De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Handelend in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad;
Gelet op artikel 122n, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
In het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 hebben het kabinet en de sociale partners
de afspraak gemaakt om mensen met een arbeidsbeperking meer kansen te geven op de
reguliere arbeidsmarkt. Werkgevers van de sector markt en sector overheid hebben zich
gecommitteerd om uiterlijk in 2026 in totaal 125.000 extra banen bij reguliere werkgevers
te realiseren ten opzichte van de nulmeting (31 december 2012): de marktsector realiseert
100.000 banen, de overheidsector 25.000 banen. In het Sociaal Akkoord is verder afgesproken
dat deze vrijwillige afspraak niet vrijblijvend is. Nauwgezet wordt jaarlijks gevolgd
of de werkgevers de afgesproken aantallen hebben gehaald.
Als werkgevers de afgesproken aantallen niet gestand doen, kan, na overleg met de
sociale partners en gemeenten een quotumheffing worden geactiveerd. Voor de werkgevers
van de marktsector en die van de overheidssector zijn separate afspraken gemaakt.
Dit betekent dat als de werkgevers uit één sector de afgesproken aantallen in een
jaar niet hebben gerealiseerd, de quotumheffing alleen voor de sector kan worden geactiveerd
die de afgesproken aantallen niet heeft gehaald.
Al deze afspraken zijn opgenomen in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten
(een wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen), die op 1 mei 2015 in
werking is getreden. In lagere regelgeving zijn de bepalingen uit de wet nader uitgewerkt.
In de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is gekozen voor activering van
de quotumheffing bij ministeriële regeling omdat, wanneer uit de monitoring blijkt
dat een of beide sectoren de aantallen van de banenafspraak niet heeft of niet hebben
gehaald, de noodzaak kan blijken dat de quotumheffing op korte termijn daarna moet
worden ingevoerd.1 Bij de beslissing om de quotumheffing te activeren, zijn diverse belangen aan de
orde. Daarom is ervoor gekozen om in de wet vast te leggen dat de voorgenomen ministeriële
regeling eerst aan de ministerraad wordt voorgelegd, voordat zij wordt vastgesteld2. Ook is wettelijk vastgelegd dat de regeling eerst aan beide Kamers der Staten-Generaal
wordt overgelegd en niet eerder in werking treedt dan vier weken na deze overlegging3.
Uit de monitoring is gebleken dat de werkgevers uit de sector overheid de afgesproken
aantallen banen tot en met 2016 niet hebben gehaald (zie tabel 1).
Tabel 1: Resultaten twee-meting eind 2016 ten opzichte van de nulmeting
|
Toename aantal banen markt
|
Toename aantal banen overheid
|
Totale toename aantal banen
|
Totaal
Doelstelling Sociaal Akkoord
|
18.9571
(14.000)
|
3.597
(6.500)
|
22.554
(20.500)
|
X Noot
1Als gevolg van afrondingsverschillen wijkt het totaal af van de som.
Dit betekent dat voor de sector overheid het traject voor het activeren van de quotumheffing
is gestart.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zoals in de memorie
van toelichting bij de wet is opgenomen, overleg gevoerd met gemeenten en sociale
partners. Uit de gesprekken en reacties van sociale partners en de VNG is onder andere
het volgende gebleken. De sociale partners onderschrijven het belang van de inclusieve
arbeidsmarkt en vinden het belangrijk om het draagvlak te behouden om de afspraken
uit het Sociaal Akkoord te realiseren. De sociale partners zitten niet op één lijn
waar het gaat over het nu activeren van de quotumregeling. De FNV geeft aan dat het
realiseren van de afgesproken banen erg belangrijk is. Ook de Vakcentrale voor Professionals
(VCP) vindt dat de afspraken uit het Sociaal Akkoord gestand moeten worden gedaan.
Het CNV vindt dat het quotum als een stok achter de deur moet worden gehouden. Werkgeversorganisaties
(VNO-NCW|MKB-Nederland) wijzen erop dat er gekeken moet worden naar externe factoren
voor het niet realiseren van de ambitie, zoals ook in het Sociaal Akkoord is afgesproken.
Naar hun mening waren de regelingen en de uitvoering niet voldoende op orde en is
dat voor een deel nog steeds het geval. Zij betwijfelen of het aanzetten van het quotum
behulpzaam is om de noodzakelijke beweging op gang te krijgen. Zij vinden activering
daarom niet wenselijk. Het Verbond Sectorwerkgevers Overheid heeft aandacht gevraagd
voor een aantal knelpunten en oplossingen.
De VNG heeft aangegeven volledig achter het realiseren van de 125.000 plekken voor
mensen met een arbeidsbeperking te staan. Het is in het kader van de inclusieve samenleving
van belang dat werkgevers zich ook committeren aan de maatschappelijke opgave om mensen
met een beperking mee te laten doen op de reguliere arbeidsmarkt. De VNG pleit er
voor om de quotumheffing nog niet direct in te voeren en de overheidswerkgevers de
tijd te geven (de VNG gaat uit van een jaar) om alsnog hun aandeel te leveren in deze
maatschappelijke opgave. De VNG constateert dat er geen onwil is bij de overheidswerkgevers
om de banen te creëren, maar wijst erop dat er in de eerste twee jaar veel aanpassingen
in wet- en regelgeving zijn geweest.
De inbreng van en de gesprekken met de hierboven genoemde organisaties hebben het
kabinet nadere inzichten gegeven in de achtergrond van de tegenvallende resultaten
bij de overheid. Uit de inbreng is gebleken dat alle organisaties de afspraak uit
het Sociaal Akkoord onderschrijven. Ook het kabinet hecht belang aan deze afspraak
om de 125.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren. De activering
van de quotumregeling onderschrijft dit. Het kabinet heeft mede op grond van de input
van de sociale partners, gemeenten en de overheidswerkgevers een aantal maatregelen
genomen. Het kabinet vindt het namelijk van groot belang dat activering van de quotumregeling
effectief is en leidt tot de gewenste prikkels om de resultaten bij de overheidswerkgevers
in de komende jaren te verbeteren. Het kabinet heeft in zijn brief van 8 september
de beide Kamers uitgebreid geïnformeerd over deze maatregelen die het neemt.
Op 8 september 2017 heeft het kabinet in een brief4 zijn besluit over het activeren van de quotumregeling en de ministeriële regeling
aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. In deze brief heeft het kabinet ook
enkele maatregelen aangekondigd rondom de activering van de quotumheffing.
De Tweede Kamer heeft in het schriftelijk verslag van 25 september 2017 vragen over
deze stukken gesteld. De reactie op dit schriftelijk verslag5 is op 28 september 2017 naar de Tweede Kamer gestuurd. In de Procedurevergadering
van de Vaste Commissie voor SZW van 3 oktober 2017 is deze reactie voor kennisgeving
aangenomen.
De Eerste Kamer heeft op 26 september 2017 vastgesteld dat zij geen opmerkingen heeft
op de brief en ministeriële regeling.
Hiermee is voldaan aan het gestelde in de wet dat de regeling eerst aan beide Kamers
der Staten-Generaal wordt overgelegd en de regeling niet eerder in werking treedt
dan vier weken na deze overlegging.
De quotumregeling zal gelden voor alle overheidswerkgevers met 25 of meer werknemers.
De quotumheffing bedraagt 5.000 euro per niet ingevulde arbeidsplaats van 25,5 uur.
Welk quotumpercentage gaat gelden en hoeveel werknemers een werkgever dus minimaal
in dienst moet hebben om de heffing niet te hoeven betalen, zal in oktober 2017 nader
bij ministeriële regeling worden vastgesteld6. Deze maand wordt ook het communicatietraject over de quotumregeling gestart, zodat
alle belanghebbende partijen tijdig op de hoogte zijn van de gevolgen van de quotumregeling
voor hun organisaties en werknemers.
Artikelsgewijze toelichting
Op grond van artikel 122n, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekering
wordt de quotumheffing niet ingevoerd dan nadat bij regeling van de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad tot
invoering daarvan is besloten. Deze regeling voorziet in de activering van de quotumheffing
door toevoeging van het nieuwe artikel 3.36 aan de Regeling Wfsv. De in te voeren
quotumheffing zal betrekking hebben op quotumtekorten over het jaar 2018 en de jaren
daarna en treedt daarom per 1 januari 2018 in werking.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma