Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 14 mei 2018, nr. WJZ/18057432, tot wijziging van de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 25 en 34, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

versterking:

versterking van een woning in het kader van het bouwkundig versterkingsprogramma als gevolg van de gaswinning Groningenveld;

B

Artikel 2, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor een verduurzamingsmaatregel of een maatwerkadviesrapport aan een eigenaar van een woning waaraan, blijkens een schriftelijk stuk:

    • a. door het Centrum Veilig Wonen schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning in het Groningenveld van categorie A of B is vastgesteld, die:

      • 1°. ten minste € 1.000,- bedraagt, en

      • 2°. is erkend vanaf 1 januari 2016;

    • b. door de Nederlandse Aardolie Maatschappij schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning in het Groningenveld is vastgesteld, die:

      • 1°. ten minste € 1.000,- bedraagt, en

      • 2°. is erkend vanaf 1 maart 2018;

    • c. door de Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning in het Groningenveld of als gevolg van de gasopslag Norg, is vastgesteld, die:

      • 1°. ten minste € 1.000,- bedraagt, en

      • 2°. is erkend vanaf 19 maart 2018.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van ‘, of’ in onderdeel b door een puntkomma en onder verlettering van onderdeel c tot d, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. voor de woning reeds door de Nederlandse Aardolie Maatschappij een met deze regeling vergelijkbare vergoeding voor verduurzamingsmaatregelen is verstrekt; of

2. In het tweede lid wordt ‘onderdelen a en b’ vervangen door ‘onderdelen a tot en met c’.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘wordt binnen’ ingevoegd ‘een termijn van’.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De minister kan op verzoek van de subsidieontvanger de termijn met negen maanden verlengen indien de termijn, bedoeld in het eerste lid, niet kan worden gehaald in verband met de datum van afronding van de versterking. Het verzoek wordt ingediend voorafgaand aan het einde van deze termijn.

E

Aan het slot van artikel 9 wordt de komma vervangen door een punt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 mei 2018

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

1. Inleiding

Op 19 maart 2018 is het Besluit mijnbouwschade Groningen in werking getreden. Met dit besluit heeft de Staat verantwoordelijkheid genomen voor de afhandeling van schademeldingen als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag Norg. De Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen (hierna: de Commissie), die met het besluit is ingesteld, oordeelt onafhankelijk of geleden schade voor vergoeding in aanmerking komt. Met de komst van het besluit en de Commissie is er aanleiding voor herziening van de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld (hierna: Waardevermeerderingsregeling).

Voor deze regeling is maximaal 89,1 miljoen euro beschikbaar (inclusief uitvoeringskosten) als reactie op de Kamerbreed aangenomen motie Bosman c.s. (Kamerstukken II 2015/16, 33 529, nr. 242).

2.1 Oude schademeldingen

Ruim zesduizend schademeldingen ingediend voor 31 maart 2017 wachten nog op afhandeling door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (hierna: NAM). Zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer op 31 januari 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 33 529, nr. 423), is met NAM afgesproken dat zij een ultieme poging zal doen om deze schadegevallen voor 1 juli 2018 naar tevredenheid van woningeigenaren af te handelen. NAM zal hiertoe aan woningeigenaren met een openstaande ‘oude’ schademelding een aanbod doen. Meer informatie over dit aanbod is op 9 maart 2018 gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2017/18, 33 529, nr. 455).

NAM erkent schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning in het Groningenveld binnen de contouren die in het verleden door NAM voor de afhandeling van de schade werden gehanteerd. Woningeigenaren met schadegevallen binnen dit oude werkingsgebied die het aanbod van NAM accepteren of waarvan de Arbiter Bodembeweging een schadevergoeding toewijst, krijgen toegang tot de Waardevermeerderingsregeling. Omdat NAM in deze gevallen geen gebruik maakt van de classificatie A-, B- en C-schade, is met deze regeling voorzien in een specifieke grondslag (onderdeel B, artikel 2, eerste lid, onderdeel b).

Voor de gevallen waarin NAM geen schade erkent (het door NAM gehanteerde zogenoemde buitengebied) heeft NAM aangegeven uit eigen middelen te zullen voorzien in een met de Waardevermeerderingsregeling vergelijkbare voorziening.

Via de Waardevermeerderingsregeling worden woningeigenaren die schade hebben ondervonden van gaswinning tot op zekere hoogte gecompenseerd voor de overlast die zij hierdoor ervaren. Kern van de regeling is dat een woning éénmaal voor de Waardevermeerderingsregeling in aanmerking komt. Het maakt daarbij niet uit of de subsidie eerder door de provincie Groningen op grond van de Interimregeling waardevermeerdering is toegekend of op grond van de huidige Waardevermeerderingsregeling. Om te voorkomen dat een woningeigenaar in het buitengebied op termijn zowel in aanmerking kan komen voor de Waardevermeerderingsregeling als de met deze regeling vergelijkbare door NAM te treffen voorziening is een extra afwijzingsgrond opgenomen. Immers, ook in dit geval heeft dan reeds een vergoeding voor overlast plaatsgehad. Concreet betekent dit dat een verzoek ook wordt afgewezen voor een woning waarvoor door NAM eerder een met de Waardevermeerderingsregeling vergelijkbare subsidie is verstrekt.

2.2 Schadevergoeding door de Commissie

De Waardevermeerderingsregeling zal ook worden opengesteld voor woningeigenaren die een schadevergoeding hebben toegewezen gekregen door de Commissie. Het gaat daarbij dus ook om schadevergoedingen die worden toegekend voor schade die is veroorzaakt door de gasopslag Norg. Voor het overige blijven de voorwaarden waaronder een woningeigenaar in aanmerking kan komen voor subsidie gelijk.

2.3 Uitstel realisatie verduurzamingsmaatregel of maatwerkadviesrapport

In de huidige regeling is de verplichting opgenomen (artikel 7, eerste lid) dat de verduurzamingsmaatregelen binnen twaalf maanden na verlening van de subsidie moeten worden uitgevoerd. Hierop is nu geen uitstel mogelijk. Het is redelijk dat de aanvrager binnen een niet te lange termijn na het verlenen van de subsidie de werkzaamheden waarvoor de subsidie is verleend, daadwerkelijk uitvoert. De aanvrager krijgt immers ook binnen twee weken na de verlening van de subsidie de beschikking over de subsidiemiddelen door middel van betaling van een voorschot van 100%. Echter, wanneer duidelijk wordt dat een woning binnen afzienbare termijn versterkt wordt, kan het, afhankelijk van de maatregelen die een woningeigenaar wenst te treffen, noodzakelijk zijn te wachten tot de versterkingsmaatregelen worden of zijn uitgevoerd. De Waardevermeerderingsregeling is daarom aangepast om de termijn waarbinnen de maatregelen dienen te zijn genomen met negen maanden te verlengen. Hiervoor is wel een gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger vereist. Ter onderbouwing kan een document dienen waaruit blijkt dat de woning waarvoor de subsidie is toegekend, versterkt of vernieuwd zal worden. Het is overigens denkbaar dat een subsidieontvanger meer dan eens om verlenging verzoekt als de versterking daar aanleiding toe geeft.

3. Regeldruk

De wijzigingen die worden voorzien hebben slechts in geringe mate gevolgen voor de administratieve lasten die eerder zijn begroot op € 30,– voor een burger en € 74,– voor een bedrijf (Stcrt. 2017, 15110). De uitstelmogelijkheid van artikel 7, tweede lid, heeft, vanwege het verwachte beperkte beroep op deze bepaling, hierop namelijk slechts een geringe invloed.

4. Staatssteun

Bij de totstandkoming van de Waardevermeerderingsregeling is onderkend dat de subsidie tot staatssteun kan leiden. Dit zou het geval kunnen zijn indien deze wordt verstrekt aan een onderneming, hetgeen bij een verhuurder het geval zou kunnen zijn. Deze subsidie kan evenwel op grond van de algemene de-minimisverordening (verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352)) tot een bepaald maximum wel worden verstrekt indien de aanvrager/ondernemer bij de aanvraag een de-minimisverklaring overlegt, waaruit blijkt dat de aangevraagde subsidie geheel of gedeeltelijk kan worden verleend zonder dat sprake zal zijn van overtreding van de voorschriften van de Europese Unie ter zake van de verstrekking van overheidssteun. In het algemeen geldt dat per zelfstandige onderneming over een periode van drie achtereenvolgende belastingjaren maximaal € 200.000,– de-minimissteun ontvangen mag worden. De onderhavige wijziging van de regeling brengt hierin geen verandering.

5. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake de vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Voorts wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijkingen zijn gerechtvaardigd, omdat de betrokken woningeigenaren in Groningen bij spoedige inwerkingtreding zijn gebaat, waarvoor afwijking volgens aanwijzing 4.17 wegens de eerste uitzonderingsgrond van het vijfde lid in dit geval is toegestaan.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven