De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 38f, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en
artikel 2.22, eerste lid, van het Besluit Wfsv;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
Met deze regeling wordt het quotumpercentage over 2018 voor de sector overheid vastgesteld
op 1,93 procent. Het quotumpercentage is berekend met toepassing van de formule in
artikel 38f, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). De
quotumheffing is geactiveerd voor de sector overheid voor quotumtekorten over het
jaar 2018 en verder1 en is van toepassing op alle overheidswerkgevers met 25 of meer werknemers. Nu de
quotumheffing voor die sector wordt geactiveerd dient ook het quotumpercentage voor
dat jaar te worden vastgesteld. Bij de berekening van het quotumpercentage gaat het
om de verhouding tussen het aantal banen dat conform de banenafspraak moet worden
ingevuld door mensen uit de doelgroep ten opzichte van het totale aantal banen in
de sector overheid.
Het quotumpercentage wordt op grond van artikel 38f, eerste lid, van de Wfsv bij ministeriële
regeling vastgesteld in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover
het quotumtekort wordt bepaald. De waarden van zes van de zeven variabelen zijn eerder
vastgesteld in artikel 2.32 van het Besluit Wfsv en artikel 3.35 van de Regeling Wfsv.
Het totaal aantal banen bij werkgevers die quotumheffing verschuldigd zijn in de sector
overheid (variabele D) is echter variabel en moet jaarlijks worden vastgesteld. Deze
regeling voorziet daarom tevens in de vaststelling van variabele D voor de sector
overheid voor het kalenderjaar 2018. Door het aantal banen jaarlijks vast te stellen
sluit de berekening zoveel mogelijk aan bij de actuele situatie op de arbeidsmarkt.
Om factor D te bepalen moet het totaal aantal banen bij grote werkgevers in de sector
overheid worden bepaald en het aantal banen van uitgeleend personeel in de sector
overheid. Bij bedrijven die personeel mogen uitlenen, bijvoorbeeld uitzendbureaus
en sw-bedrijven, speelt het volgende. Ze krijgen een nulquotum over het personeel
dat ze uitlenen, waardoor het quotumpercentage voor deze bedrijven niet voor uitgeleend
personeel geldt. Voor het personeel dat ze niet uitlenen, geldt het reguliere quotumpercentage.
Met ingang van 1 juli 20172 is daarom op grond van artikel 38f, derde lid, van de Wfsv in het Besluit Wfsv geregeld
dat het aantal banen van uitgeleend personeel in mindering gebracht moet worden op
het totaal aantal banen bij grote werkgevers. Op basis van deze berekening heeft UWV
variabele D voor de sector overheid bepaald op 1.073.426,073 banen.
De formule voor de berekening van het quotumpercentage op grond van artikel 38f, tweede
lid, van de Wfsv luidt als volgt:
De variabelen van de formule voor het quotumpercentage in 2018 zijn ingevolge artikel
2.32 van het Besluit Wfsv en artikel 3.35 van de Regeling Wfsv:
-
• Variabele A = 13.5044: Het aantal banen vervuld door mensen met een arbeidsbeperking bij grote werkgevers
in de sector overheid op grond van de nulmeting.
-
• Variabele B = 11.250: Het aantal extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking
dat grote overheidswerkgevers moeten realiseren in 2018. Bij de vaststelling van de
11.250 banen is rekening gehouden met het feit dat werkgevers gedurende 2018 de tijd
hebben om het extra aantal banen te realiseren. Dit is gedaan door uit te gaan van
een gewogen gemiddelde waarbij de extra banen uit 2018 voor 50% worden meegeteld.
-
• Variabele C = 1.331: Het gemiddeld aantal verloonde uren van mensen met een arbeidsbeperking
in de sector overheid en de sector niet-overheid tezamen. 1.331 verloonde uren per
jaar komen overeen met gemiddeld 25,5 uur per week.
-
• Variabele D = 1.073.426,07: Het totaal aantal banen bij grote werkgevers in de sector
overheid.
-
• Variabele E = 1.623: Het gemiddeld aantal verloonde uren van een werknemer bij grote
werkgevers in de sector overheid. 1.623 verloonde uren per jaar komen overeen met
gemiddeld 31,1 uur per week.
-
• Variabele F = 534: Het aantal mensen met een arbeidsbeperking, bedoeld in artikel
38b, tweede lid, voor de sector overheid in 2018. Het betreft het aantal mensen met
een medische beperking die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens hun studie, die zonder een voorziening niet in staat zijn het
wettelijk minimumloon te verdienen, maar met een voorziening wel.
-
• Variabele G = 1.331: Het gemiddeld aantal verloonde uren van mensen met een arbeidsbeperking,
bedoeld in artikel 38b, tweede lid, in de sector overheid. 1.331 verloonde uren per
jaar komen overeen met gemiddeld 25,5 uur per week.
Dit leidt tot de volgende formule voor de berekening van het quotumpercentage:
Het quotumpercentage voor grote werkgevers in de sector overheid in 2018 bedraagt
op grond hiervan 1,93 procent. Dit betekent dat van alle verloonde uren van grote
werkgevers in de sector overheid 1,93 procent ingevuld moet worden door mensen met
een arbeidsbeperking.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
In het nieuwe artikel 3.35, onderdeel d, wordt de waarde van variabele D vastgesteld
voor de sector overheid voor het kalenderjaar 2018. Voor de berekening van de hoogte
van variabele D zij verwezen naar het algemene deel van de toelichting.
Artikel I, onderdeel B
In het nieuwe artikel 3.37 van de Regeling Wfsv wordt het quotumpercentage voor de
sector overheid vastgesteld voor het kalenderjaar 2018. Nu de quotumheffing voor de
sector overheid wordt geactiveerd vanaf 1 januari 2018, moet op grond van artikel
38f, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen voorafgaand aan die
datum het quotumpercentage worden vastgesteld om het quotumtekort te kunnen berekenen
per werkgever in de sector overheid. Het gaat daarbij om het percentage van de verloonde
uren dat bij de betreffende werkgever door arbeidsbeperkten moet worden vervuld op
grond van de banenafspraak.
De berekening van het percentage overeenkomstig de formule, genoemd in artikel 38f,
tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, wordt toegelicht in het
algemene deel van deze toelichting.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma