Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 15 december 2017, nr. VO/1275708, houdende wijziging van de Regeling lente- en zomerscholen vo 2017 in verband met het verlengen van de regeling en vaststelling van het subsidieplafond voor 2018, alsmede aanpassing van de hoogte van het subsidiebedrag per leerling

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 74 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 125 van de Wet voortgezet onderwijs BES en artikel 2.2.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling lente- en zomerscholen vo 2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling ‘mei- of zomervakantie’ wordt ‘2017’ vervangen door: 2018.

2. De begripsbepaling ‘Minister’ komt te luiden:

Minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;.

3. Na het begrip ‘subsidieontvanger’ wordt een dubbele punt geplaatst.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. De Minister verstrekt voor het kalenderjaar 2018 subsidie aan uitvoerende scholen voor het door de uitvoerende school begrote aantal leerlingen dat in de mei- of zomervakantie deelneemt aan een lente- of zomerschool, met als doel het aantal zittenblijvers te verminderen.

  • 2. De activiteiten worden aangemerkt als zijnde volledig verricht indien ten minste 85% van het door de school begrote aantal leerlingen aan de lente- of zomerschool heeft deelgenomen. Indien de activiteiten niet volledig zijn verricht, kan de Minister de subsidie lager vaststellen.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘2017’ vervangen door ‘2018’ en wordt ‘€ 8.600.000’ vervangen door: € 8.750.000.

2. In het tweede lid komt de eerste volzin te luiden: Bij de beoordeling van de subsidie wordt voorrang verleend aan subsidieaanvragen van scholen die in 2017 subsidie hebben ontvangen op grond van de Regeling lente- en zomerscholen vo 2017, zoals die luidde op 31 december 2017.

D

In artikel 5, eerste lid, wordt ‘10 maart 2017’ vervangen door: 9 maart 2018.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘2017’ vervangen door ‘2018’ en wordt ‘€ 500’ vervangen door: € 450.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het subsidiebedrag per subsidieontvanger op Bonaire, Sint-Eustatius of Saba wordt berekend door het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, om te rekenen in dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘2017’ telkens vervangen door ‘2018’ en wordt ‘14 april’ vervangen door: 13 april.

2. In het tweede lid wordt ‘2017’ telkens vervangen door: 2018.

G

In artikel 8 wordt ‘2017’ vervangen door ‘2018’ en wordt ‘2018’ (oud) vervangen door: 2020.

H

In artikel 9 wordt ‘2017’ vervangen door: 2018.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling verlengt de Regeling lente- en zomerscholen vo 2017 met één jaar. Door deze wijziging krijgen middelbare scholen ook in 2018 de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor het organiseren van lente- en zomerscholen.

Sinds 2015 stelt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) jaarlijks een bedrag van € 9 miljoen beschikbaar voor het voorkomen van onnodig zittenblijven in het voortgezet onderwijs. Het inrichten van lente- en zomerscholen is één van de instrumenten die bijdraagt aan de verwezenlijking van de ie doelstelling uit het Sectorakkoord VO om het aantal leerlingen dat onnodig blijft zitten te verlagen. Voor het inrichten van dergelijke lente- en zomerscholen is sinds 2015 door middel van een subsidieregeling voorzien in een financiële tegemoetkoming voor scholen.1

In de zomer van 2015 volgden 3.271 leerlingen van in totaal 260 vo-scholen in alle provincies van Nederland (124 uitvoerende scholen met 136 partnerscholen) een zomerschoolprogramma. Van deze leerlingen, die anders zouden zijn blijven zitten, zijn er 2.696 (82 procent) alsnog overgegaan naar het volgende leerjaar. In 2016 is voor 13.771 leerlingen van in totaal 310 VO-scholen in alle provincies van Nederland, die op één van de 135 zomerscholen of 97 lentescholen een speciaal programma konden volgen, subsidie aangevraagd. In totaal hebben 11.527 leerlingen in 2016 daadwerkelijk een lente- of zomerschoolprogramma gevolgd. Van de 4.495 leerlingen die alleen een zomerschoolprogramma hebben gevolgd zijn er 3.843 (87 procent) alsnog overgegaan, van de 6.649 leerlingen die alleen een lenteprogramma hebben gevolgd 5.081 (76 procent), en van de 383 leerlingen die zowel een lente- als zomerschoolprogramma hebben gevolgd 285 (74 procent).

In 2017 hebben 442 scholen (vestigingen) een lente- en / of zomerschoolprogramma aangeboden (155 lentescholen, 112 zomerscholen). Aan 16.735 leerlingen is in 2017 de mogelijkheden geboden een lente- of zomerschoolprogramma te volgen. Deze ontwikkeling laat zien dat gerichte vormen van onderwijstijdverlenging, zoals lente- en zomerscholen ten behoeve van het voorkomen van onnodig zittenblijven, effectief zijn en steeds meer gemeengoed worden in het Nederlandse voortgezet onderwijs.

Om deze positieve ontwikkeling te verder te blijven bevorderen heeft de VO-raad ervoor gepleit om in elk geval ook in 2018 gerichte financiële ondersteuning te blijven bieden en de voor dit doel beschikbare middelen dus nog niet te laten ‘indalen’ in de prestatiebox. Dat laatste zou de middelen sterk ‘verdunnen’, aangezien de middelen dan ook verdeeld zouden worden onder scholen die géén lente- of zomerschool aanbieden. Gerichte aanwending van de beschikbare middelen is bewezen effectief. Als de middelen nog één of enkele jaren via een subsidieregeling beschikbaar gesteld zouden worden, is de kans groter dat dergelijke programma’s structureel in het onderwijs verankerd raken.

Na de begrotingsbehandeling van het Ministerie van OCW is op 12 december 2017 met algemene stemmen een motie van het lid Rog aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht de regeling voor lente- en zomerscholen in het voortgezet onderwijs in 2018 en 2019 te continueren en de voor dit doel beschikbare € 9 miljoen per jaar in te zetten voor de uitvoering van deze specifieke regeling in plaats van deze per 2018 toe te voegen aan de prestatiebox.2 Met de onderhavige regeling wordt opvolging gegeven aan deze motie voor wat betreft het jaar 2018. Het is de bedoeling om eind 2018 een vergelijkbare regeling te publiceren voor het jaar 2019.

Uitvoering van de regeling

Uitvoerende scholen kunnen zich in 2018 aanmelden door uiterlijk 9 maart 2018 een door alle deelnemende scholen ondertekende aanvraag in te dienen bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). Voor de subsidieaanvraag is een speciaal aanvraagformulier beschikbaar via de website van DUS-I (www.dus-i.nl). De aanvraag dient een prognose te bevatten van het aantal leerlingen van de deelnemende scholen dat in 2018 aan de lente- en/of de zomerschool zal deelnemen.

Op de website www.zomerscholenvo.nl is een nadere toelichting te vinden over de uitvoering van de regeling, en wat ten behoeve hiervan van de subsidieaanvrager wordt verwacht.

Te subsidiëren activiteiten

De minister verstrekt voor het kalenderjaar 2018 subsidie aan uitvoerende scholen voor het door de uitvoerende school begrote aantal leerlingen dat in de mei- of zomervakantie deelneemt aan een lente- of zomerschool, met als doel het aantal zittenblijvers te verminderen. Op grond van het zesde lid van artikel 7 van de regeling moet de uitvoerende school er bij de minister melding van maken indien het aantal daadwerkelijk aan een lente- of zomerschool deelnemende leerlingen minder is dan 85 procent van het door de school ten behoeve van de subsidieaanvraag geprognosticeerde aantal leerlingen. Als dat het geval is, kan de minister de subsidie lager vaststellen.

DUS-I heeft bij de uitvoering van de regeling in 2017 geconstateerd dat niet alle aanvragers zich bewust waren van deze meldingsplicht. Gelet hierop is in het tweede lid van artikel 2 geëxpliciteerd dat de minister de subsidie lager kan vaststellen wanneer het aantal aan een lente- of zomerschool deelnemende leerlingen minder is dan 85 procent van het bij de aanvraag geprognosticeerde aantal leerlingen, zulks ongeacht of door een school al dan uit hoofde van de meldingsplicht van artikel 7, zesde lid, daadwerkelijk melding is gedaan. Andersom is tevens geëxpliciteerd dat de subsidieactiviteiten als volledig verricht worden beschouwd, indien ten minste 85 procent van het geprognosticeerde aantal leerlingen heeft deelgenomen aan de lente- of zomerschool.

In september 2018 zal DUS-I bij alle subsidieontvangers navraag doen over het aantal leerlingen dat op grond van deze regeling een lente- en / of zomerschoolprogramma heeft gevolgd. Vanwege deze ‘septembermeting’ (waaraan alle subsidieaanvragers dienen deel te nemen) is het zaak dat de subsidieontvanger de administratie ter zake op overzichtelijke, controleerbare en doelmatige wijze inricht. Dat volgt ook uit artikel 5.2 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, op grond waarvan subsidies op grond van deze regeling worden verstrekt (artikel 3 van deze regeling).

Subsidiebedrag

De hoogte van het subsidiebedrag per leerling is gewijzigd. Anders dan in 2017 (de eenmalige subsidie bedroeg toen € 500,–) wordt in 2018 per leerling een eenmalige subsidie van € 450,– verstrekt. Door het subsidiebedrag enigszins te verlagen ten opzichte van 2017 kunnen met (ongeveer) hetzelfde budget in 2018 meer leerlingen in aanmerking komen om een lente- of zomerschoolprogramma te volgen dan in 2017. Bovendien draagt geleidelijke afbouw van de beschikbare aanvullende subsidiegelden er idealiter toe dat scholen zich hier minder afhankelijk van voelen om zo’n programma gratis aan te bieden aan leerlingen, zodat wanneer de beschikbare middelen uiteindelijk indalen in de lumpsum de kans groter is dat dergelijke programma’s structureel in het onderwijs verankerd zijn geraakt.

Het subsidiebedrag per subsidieontvanger op Bonaire, Sint-Eustatius of Saba wordt berekend door het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, om te rekenen in dollars tegen de vastgestelde wisselkoers.

Administratieve lasten

De regeling is behoudens de hiervoor behandelde wijzigingen niet inhoudelijk gewijzigd. Deze regeling heeft daarom geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Begroting

Voor het opzetten en onderhouden van een landelijke infrastructuur, het inrichten en onderhouden van een helpdesk, coördinatie, voorlichting en communicatie, uitvoering van de regeling en monitoring van de ervaringen en effecten van lente- en zomerscholen is in overleg met de VO-raad en CNV Onderwijs in eerdere jaren een bedrag van ca. € 400.000 gereserveerd uit de voor subsidie aan scholen beschikbare middelen voor het tegengaan van onnodig zittenblijven. Aangezien hier intussen drie jaar ervaring mee is opgedaan, en scholen via de website www.zomerscholenvo.nl nagenoeg alle wenselijke informatie kunnen vinden, zijn hiervoor intussen minder middelen nodig. Wel is het van belang om lente- en zomerscholen verder te verankeren in het onderwijs. De VO-raad zal hier werk van maken. Voor deze verankering en voor de uitvoering van de regeling wordt in totaal € 250.000 beschikbaar gesteld. Dat betekent dat in 2018 voor subsidieverstrekking aan scholen voor dit doel per saldo € 8,75 miljoen beschikbaar is.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Resp. de Regeling zomerscholen VO 2015 (Stcrt. 2015, 5034), de Regeling lente- en zomerscholen VO 2016 (Stcrt. 2016, 1407) en de Regeling lente- en zomerscholen vo 2017 (Stcrt. 2016, 69142).

X Noot
2

Kamerstukken II, 2017-2018, 34 775 VIII, nr. 79.

Naar boven