Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 26 september 2017, nummer WBN 2017/5, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap en het Besluit Naturalisatietoets;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 1/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN komt te luiden:

Paragraaf 1. Algemeen

Het begrip inburgering is tweeledig: enerzijds moet de verzoeker beschikken over kennis van de Nederlandse taal en anderzijds moet hij zich hebben doen opnemen in de Nederlandse samenleving.

Historie

Sinds 1 april 2003 geldt dat er een diploma moet worden overgelegd als bewijs dat de verzoeker als ingeburgerd kan worden beschouwd. Per die datum is de naturalisatietoets geïntroduceerd (zie de toen geldende handleiding voor een nadere uitleg van die bepaling). Sinds 1 april 2007 is geregeld dat de naturalisatietoets het inburgeringsexamen is.

Verzoekers die op of na 1 april 2007 een verzoek om naturalisatie hebben ingediend, moeten het in 2007 ingevoerde inburgeringsexamen hebben afgelegd. In sommige gevallen kan verzoeker in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) vrijstelling of ontheffing van het inburgeringsexamen. Op basis van een advies van de burgemeester stelt Onze Minister vast of verzoeker (gedeeltelijk) vrijgesteld is en beoordeelt hij of de verzoeker in aanmerking komt voor ontheffing.

Situatie na 1 januari 2013

Op 1 januari 2013 is de Wet inburgering gewijzigd. Kort komt het erop neer dat het Elektronisch Praktijkexamen (EPE) en het decentraal praktijkexamen zijn vervallen. Tot 1 januari 2015 was er een overgangstermijn waarin kandidaten gebruik konden maken van de oude examens. In plaats van deze twee examens zijn er drie nieuwe examenonderdelen bij gekomen. De vaardigheden lezen, luisteren en schrijven in de Nederlandse taal op niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen van de verzoeker worden getoetst. De onderdelen Toets Gesproken Nederlands (TGN) en Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) blijven bestaan.

Verzoekers die op 1 januari 2013 al bezig waren met het inburgeringsexamen zoals dit luidde tot 1 januari 2013, krijgen 2 jaar de tijd om het inburgeringsexamen oude stijl af te maken. Deze verzoekers konden er ook voor kiezen om het inburgeringsexamen oude stijl niet af te maken, maar het inburgeringsexamen nieuwe stijl af te leggen. Zie voor uitgebreidere informatie over het examen zoals dat tussen april 2007 en tot 1 januari 2015 werd afgenomen in oudere teksten van de Handleiding.

Verzoekers die na 1 januari 2013 zijn begonnen met het afleggen van het inburgeringsexamen, zullen dus zowel het inburgeringsexamen oude stijl als nieuwe stijl kunnen doen.

Dit betekent dat in ieder geval vanaf 1 januari 2013 twee verschillende inburgeringsdiploma’s overgelegd kunnen worden.

De taken met betrekking tot de uitvoering van de Wet inburgering zijn op 1 januari 2013 overgegaan van de gemeente naar de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De Dienst Uitvoering Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (DUO) voert deze taken in mandaat namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel uit. Het gaat hier om handhaving van de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtige vreemdelingen die op of na 1 januari 2013 rechtmatig verblijf krijgen in Nederland. De gemeente blijft de handhaving verzorgen van vreemdelingen die voor 1 januari 2013 al rechtmatig verblijf hadden in Nederland.

Situatie vanaf 1 januari 2015

Aan het inburgeringsexamen is aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving vanaf 1 januari 2015 het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt toegevoegd. Voor meer toelichting op het nieuwe examenonderdeel, zie de nota van Toelichting bij het Besluit van 16 oktober 2014 tot wijziging van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van een praktijkexamen ten behoeve van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving en enkele andere wijzigingen (Stb 2014, 404).

In het kader van de naturalisatietoets zijn twee categorieën vreemdelingen vrijgesteld van het afleggen van het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Zie hiervoor paragraaf 2.2.1 over gedeeltelijke vrijstelling.

Situatie vanaf 1 oktober 2017

Aan het inburgeringsexamen is op 1 oktober 2017 het participatieverklaringstraject toegevoegd.

Door middel van het participatieverklaringstraject maken inburgeringsplichtigen (vreemdelingen op wie de wet inburgering van toepassing is) nader kennis met de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Ze worden geïnformeerd over thema’s als democratie en rechtsstaat, maken kennis met waarden zoals het recht op zelfbeschikking, de vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardige behandeling en het verbod op discriminatie en met sociale rechten zoals het recht op medische zorg en onderwijs. Daarnaast worden inburgeringsplichtigen gewezen op hun rechten en plichten, wat de samenleving van hen verwacht en hoe in Nederland met elkaar wordt omgegaan.

Door de opgedane kennis over de Nederlandse kernwaarden ontstaat een beter begrip van en voor de Nederlandse samenleving. Bovendien wordt het snel opdoen van kennis van de kernwaarden en basisprincipes van de Nederlandse samenleving noodzakelijk geacht voor inburgeringsplichtigen om te kunnen participeren.

Inburgeringsplichtigen moeten het participatieverklaringstraject zo spoedig mogelijk (uiterlijk binnen een jaar na reguliere vestiging in een gemeente) afronden. De gemeente biedt het participatieverklaringstraject zodanig aan alle inburgeringsplichtigen in haar gemeente aan, dat zij het participatieverklaringstraject binnen de verplichte termijn van een jaar kunnen volgen.

Dit geldt alleen voor vreemdelingen die inburgeringsplichtig zijn.

Verzoekers van wie de inburgeringsplicht uiterlijk is gestart op 30 september 2017 zijn vrijgesteld van het participatieverklaringstraject. Op grond van artikel 2, vijfde lid, Regeling Naturalisatietoets, hebben zij de naturalisatietoets behaald, als zij het inburgeringsexamen met goed gevolg hebben afgelegd.

Verzoekers die niet-inburgeringsplichtig zijn op grond van de Wet inburgering, zijn gelet op artikel 4, negende lid, Regeling Naturalisatietoets Nederland, vrijgesteld van het afleggen van het participatieverklaringstraject. Zie hiervoor paragraaf 2.2.1 over gedeeltelijke vrijstelling. Zij moeten wel andere onderdelen van het inburgeringsexamen (of een daarmee gelijk gesteld diploma) nog behalen.

B

Paragraaf 2.1.1/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN komt te luiden:

Paragraaf 2.1.1. De voorlichtingsfase

Aan de indiening van het verzoek om naturalisatie gaat een voorlichtingsfase vooraf, waarin de burgemeester de aspirant-verzoeker zal informeren over het inburgeringsvereiste. In dit stadium behoeft deze laatste nog geen verzoek om naturalisatie in te dienen en dus ook geen naturalisatiegelden te voldoen. De burgemeester legt dan ook geen dossier aan, totdat door de verzoeker een verzoek om naturalisatie daadwerkelijk wordt ingediend. In de regel gebeurt dit pas nadat betrokkene het inburgeringsexamen heeft afgelegd en het bijbehorende inburgeringsdiploma kan overleggen.

De burgemeester verstrekt tijdens de voorlichtingsfase een brochure en informatie over het inburgeringsexamen en verwijst betrokkene naar DUO. De burgemeester adviseert de verzoeker om daarbij aan DUO kenbaar te maken dat hij in het kader van naturalisatie een inburgeringsexamen wenst af te leggen en dat hij niet onder de Wet inburgering valt. De burgemeester wijst erop dat voor naturalisatie het vereiste taalniveau niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen is.

Naturalisatietoets (het inburgeringsexamen) periode 1 januari 2013 – 1 januari 2015:

Het examen zoals dat gedurende periode 1 januari 2013 – 1 januari 2015 bestond, wordt inmiddels niet meer afgenomen.

Naturalisatietoets (het inburgeringexamen) vanaf 1 januari 2015

Het inburgeringsexamen bestaat vanaf 1 januari 2015, voor verzoekers die uiterlijk 30 september 2017 inburgeringsplichtig zijn geworden, uit de volgende onderdelen

  • 1. Mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal:

    • a. leesvaardigheid;

    • b. luistervaardigheid;

    • c. schrijfvaardigheid;

    • d. spreekvaardigheid (Toets Gesproken Nederlands (TGN)); en

  • 2. Kennis van de Nederlandse samenleving (KNS):

    • a. kennis van de Nederlandse maatschappij;

    • b. oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Naturalisatietoets (het inburgeringsexamen) vanaf 1 oktober 2017

Het inburgeringsexamen kent vanaf 1 oktober 2017 de volgende onderdelen

  • 1. Het participatieverklaringstraject als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet Inburgering (alleen voor vreemdelingen die onder de inburgeringsplicht vallen);

  • 2. Mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal:

    • a. leesvaardigheid;

    • b. luistervaardigheid;

    • c. schrijfvaardigheid;

    • d. spreekvaardigheid; en

  • 3. Kennis van de Nederlandse samenleving (KNS):

    • a. kennis van de Nederlandse maatschappij;

    • b. oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

C

Paragraaf 2.1.2/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN komt te luiden:

Paragraaf 2.1.2. Aanvraagfase

Als de vreemdeling ooit op grond van de Wet inburgering inburgeringsplichtig is geweest, en hij heeft in dat kader met succes het inburgeringsexamen behaald, dan legt hij in zijn naturalisatieprocedure dat inburgeringsdiploma over. Alleen bij inburgeringsdiploma’s van voor 1 januari 2013 dient te worden opgelet dat bij het overgelegde diploma sprake is van een behaald taalniveau A2. Betrokkene is namelijk op grond van artikel 3, eerste lid aanhef en onder h, Besluit Naturalisatietoets alleen vrijgesteld van het afleggen en halen van de naturalisatietoets, mits het behaalde taalniveau A2 is.

Ook een verzoeker om naturalisatie die nooit inburgeringsplichtig is geweest, moet in beginsel de naturalisatietoets afleggen (in wezen het inburgeringsexamen, maar soms verschilt op onderdelen het examenprogramma) en als bewijs van slagen is aan de naturalisatieverzoeker een ‘inburgeringsdiploma’ uitgereikt. Dit inburgeringsdiploma legt de verzoeker over in het kader van zijn naturalisatieverzoek. Zie artikel 5, eerste lid BNT.

De grondslag voor het uitreiken van een inburgeringsdiploma is in de inburgeringsregelgeving veelvuldig gewijzigd. Grondslag voor het inburgeringsdiploma:

  • 1 april 2007-1 januari 2013 artikel 14, tweede lid, Wet inburgering;

  • 1 januari 2013-1 oktober 2017: artikel 7, vierde lid, onderdeel g, Wet inburgering;

  • 1 oktober 2017: artikel 8, eerste lid, onderdeel g, Wet inburgering.

Als de verzoeker een inburgeringsdiploma heeft, dan legt hij dat over ten behoeve van zijn naturalisatieverzoek. Of hij toont een ander document waarmee hij volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de naturalisatietoets heeft.

Als de verzoeker in het bezit is van een ontheffing of een (gedeeltelijke) vrijstelling van de inburgeringsplicht onderzoekt de burgemeester of deze vrijstelling of ontheffing ook geldig is in de naturalisatieprocedure.

Als dit niet het geval is, dan adviseert de burgemeester de verzoeker om de naturalisatietoets af te leggen of, via de regels daarvoor in de regeling naturalisatietoets Nederland, te bezien of (deel)vrijstelling of ontheffing van de naturalisatietoets mogelijk is.

De burgemeester adviseert de verzoeker om eerst de naturalisatietoets (het inburgeringsdiploma) te behalen, als hij:

  • nog inburgeringsplichtig is; of

  • niet in het bezit is van een inburgeringsdiploma.

Als de verzoeker niet voor vrijstelling of gehele ontheffing in aanmerking komt (of daarover moet in het geval van ontheffing nog nader onderzoek plaatsvinden), noch het inburgeringsdiploma op het juiste niveau kan overleggen, wordt hem door de burgemeester ontraden een verzoek om naturalisatie in te dienen. Staat hij er toch op een verzoek in te dienen, dan wordt zijn verzoek in ontvangst genomen. In dit geval wordt verzoeker door de burgemeester erop gewezen dat zijn verzoek om naturalisatie door de IND kan worden afgewezen, en dat hij de betaalde naturalisatiegelden niet terug krijgt. Geadviseerd wordt dat de burgemeester de verzoeker een verklaring ‘geïnformeerd over negatief advies’ laat ondertekenen. Deze verklaring is opgenomen in de handleiding als model 2.21.

Als de verzoeker het inburgeringsdiploma met daarop het juiste niveau overlegt, neemt de burgemeester dit op in zijn advies en voegt een kopie van het origineel van het diploma in het dossier aan de IND. Een ander kopie van het origineel houdt hij voor zichzelf. Het diploma wordt weer aan verzoeker overhandigd.

D

Paragraaf 2.2/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN komt te luiden:

Paragraaf 2.2. Vrijstelling van de naturalisatietoets (het inburgeringsexamen)

De verzoeker kan een beroep doen op een (volledige) vrijstellingsgrond als genoemd in artikel 3 BNT. Vrijstelling betekent dat de verzoeker geen van de onderdelen van de naturalisatietoets (het inburgeringsexamen) hoeft af te leggen. Hij moet aantonen dat hij behoort tot een van de volgende categorieën vrijgestelde personen:

  • 1. Molukkers, die op grond van de Wet van 9 september 1976 (Stb. 1976, 468) bij de toepassing van de Nederlandse wetgeving worden behandeld als Nederlander en op grond daarvan als voldoende ingeburgerd worden beschouwd.

  • 2. Degene die, na onderwijs te hebben gevolgd in de Nederlandse taal, in het bezit is van een op wettelijke basis uitgereikt diploma of getuigschrift van afronding van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs of leerlingwezen. De verzoeker moet in dat geval overleggen het originele:

    • getuigschrift Wetenschappelijk Onderwijs of Hoger beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

    • diploma voortgezet (middelbaar) onderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • diploma beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs;

    • diploma leerlingwezen, uitgereikt op grond van de Wet educatie beroepsonderwijs of de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;

    • diploma of getuigschrift, uitgereikt op een wettelijke basis anders dan een onderwijswet, nadat onderwijs in de Nederlandse taal is gevolgd.

  • 3. Degene die in het bezit is van een diploma staatsexamen Nederlands als Tweede taal, programma I of II.

  • 4. Degene die in het bezit is van een Certificaat Inburgering als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers (WIN-certificaat). Het WIN-certificaat is alleen vrijstellend als zowel voor de vier taalonderdelen als voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie een voldoende resultaat is behaald. Hierbij is het volgende van belang:

    • a. De vier taalonderdelen

      Voor elk van de onderdelen ‘Luisteren’, ‘Spreken’, ‘Lezen’ en ‘Schrijven’ moet ten minste minimaal niveau 2 van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal zijn gehaald. Staat er, al is het maar één keer, ‘op weg naar 2’ (of een lager of helemaal geen niveau), dan is niet het vereiste niveau gehaald. De niveaus moeten in ieder geval zijn vermeld op de bij het WIN-certificaat over te leggen ROC-verklaring. De niveaus van de vier taalonderdelen kunnen ook nog op het WIN-certificaat zelf zijn vermeld. In dat laatste geval moeten de niveaus op de ROC-verklaring en op het WIN-certificaat exact hetzelfde zijn.

    • b. Het onderdeel Maatschappij Oriëntatie

      Naast ten minste niveau 2 voor elk van de vier taalonderdelen moet voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie niveau 2 van de Kwaliteitsstructuur Educatie (KSE) zijn gehaald. Voor Maatschappij Oriëntatie kan een niveau zijn aangegeven, maar meestal wordt een scoringspercentage vermeld. De verzoeker moet dit altijd aantonen met de bij het WIN-certificaat behorende ROC-verklaring. Op het certificaat staat soms het niveau, soms het scoringspercentage, en soms is helemaal niets ingevuld.

    Als op de onderliggende verklaring van het ROC geen niveau wordt vermeld voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie, maar wel een scoringspercentage, dan geldt het volgende. Niveau 2 KSE is in de periode tot en met 31 augustus 2001 behaald bij een percentage van 85 of hoger. Vanaf 1 september 2001 is niveau 2 KSE behaald bij een percentage van 80 of hoger. Omdat WIN-certificaten soms erg laat na de verklaring van het ROC zijn afgegeven, is de datum van de ROC-verklaring bepalend voor de vaststelling welk percentage moet zijn behaald om niveau 2 KSE te hebben gehaald.

  • 5. Degene die beschikt over een beschikking van het College van Burgemeesters en Wethouders als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers. De verzoeker moet hiertoe de originele beschikking overleggen. In deze beschikking wordt ten aanzien van de verzoeker besloten het vaststellen van een inburgeringsprogramma achterwege te laten, omdat tijdens het inburgeringsonderzoek aannemelijk was geworden dat de verzoeker de kennis, het inzicht en de vaardigheden die hij door het deelnemen aan een inburgeringsprogramma zou kunnen verwerven, al in voldoende mate op een andere wijze heeft verworven (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, BNT).

  • 6. Degene die een toets als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers met goed gevolg heeft afgelegd, als gevolg waarvan hij beschikt over een besluit inhoudende dat de vaststelling van het inburgeringsprogramma achterwege wordt gelaten (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder f, BNT).

  • 7. Degene die beschikt over een beschikking van het College van Burgemeesters en Wethouders als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a, van de (voormalige) Wet inburgering nieuwkomers. De verzoeker moet hiertoe de originele beschikking overleggen. In deze beschikking wordt ten aanzien van de verzoeker vastgesteld dat hij wegens psychische of lichamelijke redenen voor onbepaalde duur is ontheven van de verplichting een inburgeringsprogramma te volgen (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder g, BNT).

  • 8. Degene die beschikt over een inburgeringsdiploma (alle onderdelen minimaal op niveau A2) als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet inburgering, zoals die luidde tot 1 januari 2013 of een diploma (alle onderdelen minimaal op niveau A2) als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder g (of tot 1 oktober 2017 verstrekt op grond van artikel 7, vierde lid, aanhef en onder g, van de Wet inburgering.

  • 9. Degene die in het bezit is van het document dat wordt uitgereikt nadat de Korte Vrijstellingstoets, bedoeld in artikel 2.7 van het Besluit inburgering met goed gevolg is afgelegd, zoals die tot 1 januari 2013 gold. Hieruit moet blijken dat betrokkene niveau B1 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen heeft gehaald.

  • 10. Degene die tenminste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in het Europese deel van Nederland heeft verbleven. De leerplichtige leeftijd vangt aan op de eerste schooldag van de maand volgend op die waarin de leeftijd van vijf jaar is bereikt en eindigt aan het einde van het schooljaar waarin de leeftijd van 16 jaar is bereikt. Voor de onderhavige vrijstelling van de naturalisatietoets is het voldoende als wordt vastgesteld dat betrokkene in de periode die is gelegen tussen zijn vijfde en zestiende verjaardag, ten minste acht jaar in Europees Nederland heeft gewoond. Betrokkene kan dit aantonen door een afschrift uit de BRP of een daaraan voorafgaande bevolkingsboekhouding (bijvoorbeeld het Vestigingsregister) waaruit blijkt dat hij ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd woonachtig was in Europees Nederland.

    Voor de toepassing van deze vrijstellingsgrond is niet vereist dat het hierbij om een ononderbroken inschrijving van acht jaar gaat; ook de betrokken persoon die tijdens de leerplichtige leeftijd bijvoorbeeld twee perioden van vier jaar ingeschreven was, is vrijgesteld. Ook is niet vereist dat het om legaal verblijf gaat.

  • 11. Degene die in het bezit is van een diploma of getuigschrift, vergelijkbaar diploma of een ander document zoals genoemd onder punt 2, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in België, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlands.

  • 12. Degene die in het bezit is van een diploma of getuigschrift, vergelijkbaar diploma of een ander document zoals genoemd onder punt 2, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in Suriname, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlands.

  • 13. Degene die in het bezit is van het diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school (Trb. 1957, 246), voorzover dat baccalaureaat het vak Nederlands als eerste of tweede taal omvat en voor dat vak een voldoende is behaald.

  • 14. Degene die in het bezit is van het getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education (IGCSE Certificaat) of International Baccalaureaat, als daartoe een cursus Engels-Nederlandstalig of een cursus Internationaal Baccalaureaat met daarin het vak Nederlands is gevolgd en voor het vak een voldoende is behaald. Bij het IGCSE Certificaat betekent de waardering A t/m G een voldoende voor het vak Nederlands. De vermelding Ungraded betekent een onvoldoende voor het vak Nederlands.

  • 15. Degene die in het bezit is van het certificaat Naturalisatietoets als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets, zoals dit luidde voor 1 april 2007. Hieruit moet blijken dat betrokkene is geslaagd voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

De verzoeker is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van de documenten en, indien van toepassing, voor de vertalingen, legalisatie of apostille van de stukken. Als de documenten zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Duits of Frans, dan moet betrokkene zelf ervoor zorgen dat de stukken worden vertaald door een beëdigd vertaler, bij voorkeur in het Nederlands. Deze vertaling moet gehecht zijn aan het originele (afschrift van het) document. De op dit moment geldige legalisatiecirculaire is van toepassing.

Om voor bovengenoemde vrijstellingsgronden in aanmerking te komen, overlegt de verzoeker bij zijn verzoek om naturalisatie het gevraagde diploma en in het geval vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is behaald, de cijferlijst waaruit blijkt dat een voldoende is behaald voor het vak Nederlandse taal.

E

Paragraaf 2.2.1/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN komt te luiden:

Paragraaf 2.2.1. Gedeeltelijke vrijstelling

De verzoeker kan een beroep doen op de gedeeltelijke vrijstellingsgronden als genoemd in artikel 4 van de Regeling naturalisatietoets Nederland. Als de verzoeker voor gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen in aanmerking wil komen moet hij het volgende overleggen:

1. Certificaat Oudkomers (vrijstelling van vier taalvaardigheden)

De verzoeker die een certificaat oudkomers overlegt met alle taalonderdelen ten minste op niveau A2 en de bijbehorende verklaring onderwijsinstelling, is vrijgesteld van:

  • de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (Toets Gesproken Nederlands (verder: TGN)) van het inburgeringsexamen nieuwe stijl; of

  • de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen oude stijl.

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen. Dit toont hij aan door het overleggen van de resultatenbrief ‘geslaagd’ voor het examenonderdeel KNS.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • certificaat oudkomers (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

  • bijbehorende verklaring onderwijsinstelling; en

  • resultatenbrief ‘geslaagd’ voor onderdeel KNS.

2. Certificaat Naturalisatietoets (deel I), zoals die luidde tot 1 april 2007)

De verzoeker is vrijgesteld van het onderdeel Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) als hij de volgende documenten overlegt:

  • certificaat Naturalisatietoets waaruit blijkt dat deel I is behaald;

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen nieuwe stijl of de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen oude stijl met goed gevolg afleggen. Dit toont hij aan door het overleggen van de resultatenbrief ‘geslaagd’ voor de hiervoor genoemde examenonderdelen.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • certificaat Naturalisatietoets waaruit blijkt dat deel I is behaald; en

  • resultaatbrief ‘geslaagd’ voor onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen nieuwe stijl; of

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen oude stijl.

3. Certificaat Inburgering Nieuwkomers (WIN-certificaat), maatschappij oriëntatie

De verzoeker is vrijgesteld van het onderdeel Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) als hij de volgende documenten overlegt:

  • WIN-certificaat met voldoende niveau voor maatschappij oriëntatie KSE-niveau 2 (tot 1 september 2001 tenminste 85%, na 31 augustus 2001 80%) + bijbehorende verklaring onderwijsinstelling. De datum van deze verklaring is bepalend voor de vaststelling van het percentage.

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen nieuwe stijl, of de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen oude stijl met goed gevolg afleggen. Dit toont hij aan door het overleggen van de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de hiervoor genoemde examenonderdelen.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • WIN-certificaat met voldoende voor maatschappij oriëntatie KSE-niveau 2; en

  • resultaatbrief ‘geslaagd’ voor onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen nieuwe stijl; of

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen oude stijl.

4. Certificaat Inburgering Nieuwkomers (WIN-certificaat), taalonderdelen

De verzoeker die een WIN-certificaat overlegt met alle taalonderdelen ten minste op niveau 2 en de bijbehorende verklaring van de onderwijsinstelling, is vrijgesteld van:

  • de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen nieuwe stijl; of

  • de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen oude stijl.

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen. Dit toont hij aan door het overleggen van de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het examenonderdeel KNS.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • WIN-certificaat (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

  • bijbehorende verklaring onderwijsinstelling; en

  • resultaatbrief ‘geslaagd’ voor onderdeel KNS.

5. Verklaring Educatie van het ROC, taalonderdelen

De verzoeker die een Verklaring Educatie ROC met alle taalonderdelen ten minste op niveau 2 overlegt, is vrijgesteld van:

  • de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen nieuwe stijl; of

  • de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen oude stijl.

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen. Dit toont hij aan door het overleggen van de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het examenonderdeel KNS.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • verklaring educatie ROC (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

  • resultaatbrief ‘geslaagd’ voor onderdeel KNS.

Let op! Verklaringen die zijn afgegeven zonder dat de deelnemers zijn getoetst, bijvoorbeeld als een deelnemer (door ziekte) niet aanwezig is op het moment van toetsing, leiden niet tot vrijstelling van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen nieuwe stijl of de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen oude stijl. Deze verklaringen worden veelal ‘bewijzen van deelname’ genoemd.

De burgemeester beoordeelt of het door de verzoeker getoonde document voldoet aan de criteria. Bij twijfel of het document tot vrijstelling leidt, kan de burgemeester in eerste instantie de eventueel beschikbare eigen registratie van afgegeven Verklaringen educatie raadplegen, of de DUO raadplegen. De DUO geeft een advies af aan de burgemeester, dan wel eventueel later aan de IND, op basis van de modelverklaringen die door de ROC’s aan de DUO zijn geleverd en die zijn opgenomen in het door de DUO beheerde modellenboek. De burgemeester verwijst een verzoeker die niet over een origineel document beschikt, of een document toont dat niet alle benodigde gegevens ter beoordeling bevat, naar het ROC dat de verklaring heeft afgegeven, ten einde een document te verkrijgen dat aan de gestelde eisen voldoet.

De verklaring moet ieder geval de volgende gegevens bevatten:

  • a. de naam van het document;

  • b. de naam en handtekening van de verantwoordelijke van het regionaal opleidingencentrum;

  • c. de echtheidskenmerken van het regionaal opleidingencentrum;

  • d. de naam en geboortedatum van de deelnemer aan het NT2-taaltraject die overeenkomen met de naam en geboortedatum zoals vermeld op zijn identiteitsdocument;

  • e. de behaalde taalniveaus uitgesplitst naar de vier taalvaardigheden Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken;

  • f. de datum waarop de toetsresultaten zijn behaald.

Ad a.

De meeste ROC’s noemen de Verklaring educatie een ‘schoolverklaring’, ‘certificaat’ of ‘diploma’. Daarnaast komen benamingen voor als ‘niveauoverzicht NT2’ of ‘scorelijst NT2’, ‘(toets)rapport’, ‘verklaring leerresultaten’, of ‘verklaring Trajecttoets/NIVOR-toets’.

Ad c.

Met echtheidskenmerken wordt een logo of een stempel van het ROC bedoeld. De naam en de handtekening van de verantwoordelijke van het ROC zijn relevant om de herkomst van het document te kunnen achterhalen en om bij twijfel over de echtheid van het document de toner te kunnen verwijzen naar het opleidingencentrum dat verantwoordelijk is geweest voor afgifte van het document. De verantwoordelijke kan de directeur of een mentor van een ROC zijn.

Ad f.

Alleen als alle toetsonderdelen voor 1 januari 2007 zijn behaald kan er vrijstelling worden verleend. Let op! Deze verklaring educatie kan nimmer vrijstelling verlenen voor het onderdeel KNS van het inburgeringsexamen.

6. Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CnaVT)

De verzoeker is vrijgesteld van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen nieuwe stijl of de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen oude stijl, als hij één van de volgende documenten overlegt:

  • 1. Certificaat Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid (ERK-niveau A2);

  • 2. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen (ERK-niveau A2);

  • 3. Certificaat Profiel Maatschappelijke Taalvaardigheid (ERK-niveau B1);

  • 4. Certificaat Profiel Professionele Taalvaardigheid (ERK-niveau B2);

  • 5. Certificaat Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs (ERK-niveau B2);

  • 6. Certificaat Profiel Academische Taalvaardigheid (ERK-niveau C1).

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen. Dit toont hij aan door het overleggen van de resultatenbrief ‘geslaagd’ voor het examenonderdeel KNS.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • één van hiervoor genoemde certificaten Nederlands als Vreemde taal; en

  • resultaatbrief ‘geslaagd’ voor onderdeel KNS.

7. Onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (artikel 4, lid 8, Regeling naturalisatietoets Nederland)

Van het afleggen van het onderdeel van het inburgeringsexamen oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn vrijgesteld:

  • a. de verzoeker die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt;

  • b. de verzoeker die zich voor 1 januari 2015 bij DUO heeft aangemeld voor de naturalisatietoets of een onderdeel van die toets en van wie DUO voor 1 februari 2015 het verschuldigde examengeld heeft ontvangen.

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel de overige onderdelen van het inburgeringsexamen met goed gevolg afleggen (Participatieverklaringstraject, Mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse Taal en Kennis van de Nederlandse maatschappij). De verzoeker die inburgeringsplichtig was voor 1 oktober 2017 is vrijgesteld van het participatieverklaringstraject.

Ad a:

De leeftijd van de naturalisatieverzoeker op de datum van de beslissing op het naturalisatieverzoek is bepalend voor het zijn vrijgesteld of niet. Op het moment van indiening van het naturalisatieverzoek hoeft de verzoeker dus nog niet pensioengerechtigd te zijn.

Ad b:

Om in aanmerking te komen hiervoor moet de verzoeker:

  • i. zich voor 1 januari 2015 hebben aangemeld voor het hele examen of een onderdeel daarvan; en

  • ii. moet DUO voor 1 februari 2015 het verschuldigde examengeld hebben ontvangen.

Voorbeeld van 2:

De Japanse Sonia woont sinds 2004 in Nederland en heeft sindsdien een reguliere verblijfsvergunning met de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. Zij is niet inburgeringsplichtig en valt dus niet onder de Wet inburgering. Om te naturaliseren moet zij het inburgeringsexamen/naturalisatietoets halen. In 2008 heeft zij de toenmalige Toets Gesproken Nederlands gedaan. Die heeft zij toen niet gehaald. Als zij zich in 2015 weer aanmeldt voor het inburgeringsexamen, heeft zij niet de verplichting om het onderdeel ‘oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ af te leggen. Haar aanmelding in 2015 wordt gezien als voortzetting van het examen waaraan zij in 2008 is begonnen.

De verwachting bij 2 is dat het hier voornamelijk zal gaan om vreemdelingen die voor 1 januari 2015 al bezig zijn met (onderdelen van) het examen. Dit sluit natuurlijk niet uit dat ook vreemdelingen zich nog voor 1 januari 2015 voor het eerst zullen aanmelden voor het examen en tijdig een bedrag overmaken zodat zij het nieuwe examenonderdeel niet hoeven te doen.

Dit betekent ook dat vreemdelingen die voor 1 januari 2015 al in het bezit zijn van een inburgeringsdiploma met alle onderdelen op niveau A2, maar pas na 1 januari 2015 een verzoek om naturalisatie indienen, niet alsnog het examenonderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt hoeven te doen. Zij kunnen met hun ‘oude’ inburgeringsdiploma een naturalisatieverzoek indienen.

Ter informatie: vreemdelingen die vanaf 1 januari 2015 inburgeringsplichtig worden, zijn niet vrijgesteld van dit examenonderdeel.

8. Onderdeel participatieverklaringstraject
  • a. De niet-inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker is vrijgesteld van het examenonderdeel ‘participatieverklaringstraject’ dat is ingevoerd op 1 oktober 2017. Dit betekent dat voor niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen dit geen onderdeel van hun examenprogramma is. In het kader van de naturalisatieprocedure overlegt de verzoeker het inburgeringsdiploma of daarmee gelijkgestelde diploma of de stukken waaruit een gedeeltelijke vrijstelling blijkt aangevuld met de andere noodzakelijke stukken (zie de nrs. 1–6).(Artikel 4, negende lid, Regeling naturalisatietoets Nederland).

  • b. De inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker, van wie de inburgeringsplicht uiterlijk is gestart op 30 september 2017, heeft op grond van artikel 2, vijfde lid Regeling Naturalisatietoets, de naturalisatietoets behaald, als hij het inburgeringsexamen met goed gevolg heeft afgelegd zonder het participatieverklaringstraject. In het kader van de naturalisatieprocedure overlegt de verzoeker het inburgeringsdiploma of daarmee gelijkgestelde diploma of de stukken waaruit een gedeeltelijke vrijstelling blijkt aangevuld met de andere noodzakelijke stukken (zie de nrs. 1–6). (Artikel 2, vijfde lid, Regeling naturalisatietoets Nederland).

F

Paragraaf 2.3.2/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN komt te luiden:

Paragraaf 2.3.2 Psychische of lichamelijke belemmering

Als de verzoeker een ernstige psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap heeft en het inburgeringsexamen niet op de gebruikelijke wijze of met aangepaste examenomstandigheden kan afleggen is hij ontheven van het examen. Er is geen sprake van gedeeltelijke ontheffing. De verzoeker wordt altijd voor het gehele examen ontheven. Artikel 5 van de Regeling naturalisatietoets Nederland geeft hieraan uitwerking.

De verzoeker moet zelf aantonen dat hij in aanmerking komt voor ontheffing van het afleggen van het inburgeringsexamen. Dit kan met ingang van 1 januari 2013 op de volgende manieren:

  • 1. overleggen van een medisch advies, niet ouder dan 6 maanden, van een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen medisch adviseur (model 2.27); of

  • 2. een ‘medisch advies inburgeringsexamen van de door zijn woongemeente aangewezen arts’ (model 2.27). Dit advies kan tot en met 31 december 2012 worden gegeven en kan nog tot 1 juli 2013 bij een naturalisatieverzoek worden gevoegd. Het advies blijft geldig in naturalisatieverzoeken die zijn ingediend vóór 1 juli 2013; of

  • 3. overleggen van een beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van na 1 oktober 2017 op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering, inhoudende ontheffing van de inburgeringsplicht, die op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.

  • 4. overleggen van een beschikking van DUO, namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet ouder dan drie jaar, op grond van artikel 6, eerste lid onder a, Wet inburgering, zoals deze luidde op 30 september 2017; of

  • 5. overleggen van een beschikking van het college van B&W op medische gronden, niet ouder dan drie jaar, op grond van artikel 6, eerste lid, Wet inburgering zoals deze luidde tot 1 januari 2013.

Ad 1

Dit geldt voor niet-inburgeringsplichtige naturalisatieverzoekers (waaronder Europees onderdaan en Turkse onderdanen).

Deze medisch adviseur is aangesloten bij een organisatie die door DUO (krachtens mandaat verleend door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) is gecontracteerd voor het uitbrengen van de medische adviezen.

Ad 2

Dit is het medisch advies van een door de burgemeester aangewezen arts.

Ad 3

Dit geldt voor voormalige inburgeringsplichtige naturalisatieverzoekers. Dit is een beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin staat dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de betrokkene ontheft van de inburgeringsplicht omdat hij heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Deze beschikking moet van na 1 oktober 2017 zijn en zijn gebaseerd op artikel 6, eerste lid wet inburgering, zoals die wet luidt na 1 oktober 2017.

Ad 4

Dit geldt voor voormalige inburgeringsplichtige naturalisatieverzoekers.

Dit is een beschikking van DUO waarin staat dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 6, eerste lid onder a, Wet inburgering de betrokkene ontheft van de inburgeringsplicht omdat hij heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Het is een beschikking op grond van de wet inburgering zoals die luidde tot 1 oktober 2017.

Ad 5

Dit geldt voor voormalige inburgeringsplichtige naturalisatieverzoekers.

Dit is een beschikking van het college van B&W waarin staat dat het college van B&W de betrokkene ontheft van de inburgeringsplicht omdat hij heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap, blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. Het is een beschikking op grond van de wet inburgering zoals die luidde tot 1 januari 2013.

Ad 1 Medisch advies inburgeringsexamen

De verzoeker om naturalisatie die aantoont dat hij een zodanig psychische of lichamelijke belemmering dan wel een zodanige verstandelijke handicap heeft, dat hij binnen vijf jaar niet in staat is het inburgeringsexamen met goed gevolg af te leggen is ontheven van de verplichting een naturalisatietoets af te leggen. Voor een medisch advies die de belemmering of handicap aantoont, kan hij terecht bij de, in het kader van de uitvoering van de Wet inburgering, een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen medisch adviseur als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering.

De medisch adviseur is een arts – niet zijnde een behandelend arts van betrokkene – die is ingeschreven in het BIG-Register (het conform de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gehouden register).

De medisch adviseur stelt vast of er een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap is waardoor de verzoeker het examen binnen een termijn van vijf jaar al dan niet kan behalen. Ook kan de medisch adviseur vaststellen dat het examen wel kan worden behaald, zij het met een aanpassing van de examenomstandigheden, de zogenaamde bijzondere examenomstandigheden of met lichte aanpassingen in het voorbereidingstraject.

De medisch adviseur stelt een advies op conform het ‘Protocol Medische Advisering Inburgeringsexamen’ dat een bijlage is bij artikel 2.4, derde lid van de Regeling inburgering. Het advies wordt door de medisch adviseur rechtsreeks naar de verzoeker gestuurd. Het medisch advies is als model 2.27 opgenomen in de Handleiding. In het advies moeten de volgende gegevens ingevuld te zijn:

  • persoonlijke gegevens van betrokkene;

  • de naam van de medische adviseur;

  • onderzoeksactiviteiten;

  • probleemanalyse; en

  • conclusie en advies.

Medische adviezen opgemaakt anders dan conform model 2.27, of onvolledige adviezen, worden niet geaccepteerd. Voorts mag het medisch advies bij het indienen van het naturalisatieverzoek niet ouder dan zes maanden zijn. Voor meer informatie, zie www.ind.nl.

Ad 2 Medisch advies gemeentearts

Niet inburgeringsplichtige naturalisatieverzoekers kunnen in de periode 1 juli 2012 tot 1 januari 2013 nog in het bezit worden gesteld van een ‘medisch advies inburgeringsexamen van de door zijn woongemeente aangewezen arts’. Deze adviezen kunnen worden geaccepteerd bij de indiening van het verzoek om naturalisatie, mits dit advies niet ouder is dan zes maanden bij de indiening van het verzoek. Het kan dus uiterlijk tot 1 juli 2013 worden geaccepteerd.

Ad 3 Beschikking Minister SZW vanaf 1 oktober 2017

Op grond van artikel 6, eerste lid wet inburgering, zoals die wet luidt vanaf 1 oktober 2017, geeft de Minister van SZW een beschikking tot ontheffing van de inburgeringsplicht omdat sprake is van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap. Artikel 5, vijfde lid Regeling naturalisatietoets Nederland laat deze beschikking doorwerken voor de naturalisatietoets. Daarvan is betrokkene ontheven als hij deze beschikking overlegt en die beschikking op de dag van het indienen van zijn naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.

Ad 4 Beschikking DUO vanaf 1 januari 2013 (op grond van Wet inburgering, zoals deze luidde op 30 september 2017)

Als de verzoeker inburgeringsplichtig is geweest, is het ook mogelijk dat de betrokkene door DUO is ontheven van de inburgeringsplicht wegens een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap. Deze beschikking geeft ook ontheffing voor het afleggen van de naturalisatietoets op voorwaarde dat deze op de dag van indiening van het verzoek om naturalisatie niet ouders is dan drie jaar.

Ad 5 Een beschikking van het College van B&W (op grond van de Wet inburgering zoals deze luidde tot 1 januari 2013)

Als de verzoeker inburgeringsplichtig is geweest conform de Wet inburgering, zoals die luidde tot 1 januari 2013, is het mogelijk dat er in het kader van deze wet een beschikking die strekt tot ontheffing van het inburgeringsexamen wegens een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap door het college van burgemeester en wethouders aan de verzoeker is afgegeven. Deze beschikking geeft ook ontheffing voor het inburgeringsexamen in het kader van de naturalisatieprocedure op voorwaarde dat deze op de dag van indiening van het verzoek om naturalisatie niet ouders is dan drie jaar.

Algemene handelwijze gemeente medisch advies

In de voorlichtende sfeer wijst de gemeente betrokkene op het feit dat het medisch advies inburgeringsexamen afkomstig moet zijn van een medisch adviseur als hierboven beschreven bij Ad 1 Medisch advies inburgeringsexamen. De door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen medisch adviseur is bekend bij DUO. Op het moment van indienen van het verzoek om naturalisatie bij de gemeente mag het advies niet ouder zijn dan zes maanden.

De gemeente kan zonder nadere inhoudelijke controle afgaan op het medisch advies, en op het adviesblad naturalisatie bij ‘inburgering’ aantekenen dat ontheffing van het examen wordt geadviseerd. Mocht het advies niet conform het advies (model 2.27) of onvolledig zijn, dan adviseert de burgemeester betrokkene een nieuw advies te krijgen. Wenst betrokkene toch een verzoek om naturalisatie in te dienen, onder overlegging van een medisch advies dat onvolledig of onduidelijk is, dan wordt op het adviesblad naturalisatie bij inburgering ‘niet akkoord’ aangetekend.

Telefonisch overleg met de IND over overgelegde adviezen is voor gemeenten altijd mogelijk via de vaste aanspreekpunten bij de naturalisatie-units van de IND.

Mocht er bij de IND twijfel bestaan over de echtheid van het medisch advies dan kan contact worden gezocht met de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen medisch adviseur. De IND zal het advies waarover twijfel bestaat aan de medisch adviseur toesturen, waarna de medisch adviseur de echtheid kan vaststellen. Als het advies niet echt blijkt, is de verzoeker niet ontheven van het inburgeringsexamen.

Mochten er vragen zijn ten aanzien van de inhoud van het afgegeven medisch advies, dan neemt de IND contact op met de aangewezen medisch adviseur.

G

Paragraaf 2.3.3/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN komt te luiden:

Paragraaf 2.3.3. Beroep ontheffing op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen

Naast de ontheffing op grond van medische redenen kan er ook een ontheffing worden gegeven op grond van niet medische redenen. Artikel 6 van de Regeling naturalisatietoets Nederland geeft hieraan uitwerking.

Ontheffing op grond van aantoonbare inspanningen (niet medische redenen) kan worden verleend in de volgende gevallen:

  • 1. De verzoeker overlegt op grond van artikel 4, aanhef en onder b, van het Besluit Naturalisatietoets een beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waaruit blijkt dat hij geen verplichting heeft tot het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen en de examinering van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde talen en de examinering van de kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van de Wet inburgering. Deze beschikking is voldoende voor de vier taalvaardigheden en kennis van de Nederlandse samenleving. Omdat deze verzoeker volgens de wet inburgering de verplichting van het participatieverklaringstraject heeft (gehad) zal hij moeten aantonen dat hij dat traject heeft gedaan. Eerder kan hij niet naturaliseren.

  • 2. De verzoeker overlegt een beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waaruit blijkt dat hij op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 30 september 2017, is ontheven van de inburgeringsplicht wegens aantoonbaar geleverde inspanning. De verzoeker is klaar met zijn volgens de wet inburgering geldende verplichtingen. Hij kan met deze beschikking naturaliseren.

  • 3. De verzoeker overlegt een advies van DUO waaruit blijkt dat het voor hem ondanks aantoonbaar geleverde inspanning redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij het inburgeringsexamen met succes aflegt. De verzoeker hoeft niets te doen van het voor hem geldende examenprogramma van de naturalisatietoets.

Tot 1 juli 2013 gold dat voor ontheffing op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen het haalbaarheidsonderzoek bij het ROC Amsterdam moest worden afgelegd en de Toets Gesproken Nederlands (TGN) moest worden gehaald.

Met ingang van 1 juli 2013 is het haalbaarheidsonderzoek ROC Amsterdam vervangen door een inspanningstoets. DUO geeft aan de hand van vastgestelde criteria een advies inhoudende dat het voor iemand ondanks aantoonbaar geleverde inspanningen niet mogelijk is het inburgeringsexamen te halen.

Ontheffing op grond van niet medische redenen tot 1 juli 2013

Tot 1 juli 2013 is ontheffing op grond van niet medische redenen mogelijk via het haalbaarheidsonderzoek van het ROC Amsterdam. Betrokkene is ontheven van het afleggen van het inburgeringsexamen als hij een advies overlegt van het ROC Amsterdam waarin staat dat hij wegens beperkt leervermogen in samenhang met ondermeer vooropleiding en leeftijd in redelijkheid niet in staat geacht kan worden geacht het examen te behalen. Het advies mag bij de indiening van het verzoek om naturalisatie niet ouder zijn dan vijf jaar. Wel moet betrokkene de toets gesproken Nederlands (TGN) op A2 niveau behalen om het kunnen spreken en verstaan van het Nederlands op het voor naturalisatie gewenste niveau aan te tonen.

Betrokkene moet bij de indiening van het verzoek het volgende overleggen:

  • advies ROC Amsterdam, niet ouder dan vijf jaar bij indiening verzoek, waarin staat dat betrokkene wegens beperkt leervermogen in samenhang met ondermeer vooropleiding en leeftijd in redelijkheid niet in staat kan worden geacht het examen binnen de termijn van vijf jaar te behalen; en

  • een door DUO verstrekte resultatenbrief van het afleggen van de toets gesproken Nederlands (TGN), met het resultaat ‘geslaagd’.

Let op! Een verzoeker kan zich dus vanaf 1 juli 2013 niet meer wenden tot het ROC Amsterdam voor een haalbaarheidsonderzoek. Alle adviezen van aanvragen ingediend vóór 1 juli 2013 kunnen worden betrokken in de besluitvorming, op voorwaarde dat het advies van het ROC op het moment van indiening van het verzoek om naturalisatie niet ouder is dan vijf jaar.

Ontheffing op grond van niet medische redenen vanaf 1 juli 2013

Vanaf 1 juli 2013 wordt in de verzoeker in het kader van de naturalisatie op grond van niet medische redenen ontheven van het afleggen van het inburgeringsexamen als hij zich aantoonbaar heeft ingespannen het inburgeringsexamen te behalen. Hij kan dit aantonen op de volgende manieren:

  • 1. Overleggen van een ontheffingsbeschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 2. Overleggen van een advies van DUO.

Ad 1

Dit is een ontheffingsbeschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. DUO is gemandateerd deze taak uit te voeren. Uit deze beschikking moet blijken dat de verzoeker op grond van artikel 6, eerst lid, aanhef en onder b, van de Wet inburgering is ontheven van de inburgeringsplicht wegens aantoonbaar geleverde inspanning om aan die plicht te voldoen. Deze ontheffingsbeschikking kan alleen worden afgegeven aan vreemdelingen die op of ná 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie legt betrokkene de ontheffingsbeschiking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over.

Let op! Een ontheffingsbeschikking op grond van aantoonbare inspanning afgegeven door het college van B&W geeft geen recht op ontheffing in het kader van de naturalisatie.

Ad 2

Dit is een advies van DUO waaruit blijkt dat de verzoeker ondanks aantoonbaar geleverde inspanningen niet van hem kan worden verwacht dat hij het inburgeringsexamen met succes aflegt. Het aanvraagformulier voor een advies van DUO is te vinden via www.inburgeren.nl en www.ind.nl. Meer informatie, zie paragraaf 2.3.4.

H

Paragraaf 2.3.4/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN komt te luiden:

Paragraaf 2.3.4. Toetscriteria aantoonbare inspanning

Artikel 6, vierde lid, Regeling naturalisatietoets Nederland geeft hieraan uitwerking. DUO geeft, op verzoek van betrokkene, een advies af aan de vreemdeling die:

  • a. minimaal 600 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling met het Blik op Werk Keurmerk en minimaal 4 keer heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen; of

  • b. minimaal 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus bij een instelling met het Blik op Werk Keurmerk en uit een door DUO afgenomen toets waaruit blijkt dat betrokkene niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen.

In verband met het uitbreiden van het inburgeringsexamen op 1 oktober 2017 met het participatieverklaringstraject is in de Regeling naturalisatietoets Nederland verduidelijkt dat de adviesprocedure bij DUO open staat aan vreemdelingen op wie de wet inburgering niet van toepassing is.

Ad a

Betrokkene moet de volgende stukken meesturen:

  • verklaring instelling met het Blik op Werk Keurmerk dat hij met voldoende inzet minimaal 600 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus.

DUO controleert de:

  • bewijsstukken (resultaatbrieven) waaruit blijkt dat hij is geslaagd voor de behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen; en

  • bewijsstukken (resultaatbrieven) waaruit blijkt dat hij ten minste 4 keer heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen.

Betrokkene hoeft de 600 uur inburgeringscursus niet bij één en dezelfde instelling te hebben gevolgd. Voor instellingen met het Blik op Werk Keurmerk: zie www.blikopwerk.nl/inburgeren.

Aan de beoordeling van deze ontheffingsgrond bij DUO (het advies) zijn geen kosten verbonden.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie moet betrokkene het advies van DUO overleggen.

Ad b

Betrokkene moet de volgende stukken meesturen:

  • verklaring instelling Blik op Werk Keurmerk dat hij met voldoende inzet minimaal 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus; en

  • advies DUO met betrekking tot de afgenomen toets waaruit blijkt dat betrokkene niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen.

Betrokkene hoeft de 600 uur alfabetiseringscursus niet bij één en dezelfde instelling te hebben gevolgd. Voor instellingen met het Blik op Werk Keurmerk: zie www.blikopwerk.nl/inburgeren.

Bij een beroep op deze ontheffingsgrond moet altijd het advies zitten van een afgenomen toets bij DUO waaruit blijkt dat betrokkene niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te behalen. Voor het afleggen van deze toets zijn kosten verbonden die betrokkene zelf moet betalen. De kosten voor deze toets bedragen € 150 (zie de toelichting bij artikel 6, vierde lid, Regeling naturalisatietoets Nederland). Voor informatie over de toets inzake het leervermogen, zie www.inburgeren.nl.

Aan de beoordeling van de ontheffingsgrond zelf bij DUO (het advies) zijn geen kosten verbonden.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie moet betrokkene het advies van DUO overleggen.

I

Paragraaf 2.3.5/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN komt te luiden:

paragraaf 2.3.5. Aanmelding bij DUO

Voor het aanvragen van een advies van DUO inzake ontheffing aantoonbare inspanning (zie paragraaf 2.3.4) wordt gebruik gemaakt van het formulier dat te verkrijgen is via www.inburgeren.nl en www.ind.nl. Op het formulier kruist betrokkene aan of hij een beroep doet op ontheffing a of b. Is door de betrokkene onvoldoende bewijs geleverd naar het oordeel van DUO, dan krijgt betrokkene een negatief advies op het ontheffingsverzoek. De aangeleverde documenten worden tegelijkertijd met het advies aan betrokkene teruggestuurd.

Let op! De IND krijgt van DUO geen kopie van het advies. Het advies wordt naar de betrokkene gestuurd.

J

Paragraaf 3.3/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d HRWN komt te luiden:

paragraaf 3.3. Weigering tot opneming in de Nederlandse samenleving

Inburgering veronderstelt in algemene zin een zekere aanvaarding van de Nederlandse samenleving.

Inburgering wordt met name getoetst aan de hand van de naturalisatietoets en het vereiste van een monogaam huwelijk. Als verzoeker aan deze voorwaarden voldoet, wordt in beginsel aangenomen dat hij de Nederlandse rechtsorde in algemene zin heeft aanvaard.

Echter, indien duidelijk blijkt dat verzoeker zich buiten deze vereisten om opzettelijk afzijdig houdt van -of afzet tegen -alles wat Nederlands is of op Nederland betrekking heeft, of bijvoorbeeld weigert zijn kinderen naar school te laten gaan, zal hij niet kunnen worden beschouwd als te zijn opgenomen in de Nederlandse samenleving en zal zijn verzoek om naturalisatie worden afgewezen. Gedacht wordt hier bijvoorbeeld ook aan het doen van uitlatingen die zich richten tegen de democratische rechtsorde of oproepen tot feitelijk handelen in strijd met de geldende wet- en regelgeving, of die een gevaar opleveren voor de goede betrekkingen van Nederland met andere mogendheden. Er moeten in het geval van weigering tot opneming dus omstandigheden zijn die blijk geven van onvoldoende inburgering van contra-indicaties als het ware.

ARTIKEL II

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van 1 oktober 2017.

’s-Gravenhage, 26 september 2017

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, namens deze, J.C. Goet Directeur-generaal Vreemdelingenzaken

TOELICHTING

Algemeen

In dit WBN wordt de Handleiding voor de Toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap aangepast naar aanleiding van de Wet van 23 juni 2017 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding (Stb. 2017, 285) en het Besluit van 26 juni 2017 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding (Stb. 2017, 287). Als datum voor de inwerkingtreding van deze wetgeving is gekozen voor 1 oktober 2017. Zie de toelichting in Stb. 2017, 287.

Door middel van het participatieverklaringstraject maken inburgeringsplichtigen nader kennis met de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Ze worden geïnformeerd over thema’s als democratie en rechtsstaat, maken kennis met waarden zoals het recht op zelfbeschikking, de vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardige behandeling en het verbod op discriminatie en met sociale rechten zoals het recht op medische zorg en onderwijs. Daarnaast worden inburgeringsplichtigen gewezen op hun rechten en plichten, wat de samenleving van hen verwacht en hoe in Nederland met elkaar wordt omgegaan.

Door de opgedane kennis over de Nederlandse kernwaarden ontstaat een beter begrip van en voor de Nederlandse samenleving. Bovendien wordt het snel opdoen van kennis van de kernwaarden en basisprincipes van de Nederlandse samenleving noodzakelijk geacht voor inburgeringsplichtigen om te kunnen participeren.

Inburgeringsplichtigen moeten het participatieverklaringstraject zo spoedig mogelijk (uiterlijk binnen een jaar na reguliere vestiging in een gemeente) afronden. De gemeente biedt het participatieverklaringstraject zodanig aan alle inburgeringsplichtigen in haar gemeente aan, dat zij het participatieverklaringstraject binnen de verplichte termijn van een jaar kunnen volgen.

Dit geldt alleen voor vreemdelingen die inburgeringsplichtig zijn.

Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de Wijziging van de regeling naturalisatietoets Nederland van 29 september 2017.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

De tekst in paragraaf 1 is aangepast aan de invoering van het participatieverklaringstraject per 1 oktober 2017. Opgenomen is dat niet-inburgeringsplichtigen zijn vrijgesteld van het participatieverklaringstraject. Personen, die al voor 1 oktober 2017 inburgeringsplichtig waren zijn eveneens vrijgesteld van het participatieverklaringstraject.

Verder is een redactionele aanpassing doorgevoerd.

B

De tekst in paragraad 2.1.1 is aangepast aan de invoering van het participatieverklaringstraject per 1 oktober 2017.

Verder zijn verduidelijkingen aangebracht in de informatie die de burgemeester aan de verzoeker verstrekt met betrekking tot het inburgeringsexamen.

Informatie over de naturalisatietoets tussen 2013 en 2015 is verwijderd, onder verwijzing naar oudere versies van de HRWN.

C

De tekst van paragraaf 2.1.2 is verduidelijkt dat verzoeker een inburgeringsdiploma overlegt als bewijs dat hij zijn naturalisatietoets heeft behaald. De burgemeester onderzoekt of eventuele vrijstellingen of ontheffingen ook geldig zijn in de naturalisatieprocedure.

D

In paragraaf 2.2 zijn een aantal verwijzingen naar wet- en regelgeving aangepast. Ook is een tikfout hersteld.

E

In paragraaf 2.2.1 zijn de gedeeltelijke vrijstellingen opgenomen van het nieuw ingevoerde participatieverklaringstraject.

F

In paragraaf 2.3.2 is de mogelijkheid opgenomen om ontheffing van de naturalisatietoets vanwege psychische of lichamelijke belemmeringen te krijgen door het overleggen van een beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 6, eerste lid Wet inburgering, zoals die wet luidt vanaf 1 oktober 2017. De ontheffingsbeschikking mag niet ouder zijn dan drie jaar.

Verder is in deze paragraaf de geldigheid verduidelijkt van de verschillende soorten bewijzen die kunnen worden overgelegd voor de ontheffing vanwege psychische of lichamelijke belemmering.

G

In paragraaf 2.3.3 is opgenomen dat een verzoeker die vanwege aantoonbaar geleverde inspanningen ontheven is van onderdelen van de inburgeringsplicht wel moet voldoen aan het participatieverklaringstraject.

H

In paragraaf 2.3.4 is een verwijzing naar wet- en regelgeving aangepast.

I

In paragraaf 2.3.5 is een verouderde verwijzing naar een IND-website aangepast.

J

In paragraaf 3.3 is een redactionele aanpassing doorgevoerd.

De twee voorbeelden zijn verwijderd.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, namens deze, J.C. Goet Directeur-generaal Vreemdelingenzaken

Naar boven