De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 25 en 34, eerste lid, van het Kaderbesluit
nationale EZ-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld wordt als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
- versterking:
-
versterking van een woning in het kader van het bouwkundig versterkingsprogramma als
gevolg van de gaswinning Groningenveld;
B
Artikel 2, eerste lid, komt als volgt te luiden:
C
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van ‘, of’ in onderdeel b door een puntkomma
en onder verlettering van onderdeel c tot d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
2. In het tweede lid wordt ‘onderdelen a en b’ vervangen door ‘onderdelen a tot en met
c’.
D
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘wordt binnen’ ingevoegd ‘een termijn van’.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
2. De minister kan op verzoek van de subsidieontvanger de termijn met negen maanden
verlengen indien de termijn, bedoeld in het eerste lid, niet kan worden gehaald in
verband met de datum van afronding van de versterking. Het verzoek wordt ingediend
voorafgaand aan het einde van deze termijn.
E
Aan het slot van artikel 9 wordt de komma vervangen door een punt.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
1. Inleiding
Op 19 maart 2018 is het Besluit mijnbouwschade Groningen in werking getreden. Met
dit besluit heeft de Staat verantwoordelijkheid genomen voor de afhandeling van schademeldingen
als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag Norg. De Tijdelijke
commissie mijnbouwschade Groningen (hierna: de Commissie), die met het besluit is
ingesteld, oordeelt onafhankelijk of geleden schade voor vergoeding in aanmerking
komt. Met de komst van het besluit en de Commissie is er aanleiding voor herziening
van de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld (hierna: Waardevermeerderingsregeling).
Voor deze regeling is maximaal 89,1 miljoen euro beschikbaar (inclusief uitvoeringskosten)
als reactie op de Kamerbreed aangenomen motie Bosman c.s. (Kamerstukken II 2015/16,
33 529, nr. 242).
2.1 Oude schademeldingen
Ruim zesduizend schademeldingen ingediend voor 31 maart 2017 wachten nog op afhandeling
door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (hierna: NAM). Zoals aangegeven in de brief
aan de Tweede Kamer op 31 januari 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 33 529, nr. 423), is met NAM afgesproken dat zij een ultieme poging zal doen om deze schadegevallen
voor 1 juli 2018 naar tevredenheid van woningeigenaren af te handelen. NAM zal hiertoe
aan woningeigenaren met een openstaande ‘oude’ schademelding een aanbod doen. Meer
informatie over dit aanbod is op 9 maart 2018 gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstukken
II 2017/18, 33 529, nr. 455).
NAM erkent schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning in het Groningenveld
binnen de contouren die in het verleden door NAM voor de afhandeling van de schade
werden gehanteerd. Woningeigenaren met schadegevallen binnen dit oude werkingsgebied
die het aanbod van NAM accepteren of waarvan de Arbiter Bodembeweging een schadevergoeding
toewijst, krijgen toegang tot de Waardevermeerderingsregeling. Omdat NAM in deze gevallen
geen gebruik maakt van de classificatie A-, B- en C-schade, is met deze regeling voorzien
in een specifieke grondslag (onderdeel B, artikel 2, eerste lid, onderdeel b).
Voor de gevallen waarin NAM geen schade erkent (het door NAM gehanteerde zogenoemde
buitengebied) heeft NAM aangegeven uit eigen middelen te zullen voorzien in een met
de Waardevermeerderingsregeling vergelijkbare voorziening.
Via de Waardevermeerderingsregeling worden woningeigenaren die schade hebben ondervonden
van gaswinning tot op zekere hoogte gecompenseerd voor de overlast die zij hierdoor
ervaren. Kern van de regeling is dat een woning éénmaal voor de Waardevermeerderingsregeling
in aanmerking komt. Het maakt daarbij niet uit of de subsidie eerder door de provincie
Groningen op grond van de Interimregeling waardevermeerdering is toegekend of op grond
van de huidige Waardevermeerderingsregeling. Om te voorkomen dat een woningeigenaar
in het buitengebied op termijn zowel in aanmerking kan komen voor de Waardevermeerderingsregeling
als de met deze regeling vergelijkbare door NAM te treffen voorziening is een extra
afwijzingsgrond opgenomen. Immers, ook in dit geval heeft dan reeds een vergoeding
voor overlast plaatsgehad. Concreet betekent dit dat een verzoek ook wordt afgewezen
voor een woning waarvoor door NAM eerder een met de Waardevermeerderingsregeling vergelijkbare
subsidie is verstrekt.
2.2 Schadevergoeding door de Commissie
De Waardevermeerderingsregeling zal ook worden opengesteld voor woningeigenaren die
een schadevergoeding hebben toegewezen gekregen door de Commissie. Het gaat daarbij
dus ook om schadevergoedingen die worden toegekend voor schade die is veroorzaakt
door de gasopslag Norg. Voor het overige blijven de voorwaarden waaronder een woningeigenaar
in aanmerking kan komen voor subsidie gelijk.
2.3 Uitstel realisatie verduurzamingsmaatregel of maatwerkadviesrapport
In de huidige regeling is de verplichting opgenomen (artikel 7, eerste lid) dat de
verduurzamingsmaatregelen binnen twaalf maanden na verlening van de subsidie moeten
worden uitgevoerd. Hierop is nu geen uitstel mogelijk. Het is redelijk dat de aanvrager
binnen een niet te lange termijn na het verlenen van de subsidie de werkzaamheden
waarvoor de subsidie is verleend, daadwerkelijk uitvoert. De aanvrager krijgt immers
ook binnen twee weken na de verlening van de subsidie de beschikking over de subsidiemiddelen
door middel van betaling van een voorschot van 100%. Echter, wanneer duidelijk wordt
dat een woning binnen afzienbare termijn versterkt wordt, kan het, afhankelijk van
de maatregelen die een woningeigenaar wenst te treffen, noodzakelijk zijn te wachten
tot de versterkingsmaatregelen worden of zijn uitgevoerd. De Waardevermeerderingsregeling
is daarom aangepast om de termijn waarbinnen de maatregelen dienen te zijn genomen
met negen maanden te verlengen. Hiervoor is wel een gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger
vereist. Ter onderbouwing kan een document dienen waaruit blijkt dat de woning waarvoor
de subsidie is toegekend, versterkt of vernieuwd zal worden. Het is overigens denkbaar
dat een subsidieontvanger meer dan eens om verlenging verzoekt als de versterking
daar aanleiding toe geeft.
3. Regeldruk
De wijzigingen die worden voorzien hebben slechts in geringe mate gevolgen voor de
administratieve lasten die eerder zijn begroot op € 30,– voor een burger en € 74,–
voor een bedrijf (Stcrt. 2017, 15110). De uitstelmogelijkheid van artikel 7, tweede lid, heeft, vanwege het verwachte
beperkte beroep op deze bepaling, hierop namelijk slechts een geringe invloed.
4. Staatssteun
Bij de totstandkoming van de Waardevermeerderingsregeling is onderkend dat de subsidie
tot staatssteun kan leiden. Dit zou het geval kunnen zijn indien deze wordt verstrekt
aan een onderneming, hetgeen bij een verhuurder het geval zou kunnen zijn. Deze subsidie
kan evenwel op grond van de algemene de-minimisverordening (verordening (EU) nr. 1407/2013
van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107
en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun
(PbEU 2013, L 352)) tot een bepaald maximum wel worden verstrekt indien de aanvrager/ondernemer
bij de aanvraag een de-minimisverklaring overlegt, waaruit blijkt dat de aangevraagde
subsidie geheel of gedeeltelijk kan worden verleend zonder dat sprake zal zijn van
overtreding van de voorschriften van de Europese Unie ter zake van de verstrekking
van overheidssteun. In het algemeen geldt dat per zelfstandige onderneming over een
periode van drie achtereenvolgende belastingjaren maximaal € 200.000,– de-minimissteun
ontvangen mag worden. De onderhavige wijziging van de regeling brengt hierin geen
verandering.
5. Vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid
inzake de vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving. Voorts wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum
en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht
wordt genomen. Deze afwijkingen zijn gerechtvaardigd, omdat de betrokken woningeigenaren
in Groningen bij spoedige inwerkingtreding zijn gebaat, waarvoor afwijking volgens
aanwijzing 4.17 wegens de eerste uitzonderingsgrond van het vijfde lid in dit geval
is toegestaan.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes