is niet langer de Minister van Economische Zaken, maar de Minister van OCW belast
met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van het groen onderwijs.
Artikel 1a en een drietal bepalingen in de bijlage zijn dientengevolge aangepast.
Artikel I, onderdelen B en D (artikelen 2 en 5)
Met de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT kan de accountantsmelding, bedoeld
in artikel 5.2, eerste en tweede lid, van de WNT, slechts worden gedaan aan de Minister
van BZK. Artikel 5, waarin de verplichting was neergelegd deze melding te doen aan
de Minister van OCW, is hierbij komen te vervallen. Artikel 2, tweede lid, is komen
te vervallen, als gevolg van het vervallen van artikel 5.
Artikel I, onderdelen C en E (artikelen 3 en 5b)
Het (verlaagde) bezoldigingsmaximum per klasse voor zowel de topfunctionarissen van
onderwijsinstellingen als de cultuurfondsen, is voor 2018 geïndexeerd met 3,1% (hetzelfde
percentage als de verhoging van het algemene WNT-maximum) en vervolgens conform het
algemene WNT-maximum afgerond op duizendtallen. Er is gerekend met de afgeronde bedragen
die voor 2017 van toepassing waren.
Als grens voor de hoogste klasse is niet langer een vast bedrag opgenomen, maar wordt
verwezen naar het bedrag, genoemd in artikel 2.3, eerste lid, van de WNT. Hier is
voor gekozen in verband met de mogelijkheid tot het tussentijds verhogen van de maximale
bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de WNT, die met ingang van het
in werking treden van de Evaluatiewet WNT is opgenomen in artikel 7.4 van de WNT.
Artikel I, onderdeel F (artikel 5c)
Eerste lid. Met de inwerkintreding van de Evaluatiewet WNT is de verplichting komen
te vervallen om gegevens, bedoeld in het destijds geldende artikel 4.1, eerste en
tweede lid, van de WNT, uiterlijk 1 juli aan de minister te zenden. Deze verplichting
was opgenomen in het destijds geldende artikel 4.1, vijfde lid, en 4.2, zevende lid,
van de WNT. Met de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT zijn artikel 4.1, vijfde
lid, en 4.2, zevende lid, van de WNT gewijzigd, waardoor het nu op grond van het nieuwe
artikel 4.1, vijfde lid, van de WNT, aan de vakminister is om te bepalen of de verantwoordelijke
de verplichting heeft voornoemde gegevens aan hem elektronisch te verstrekken.
Net als ten aanzien van de oude artikelen 4.1, vijfde lid, en 4.2, zevende lid, van
de WNT geldt dat voor zover binnen een rechtspersoon of organisatie meerdere organen
verantwoordelijk zijn voor het opstellen en vaststellen van het financieel verslaggevingsdocument,
bedoeld in artikel 1.1, onder j, van de WNT bij die organisatie of rechtspersoon intern
bepaald zal moeten worden welke van deze organen feitelijk de melding aan de betrokken
minister doet.
Gelezen in samenhang met artikel 1a van de regeling, wordt met de verantwoordelijke,
genoemd in het eerste lid, uitsluitend de verantwoordelijke bedoeld die binnen het
beleidsterrein van OCW werkzaam is. Het begrip ‘verantwoordelijke’ is gedefinieerd
in de wet.
Tweede lid. De inhoud van het oude artikel 5c van onderhavige regeling is opgenomen
in het tweede lid.
Artikel I, onderdeel G (artikel 6)
Artikel zes, eerste lid, wordt naar aanleiding van vernummering van de artikelleden
van artikel 3 van de Wet op het onderwijstoezicht aangepast.
Artikel I, onderdeel H (de bijlage behorende bij artikel 3, tweede lid, van de regeling)
Vanwege de inwerkingtreding van het Besluit houdende departementale herindeling met
betrekking tot het groen onderwijs, is, zoals al genoemd in de toelichting bij artikel
I, onderdeel A, de Minister van OCW nu belast met de behartiging van de aangelegenheden
op het terrein van het groen onderwijs. Aangezien echter voor de hoogte van de bezoldiging
van 2018 gekeken wordt naar het aantal onderwijssoorten of sectoren dat werd aangeboden
op 1 oktober in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin het bezoldigingsmaximum
wordt toegepast (t-2), is voor de volledigheid gekozen om in de bepalingen in de bijlage
waar de minister naast de Minister van Economische zaken wordt genoemd, ook de woorden
‘van de minister’ te laten vervallen. De bekostiging op grond van de onderwijswetten
is namelijk altijd afkomstig van de minister en omvat op deze manier zowel de bekostiging
ontvangen door de Minister van OCW, en in voorkomende gevallen de bekostiging die
nog is ontvangen door de Minister van Economische zaken.
Tevens is in de bijlage geregeld dat een complexiteitspunt vanaf 1 januari 2018 ook
wordt toegekend als de onderwijssoorten voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs,
hoger algemeen voortgezet onderwijs, en/of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
worden aangeboden in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs op een ROC.
Artikel II
Deze regeling treedt op 1 januari 2018 in werking.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven