BIJLAGE BIJ DE REGELING WIJZIGING EN NIEUWE VASTSTELLING ONDERWIJSACCOUNTANTSPROTOCOL
OCW/EZ 2016
Versie 3 februari 2017
1 Inleiding
1 juli 2016
Dit is het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016, hierna te noemen accountantsprotocol
In het accountantsprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Op verzoek van de vertegenwoordigers van de accountantskantoren en de instellingen
wordt met ingang van 2016 het accountantsprotocol vastgesteld in juli en beschikbaar
gesteld op de website van de Inspectie van het Onderwijs. Vervolgens wordt begin september
het accountantsprotocol geformaliseerd met een ministeriële regeling in de Staatscourant.
Als dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving
hiertoe aanleiding geeft, wordt in december een bijgestelde versie van het accountantsprotocol
vastgesteld als bijlage bij een ministeriële regeling die in januari van het volgende
jaar wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Op de website van de Inspectie van het
Onderwijs wordt in dit geval een versie geplaatst, waarin de exacte wijzigingen in
de decemberversie ten opzichte van de septemberversie zijn aangegeven.
Bij elk onderwerp is de datum vermeld waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd.
Deze datum wordt niet gewijzigd als het een verhoging betreft van de jaartallen in
de tekst met 1 ten opzichte van het definitieve accountantsprotocol van het voorgaande
jaar.
INHOUD
| |
Inleiding
|
2
|
|
1
|
Algemene uitgangspunten
|
3
|
|
1.1
|
Algemeen
|
3
|
|
1.1.1
|
Doelstelling van het accountantsprotocol
|
3
|
|
1.1.2
|
Indeling van het accountantsprotocol
|
3
|
|
1.1.3
|
Accountantsproducten / Rapportering
|
4
|
|
1.2
|
Definities
|
4
|
|
1.2.1
|
Onderwijssectoren
|
5
|
|
1.2.2
|
Referentiekader 1 juli 2014
|
5
|
|
1.2.3
|
Minimale controlewerkzaamheden
|
5
|
|
1.2.4
|
Rechtmatigheid
|
6
|
|
1.3
|
Procedures
|
6
|
|
1.4
|
Dossiervorming
|
6
|
|
1.5
|
Informatie/documentatie
|
7
|
|
2
|
Controle op de jaarstukken
|
7
|
|
2.1
|
Algemeen
|
7
|
|
2.1.1
|
Doelstelling controle op de jaarstukken
|
8
|
|
2.1.2
|
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
|
8
|
|
2.1.3
|
Materialiteitstabel
|
8
|
|
2.1.4
|
Omgaan met fouten (foutdefinities)
|
9
|
|
2.1.5
|
Algemeen referentiekader
|
9
|
|
2.1.6
|
Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
|
10
|
|
2.1.7
|
Steunen op de werkzaamheden van een AK
|
10
|
|
2.2
|
Getrouwheid
|
10
|
|
2.2.1
|
Verslaggevingscriteria
|
10
|
|
2.2.2
|
Rijksgegarandeerde leningen
|
11
|
|
2.2.3
|
Bestuursverslag
|
11
|
|
2.3
|
Financiële rechtmatigheid
|
12
|
|
2.3.1
|
Referentiekader
|
13
|
|
2.3.2
|
Treasurybeleid
|
14
|
|
2.3.3
|
Huisvesting PO
|
14
|
|
2.3.4
|
Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis
|
14
|
|
2.3.5
|
Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
|
14
|
|
2.3.6
|
Overige baten
|
15
|
|
2.3.7
|
Personele lasten
|
15
|
|
2.3.8
|
Declaraties sector HO
|
17
|
|
2.4
|
Overige rechtmatigheid
|
17
|
|
2.4.1
|
Treasurybeleid
|
17
|
|
2.4.2
|
Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO
|
18
|
|
2.4.3
|
Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij een opleidingsschool
|
18
|
|
2.4.4
|
Declaratiereglement sector HO
|
18
|
|
2.4.5
|
IGBO PO
|
18
|
|
2.5
|
Controleverklaring inzake de jaarrekening
|
19
|
|
3
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens
|
23
|
|
3.1
|
Inleiding
|
23
|
|
3.2
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
|
24
|
|
3.2.1
|
Algemeen
|
24
|
|
3.2.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
25
|
|
3.2.3
|
Assurance-rapport
|
25
|
|
3.3
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO
|
27
|
|
3.3.1
|
Algemeen
|
27
|
|
3.3.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
28
|
|
3.3.3
|
Assurance-rapport
|
34
|
|
3.4
|
Onderzoeksprocedure basisregisteronderwijs sector MBO
|
36
|
|
3.4.1
|
Algemeen
|
36
|
|
3.4.2
|
Onderzoek basisregisteronderwijs
|
37
|
|
3.4.3
|
Assurance-rapport
|
46
|
|
3.5
|
Onderzoeksprocedure basisregisteronderwijs sector HO
|
48
|
|
3.5.1
|
Algemeen
|
48
|
|
3.5.2
|
Onderzoek basisregisteronderwijs
|
49
|
|
3.5.3
|
Assurance-rapport
|
55
|
|
4
|
Controle FSR
|
57
|
|
4.1
|
Algemeen
|
57
|
|
4.2
|
Controlewerkzaamheden per regeling
|
60
|
|
4.3
|
Controleverklaring bij FSR
|
60
|
|
5
|
Onderwijslinks
|
62
|
|
6
|
Lijst met afkortinge
|
62
|
| |
|
|
| |
Bijlage 1: Kader financiële rechtmatigheid OCW/EZ Wet- en regelgeving 2016
|
63
|
| |
|
|
| |
Bijlage 2: Stroomschema bekostigingsonderzoek
|
72
|
| |
|
|
| |
Bijlage 3: Verduidelijking passage paragraaf 3.4.2.3
|
73
|
1 Algemene uitgangspunten
1.1 Algemeen
-
• Doelstelling van het accountantsprotocol
-
• Indeling van het accountantsprotocol
-
• Accountantsproducten / Rapportering
1.1.1 Doelstelling van het accountantsprotocol
1 juli 2014
Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave
van bekostigingsgegevens of over besteding van bekostiging) moet zijn voorzien van
een verklaring van de accountant. Ook is geregeld dat de minister via een ministeriële
regeling aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant.
Hier is invulling aan gegeven met het accountantsprotocol. Het accountantsprotocol
vormt daarmee de schakel tussen enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de
uit te voeren werkzaamheden door instellingsaccountants. Het geeft een toelichting
op het te hanteren referentiekader, het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.
Het accountantsprotocol is opgesteld naar analogie van de door de NBA uitgegeven ‘Schrijfwijzer
Accountantsprotocollen’. De daarin opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt
voor de OCW-situatie. Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking in dit accountantsprotocol
overgenomen.
1.1.2 Indeling van het accountantsprotocol
1 juli 2016
Het accountantsprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de gegevens zoals bedoeld in artikel 3, lid
l van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs niet vallen onder de reikwijdte van
de accountantscontrole.
*) De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening, bestuursverslag en overige gegevens,
zoals bedoeld in artikel 1, lid c van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
1.1.3 Accountantsproducten / Rapportering
1 juli 2016
De accountantscontrole op de jaarstukken mondt uit in een controleverklaring. Het
onderzoek naar de bekostigingsverantwoording, waaronder de leerlingentelling, leidt
tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het accountantsprotocol gehanteerd,
hoewel de term ‘accountantsverklaring’ (nog) in de OCW-wet- en regelgeving staat vermeld.
De instellingsaccountant maakt voor beide producten gebruik van de in het accountantsprotocol
opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant mag ervoor kiezen om ten behoeve
van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van
de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De originele
ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening van de instellingsaccountant
moet in het archief van de school/instelling worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking
1103 van de NBA).
Ten aanzien van de in het accountantsprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagetolerantie.
De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden.
Het accountantsprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie van toepassing
is zodra deze afwijkt van het standaardpercentage van 0,1%. Omdat het uitgangspunt
wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd,
beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt
hij een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde
fouten vermeldt. Het rapport van bevindingen is vormvrij. Op het aanbiedingsformulier
geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een rapport van bevindingen.
Het bevoegd gezag/bestuur van de school/instelling stuurt in een dergelijk geval het
rapport van bevindingen samen met de controleverklaring en verantwoording naar DUO.
Het bevoegd gezag/bestuur kan daarbij aangeven hoe het heeft ge(re)ageerd op de geconstateerde
bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten wordt verwezen
naar de in de hoofdstukken jaarstukken (2) en bekostigingsonderzoek (3) daarover opgenomen
toelichting.
Tabel accountantsproducten
|
Soort controle
|
Product
|
Ontvanger
|
|
Jaarrekeningcontrole
|
• Controleverklaring
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Zoetermeer
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
|
| |
|
|
|
Bekostigingsonderzoek
|
Sector PO
• Assurance-rapport
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Zoetermeer
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
|
| |
Sectoren VO en MBO
• Assurance-rapport
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Groningen
Afdeling OS/Onderwijsnummer
Digitaal via de beveiligde site van DUO of
Schriftelijk via
Postbus 30152
9700 LC Groningen
|
| |
Sector HO
• Assurance-rapport
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Groningen
Afdeling OS/Onderwijsnummer /BRON HO
Digitaal via de beveiligde site van DUO of
Schriftelijk via
Postbus 30152
9700 LC Groningen
|
| |
|
|
|
FSR
|
Sector HO
• Controleverklaring
• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Zoetermeer
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
|
| |
|
|
|
NWO-subsidies
|
Sector HO
• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)
|
NWO
Postbus 93138
2509 AC Den Haag
|
1.2 Definities
1.2.1 Onderwijssectoren
1 juli 2014
Het accountantsprotocol is van toepassing op de door de ministeries van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) en Economische Zaken (EZ) bekostigde rechtspersonen in
de onderwijssectoren Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO), Middelbaar
Beroepsonderwijs (MBO) en Hoger Onderwijs (HO).
Het accountantsprotocol geldt ook voor subsidies die door EZ aan instellingen worden
verstrekt vanuit het vakdepartementaal onderwijsbeleid. Deze subsidies worden eventueel
ook verantwoord volgens hiervoor binnen EZ geldende en met de betreffende scholen
en instellingen gecommuniceerde aanvullende voorwaarden.
Sector PO
Sector VO
1 december 2015
Voor rechtspersonen (waaronder samenwerkingsverbanden) bekostigd op grond van de WVO
is het accountantsprotocol een leidraad die ingevolge de artikel 14a, lid 3en artikel 18, lid 6 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. De WVO vermeldt in de hoofdstukken
I, III en IV de bekostigingsvoorwaarden van een school.
Sector MBO
Sector HO
1.2.2 Referentiekader
1 juli 2014
Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het accountantsprotocol
treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving.
1.2.3 Minimale controlewerkzaamheden
1 juli 2016
Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:
-
• een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);
-
• het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;
-
• reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:
Voor de controle van de jaarstukken en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens
zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en) en assurance-rapport(en) opgenomen.
Het accountantsprotocol bevat:
-
• minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen en
-
• niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.
De beschreven minimale controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere
voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS).
Voor de sector PO en VO wordt de instellingsaccountant verzocht in zijn controle en
bekostigingsonderzoek over 2016 rekening te houden met de Handreiking controle en onderzoek sector PO en VO 2010.
1.2.4 Rechtmatigheid
1 december 2014
De instellingsaccountant moet controleren of de rijksbijdrage rechtmatig is verkregen
(onderzoek bekostigingsverantwoording) en besteed (controle jaarrekening).
Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage stelt hij vast dat de in de bekostigingsverantwoording
van de school of instelling opgenomen gegevens voldoen aan de eisen van rechtmatigheid.
Dit houdt in dat deze gegevens in overeenstemming zijn met de in de wet- en regelgeving
opgenomen bepalingen. Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie.
De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport bij de bekostigingsverantwoording
af.
Ten aanzien van de in de jaarstukken van de school of instelling verantwoorde baten,
lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant vast dat deze voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking
op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid in het algemeen houdt in dat een financiële
transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening
dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving,
Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen
bepalingen die de uitkomst van de financiële transactie beïnvloeden. De definitie
en het kader van de financiële rechtmatigheid ligt in detail vast in hoofdstuk 2.3
van dit protocol.
1.3 Procedures
1 juli 2016
Vanaf 2016 wordt het accountantsprotocol in juli vastgesteld en gepubliceerd op de
website van de Inspectie van het Onderwijs. In september wordt het accountantsprotocol
geformaliseerd met een ministeriële regeling in de Staatscourant. Deze publicatie
geschiedt niet dan nadat het concept is afgestemd met vertegenwoordigers van alle
betrokken partijen: accountantskantoren, NBA, koepelorganisaties en administratiekantoren.
Afstemming van het concept-accountantsprotocol met sectororganisaties c.q. hun koepelorganisaties
is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen die onbedoeld in het nadeel van de
scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd.
Als dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving
hiertoe aanleiding geeft, wordt in december een bijgestelde versie van het accountantsprotocol
vastgesteld als bijlage bij een ministeriële regeling die in januari van het volgende
jaar wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Op de website van de Inspectie van het
Onderwijs wordt in dit geval een versie van het protocol geplaatst, waarin de exacte
wijzigingen in de decemberversie ten opzichte van de septemberversie zijn aangegeven.
Mochten er na december onverhoopt nog wijzigingen noodzakelijk zijn dan zal de publicatie
hiervan op dezelfde wijze plaatsvinden.
Op de derde woensdag van de maand november vindt de jaarlijkse informatiebijeenkomst
plaats met alle betrokkenen, waarin de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande
jaar worden toegelicht.
1.4 Dossiervorming
1 juli 2014
Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie
daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. Tijdens reviews is gebleken
dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op de aard en
omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle van de bekostigingsgegevens
en jaarstukken van scholen en instellingen. In het controledossier van de instellingsaccountant dient per aandachtspunt van het
accountantsprotocol minimaal aanwezig te zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde
stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en
de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretests zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de
inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers en van
items waarop de facturen zijn gecontroleerd.
1.5 Informatie/documentatie
1 juli 2016
Hier vindt u (aanvullende) informatie die bij de controle en het onderzoek door de
instellingsaccountant relevant is.
Wet- en regelgeving onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ
Notities Helderheid in bekostiging
Handreikingen t.b.v. de instellingsaccountant
Brieven
Diversen
2 Controle op de jaarstukken
2.1 Algemeen
-
• Doelstelling controle op de jaarstukken
-
• Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
-
• Materialiteitstabel
-
• Omgaan met fouten (foutdefinities)
-
• Algemeen referentiekader
-
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
-
• Steunen op de werkzaamheden van een AK
2.1.1 Doelstelling controle op de jaarstukken
De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de
getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het vermogen en het resultaat,
evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van
wet- en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid
van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant
stelt verder vast dat het bestuursverslag verenigbaar is met de jaarrekening.
2.1.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
1 juli 2014
Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage goedkeuringsmaterialiteit
moet worden afgezet, bijvoorbeeld een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording.
De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarstukken zijn afhankelijk van
de te controleren massa: de totale publieke middelen en bestedingen van de (geoormerkte)
aanvullende subsidies/bekostiging.
Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de wet- en regelgeving streeft de instellingsaccountant
naar een hoge mate van zekerheid. De instellingsaccountant richt zijn controle daartoe
zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de jaarrekening
geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen met een materieel belang.
Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet
worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.
2.1.3 Materialiteitstabel
1 juli 2016
Een verklaring met een goedkeurende strekking impliceert, dat gegeven de bovengenoemde
betrouwbaarheid, in de verantwoording geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen,
die groter zijn dan de percentages in de hieronder opgenomen materialiteitstabel.
| |
Onjuistheden (in de verantwoording
|
Onzekerheden (in de controle)
|
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeelonthouding
|
|
Rechtmatigheid
|
|
|
|
|
|
Rechtmatigheid besteding (% van de totale publieke middelen)
|
>3 en <5
|
≥5
|
>5 en <10
|
≥10
|
De materialiteit is van toepassing op het oordeel over de financiële rechtmatigheid
en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke controletolerantie.
Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde
heffingen. Deze middelen zijn op basis van XBRL in de jaarrekening van de instelling
opgenomen in model B Staat van Baten en Lasten onder de Baten ‘Rijksbijdragen’ en
‘Overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden’ en bestaan daarnaast uit de wettelijke
college-, cursus-, les- en examengelden, de financiële baten (mits gegenereerd uit
publieke middelen) en de publieke middelen onder de overige baten.
In het accountantsprotocol wordt geen materialiteit meer voorgeschreven voor de getrouwheid.
Vanuit OCW is een maximale materialiteit van 2% van het totaal van de baten en 5%
van het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant
om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in de standaarden is opgenomen.
Voor elke post gelden voor de foutevaluatie bij de oordeelvorming de goedkeuringsmaterialiteit
op jaarrekeningniveau zoals opgenomen in de materialiteitstabel.
Voor alle in het accountantsprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen
posten, geldt een standaard rapportagetolerantie van 0,1% (van de totale publieke
middelen). De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten
worden aan OCW in het Rapport van Bevindingen. Zie verder omgaan met fouten.
Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke controletolerantie (CT) en
rapportagetolerantie (RT):
-
• Treasurybeleid (0% CT, 0% RT)
-
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (0% CT, 0% RT)
-
• Geoormerkte aanvullende subsidies / bekostiging met een bestedingsverplichting (3%
CT, 0% RT)
-
• Verklaring omtrent het gedrag (1% CT, 0% RT)
-
• Wachtgelden PO (0% CT, 0% RT)
-
• Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij opleidingsscholen (1% CT, 0% RT)
-
• Declaraties HO (5% CT, 1% RT)
-
• Declaratiereglement HO (0% CT, 0% RT)
-
• IGBO PO (1% CT, 0% RT)
De fouten die bij deze controlewerkzaamheden worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant
ook betrokken in de foutevaluatie bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.
In geval op grond van RJO artikel 3h geconsolideerde jaarverslaggeving van meerdere bevoegde gezagen gezamenlijk plaatsvindt dienen alle controle en rapportage
toleranties in dit hoofdstuk toegepast te worden op de enkelvoudige/gesegmenteerde
verslaglegging van het instandhoudingniveau (d.w.z. op het niveau van één bevoegd
gezag).
2.1.4 Omgaan met fouten (foutdefinities)
1 december 2010
Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde
controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met
één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat,
voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten
is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie
beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld
als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor
een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant
fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door de school/instelling
moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid
geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft
gevonden.
Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole
van de jaarstukken:
-
• Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeven scholen en instellingen
fouten met een gezamenlijk financieel belang beneden de goedkeuringstolerantie niet
te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren. Het effect
op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.
-
• Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële
en niet-materiële fouten. De school/instelling corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde
fouten. De school/ instelling kan echter dergelijke fouten meestal niet corrigeren.
De instellingsaccountant informeert het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan
hierover conform de geldende beroepsvoorschriften. Materiële fouten (dwz fouten groter
dan de goedkeuringstolerantie) hebben invloed op de strekking van de controleverklaring
en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële
fouten (dwz fouten kleiner dan de goedkeuringstolerantie) stelt de instellingsaccountant
een rapport van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten / Rapportering
met inachtneming van de geldende rapportagetolerantie.
2.1.5 Algemeen referentiekader
1 juli 2014
In het accountantsprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen.
Met betrekking tot een aantal posten en/of stromen is in dit accountantsprotocol ook
een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.
De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften
Controle- en Overige Standaarden (NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.
2.1.6 Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
1 juli 2016
De instellingsaccountant stelt vast dat de school of de instelling de aanwijzingen
heeft verwerkt en/of de correcties heeft opgevolgd waarover DUO of de Inspectie van
het Onderwijs eerder met de school of de instelling heeft gecorrespondeerd in een
jaarlijkse brief. Indien de aanwijzingen niet zijn verwerkt en/of de correcties niet
zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen
zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
Door de Inspectie van het Onderwijs wordt alleen een brief verstuurd met aanwijzingen
voor de controle indien in voorgaand controlejaar (2015) door de instelling een niet
goedkeurende controleverklaring en/of een rapport van bevindingen van de instellingsaccountant
bij DUO is ingediend.
2.1.7 Steunen op de werkzaamheden van een AK
1 december 2015
Schoolbesturen in het PO hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan
een administratiekantoor (AK). In mindere mate geldt dit ook voor VO-scholen. De AK’s
verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende scholen
veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de jaarrekening
van de besturen. De scholen leveren daartoe hun primaire vastleggingen (inkoopfacturen,
mutaties ten aanzien van in- en uitdiensttredingen en andere mutaties in salarissen)
aan de AK’s. De AK’s verrichten hierop controle op o.a. deugdelijkheid en autorisatie
en verwerken deze. Op onder andere deze controles en op verwerkingscontroles van AK’s
steunen instellingsaccountants bij de controle van de bekostigingsgegevens en de jaarstukken.
Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant
voor het bepalen van de aard en omvang van het risico van een afwijking van materieel
belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar omgeving. Onder de
entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de
school en het schoolbestuur verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval
van een AK-gerichte aanpak op het niveau van een administratiekantoor (en niet per
afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst daarom op dit
niveau of hij kan steunen op de getroffen maatregelen van interne beheersing. (Een
en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school in de systeemcontrole
dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening
te houden met verschillen in de zogenaamde ‘service level agreement’ tussen het AK
en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan of de controle van het AK alle
rechtmatigheidsaspecten van het accountantsprotocol raakt. Indien dit niet het geval
is zal de instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten
verrichten.
Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de
keuze voor hetzij een bestuur-gerichte, hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient
de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te voeren
voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting
op de jaarrekening van materieel belang.
2.2 Getrouwheid
2.2.1 Verslaggevingscriteria
1 december 2014
De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs, maar in een aantal gevallen kan ook andere wet- en regelgeving (zoals de
WNT) bepalingen bevatten over de wijze waarop een school/instelling verslag doet.
De rechtspersoon richt de jaarstukken in op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voor de instellingsaccountant vormt de regeling een verslaggevingscriterium. De instellingsaccountant stelt vast dat de jaarstukken aan de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs voldoen.
Voor de zorginstellingen met onderwijscomponent zijn de afspraken uit de brief van 15 mei 2009 met kenmerk 113787 ten aanzien van de jaarverslaggeving van toepassing. Voor instellingen voor Jeugd
en Opvoedhulp waaraan bekostigd onderwijs vanuit het ministerie van OCW is verbonden
zijn de afspraken uit de brief van 25 april 2012 met kenmerk 389858 van toepassing.
Ook stelt de instellingsaccountant vast dat de jaarstukken aan de WNT(en de daarmee
samenhangende wet- en regelgeving) voldoen. Hierbij volgt de accountant het door BZK
opgestelde controleprotocol WNT.
2.2.2 Rijksgegarandeerde leningen
1 juli 2014
Op de balanspost Vreemd Vermogen op lange termijn kunnen in de onderwijssectoren VO,
MBO en HO ook Rijksgegarandeerde leningen voorkomen. De scholen/instellingen die ultimo
2016 rijksgegarandeerde leningen hadden, ontvangen begin 2017 een geactualiseerde
specificatie van de rijksgegarandeerde leningen ultimo 2016.
Op nieuwe leningen wordt geen rijksgarantie verleend, in verband met de decentralisatie
van de huisvestingsverantwoordelijkheid. De instellingsaccountant controleert de juistheid en volledigheid van de specificatie
van rijksgegarandeerde leningen ultimo 2016 (die van DUO is ontvangen) en de mutaties
gedurende 2016. Eventuele correcties worden aangebracht op de specificatie van DUO.
Correcties voor Wageningen Universiteit dienen op de specificatie van EZ te worden
aangebracht. De specificatie wordt gewaarmerkt door de instellingsaccountant en meegezonden
met het formulier ‘Aanbieding jaarstukken 2016’. De wijzigingen die de instellingsaccountant heeft aangebracht, brengt DUO tot uitdrukking
op het overzicht ultimo 2017. Daarnaast stelt de instellingsaccountant vast of in de jaarrekening 2016 een correcte
specificatie is opgenomen van de rijksgegarandeerde geldleningen ultimo 2016.
2.2.3 Bestuursverslag
1 december 2016
Aanvullende verslaggevingscriteria:
Notities Helderheid (Helderheid in bekostiging BVE 2004, Helderheid in bekostiging HO 2003 en Helderheid in bekostiging HO 2004 (aanvulling), Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen
(d.d. 25 maart 2011, kenmerk 285339 sector bve en kenmerk 282532 sector ho); Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016; WPO artikel 17c, lid 1 onder e en artikel 171, lid 1 onder a; WEC artikel 28i, lid 1 onder e en artikel 157, lid 1 onder a; WVO artikel 24 e1, lid 1 onder e
en artikel 103, lid 1 onder a; WEB artikel 2.5.4, artikel 6.1.2a lid 2 en artikel 7.2.7 lid 3 en 4; WHW artikel 9.8, lid 1, 9.51, lid 2, 10.3d en 11.6, Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs artikel 17, lid 3 en artikel 32, lid
1,
Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs artikel 9, lid 5.
-
• Algemeen
-
• Specifieke elementen
-
• Rapportering
Algemeen
1 juli 2016
Met betrekking tot het bestuursverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:
-
• het bestuursverslag alle wettelijk verplichte elementen bevat, waaronder die op grond
van de RJO (aanwezigheidstoets);
-
• de in de jaarrekening en in het bestuursverslag opgenomen informatie op elkaar aansluit
(consistentietoets) en
-
• de inhoud van het bestuursverslag overeenkomt met de opgedane kennis van de instelling,
waaronder de bevindingen over de interne beheersing (signaleren materiële onjuistheden
bestuursverslag).
Ten aanzien van rapportering is hetgeen aan het einde van deze paragraaf is opgenomen
ook op voorgaande bepalingen van toepassing.
WPO artikel 17c, lid 1 onder a, WEC artikel 28i, lid 1 onder a, WVO artikel 24e1, lid 1 onder a, WEB artikel 9.1.4, lid 3 onder c en WHW artikel 9.8 lid 1 onder c, artikel 10.3d lid 2 onder c of artikel 11.6 lid 1 onder c.
In bijlage 3 van de RJO is de set van gegevens ten behoeve van de continuïteitsparagraaf
als onderdeel van het bestuursverslag opgenomen. Voor dit onderdeel van het bestuursverslag wordt, in aanvulling op bovenstaande werkzaamheden
nog specifiek van de instellingsaccountant gevraagd vast te stellen dat:
In het kader van ontleend aan de planning & control cyclus stelt de instellingsaccountant
minimaal de aansluiting vast tussen de interne informatie en de informatie, die is
opgenomen in de continuïteitsparagraaf (reconstrueerbaarheid van de informatie).
Met de Raad van Toezicht wordt in de sectoren primair en voortgezet onderwijs bedoeld
de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan, zoals beschreven in
de WPO artikel 17c, WEC artikel 28ien WVO artikel 24e1
Indien de accountant vaststelt dat de meerjarenbegroting hieraan niet voldoet, dan
neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld
in Accountantsproducten / rapportering.
Specifieke elementen
1 december 2016
-
•
Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen
(sector mbo en ho)
De instellingsaccountant stelt vast dat aan de in de handreiking opgenomen verslaggevingseis
is voldaan. Dit betekent dat de accountant vaststelt dat de instelling in het bestuursverslag
aandacht besteedt aan de ratio achter publiek-private arrangementen, de risico’s en
risicobeheer van publiek-private arrangementen en de feitelijke resultaten van de
publiek-private arrangementen in relatie tot de beoogde resultaten (innovatie, kwaliteit
etc.) en de missie c.q. lange termijn doelstelling van de instelling.
-
• Artikel 10 van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 (Externe verantwoording)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in de jaarverslaggeving heeft
voldaan aan de verslaggevingseisen uit artikel 10 van de
Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016.
-
• Sector PO en VO (
WPO artikel 17c, lid 1 onder e en artikel 171, lid 1 onder a; WEC artikel 28i, lid 1 onder e en artikel 157, lid 1 onder a; WVO artikel 24 e1, lid 1 onder e en artikel 103, lid 1 onder a)
De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school of het samenwerkingsverband
in het bestuursverslag:
-
○ een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft
opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en
bevoegdheden;
-
○ de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen
van die code voor goed bestuur.
-
• Branche code Goed bestuur in de mbo sector (artikel 2.5.4. WEB)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het bestuursverslag:
-
• Sector MBO Verantwoording onderwijsprogramma met minder uren (WEB artikel 7.2.7 lid 3 en 4)
De instellingsaccountant stelt vast dat voldaan is aan de verslaggevingseisen WEB artikel 7.2.7 lid 3 en 4.
-
• Sector MBO Verantwoording keuzedelen (WEB artikel 6.1.2a lid 2)
De instellingsaccountant stelt vast dat indien van toepassing voldaan is aan de verslaggevingseisen
WEB artikel 6.1.2a.
-
• Sector HO (WHW artikel 9.8, lid 1, artikel 9.51, lid 2 en artikel 10.3d
en
artikel 11.6)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het bestuursverslag:
-
○ een verslag van de Raad van Toezicht heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt
over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;
-
○ als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor
verantwoord in het bestuursverslag.
-
•
Sector HO Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs artikel 17, lid 3 en artikel
32, lid 1
De instellingsaccountant stelt vast dat de gevraagde rapportages in het bestuursverslag
van een deelnemende bekostigde instelling aanwezig zijn.
-
•
Sector HO Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs artikel 9, lid 5
De instellingsaccountant stelt vast dat de gevraagde rapportages en gegevens in het
bestuursverslag van een deelnemende bekostigde instelling aanwezig zijn.
Rapportering
1 december 2016
De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen
een tekstpassage hieromtrent op in de controleverklaring onder de ‘Verklaring over
de in het jaarverslag opgenomen andere informatie’.
2.3 Financiële rechtmatigheid
2.3.1 Referentiekader
1 december 2016
De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant
over de financiële rechtmatigheid:
-
• de relevante bepalingen in de onderwijswet- en regelgeving, deze zijn in detail opgenomen
in bijlage 1 van dit protocol;
-
• de relevante bepalingen in (onderwijs) wet- en regelgeving, zoals die als controlecriteria
zijn opgenomen in hoofdstuk 2.3;
-
• aanbestedingswetgeving (zowel Europees, als nationaal: Aanbestedingswet 2012, Aanbestedingsbesluit
en Gids Proportionaliteit) en
-
• individuele subsidiebeschikkingen waaruit blijkt dat deze verantwoord moeten worden
in model G onder 2 (zie ook paragraaf 2.3.7).
De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving
valt dus buiten het kader voor de financiële rechtmatigheid. Deze overige wet- en
regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien
van de getrouw beeld verklaring in het kader van Standaard 250. Het belang van wet-
en regelgeving bij de controle van financiële overzichten.
Voor aanbestedingen die boven de Europese drempelbedragen vallen gelden de gebruikelijke
controle- en rapportage toleranties.
Voor de definiëring van de fout moet in het eerste jaar worden uitgegaan van de volledige
contractwaarde. Indien geen contract aanwezig is wordt de fout bepaald door de in
dat jaar opgenomen kosten. Deze fout komt bij overschrijding van de gebruikelijke
controle- en rapportage toleranties dan tot uitdrukking in de controleverklaring en/of
de uitzonderingsrapportage.
Voor de aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen geldt een groeimodel. Voor
2016 geldt een kwalitatieve tolerantie voor aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen.
Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant de AO/IB rondom deze aanbestedingen
beoordeelt en daarover rapporteert in de management letter en/of het accountantsrapport
(dit is niet de uitzonderingsrapportage, zoals in paragraaf 1.1.3 genoemd) aan de RvT en/of het bestuur.
Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW/EZ wet- en regelgeving
Het kader, als opgenomen in bijlage 1 van dit protocol, bevat bepalingen (gehele regelingen of individuele (delen van)
artikelen) uit de wet- en regelgeving van OCW en EZ voor onderwijsinstellingen.
Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden.
Deze bepalingen geven aan welke uitgaven (en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.
Het kader vervangt voor de scholen en instellingen niet de gehele wet- en regelgeving.
Beoogd is om volledig te zijn, maar het abusievelijk niet opnemen van een bepaling
betekent niet dat een school of instelling zich er niet aan hoeft te houden. Wel betekent
het dat de instellingsaccountant bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts
als de instellingsaccountant kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële,
niet opgenomen, bepalingen dient de instellingsaccountant in overeenstemming met de
beroepsvoorschriften (Standaard 240 en Standaard 250) te handelen.
Het kader bevat dus niet:
-
• bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;
-
• bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen,
termijnen etc.) tenzij deze specifiek zijn opgenomen in hoofdstuk 2.3;
-
• bepalingen voor derden zoals gemeenten;
-
• bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) scholen en instellingen;
-
• bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, bestuursverslag,
specifieke subsidieverantwoordingen);
-
• bepalingen voor het inrichten van administraties.
De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:
-
• de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;
-
• de toegestane kostensoorten;
-
• de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;
-
• de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;
-
• invloed op balansmutaties.
Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de
bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen beperken, doch niet de bepalingen
die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve
controle) dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten
alsnog goedkeuren.
Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel).
Die is voor de overzichtelijkheid van het kader dan niet opgenomen.
Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale
werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zijn
controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming
van de gegeven controletolerantie tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid
kan komen.
2.3.2 Treasurybeleid
1 juli 2016
Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010, Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016.
De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 2, 3 en 4 van de Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 is voldaan (tot en met 30 juni 2016).
De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 4, artikel 5, lid 4 en 5, artikel
6, 7, 8 en 9 van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 is voldaan (m.i.v. 1 juli 2016).
2.3.3 Huisvesting PO
1 juli 2016
De instellingsaccountant stelt vast dat er geen rijksmiddelen zijn gebruikt voor huisvestingsvoorzieningen
waar de gemeente verantwoordelijk voor is (alleen nog uitbreiding en (vervangende)nieuwbouw),
tenzij de uitgave aanvullend is aan een huisvestingsvoorziening en bekostigd is uit
de reserve die vóór invoering van lumpsum (1 augustus 2006) is opgebouwd.
Met ingang van 1 januari 2015 is het groot (buiten) onderhoud overgeheveld van de
gemeente(n) naar de instellingen.
Zie ook de brieven PO/B&S/121802, PO/B&S/198180 en PO/B&S/214997.
2.3.4 Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis
1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: academische ziekenhuizen: artikel 2.12 van de WHW.
Dit controlepunt geldt alleen voor universiteiten, waaraan een academisch ziekenhuis
is verbonden. De universiteit die ondersteund wordt door het academisch ziekenhuis
bij het verzorgen van geneeskundig onderwijs en onderzoek, krijgt hiervoor een rijksbijdrage
toegekend. De instellingsaccountant controleert of deze bijdrage onverwijld aan het academisch
ziekenhuis is doorbetaald.
2.3.5 Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
-
• Algemeen
-
• NWO-subsidies
Algemeen
1 juli 2015
De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings/subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen
vast dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie met bestedingsverplichting
rechtmatig is besteed. Dit betreft de in model G onder G2 verantwoorde subsidies. Voor nog te besteden (geoormerkte)
aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit
voorgaande accountantsprotocollen van kracht (overzicht wet- en regelgeving). In alle gevallen zijn de aanwijzingen in de individuele subsidiebeschikkingen ten
aanzien van verantwoorden leidend.
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen
voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
Het totaalbedrag van de bestedingen (in het controlejaar) van de geoormerkte aanvullende
bekostiging/subsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de
controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate
van zekerheid kan verkrijgen dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een
belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende
bekostiging/subsidies in het betreffende controlejaar.
Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole
niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie
voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling
wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende
regeling blijkt.
Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden
dan wel bekostigingsvoorwaarden/subsidieverplichtingen en deze hebben mogelijk invloed
op de totale omvang van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging, dan moet
de school/instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is,
dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat de school/instelling dit corrigeert.
Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in
een rapport van bevindingen zoals vermeld in Omgaan met fouten.
Ten aanzien van onderstaande geoormerkte subsidies schrijft het accountantsprotocol
specifieke minimale controlewerkzaamheden voor.
NWO-subsidies
1 juli 2010
Naast OCW verstrekt ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO) subsidies aan de universiteiten. Onder deze subsidies worden ook begrepen de
subsidies van Technologiestichting STW (STW) en ZonMw. De financiële verantwoording
over deze subsidies vindt plaats via de jaarrekening van de universiteit. Op grond
van een akkoord gesloten tussen VSNU, NWO en de vereniging Sectie Gezondheidsfondsen
(SGF) kunnen ook de subsidies van de gezondheidsfondsen aangesloten bij deze vereniging
op deze wijze worden verantwoord.
Bij de controle van deze subsidies gelden dezelfde bepalingen en controletoleranties,
zoals vermeld in deze paragraaf voor de besteding van geoormerkte aanvullende subsidies.
De controlecriteria vloeien voort uit de afzonderlijke subsidiebeschikkingen.
De instellingsaccountant controleert de rechtmatigheid van de besteding van deze subsidiegelden.
In afwijking van hetgeen is opgenomen in Accountantsproducten / rapportering, stuurt de instelling, indien van toepassing, een rapport van bevindingen naar de
NWO.
2.3.6 Overige baten
Uitbesteding en contractactiviteiten voor derden
1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: EU verdrag oneerlijke concurrentie.
Uitbesteding
De instellingsaccountant stelt vast dat bij de uitbesteding de kosten en tegenprestatie
schriftelijk zijn vastgelegd in een contract/overeenkomst. Tevens stelt de instellingsaccountant
vast dat de uitbestede activiteit(en) passen binnen de wettelijke taakuitvoering van
de instelling.
Contractactiviteiten voor derden
Overheidsgelden mogen niet zodanig worden aangewend dat er oneerlijke concurrentie
ontstaat. Van de instellingsaccountant wordt geen marktonderzoek verlangd. Wel stelt hij vast dat minimaal een kostendekkend tarief is berekend.
2.3.7 Personele lasten
Omvang werkzaamheden in de sector PO en VO
1 juli 2016
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier.
Bij de uitvoering van de risicoanalyse neemt de instellingsaccountant in acht hetgeen
is opgenomen in het onderwerp ‘Steunen op de werkzaamheden van een AK.’ De instellingsaccountant
betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240.
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle afdeling
van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden
vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of een interne controle afdeling
maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB dan dient hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het
bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang
van deze toetsing is afhankelijk van de frequentie van de betreffende maatregel en
kan dan ook per maatregel verschillend zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure
testen uit:
|
Frequentie
|
Omvang procedure testen
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vast gesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking (dit moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan
kan volstaan worden met 1 (lijncontrole) test.
Bovenstaande werkzaamheden sluiten niet uit hetgeen in Standaard 330 (De wijze van
inspelen door de accountant op ingeschatte risico’s) is opgenomen ten aanzien van
gebruikmaken van controle-informatie die tijdens vorige controles is verkregen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de effectieve werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast
te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Indien de instellingsaccountant tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de effectieve
werking van de IB verricht hij daarnaast nog de volgende minimale werkzaamheden:
-
• De instellingsaccountant analyseert de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat
van de scholen ressorterend onder het bestuur. In deze analyse wordt betrokken: salarisschalen,
de omvang en samenstelling van eventuele niet norm-functies binnen de formatie, de
betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse
wordt door de instellingsaccountant uitgevoerd op bestuursniveau.
-
• Daarnaast voert de instellingsaccountant een cijferbeoordeling uit op de personele
kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij
sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met
detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.
De instellingsaccountant moet het gestelde in Standaard 520 Cijferanalyses in bovenstaande
werkzaamheden betrekken.
Wachtgelden PO
1 juli 2016
Specifieke controlecriteria: artikel 137, 138 en 139 van de WPO en artikel 131, 132en 133 van de WEC, Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde
ex-werknemers primair onderwijs, Regeling betreffende aftrekposten WBO, ISOVSO en WVO.
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de bepalingen over voorrang
bij benoemingen (eigenwachtgelderbepalingen) naleeft.
Als deze bepalingen niet worden nageleefd controleert de instellingsaccountant of
op de bekostiging in mindering gebracht is: de salarissen, toelagen, uitkeringen of
andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat is benoemd met
voorbijgaan aan de eigenwachtgelderbepalingen of aan personeel dat gebruik maakt van
een regeling voor onvrijwillige werkloosheid of taakvermindering.
De instellingsaccountant stelt in geval van vacatures waarvoor een (toekomstige) ontslaguitkeringsgerechtigde
ex-werknemer (‘eigen wachtgelder’) beschikbaar is, vast dat:
-
• geen nieuw personeel is aangesteld;
-
• van geen enkel personeelslid de betrekkingsomvang is uitgebreid;
-
• van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is verlengd;
-
• van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is omgezet in een vast dienstverband.
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag rekening houdt met de vermindering
op de bekostiging van de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid
alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders
dan op grond van de Ziektewet, die DUO Zoetermeer uitvoert in het kader van de instroom
van de werkloosheidsuitkeringen. Deze vermindering op de bekostiging is niet van toepassing,
indien het Participatiefonds heeft ingestemd met het ten laste van het Participatiefonds
brengen van de kosten van uitkeringen of suppleties als bedoeld in de eerste volzin.
De instellingsaccountant moet de toepassing van bovenstaande procedures jaarlijks
integraal controleren. Als blijkt dat een bevoegd gezag zich niet aan de wachtgeldregelgeving
heeft gehouden, neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen
zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering. De instellingsaccountant vermeldt de financiële gevolgen van het niet-naleven van
de wachtgeldbepalingen.
2.3.8 Declaraties sector HO
1 juli 2015
Aanvullend controlecriterium: Brief Transparantie declaraties en declaratievoorschriften van 25 november 2011 met
kenmerk 337429.
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen
voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
Het totaalbedrag van de declaraties (voor de gehele organisatie) vormt een afzonderlijke
massa waarop de toleranties voor de controle van de declaraties moeten worden toegepast.
De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate
van zekerheid kan verkrijgen dat geen vergoedingen voorkomen met een belang dat groter
is dan 5% van de totale omvang van de declaraties(vergoedingen), die niet in overeenstemming
zijn met de voor de gehele organisatie geldende declaratievoorschriften.
Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole
niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie
voor een nadere toelichting Algemeen.
2.4 Overige rechtmatigheid
-
• Treasurybeleid
-
• Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO
-
• Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij opleidingsscholen
-
• Declaratiereglement sector HO
-
• IGBO PO
2.4.1 Treasurybeleid
1 juli 2016
Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016
Voor het onderwerp ao/ib geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie
Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een controle- en rapportagetolerantie
verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht
op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing.
In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit
vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging toereikend heeft
uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport
van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 1 en artikel 5 lid 3 van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 is voldaan.
2.4.2 Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO
1 december 2016
Aanvullende controlecriteria:
-
• PO: artikel 3, lid 1 onder a, artikel 3a, lid 1 onder a, artikel 32, lid 2 onder a, onder 1 en lid 9 van de WPO
-
• PO: artikel 3, lid 1 onder a, artikel 3a, lid 1 onder a en artikel 32, lid 2 onder a, onder 1 en lid 9 van de WEC
-
• VO: artikel 33, lid 1 onder a, artikel 34, lid 1 onder a en artikel 35, lid 1 onder a van de WVO.
-
• MBO: artikel 4.2.1, lid 2 onder a, artikel 4.2.2, lid 1 onder a, artikel 4.2a.1 van de WEB.
Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag (die voldoet
aan de wettelijke eisen) -met inachtneming van de controletolerantie- is opgenomen
in het personeelsdossier voor alle personeelsleden in loondienst bij het bevoegd gezag of de instelling, waarvoor dit wettelijk vereist is. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant
dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering. Hierin vermeldt de instellingsaccountant het personeelsnummer van de betrokkenen,
het aantal ontbrekende verklaringen omtrent het gedrag per categorie personeel (directie
in de sector PO,EC en VO), onderwijsgevend personeel (alle sectoren), onderwijsondersteunend
personeel (alle sectoren) en overig personeel (sector MBO) per school of onderwijsinstelling(BRIN-nummer)
en de reden voor het ontbreken van de verklaringen.
2.4.3 Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij een opleidingsschool
1 juli 2015
Aanvullend controlecriterium: Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen
Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de op 1 oktober 2016 verstrekte opgave
vast dat de hierin opgenomen gegevens ten aanzien van het aantal studenten zoals bedoeld
in artikel 2, lid 2 juist zijn. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant
dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.
2.4.4 Declaratiereglement sector HO
1 juli 2012
Aanvullend controlecriterium: Brief Transparantie declaraties en declaratievoorschriften van 25 november 2011 met
kenmerk 337429.
Voor dit onderwerp geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een controle- en rapportagetolerantie
verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht
op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing.
In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit
vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging toereikend heeft
uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport
van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling voor de gehele organisatie geldende
voorschriften heeft met betrekking tot te declareren vergoedingen.
2.4.5 IGBO PO
1 juli 2016
Aanvullend controlecriterium: Regeling bekostiging personeel PO 2016-2017, Regeling
bekostiging personeel PO 2017-2018 (verwachte publicatie van deze regeling is maart/april
2017), Besluit bekostiging WPO (besluit 10185)
Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
De instellingsaccountant stelt vast dat het aantal leerlingen in de aanvraag Internationaal
Georiënteerd Basis Onderwijs (IGBO) PO met teldatum 1 oktober 2016 overeenkomt met
het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2016 staat ingeschreven als leerling van de
afdeling IGBO van de school. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant
dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.
2.5 Controleverklaring inzake de jaarrekening
Algemeen
1 december 2016
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een andere dan een goedkeurende
verklaring afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Het feit dat hij een andere
dan een goedkeurende verklaring heeft afgegeven, gebruik maakt van een paragraaf ter
benadrukking van aangelegenheden en/of paragraaf inzake overige aangelegenheden (zie
ook NBA-handreiking 1119) moet hij vermelden op het zogenoemde Aanbiedingsformulier,
dat bij de indiening van de jaarrekening bij DUO moet worden gebruikt.
Ook geeft de instellingsaccountant op het Aanbiedingsformulier aan of er een afzonderlijk
rapport van bevindingen (zie paragraaf 1.1.3) is opgesteld.
Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan
sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf aan bij de teksten van deel 3 sectie
II van de HRA (deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA.
Accountants kunnen vrijwillig gebruik maken van de uitgebreidere controleverklaring
(zie Standaard 700.31 herzien) in overleg met de betreffende instelling. Hiervoor
zijn optionele passages in de voorbeeld verklaring opgenomen. Bij toepassing van de
uitgebreidere controleverklaring volgt de accountant de aanwijzingen in de beroepsstandaarden.
Meer informatie over de uitgebreidere controleverklaring is te vinden op de website
van het NBA: https://www.nba.nl/Wet-en-regelgeving/Adviescollege-Beroepsreglementering1/Naar-een-uitgebreidere-controleverklaring/
Voorbeeldtekst goedkeurende controleverklaring
Dit voorbeeld is voor een enkelvoudige jaarrekening (inclusief eventueel groepsrelaties),
ingeval sprake is van een geconsolideerde jaarrekening met een enkelvoudige jaarrekening,
dan dient de voorbeeldtekst daar conform de beroepsvoorschriften op aangepast te worden.
1 december 2016
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht****) noemen)
A. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2016
Ons oordeel*)
Wij hebben de jaarrekening 2016 van ... (naam entiteit)**) te ... (statutaire vestigingsplaats)
gecontroleerd.
Naar ons oordeel:
-
• geeft de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte
en de samenstelling van het vermogen van ... (naam entiteit)**) op 31 december 2016
en van het resultaat over 2016 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs;
-
• zijn de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties
over 2016 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen
in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen,
zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1 Referentiekader van het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2016.
De jaarrekening bestaat uit:
-
(1) de balans per 31 december 2016;
-
(2) de staat van baten en lasten over 2016; en
-
(3) de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de
Nederlandse controlestandaarden en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 vallen.
Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden
voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam entiteit)**), zoals vereist in de Verordening
inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere
voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij
voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
[OPTIONEEL] Materialiteit
Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de
getrouwheid van de jaarrekening als geheel bepaald op € ... . De materialiteit is
gebaseerd op ... (nader in te vullen % van de relevante benchmark b.v. totale baten
en/of balanstotaal). De materialiteit voor de financiële rechtmatigheid is bepaald
op € ... , deze materialiteit is gebaseerd op 3% van de totale publieke middelen,
zoals voorgeschreven in paragraaf 2.1.3 Materialiteitstabel van het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2016. In deze paragraaf van het accountantsprotocol zijn tevens een aantal
specifieke controle- en rapportagetoleranties opgenomen, die wij hebben toegepast.
Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze
mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.
Daarbij zijn voor de controle van de in de jaarrekening opgenomen WNT-informatie de
materialiteitsvoorschriften gehanteerd zoals vastgelegd in de Regeling controleprotocol
WNT 2016.
Wij zijn met de raad van toezicht****) overeengekomen dat wij aan de raad****) tijdens
onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € ... rapporteren alsmede kleinere
afwijkingen, die naar onze mening om kwalitatieve of WNT-redenen relevant zijn.
[OPTIONEEL] Reikwijdte van de groepscontrole*****)
... (naam entiteit) staat aan het hoofd van een groep van organisaties. De financiële
informatie van deze groep is opgenomen in de jaarrekening van ... (naam entiteit).
De groepscontrole heeft zich met name gericht op de significante onderdelen ... (uitleggen
wat dit betreft: significante onderdelen zoals bedoeld op grond van Standaard 600.
Bijvoorbeeld groepsonderdelen in specifieke landen, groepsonderdelen met significante
risico’s inzake waardering of complexe activiteiten). Bij de onderdelen ... (benoemen)
hebben wij zelf controlewerkzaamheden uitgevoerd. Wij hebben gebruik gemaakt van andere
accountants bij de controle van ... (benoemen). Bij andere onderdelen hebben wij beoordelingswerkzaamheden
of specifieke controlewerkzaamheden uitgevoerd.
Door bovengenoemde werkzaamheden bij (groeps)onderdelen, gecombineerd met aanvullende
werkzaamheden op groepsniveau, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie
met betrekking tot de financiële informatie van de groep verkregen om een oordeel
te geven over de jaarrekening.
[OPTIONEEL] De kernpunten van onze controle ******)
In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele
oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten
hebben wij met de raad van toezicht****) gecommuniceerd, maar vormen geen volledige
weergave van alles wat is besproken.
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in
het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van
de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke
oordelen over deze kernpunten.
De beschrijving van een kernpunt bevat de volgende elementen:
-
• een beschrijving van het kernpunt;
-
• een samenvatting van de uitgevoerde controlewerkzaamheden;
-
• indien relevant, belangrijke opmerkingen met betrekking tot de kernpunten; en
-
• indien relevant, een verwijzing naar de toelichting of vermelding in het jaarverslag.
[OPTIONEEL] Benoeming
Wij zijn door de raad van toezicht****) op dd-mm-jjjj (datum eerste benoeming) benoemd
als accountant van ... (naam entiteit) **) vanaf de controle van het boekjaar XXXX
en zijn sinds die datum tot op heden de externe accountant.
B. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie
Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere
informatie, die bestaat uit [aansluiten op de inhoudsopgave van het jaarverslag]:
-
• het bestuursverslag;
-
• de overige gegevens;
-
• ...
Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:
-
• met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;
-
• alle informatie bevat die op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en
paragraaf 2.2.3 Bestuursverslag van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 is
vereist.
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons
begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere
informatie materiële afwijkingen bevat.
Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs, paragraaf 2.2.3 Bestuursverslag van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ
2016 en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang
als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder
het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs en de overige OCW wet- en regelgeving.
C. Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening
Verantwoordelijkheden van het bestuur***) en de raad van toezicht****) voor de jaarrekening
Het bestuur***) is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening,
in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bestuur***) is
ook verantwoordelijk voor het rechtmatig tot stand komen van de in de jaarrekening
verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties, in overeenstemming met de
in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
In dit kader is het bestuur***) tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne
beheersing die het bestuur***) noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening
en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur***) afwegen of de onderwijsinstelling
in staat is om haar activiteiten in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemde
verslaggevingsstelsel moet het bestuur***) de jaarrekening opmaken op basis van de
continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur***) het voornemen heeft om de onderwijsinstelling**)
te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische
alternatief is. Het bestuur***) moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede
twijfel zou kunnen bestaan of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit
kan voortzetten toelichten in de jaarrekening.
De raad van toezicht****) is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op
het proces van financiële verslaggeving van de onderwijsinstelling.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fouten of fraude en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening
nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Een meer gedetailleerde beschrijving van onze verantwoordelijkheden is opgenomen in
de bijlage bij onze controleverklaring.
Plaats, datum
.... (naam accountantspraktijk)
.... (naam accountant)
Bijlage bij de controleverklaring:
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden, het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016, ethische voorschriften
en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van
materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, dan wel het niet rechtmatig
tot stand komen van baten en lasten alsmede de balansmutaties, het in reactie op deze
risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie
die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico
dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij
fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk
nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken
of het doorbreken van de interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle
met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de onderwijsinstelling;
-
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving,
de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid
van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening
staan;
-
• het vaststellen dat de door het bestuur***) gehanteerde continuïteitsveronderstelling
aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen
of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan
of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij
concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht
om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen
in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring
aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen
is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden
kunnen er echter toe leiden dat een instelling haar continuïteit niet langer kan handhaven;
-
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin
opgenomen toelichtingen; en
-
• het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties
en gebeurtenissen en of de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede
de balansmutaties in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand
zijn gekomen.
[OPTIONEEL] Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk
voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de groepscontrole. In
dit kader hebben wij de aard en omvang bepaald van de uit te voeren werkzaamheden
voor de groepsonderdelen. Bepalend hierbij zijn de omvang en/of het risicoprofiel
van de groepsonderdelen of de activiteiten. Op grond hiervan hebben wij de groepsonderdelen
geselecteerd waarbij een controle of beoordeling van de volledige financiële informatie
of specifieke posten noodzakelijk was.
Wij communiceren met de raad van toezicht****) onder andere over de geplande reikwijdte
en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle
naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne
beheersing.
[OPTIONEEL]Wij bevestigen aan de raad van toezicht****) dat wij de relevante ethische
voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met de
raad van toezicht ****) over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze
onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen
om onze onafhankelijkheid te waarborgen.
[OPTIONEEL]Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis
van alle zaken die wij met de raad van toezicht****) hebben besproken. Wij beschrijven
deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving
of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang
van het maatschappelijk verkeer is.
*) Hier is sprake van één oordeel met een conclusie over getrouwheid en rechtmatigheid.
De strekkingen van eventuele niet-goedkeurende conclusies komen in deze ene paragraaf
te staan.
**) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO of
een gemeentelijke school in de sector VO vervangen door ‘de gemeentelijke scho(o)l(en)
voor (primair)(voortgezet) onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van
de gemeente .. (naam gemeente)’
***) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO ’bestuur’
vervangen door ‘College van Burgemeester en Wethouders’ (eenmaal met de toevoeging
‘van gemeente ... (naam gemeente)’)
Ingeval van een zelfstandige of gemeentelijke school in de sector VO ‘bestuur’ vervangen
door ‘bevoegd gezag’.
****) Voor een instelling op grond van WPO, WEC of WVO raad van toezicht vervangen door
intern toezichthouder of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO artikel
17a, 17b en 17c, WEC artikel 28g, 28h en 28i en WVO artikel 24d, 24e en 24e1)
*****) Optioneel op te nemen ingeval een groepscontrole aan de orde is, bijvoorbeeld belangrijke
niet geconsolideerde deelnemingen. Deze tekst inclusief paragraafkop kan specifiek
worden gemaakt.
******) Deze tekst kan specifiek worden gemaakt. Bij vrijwillige toepassing van de nieuwe
controleverklaring is de passage over de kernpunten van de controle facultatief. Ingeval
de accountant ervoor kiest deze passage op te nemen is hij verplicht de passages over
materialiteit en, in voorkomend geval, over de reikwijdte van de groepscontrole op
te nemen.
3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens
3.1 Inleiding
1 december 2016
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage
en zijn in de sectoren MBO en HO ook van belang bij het verstrekken van studiefinanciering.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
deze bekostigingsgegevens vaststelt. Hij geeft daarover een afzonderlijk assurance-rapport
af.
Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij de bekostigingsgegevens
gevraagd. Door de wijziging van het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant
vanaf 2007 echter niet langer een accountantsverklaring af bij de bekostigingsgegevens
maar een assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten
dan alleen de getrouwheid van de financiële informatie moeten worden getoetst en als
het andere informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij de
bekostigingsgegevens het geval is. Voor een assurance-rapport is Standaard 3000 leidend,
waarbij OCW bepaalt dat het assurance-rapport hetzelfde zekerheidsniveau dient te
verschaffen als voorheen de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden
tot een assurance-rapport moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten
die leiden tot een controleverklaring.
In dit accountantsprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte in
gegaan op de meest relevante wet- en regelgeving en het onderzoek van de bekostigingsgegevens.
Aan het einde van elk onderdeel is de tekst van het af te geven goedkeurende assurance-rapport
opgenomen.
Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de rechtmatigheid geldt
voor het accountantsonderzoek van de bekostigingsgegevens dat fouten die invloed kunnen
hebben op de hoogte van de rijksbijdrage OCW/EZ moeten worden gecorrigeerd door de
school/instelling. Als deze fouten niet door de school/instelling (kunnen) worden
gecorrigeerd dan informeert de instellingsaccountant het bevoegd gezag/bestuur en
het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften
en handelt als volgt:
-
• bij materiële fouten (≥ 2% van de rijksbijdrage): materiële fouten hebben invloed
op de strekking van het assurance-rapport en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport
toegelicht;
-
• bij niet-materiële fouten (< 2% van de rijksbijdrage): niet-materiële fouten worden
opgenomen in een rapport van bevindingen zoals uiteengezet in Accountantsproducten
/ rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling
moeten worden gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. DUO zal indien
nodig op basis van het rapport overgaan tot bijstelling van de rijksbijdrage van de
school/instelling.
Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sectoren VO, MBO en
HO om de bekostigingsgegevens voorzien van een goedkeurend assurance-rapport bij DUO
vestiging Groningen in te dienen. DUO vestiging Groningen accepteert alleen goedkeurende
assurance-rapporten. DUO vestiging Groningen kan en zal geen interpretatie doen van
de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en/of die niet voldoen
aan de eisen van dit accountantsprotocol, worden door DUO vestiging Groningen teruggestuurd
naar de school/instelling. De school/instelling is ervoor verantwoordelijk dat er
alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat voldoet
aan de eisen van dit accountantsprotocol.
De scholen in de sector PO sturen het assurance-rapport naar DUO vestiging Zoetermeer.
Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft
of een eventueel separaat rapport van bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven
op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat bij
de indiening van de bekostigingsgegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden
alle fouten, onjuistheden en onzekerheden opgenomen die van invloed (kunnen) zijn
op de totale omvang van de door OCW dan wel EZ verstrekte en/of te verstrekken bijdragen.
Indien van toepassing, dan dient per bevinding het burgerservicenummer (of onderwijsnummer),
de opleidingscode (element-, CREBO- of CROHO code) en een toelichting te worden opgenomen.
Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig of onvolledig ingediend
goedkeurend assurance-rapport voor de betreffende scholen/instellingen het sanctiebeleid
van toepassing is.
In de paragrafen voor de sectoren VO, MBO en HO is met ingang van het OAP OCW/EZ 2016
een nieuwe tabel toegevoegd m.b.t. de omvang van gegevensgerichte werkzaamheden in
geval van toepassing van deelpopulaties per soort gegeven. Ter toelichting hierop
is een stroomschema opgenomen in bijlage 2.
3.2 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
3.2.1 Algemeen
1 juli 2016
Het accountantsprotocol voor de sector PO is een leidraad/regeling als bedoeld in
artikel 171, lid 4 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en in artikel 157, lid
4 van de Wet op de Expertisecentra (WEC).
Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de
wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen
aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals
genoemd in artikel 172, lid 1 van de WPO en artikel 158, lid 1 van de Wet op de Expertisecentra.
Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant
moet worden gebruikt. Het onderzoek van de accountant heeft betrekking op de gegevens
die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WPO en de WEC; deze
gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1 van
de WPO):
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet- en regelgeving is ook terug te vinden op: https://www.overheid.nl/
In februari 2017 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over
de informatie-uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant
op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
3.2.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.2.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2016
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven betreft de gewogen gemiddelde leeftijd
(GGL) van de leraren per 1 oktober 2016.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
3.2.2.2 Minimale werkzaamheden
1 juli 2016
Gewogen Gemiddelde Leeftijd leraren 1-10-2016
Bij het onderzoek op de juistheid van de geregistreerde leeftijden en betrekkingsomvang
van de leraren die voor de GGL van belang zijn, stelt de instellingsaccountant op
niveau van het bevoegd gezag vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
GGL
|
– de personeelsleden die zijn uitgezonderd op het begrip leraar buiten de gegevens voor
de berekening zijn gelaten;
– alle personeelsleden die bij de berekening betrokken moeten worden ook daadwerkelijk
in de berekeningen zijn opgenomen;
– (in het geval van meerdere BRINS) de leraar op de teldatum ook daadwerkelijk les geeft
op de school (BRIN) waar hij voor de berekening van de GGL is opgenomen. De werkelijke inzet van de leraar op een BRIN is vast te stellen aan de hand van
een op de teldatum geldend lesrooster. Indien de accountant gebruik maakt van een
ander controlemiddel moet in elk geval het vaststellen van de werkelijke combinatie
leraar- BRIN op de teldatum zijn inbegrepen;
– direct voor de teldatum leraren zijn ontslagen c.q. direct na de teldatum leraren
zijn aangesteld. Als de instellingsaccountant hierbij acties constateert die uitsluitend
de bedoeling hebben om de GGL positief te beïnvloeden of bij twijfel hierover, dan
neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen;
– de leeftijd (rekening houdend met minimum en maximum leeftijd) juist is opgenomen;
– de berekeningen rekenkundig juist zijn;
– eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt.
|
|
Overzicht GGL
|
– het overzicht is ondertekend door het bevoegd gezag van de school.
|
Naast bovengenoemde werkzaamheden zal de instellingsaccountant ook werkzaamheden moeten
verrichten om de juistheid van de betrekkingsomvang en de juistheid van de opgenomen leeftijd vast
te stellen. Hiervoor kan de instellingsaccountant steunen op werkzaamheden, die hij al verricht
heeft in het kader van de jaarrekeningcontrole, waarbij wel rekening gehouden moet
worden met de specifieke onderzoekseisen voor de bekostiging en de afwijkende controletolerantie.
Het bevoegd gezag van de school kan ervoor kiezen om het onderzoek op de juistheid
van de berekening van de GGL door de instellingsaccountant te laten ondersteunen door
een third party mededeling (TPM) over de juistheid van de berekening door het salarispakket.
Op basis van de bevindingen van de instellingsaccountant brengt het bevoegd gezag
op het formulier ‘Aanbieding Bekostigingsgegevens PO 2016’ de correcties GGL voor
de peildatum 1 oktober 2016 aan. De gegevens over de gewogen gemiddelde leeftijd worden
begin 2017 op de site van DUO onder instellingsinformatie bij bekostigingsinformatie
beschikbaar gesteld. De instellingsaccountant ondertekent het formulier waarin de
GGL van alle scholen ressorterend onder het bevoegd gezag zijn weergegeven. Het bevoegd
gezag zendt enkel het formulier ’Aanbieding Bekostigingsgegevens PO 2016’ en het assurance-rapport
uiterlijk 1 juli 2017 in.
3.2.3 Assurance-rapport
-
• Algemeen
-
• Assurance-rapport PO
Algemeen
1 december 2016
De assurance-rapporten voor PO worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd
gezag). De aan het oordeel ten grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar
zijn tot op schoolniveau.
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport PO
1 december 2016
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de bekostigingsgegevens voor scholen voor Primair Onderwijs
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over de opgave van de bekostigingsgegevens
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht**) noemen)
Ons oordeel
Wij hebben de [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] opgave van de bekostigingsgegevens
van ... (naam bevoegd gezag) te ... (zetel bevoegd gezag) ten behoeve van de berekening
van de rijksbijdrage 2017, als bedoeld in artikel 69, lid 1 van de Wet op het primair
onderwijs respectievelijk artikel 70, lid 1 van de Wet op de expertisecentra *) op
juistheid onderzocht.
Naar ons oordeel is de opgave van de bekostigingsgegevens van ... (naam bevoegd gezag),
in alle van materieel belang zijnde aspecten, juist opgesteld in overeenstemming met
het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.
Deze opgave van de bekostigingsgegevens betreft de gegevens van leraren vermeld op
het formulier ‘Overzicht Gewogen Gemiddelde Leeftijd’ per 1 oktober 2016.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze assurance-opdracht met betrekking tot de opgave van de bekostigingsgegevens
verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2016 en de Nederlandse Standaard 3000 ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten
tot controle of beoordeling van historische financiële informatie’. Deze assurance-opdracht
is gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de
assurance-opdracht betreffende de opgave’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam bevoegd gezag) zoals vereist in de Verordening
inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere
relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan aan
de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave van de bekostigingsgegevens is opgesteld voor de Minister van OCW met als
doel de berekening van de rijksbijdrage van 2017 voor ... (naam bevoegd gezag) vast
te stellen. Hierdoor is de opgave van de bekostigingsgegevens mogelijk niet geschikt
voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd voor
... (naam bevoegd gezag) en de Minister van OCW en dient niet te worden verspreid
aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht**) voor de opgave
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van de opgave
in overeenstemming met de wet op het primair onderwijs respectievelijk de wet op de
expertisecentra*) en de vereisten zoals opgenomen in het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2016.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen van de opgave mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fouten of fraude.
De raad van toezicht**) is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het
proces van rechtmatige verwerving van de middelen op grond van de Wet op het primair
onderwijs respectievelijk de Wet op de expertisecentra*).
Onze verantwoordelijkheden voor de assurance-opdracht betreffende de opgave
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een assurance-opdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze assurance-opdracht is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van
zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze assurance-opdracht niet alle
materiële fouten en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten
(RA/AA)’ toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing
inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake de naleving van ethische voorschriften,
accountantsstandaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fouten of fraude en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de beslissingen die gebruikers op basis van deze opgave nemen. De materialiteit
beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze assurance-werkzaamheden en de evaluatie
van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze assurance-opdracht professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
Standaard 3000 en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.
Onze assurance-opdracht bestond onder andere uit:
-
• het verkrijgen van kennis omtrent de totstandkoming van de opgave van de bekostigingsgegevens
waaronder, afhankelijk van het object van onderzoek het verkrijgen van kennis omtrent
de interne beheersing;
-
• het op basis van deze kennis inschatten van de risico’s dat de opgave van de bekostigingsgegevens
onjuistheden van materieel belang bevat;
-
• het reageren op de ingeschatte risico’s, waaronder het ontwikkelen van een algehele
aanpak, en het bepalen van de aard, de tijdsfasering en de omvang van assurance-werkzaamheden,
die duidelijk zijn gekoppeld aan de gesignaleerde risico’s, waarbij minimaal de in
het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 opgenomen werkzaamheden zijn uitgevoerd;
-
• en het evalueren van de toereikendheid van de assurance-informatie.
Plaats, datum
... (naam accountantsorganisatie)
... (naam accountant )
[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:]
*) Opnemen in de verklaring hetgeen van toepassing is op het betreffende bestuur.
**) Voor een instelling op grond van WPO of WEC raad van toezicht vervangen door intern
toezichthouder of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO artikel 17a,
17b en 17c en WEC artikel 28g, 28h en 28i)
3.3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO
3.3.1 Algemeen
1 juli 2016
Het accountantsprotocol voor de sector VO wordt conform artikel 14a, lid 3 en artikel 18, lid 6 van het Bekostigingsbesluit WVOvastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag
van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden
die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring),
zoals genoemd in artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit WVO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant
moet worden gebruikt. Het onderzoek van de accountant heeft betrekking op de gegevens
die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WVO; deze gegevens
kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens VO is van toepassing op de in artikel
5 van de WVO vermelde schoolsoorten:
-
− een school voor praktijkonderwijs;
-
− een school voor vbo;
-
− een school voor mavo;
-
− een school voor havo;
-
− een school voor vwo;
-
− andere vormen van voortgezet onderwijs, zoals een afdeling lwoo;
-
− een scholengemeenschap waarin twee of meer van deze scholen zijn samengevoegd;
-
− een cursus ingevolge artikel 73 van de WVO.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet en regelgeving is ook terug te vinden op: https://www.overheid.nl/
De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie
met DUO is beschreven in de ‘Handleiding BRON Voortgezet Onderwijs’ en in het ‘stappenplan assurance-rapport’, deze zijn te vinden op de website van DUO.
In februari 2017 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over
de informatie-uitwisseling met DUO. Het is wenselijk dat de instellingsaccountant
op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s.
Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) in een AOC wordt geheel bekostigd op grond
van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling
tot het MBO wordt voor het vbo in een AOC uitgegaan van de teldatum t-1. Voor het
onderzoek van de gegevens van een vbo en mavo binnen een AOC gelden de onderzoeksitems
van de sector VO.
3.3.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.3.2.1 Object van onderzoek
1 december 2016
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft:
-
− ingeschreven aantal leerlingen per 1 oktober 2016;
-
− opgegeven leerlingen maatwerkbekostiging nieuwkomers in het VO op 1 januari 2016;
-
− opgegeven leerlingen maatwerkbekostiging nieuwkomers in het VO op 1 april 2016;
-
− opgegeven leerlingen maatwerkbekostiging nieuwkomers in het VO op 1 juli 2016;
-
− opgegeven leerlingen maatwerkbekostiging nieuwkomers in het VO op 1 oktober 2016.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de scholen
-
• (leerlingen)administratie van de te onderzoeken school;
-
• de actuele BRON-foto van DUO vestiging Groningen: dit is een afslag van BRON voor
de betreffende school inclusief de mutaties die de school heeft aangebracht tot de
mutatiestop.
-
• Voor de betekenis van de door DUO vestiging Groningen uitgevoerde controles en eventuele
signalen wordt verwezen naar de handleiding BRON die op de school aanwezig is (of
beschikbaar via de site van DUO);
-
• het overzicht geregistreerde leerlingen per 1 oktober 2016 afkomstig van DUO vestiging
Zoetermeer;
-
• een lijst van accountantsmutaties;
-
• de goedkeuringsbrief van OCW voor het gebruik van een nevenvestiging en het onderwijsaanbod
op die vestiging;
-
• de aanvraagformulieren voor de maatwerkbekostiging nieuwkomers in het voortgezet onderwijs
per teldatum van 1 januari 2016, 1 april 2016, 1 juli 2016 en/of 1 oktober 2016.
3.3.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2016
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf
3.3.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2016
en eerste opvang vreemdelingen) en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er al
dan niet sprake is van een significant risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240.
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling
van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden
vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling
maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse
afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd
in paragraaf 3.3.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse
van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Toetsingspunten, die centraal geverifieerd zijn door DUO kunnen buiten beschouwing
blijven.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure
testen uit:
|
Frequentie
|
Omvang procedure testen
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.3.2.3. minimale werkzaamheden onder
de werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2016 en maatwerkbekostiging VO 2016) door
de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten(dit
moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan kan volstaan worden met
1 (lijncontrole) test.
Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is bij meerdere
BRINs dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende maatregel volstaan
kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel, tenzij de instelling meer dan
25 BRINs omvat. De testwerkzaamheden dienen dusdanig gespreid te worden dat de relevante
BRINs, doch minimaal 1 keer bij meer dan 25 BRINs in voldoende mate in de toetsing
worden meegenomen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen
op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.3.2.1.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten
gegevens zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant
zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
|
Aantal records
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1000 en < 5001
|
20 deelwaarnemingen
|
|
>5000
|
25 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de accountant rekening met zijn
risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle
records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoekdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd.
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de accountant op basis van COS 530 (bijlage 4) de volgende
minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico/ Niet steunen IB-laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB – significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
3.3.2.3 Minimale werkzaamheden
1 december 2016
Algemene werkzaamheden scholen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting actuele foto op leerlingenadministratie
|
– het controlegetal en het aantal leerlingen per 1 oktober 2016 volgens de actuele BRON-foto
aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.
|
|
Aansluiting van de afzonderlijke opgave(n) van bekostigingsgegevens op de leerlingenadministratie
(beschikkingen maatwerkbekostiging nieuwkomers in het VO en regeling leerplusarrangement
VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen 2009)
|
– De opgave van het aantal leerlingen per 1 januari 2016 op het aanvraagformulier aansluit
op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie;
– De opgave van het aantal leerlingen per 1 april op het aanvraagformulier aansluit
op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie;
– De opgave van het aantal leerlingen per 1 juli 2016 op het aanvraagformulier aansluit
op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie;
– De opgave van het aantal leerlingen per 1 oktober 2016 op het aanvraagformulier aansluit
op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.
|
|
Voldoen leerlingen- administratie (artikel 3 t/m 6 van het bekostigingsbesluit WVO)
|
– de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan
de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven
daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling
van de school is uitgeschreven).
|
|
Vaststellen ongeoorloofd verzuim. (artikel 7, lid 1, lid 2 en lid 3 van het bekostigingsbesluit
WVO)
|
– alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag)
tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden
hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging.
De instelling gebruikt voor deze meldingen het registratieformulier verzuim of ontbrekende
(tijdige)indicatiestelling.
|
|
Verplichte melding ongeoorloofd verzuim aan DUO vestiging Groningen (artikel 27a,
lid 5 van de WVO)
|
– het bevoegd gezag een procedure omtrent de verplichte melding aan DUO vestiging Groningen
volgt en indien noodzakelijk meldingen doet over alle leerlingen (van 18 jaar en ouder)
die zonder opgave van geldige reden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste
5 weken niet aan het onderwijs hebben deelgenomen.
De instelling gebruikt voor deze meldingen het formulier melding afwezigheid scholier/student.
|
|
Licenties (artikel 65 t/m 68 en art 72 van de WVO)
|
– het bevoegd gezag op de vestigingen van de school alleen onderwijs aanbiedt zoals
per vestiging is geregistreerd in de basisregistratie instellingen. Dit doet de instellingsaccountant
aan de hand van informatie waaruit de daadwerkelijk aangeboden onderwijssoort per
vestiging blijkt; zoals de schoolgids en de internetsite van de school.
|
|
Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO
|
– de Nieuwkomersgegevens waarvan de opgave van de school afwijkt van de BRP en de school
daarvoor een signaal heeft gekregen van DUO vestiging Groningen juist zijn opgegeven.
Daar waar de opgave van de school afwijkt van de BRP moet een document in de administratie
aanwezig zijn waaruit de juistheid blijkt. Het gaat om de gegevens ‘nationaliteit’
en ‘datum van vestiging in Nederland’;
|
|
Artikel 4, lid 5
|
– de postcode juist is indien sprake is van opgave door de school, omdat de betreffende
leerling nog niet in de BRP geregistreerd staat. Dit doet de instellingsaccountant
aan de hand van documenten in de administratie van de school.
|
Leerlingen per 1-10-2016
Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2016, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Daadwerkelijk schoolgaand (artikel 7, lid 1 van het Bekostigingsbesluit W.V.O en de
regeling bekostiging leerlingen die tijdelijk buiten de school worden geplaatst)
|
– leerlingen alleen meetellen als ze daadwerkelijk schoolgaand zijn op de school (brinnummer/vestiging)
of met toepassing van de regelgeving tijdelijk buiten de school waar ze zijn ingeschreven,
zijn geplaatst.
|
|
Licenties (artikel 65 t/m 68 en artikel 72 van de WVO)
|
– de voor de leerling gebruikte elementcode overeenstemt met het door de leerling daadwerkelijk
gevolgde onderwijs (indien van toepassing de leerweg, sector, afdeling of profiel)
op de vestiging.
|
|
Daadwerkelijk schoolgaand leerlingen samenwerkingsverbanden VO/BVE (artikel 25a van
de W.V.O)
|
– VO-leerlingen die onderwijs volgen aan een andere school of instelling op basis van
een samenwerkingsovereenkomst daadwerkelijk schoolgaand zijn.
|
|
Datum in- en uitschrijving (artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit W.V.O)
|
– de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen.
|
|
Leerjaar (artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit W.V.O).
|
– de leerling in het juiste leerjaar is ingeschreven.
|
|
Praktijkonderwijs/LWOO (artikel 7a van het Bekostigingsbesluit W.V.O).
|
– de regionale verwijzingscommissie voor leerlingen praktijkonderwijs (pro) en leerwegondersteunend
onderwijs (lwoo) (tot en met 31 december 2015) of het samenwerkingsverband (vanaf
1 januari 2016) die per 1 oktober 2016 voor het eerst als leerling pro of lwoo staan
ingeschreven, voor de teldatum een beschikking heeft afgegeven waaruit blijkt dat
betrokkene toelaatbaar is;
– de leerling rechtmatig is ingeschreven op het praktijkonderwijs.
|
Maatwerkbekostiging VO 2016
Van de op het aanvraagformulier opgegeven leerlingen per 1 januari 2016 stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen 2009
(bijlage 1), brief en beschikking maatwerkbekostiging nieuwkomers per 1 januari 2016
|
– De leerling niet de Nederlandse nationaliteit heeft;
– De leerling op 1 januari 2016 korter dan 2 jaar in Nederland verbleef; en
– De leerling op 1 oktober 2015 niet stond ingeschreven op dezelfde school of een andere
school binnen hetzelfde bevoegd gezag.
|
Van de op het aanvraagformulier opgegeven leerlingen per 1 april 2016 stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen 2009
(bijlage 1), brief en beschikking maatwerkbekostiging per 1 april 2016
|
– De leerling niet de Nederlandse nationaliteit heeft;
– De leerling op 1 april 2016 korter dan 2 jaar in Nederland verbleef; en
– De leerling op 1 oktober 2015 niet stond ingeschreven op dezelfde school of een andere
school binnen hetzelfde bevoegd gezag.
|
Van de op het aanvraagformulier opgegeven leerlingen per 1 juli 2016 stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen 2009
(bijlage 1), brief en beschikking maatwerkbekostiging per 1 juli 2016
|
– De leerling niet de Nederlandse nationaliteit heeft;
– De leerling op 1 juli 2016 korter dan 2 jaar in Nederland verbleef; en
– De leerling op 1 oktober 2015 niet stond ingeschreven op dezelfde school of een andere
school binnen hetzelfde bevoegd gezag.
|
Van de op het aanvraagformulier opgegeven leerlingen per 1 oktober 2016 stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen 2009
(bijlage 1), brief en beschikking maatwerkbekostiging per 1 oktober 2016
|
– De leerling niet de Nederlandse nationaliteit heeft;
– De leerling op 1 oktober 2016 korter dan 2 jaar in Nederland verbleef; en
– De leerling op 1 oktober 2015 niet stond ingeschreven op dezelfde school of een andere
school binnen hetzelfde bevoegd gezag.
|
Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal
Indien de school elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het assurance-rapport
zijn voorzien van het ‘aanbiedingsformulier accountantsmutaties VO’, zie de website
van DUO. Indien van toepassing waarmerkt de instellingsaccountant ook het ‘registratieformulier
‘verzuim en/of ontbrekende (tijdige) indicatiestelling’.
Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties
worden onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor dit werk bestaan, dienen te
volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden
loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar alleen een steekproef. Hij dient zelf te
bepalen hoe groot die moet zijn, hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2%
per soort bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties
die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid
van het controlegetal vast.
Het controlegetal is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijvingsgegevens.
Het wordt berekend door het totaliseren van de inhoud van de bekostigingsrelevante
gegevens van alle inschrijvingen voortgezet onderwijs in het schooljaar 2016/2017
(van 1 augustus 2016 tot en met 31 juli 2017) die in de BRON-foto aanwezig zijn.
De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE),
dat u kunt vinden op de website van DUO.
Afronding onderzoek maatwerkbekostiging nieuwkomers en eerste opvang vreemdelingen
In geval van bevindingen van de instellingsaccountant worden de correcties op het
betreffende aanvraagformulier (1 januari 2016, 1 april 2016, 1 juli 2016 en/of 1 oktober
2016) door de school aangebracht en ondertekend door het bevoegd gezag. In alle gevallen
worden de aanvraagformulieren door de accountant gewaarmerkt en door het bevoegd gezag
meegezonden met het assurance-rapport.
3.3.3 Assurance-rapport
Algemeen
1 december 2016
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport VO
1 december 2016
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de bekostigingsgegevens
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over de opgave van de bekostigingsgegevens
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht**) noemen)
Ons oordeel
Wij hebben de opgave van de bekostigingsgegevens van ... (naam vo-school) met brinnummer
... te ... (zetel) ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2017, als bedoeld
in artikel 96d van de Wet op het voortgezet onderwijs op juistheid onderzocht.
(Indien van toepassing)
Daarnaast hebben wij de [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] opgave(n) van de aantallen
nieuwkomers op 1 januari 2016, 1 april 2016, 1 juli 2016 en/of 1 oktober 2016 van
... (naam vo-school) met brinnummer ... te ... (zetel) ten behoeve van de aanvullende
bekostiging nieuwkomers 2016 op juistheid onderzocht.
Naar ons oordeel is de opgave van de bekostigingsgegevens van ... (naam vo-school)
met brinnummer ..., in alle van materieel belang zijnde aspecten, juist opgesteld
in overeenstemming met het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016. De opgave sluit
aan bij de actuele BRON-foto (nummer... met controlegetal ... van DUO en betreft het
aantal ingeschreven leerlingen op 1 oktober 2016.
(Indien van toepassing)
Daarnaast zijn wij van oordeel dat de opgave(n) van de aantallen nieuwkomers op 1 januari
2016, 1 april 2016, 1 juli 2016 en/of 1 oktober 2016 van ... (naam vo-school) met
brinnummer ...., in alle van materieel belang zijnde aspecten juist is opgesteld in
overeenstemming met het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016. Deze opgave(n) van
de aantallen nieuwkomers op 1 januari 2016, 1 april 2016, 1 juli 2016 en/of 1 oktober
2016 betreffen de aanvraagformulieren maatwerkbekostiging nieuwkomers VO.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze assurance-opdracht met betrekking tot de opgave(n) van de bekostigingsgegevens
verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2016 en de Nederlandse Standaard 3000 ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten
tot controle of beoordeling van historische financiële informatie’. Deze assurance-opdracht
is gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de
assurance-opdracht betreffende de opgave(n)’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam vo-school) met brinnummer ... zoals vereist in
de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
(ViO) en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben
wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave(n) van de bekostigingsgegevens (indien van toepassing: en de aantallen nieuwkomers)
is(zijn) opgesteld voor de Minister van OCW met als doel de berekening van de rijksbijdrage
van 2017 (indien van toepassing: en de aanvullende bekostiging nieuwkomers 2016) voor
... (naam vo-school) met brinnummer ... vast te stellen. Hierdoor is(zijn) de(ze)
opgave(n) van de bekostigingsgegevens (indien van toepassing: en de aantallen nieuwkomers)
mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend
bestemd voor ... (naam vo-school) en de Minister van OCW en dient niet te worden verspreid
aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht**) voor de opgave(n)
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van de opgave(n)
in overeenstemming met de Wet op het voortgezet onderwijs en de vereisten zoals opgenomen
in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen van de opgave(n) mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fouten of fraude.
De raad van toezicht**) is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het
proces van rechtmatige verwerving van de middelen op grond van de Wet op het voortgezet
onderwijs.
Onze verantwoordelijkheden voor de assurance-opdracht betreffende de opgave(n)
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een assurance-opdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze assurance-opdracht is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van
zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze assurance-opdracht niet alle
materiële fouten en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten
(RA/AA)’ toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing
inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake de naleving van ethische voorschriften,
accountantsstandaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fouten of fraude en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de beslissingen die gebruikers op basis van deze opgave nemen. De materialiteit
beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze assurance-werkzaamheden en de evaluatie
van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze assurance-opdracht professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
Standaard 3000 en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.
Onze assurance-opdracht bestond onder andere uit:
-
• het verkrijgen van kennis omtrent de totstandkoming van de opgave(n) van de bekostigingsgegevens
waaronder, afhankelijk van het object van onderzoek, het verkrijgen van kennis omtrent
de interne beheersing;
-
• het op basis van deze kennis inschatten van de risico’s dat de opgave(n) van de bekostigingsgegevens
onjuistheden van materieel belang bevat;
-
• het reageren op de ingeschatte risico’s, waaronder het ontwikkelen van een algehele
aanpak, en het bepalen van de aard, de tijdsfasering en de omvang van assurance-werkzaamheden,
die duidelijk zijn gekoppeld aan de gesignaleerde risico’s, waarbij minimaal de in
het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 opgenomen werkzaamheden zijn uitgevoerd;
-
• en het evalueren van de toereikendheid van de assurance-informatie.
Plaats, datum
... (naam accountantsorganisatie)
... (naam accountant)
[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden*):]
*) Alleen waarmerking indien er sprake is van opgave(n) voor nieuwkomers
**) Voor een instelling op grond van WVO raad van toezicht vervangen door intern toezichthouder
of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WVO artikel 24d, 24e en 24e1)
3.4 Onderzoeksprocedure basisregisteronderwijs sector MBO
3.4.1 Algemeen
1 december 2016
Het accountantsprotocol voor de sector mbo wordt conform artikel 2.5.7a van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)en krachtens artikel 5.2.5 van het Uitvoeringsbesluit WEB vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag
van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden
die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen verklaring
omtrent de getrouwheid), zoals genoemd in artikel 2.2.4, lid 5 van de WEB bij de gegevens in BRONMBO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format
opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek van
de accountant heeft betrekking op de gegevens die nodig zijn voor de berekening van
de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WEB, daarnaast worden gegevens in
het onderzoek betrokken, die ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek basisregisteronderwijs sector mbo is van toepassing op (artikel
1.1.1 van de WEB):
Hierna worden deze categorieën ‘de onderwijsinstellingen’ genoemd.
De voor het onderzoek basisregisteronderwijs relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet- en regelgeving is ook terug te vinden op https://www.overheid.nl/
De te onderzoeken gegevens worden ontleend aan het BasisRegister onderwijs (BRON)
dat wordt beheerd door DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie
van de gegevens in, en de uitwisseling hierover met DUO zijn beschreven in de ‘Handleiding
BRON Beroepsonderwijs en de ‘Handleiding BRON VAVO’; deze zijn te vinden op de website
van DUO.
Aanvulling voor de werkwijze Beroepsonderwijs (verder BO)
De gegevens uit BRON van DUO die benodigd zijn voor het onderzoek basisregisteronderwijs
BO worden door DUO geleverd in de vorm van een Overzicht Basisregisteronderwijs Onderzoek
(OBO). Deze wordt gemaakt op aanvraag (via de beveiligde site van DUO) van de instelling.
Daags na de aanvraag wordt de OBO klaargezet op de beveiligde site van DUO. De instelling
krijgt hiervan een bericht.
Indien de instellingsaccountant constateert dat er mutaties moeten worden uitgevoerd
op de gegevens in BRON, dan moet de instelling deze via de reguliere weg aanleveren
aan DUO.
Na het doorvoeren van alle gevraagde mutaties moet de instelling opnieuw een OBO opvragen.
Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO.
De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd
en keurt de nieuwe OBO goed. De goedkeuring wordt geleverd in de vorm van een assurance-rapport
bij een OBO. Het assurance-rapport vermeldt welke OBO (van welke datum) is gebruikt.
Bij onderzoeken basisregisteronderwijs gegevens van AOC’s
De hier beschreven werkwijze en onderzoeksitems gelden onverkort voor het MBO deel
van de AOC’s.
Het voorbereidend beroepsonderwijs in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van
de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling
tot het MBO wordt hier uitgegaan van de teldatum t-1.
Voor het onderzoek van de gegevens van een VMBO en MAVO binnen een scholengemeenschap
AOC – VO, zoals bedoeld in artikel 2.6 van de WEB, gelden de onderzoeksitems van de
sector VO.
3.4.2 Onderzoek basisregisteronderwijs
3.4.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2016
De gegevens inzake inschrijvingen en diploma’s bepalen in belangrijke mate de hoogte
van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant
primair de juistheid van deze gegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De voor het onderzoek relevante soorten gegevens van de onderwijsinstellingen betreffen:
-
• het aantal inschrijvingen als deelnemer per 1 oktober 2016 voor het beroepsonderwijs;
-
• het aantal inschrijvingen als deelnemer per 1 februari 2017 voor het beroepsonderwijs;
-
• het aantal afgegeven diploma’s in kalenderjaar 2016 voor het beroepsonderwijs;
-
• het aantal deelnemers per 1 oktober 2016 voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs(vavo);
-
• het aantal afgegeven diploma’s in het kalenderjaar 2016 voor het vavo;
-
• het aantal afgesloten (deel) eindexamenvakken ín het kalenderjaar 2016 met eindcijfer
6 of hoger, dan wel ‘voldoende’ of ‘goed voor het vavo.
Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountants:
-
• de gegevens over deelname aan het beroepsonderwijs zoals die zijn verstrekt door instellingen
voor registratie in BRON dat wordt beheerd door DUO en zijn opgenomen in het OBO;
-
• de gegevens over deelname aan het vavo zoals die zijn verstrekt door instellingen
voor registratie in BRON dat wordt beheer door DUO en zijn opgenomen in de actuele
BRON-foto. Dit is een afslag van BRON voor de betreffende instelling inclusief de
mutaties die de instelling heeft aangebracht.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de onderwijsinstellingen
Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij
de verwerking van de deelnemersgegevens in BRON wordt verwezen naar de handleiding
BRON Beroepsonderwijs en de handleiding BRON VAVO, deze zijn beschikbaar via de site
van DUO.
3.4.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2016
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf
3.4.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor deelnemers (bo en vavo),
diploma’s (bo en vavo) en afgesloten (deel)eindexamenvakken (vavo)) en moet duidelijk
zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240
en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie
2004’.
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen
niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden
van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur
van het onderzoeksobject.
Bekostigde deelnemers aan maatwerktrajecten worden niet gezien als een homogene massa.
De instellingsaccountant dient daarom bij instellingen die maatwerktrajecten verzorgen
en materieel van omvang zijn (>2% van de totale populatie inschrijvingen) hier specifiek
aandacht aan te besteden.
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse
afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd
in paragraaf 3.4.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse
van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Toetsingspunten, die centraal geverifieerd zijn door DUO kunnen buiten beschouwing
blijven.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure
testen uit:
|
Frequentie
|
Omvang procedure testen
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.4.2.3. minimale werkzaamheden onder
de werkzaamheden voor deelnemers (bo en vavo), diploma’s (bo en vavo) en afgesloten
(deel)eindexamenvakken (vavo)) door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit
moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan kan volstaan worden met
1 (lijncontrole) test.
Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is op meerdere
relevante soorten gegevens dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende
maatregel volstaan kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij
dienen deze testen wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante soorten gegevens
in voldoende mate in de toetsing worden meegenomen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen
op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.4.2.1.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten
gegevens zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant
zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
|
Aantal records
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1000 en < 5001
|
20 deelwaarnemingen
|
|
>5000
|
25 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de accountant rekening met zijn
risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle
records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd.
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de accountant op basis van COS 530 (bijlage 4) de volgende
minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico / Niet steunen IB – laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB – significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
3.4.2.3 Minimale werkzaamheden
1 december 2016
Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie
|
– het aantal vavo deelnemers per 1 oktober 2016 volgens de
– actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie
|
– Het aantal diploma’s 2016 vavo volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens
volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie
|
– Het
aantal vakken 2016 vavo volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens
de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
|
Naleving van Koppelingswet
|
– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van
de deelnemers (beroepsonderwijs en vavo) die vallen onder de Koppelingswet (bij de
inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).
|
|
Naleving toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1 van de WEB)
|
– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert ten behoeve van de naleving
van de toelating entreeopleidingen.
|
|
Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het
kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)
|
– de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van
de presentie van elke BOL-, BBL- en vavo deelnemer;
– de instelling voor deelnemers beroepsonderwijs en vavo die vallen onder de Wet studiefinanciering
2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, een procedure ten
behoeve van de naleving van artikel 8.1.7 van de WEB heeft beschreven en hanteert.
|
|
Notitie Helderheid BVE 2004
|
– de door instelling verantwoorde informatie m.b.t. bekostigingsgegevens in het bestuursverslag
(thema 5 uitval na 1 oktober en thema 6 omzwaai na 1 oktober) juist en volledig is.
|
|
Procedure onderwijsovereenkomsten
|
Dit item is alleen van toepassing als de onderwijsinstelling – door gebruik te maken
van de in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ aangegeven procedure voor wijziging
van het opleidingstraject – niet meer alle wijzigingen in de onderwijsovereenkomst
door de deelnemer laat ondertekenen:
– de door de instelling ingerichte procedure voor wijzigingen tijdens de opleiding aan
de minimale eisen voldoet zoals die in paragraaf 1.4. van het
‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016
zijn opgenomen.
|
|
Procedure praktijkovereenkomsten
|
Dit item is alleen van toepassing als de onderwijsinstelling – door gebruik te maken
van de in het ‘Servicedocument praktijkovereenkomst’ aangegeven procedure voor wijzigingen
tijdens de beroepspraktijkvorming – niet meer alle wijzigingen in de praktijkovereenkomst
door de deelnemer laat ondertekenen:
– de door de instelling ingerichte procedure voor wijzigingen tijdens de bpv aan de
minimale eisen voldoet zoals die in paragraaf 1.5. van het ‘Servicedocument praktijkovereenkomst’
met kenmerk HBE/247336/2016
zijn opgenomen.
|
Deelnemers beroepsonderwijs per 1-10-2016
Van de ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2016, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en
artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)
|
– voor elke geselecteerde BOL-, BBL- en examendeelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig
is;
– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en artikel
2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
– de onderwijsovereenkomst is ondertekend door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer
of de wettelijke vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer)
– de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) en inschrijvingsperiode (ISP)
in BRON juist zijn gevuld:
– datum inschrijving (recordsoort ISG)
– datum uitschrijving werkelijk (recordsoort ISG)
– datum begin (recordsoort ISP)
– opleidingcode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie, waarvoor
een deelnemer staat ingeschreven)(recordsoort ISP);
– leertraject (recordsoort ISP)
– niveau (recordsoort ISP);
– indicatie bekostigbaar (recordsoort ISP)
De gegevens in BRON zijn juist als ze overeenkomen met de gegevens op de onderwijsovereenkomst
of met de gegevens op het laatste opleidingsblad bij een wijziging en gebruik van
het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’
met kenmerk HBE/247502/2016.
– Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen
nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw
opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals
aangegeven in het
‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016:
In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het
opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’.
|
|
Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).
|
– Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid 1
van de WEB:
• de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of
• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving
koppelingswet).
op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten;
– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen van 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens beschikbaar is:
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf,
of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
– dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is
dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2,
lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000
|
|
Toetsing toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1 van de WEB)
|
– bij een nieuwe inschrijving entreeopleiding: de deelnemer voldoet niet aan de vooropleidingseisen
van de basisberoepsopleiding.
De accountant maakt hierbij gebruik van de door de instelling uitgevoerde en vastgelegde
werkzaamheden. Onderdeel hiervan kan zijn het gebruik van gegevens uit het diplomaregister
en BRON van DUO via de voorziening ‘digitaal aanmelden MBO’. Indien het om een deelnemer
gaat, die niet eerder aan bekostigd onderwijs in Nederland heeft deelgenomen, moet
op andere wijze bij de instelling blijken dat de toelating is getoetst en in overeenstemming
met de wet is.
|
|
Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3 van het UWEB)
|
– de geselecteerde deelnemer op 1 oktober 2016 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor
hij is ingeschreven.
|
|
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)
|
– voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan
DUO vestiging Groningen.
|
|
Toetsing maatwerktrajecten (notitie helderheid in het mbo)
|
in het geval een geselecteerde deelnemer aan een maatwerktraject deelneemt:
– dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten
opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze
opleiding wordt ontvangen.
|
|
Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000
en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)
|
– van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan BBL het wettelijke cursusgeld
is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een
machtiging aanwezig is.
|
|
BPV bij BBL en entree BBL deelnemers (artikel 7.2.8 en 7.2.9 van de WEB en artikel
2.2.2 en 2.2.3 van het UWEB,
brief d.d. 8 juni 2015 met kenmerk 765408, brief d.d. 18 augustus 2015 met kenmerk 795647)
|
– voor elke geselecteerde BBL of entree BBL deelnemer uiterlijk op 31 december 2016
een praktijkovereenkomst voor de kwalificatie of het kwalificatiedossier waarvoor
de deelnemer in dat schooljaar is bekostigd, die uiterlijk op 31 december 2016 is
ingegaan, is afgesloten
Als de registratie in BRON niet juist is, moet de bekostiging van de deelnemer NIET
op nee gezet worden, wel moeten de BPV gegevens in BRON gecorrigeerd worden.
– bij een minderjarige deelnemer indien geen handtekening van de ouder of de wettelijke
vertegenwoordiger op de praktijkovereenkomst aanwezig is:
○ In de getekende geldige onderwijsovereenkomst is overeengekomen dat de minderjarige
deelnemer de praktijkovereenkomst zelfstandig ondertekent.
– de volgende velden in BRON per BPV (recordsoort BPV) juist zijn gevuld:
• afsluitdatum
• datum begin
• datum einde werkelijk
• opleidingcode (CREBOcode of keuzedeelcode)
De gegevens in BRON zijn juist als ze overeenkomen met de gegevens op de praktijkovereenkomst
of met de gegevens op het laatste bpv-blad bij een wijziging en gebruik van het servicedocument
praktijkovereenkomst 2016-2017
– Bij een wijziging van de praktijkovereenkomst en in het geval dat de instelling geen
nieuwe praktijkovereenkomst heeft gesloten, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw
bpv-blad conform de procedure voor wijzigingen van de praktijkovereenkomst zoals aangegeven
in het servicedocument praktijkovereenkomst 2016-2017:
○ In de praktijkovereenkomst is een procedure overeengekomen voor wijzigingen die voldoet
aan de gestelde eisen in het
Servicedocument praktijkovereenkomst 2016-2017.
Door het opgaan van de kbb’s in het SBB per 1 augustus 2015 is er sprake van een omzettingstabel
van oude naar nieuwe codes. Deze informatie is van belang om de juistheid van de BPV
gegevens is BRON vast te kunnen stellen. Hierbij de links naar de betreffende documenten
en tabellen:
• Creboomzettingstabel en converter:
•https://www.s-bb.nl/onderwijs/kwalificeren-en-examineren/overzichten-rondom-kwalificeren-en-examineren/creboconverter
• Omnummering leerbedrijven: https://stagedocenten.s-bb.nl/files/omnummertabel.csv
• De toelichtende brochure:https://www.s-bb.nl/herziening-en-bpv
Uitzondering geldt voor de opleidingen verpleging en verzorging, waarbij de praktijkovereenkomst
moet zijn afgesloten uiterlijk op 31 december 2016 en moet zijn ingegaan uiterlijk
op 1 juni 2017.Deze uitzondering is alleen van toepassing voor BBL (niet entree) deelnemers.
|
Deelnemers beroepsonderwijs per 1-2-2017
Van de ingeschreven deelnemers per 1 februari 2017, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit
LCW 2000)
|
– voor elke geselecteerde BOL-,BBL- en examendeelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig
is;
– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en artikel
2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
– de onderwijsovereenkomst is ondertekend door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer
of de wettelijke vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer)
– de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) en inschrijvingsperiode (ISP)
in BRON juist gevuld zijn:
– datum inschrijving (recordsoort ISG)
– datum uitschrijving werkelijk (recordsoort ISG)
– datum begin (recordsoort ISP)
– opleidingcode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie, waarvoor
een deelnemer staat ingeschreven)(recordsoort ISP);
– leertraject (recordsoort ISP)
– niveau (recordsoort ISP);
– indicatie bekostigbaar (recordsoort ISP).
De gegevens in BRON zijn juist als ze overeenkomen met de gegevens op de onderwijsovereenkomst
of met de gegevens op het laatste opleidingsblad bij een wijziging en gebruik van
het
‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016:
– Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen
nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw
opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals
aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016:
– In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het
opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’.
|
|
Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3 van het UWEB)
|
– de geselecteerde deelnemer op 1 februari 2017 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor
hij is ingeschreven.
|
|
Toetsing maatwerktrajecten (notitie helderheid in het mbo)
|
in het geval een geselecteerde deelnemer aan een maatwerktraject deelneemt:
– dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten
opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze
opleiding wordt ontvangen.
|
Indien de geselecteerde deelnemer pas ná 1 oktober 2016 is ingeschreven of bij de
telling 1 oktober 2016 niet mocht worden bekostigd, stelt de instellingsaccountant
alsnog vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).
|
– Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid 1
van de WEB:
• de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of
• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving
koppelingswet).
op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten;
– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen van 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens beschikbaar is:
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf,
of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
– dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is
dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2,
lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000.
|
|
Toetsing toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1 van de WEB)
|
– bij een nieuwe inschrijving entreeopleiding: de deelnemer voldoet niet aan de vooropleidingseisen
van de basisberoepsopleiding.
De accountant maakt hierbij gebruik van de door de instelling uitgevoerde en vastgelegde
werkzaamheden. Onderdeel hiervan kan zijn het gebruik van gegevens uit het diplomaregister
en BRON van DUO via de voorziening ‘digitaal aanmelden MBO’. Indien het om een deelnemer
gaat, die niet eerder aan bekostigd onderwijs in Nederland heeft deelgenomen, moet
op andere wijze bij de instelling blijken dat de toelating is getoetst en in overeenstemming
met de wet is.
|
|
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)
|
– voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan
DUO vestiging Groningen.
|
|
Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000
en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)
|
– van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan BBL het wettelijke cursusgeld
is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden, een
machtiging aanwezig is.
|
Afgegeven diploma’s beroepsonderwijs in 2016
Van de afgegeven diploma’s in 2016, stelt de instellingsaccountant vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB)
|
– het diploma door een examencommissie is afgegeven;
– het veld datum resultaat (datum behalen diploma)(recordsoort DIP) overeenkomt met
de datum zoals vastgesteld door de examencommissie;
– het veld opleidingcode (recordsoort DIP) juist is ingevuld en overeenkomt met het
diploma, zoals die door de examencommissie is vastgesteld
– indicatie bekostigbaar juist is.
|
Deelnemers vavo per 1-10-2016
Van de ingeschreven vavo deelnemers per 1 oktober 2016, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit
LCW 2000)
|
– voor elke geselecteerde vavo deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;
– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en artikel
2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
– de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.
Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:
– de NAW-gegevens van de deelnemer;
– de naam van de opleiding uit de opleidingentabel volwasseneneducatie;
– de code van de opleiding;
– de startdatum van de opleiding;
– geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;
– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer.
– Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen
nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw
opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals
aangegeven in het
‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016:
– In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het
opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’
en
– De gegevens op het laatste opleidingsblad komen overeen met de inschrijving in BRON.
|
|
Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).
|
– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen 18 jaar en ouder een van de volgende gegevens
beschikbaar is:
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf,
of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
– dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is
dat de vavo deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel
2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000.
|
|
Presentie van deelnemers (artikel 2a.2.1 van het UWEB)
|
– de geselecteerde vavo deelnemer op 1 oktober 2016 daadwerkelijk de opleiding volgt
waarvoor hij is ingeschreven.
|
|
Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000
en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)
|
– van elke geselecteerde vavo deelnemer van 18 jaar of ouder het wettelijke cursusgeld
is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een
machtiging aanwezig is.
|
Afgegeven diploma’s vavo in 2016
Van de afgegeven diploma’s in 2016, stelt de instellingsaccountant vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB en artikel 2.2a.2. lid 6 van de
WEB)
|
– de geselecteerde gediplomeerde vavo deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij
de instelling op basis van een onderwijsovereenkomst.
|
|
Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB en artikel 1 van het Eindexamenbesluit
VO)
|
– het diploma in 2016 is afgegeven;
– het diploma door een examencommissie is afgegeven.
|
Afgesloten (deel) eindexamenvakken met eindcijfer 6 of hoger, dan wel ‘voldoende’of
‘goed’ vavo in 2016
Van de vakken, waarin de deelnemer met goed gevolg examen heeft afgelegd in 2016,
stelt de instellingsaccountant vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB en artikel 2.2a.2. lid 6 van de
WEB)
|
– de geselecteerde vavo deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij de instelling
op basis van een onderwijsovereenkomst.
|
|
Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB en artikel 1 van het Eindexamenbesluit
VO, artikel 2a.2.1 van het UWEB)
|
– het certificaat of de cijferlijst in 2016 zijn afgegeven;
– het certificaat of de cijferlijst door een examencommissie zijn afgegeven;
– het vak is afgesloten met een eindcijfer 6 of hoger, dan wel ‘voldoende’of ‘goed.
|
Aanvullende werkzaamheden onderwijsovereenkomsten, derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat
indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht op het volgen
van onderwijs of beroepspraktijkvorming (BPV) en daadwerkelijk het onderwijs of de
BPV is genoten, bij het niet aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het
ontbreken van een handtekening daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften.
Bij het niet-naleven van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend
om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving of diploma bij
het niet tijdig aanwezig zijn van een ondertekende onderwijsovereenkomst, regeling
met betrekking tot de betaling van het cursusgeld/derdenmachtiging en/of een BPV-overeenkomst
per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom
wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval
moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de onderwijsovereenkomsten,
derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten bij de instelling beoordeelt en indien de
procedure niet op orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan
DUO rapporteert. (zie bijlage 3 voor een verduidelijking).Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage
bij DUO en het aanbiedingsformulier wordt verwezen naar paragraaf 3.1.
Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de
onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de
onvolkomenheden daarin op te heffen.
De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften
moet naleven (artikel 1.1.3 van de WEB). Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk
blijkt dat een instelling niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting
van de rijksbijdrage plaatsvinden tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen
wordt voldaan of kan de rijksbijdrage geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.
Indien een tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst, regeling met betrekking tot
de betaling van het cursusgeld/derdenmachtiging of BPV-overeenkomst ontbreekt, dan
hoeft de bekostigde inschrijving of het bekostigde diploma niet per definitie fout
gerekend te worden. Hieronder wordt per gebrek aangegeven wat van de instellingsaccountant
in zo’n geval wordt gevraagd. Deze tekstpassage is ook van toepassing op de bekostigde
inschrijvingen, diploma’s en (deel)eindexamenvakken met een 6 of hoger in het VAVO
en diploma’s in het beroepsonderwijs.
Niet tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst
Indien de accountant niet met zekerheid kan vaststellen dat de onderwijsovereenkomst
van een op 1 oktober en/of 1 februari voor bekostiging in aanmerking gebrachte deelnemer
op de betreffende datum is gesloten en ondertekend, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat de betreffende deelnemer op de teldatum
daadwerkelijk onderwijs volgde aan de instelling.
Niet tijdig ondertekende derdenmachtiging
Indien op 1 oktober of op 1 februari geen regeling met betrekking tot de betaling
van het cursusgeld/derdenmachtiging aanwezig is, terwijl dit wel vereist is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat het wettelijk cursusgeld niet door de
instelling is betaald en de betreffende deelnemer op de teldatum daadwerkelijk onderwijs
volgde aan de instelling.
Niet tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
Indien voor een bekostigde BBL-deelnemer geen tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
aanwezig is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
op andere wijze heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel daadwerkelijk deelneemt
aan de BPV en aan de overige bekostigingsvereisten voldoet.
Werkzaamheden in verband met de te bepalen controlegetallen beroepsonderwijs
Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van de actuele OBO voldoet
aan de eisen. Hierin moeten eventuele mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek
door de MBO-instelling via de reguliere weg aan DUO worden geleverd. Na verwerking
en terugmelding door DUO moet de instelling een actuele OBO opvragen. Deze wordt dan
geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd.
De instellingsaccountant stelt een assurance-rapport op bij deze actuele OBO.
In het Programma van Eisen Instellingen MBO (PvE) van BRON is beschreven hoe de controlegetallen
worden bepaald.
Afronding van het onderzoek vavo
Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de mutaties worden
onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor zijn werk bestaan, dienen te volgen.
Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden loopt,
deze niet allemaal onderzoekt, maar steekproefsgewijs. Hij dient zelf te bepalen hoe
groot die moet zijn, rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort gegeven.
De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties,
die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid
van het controlegetal vast.
Het controlegetal VAVO is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met
inschrijving- en examengegevens. Het wordt berekend door het totaliseren van alle inschrijving- en examengegevens VAVO die in de BRON-foto aanwezig zijn.
De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE),
deze is te vinden op de website van DUO.
3.4.3 Assurance-rapport
Algemeen
1 december 2016
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport MBO
1 december 2016
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
het OBO voor BO en de bekostigingsgegevens VO en VAVO van ROC’s, AOC’s, Vakinstellingen
en de instituten voor doven.
Het is toegestaan om per deelsector een assurance-rapport in te dienen. Deze deelsectoren
zijn:
-
• BO
-
• VAVO
-
• AOC-BO
-
• AOC-VO
In geval van een assurance-rapport per deelsector kan de onderstaande tekst hierop
worden aangepast door de overige sectoren uit de tekst te laten.
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over de opgave(n) van gegevens
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht noemen)
Ons oordeel
Wij hebben de opgave(n) van de gegevens beroepsonderwijs (inschrijvingen en diploma’s)
en de gegevens vavo (inschrijvingen, diploma’s en (deel)eindexamenvakken)* van ...
(naam mbo-instelling) met brinnummer ... te ... (zetel), op juistheid onderzocht.
Naar ons oordeel is (zijn) het OBO (bo) en/of de BRON foto (vavo* en bij AOC’s voor
vo) van ... (naam mbo-instelling) met brinnummer ..., in alle van materieel belang
zijnde aspecten, juist opgesteld in overeenstemming met het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2016.
De opgave beroepsonderwijs sluit met de controlegetallen:
| |
Controlegetal
|
|
Totaal aantal deelnames
|
|
|
Totaal aantal diploma’s
|
|
|
Totaal opleidingcodes
|
|
|
Controletotaal
|
|
aan bij de actuele OBO ... (datum uit de bestandsnaam OBO) van DUO en betreft de inschrijvingen
en diploma’s die op de datum van het assurance-rapport zijn opgenomen in BRON.
(bij AOC’s voor het VO: De opgave VO sluit aan bij de actuele BRON-foto (nummer...)
met controlegetal ... van DUO en betreft het aantal ingeschreven leerlingen op 1 oktober
2016).
De opgave vavo*) sluit aan bij de actuele BRON-foto (nummer..) met controlegetal ...
van DUO en betreft de deelnemersgegevens op de peildatum 1 oktober 2016 evenals de
diploma- en certificaatgegevens over het kalenderjaar 2016.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze assurance-opdracht met betrekking tot het OBO en de opgave(n) van
de gegevens verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2016 en de Nederlandse Standaard 3000 ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten
tot controle of beoordeling van historische financiële informatie’. Deze assurance-opdracht
is gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de
assurance-opdracht betreffende de opgave(n)’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam mbo-instelling) met brinnummer ... zoals vereist
in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
(ViO) en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben
wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave(n) van de gegevens is(zijn) opgesteld voor de Minister van OCW (bij AOC’s:
en de Minister van EZ). Hierdoor is(zijn) de opgave(n) van de gegevens mogelijk niet
geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd
voor ... (naam mbo-instelling) en de Minister van OCW (bij AOC’s: en de Minister van
EZ) en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht voor de opgave(n)
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van de opgave(n)
in overeenstemming met de Wet educatie en beroepsonderwijs en de vereisten zoals opgenomen
in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen van de opgave mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fouten of fraude.
De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces
van rechtmatige verwerving van de middelen op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Onze verantwoordelijkheden voor de assurance-opdracht betreffende de opgave(n)
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een assurance-opdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze assurance-opdracht is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van
zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze assurance-opdracht niet alle
materiële fouten en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten
(RA/AA)’ toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing
inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake de naleving van ethische voorschriften,
accountantsstandaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fouten of fraude en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de beslissingen die gebruikers op basis van deze opgave(n) nemen. De
materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze assurance-werkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze assurance-opdracht professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
Standaard 3000 en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.
Onze assurance-opdracht bestond onder andere uit:
-
• het verkrijgen van kennis omtrent de totstandkoming van de opgave(n) van de gegevens
waaronder, afhankelijk van het object van onderzoek, het verkrijgen van kennis omtrent
de interne beheersing;
-
• het op basis van deze kennis inschatten van de risico’s dat de opgave(n) van de gegevens
onjuistheden van materieel belang bevat;
-
• het reageren op de ingeschatte risico’s, waaronder het ontwikkelen van een algehele
aanpak, en het bepalen van de aard, de tijdsfasering en de omvang van assurance-werkzaamheden,
die duidelijk gekoppeld zijn aan de gesignaleerde risico’s, waarbij minimaal de in
het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 opgenomen werkzaamheden zijn uitgevoerd;
-
• en het evalueren van de toereikendheid van de assurance-informatie.
Plaats, datum
... (naam accountantsorganisatie)
... (naam accountant)
*) Alleen van toepassing in geval van vavo bekostiging.
3.5 Onderzoeksprocedure basisregisteronderwijs sector HO
3.5.1 Algemeen
1 juli 2016
Het accountantsprotocol voor de sector HO wordt conform artikel 2.10a van de WHW en
krachtens artikel 4.4 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 vastgesteld bij ministeriële
regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de voorwaarden uit de wet- en regelgeving naar
de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het
assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 4.4,
lid 1 van het UWHW 2008 bij de gegevens in BRONHO, die nodig zijn voor uitvoering
van de WHW, de WSF 2000, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën
hoger onderwijs. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat
door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek van de accountant
heeft betrekking op de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage
conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, daarnaast worden gegevens in het onderzoek
betrokken, die ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek basisregisteronderwijs sector HO is van toepassing op de in
artikel 1.8 van de WHW genoemde bekostigde instellingen, waaronder begrepen de conform
het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 bekostigde Transnationale Universiteit Limburg.
De voor het onderzoek basisregisteronderwijs relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet- en regelgeving is ook terug te vinden op https://www.overheid.nl/
De te onderzoeken gegevens worden ontleend aan het BasisRegister onderwijs (BRON)
dat wordt beheerd door DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie
van de gegevens in, en de uitwisseling van informatie hierover met DUO zijn beschreven
in het ‘Programma van Eisen HO-instellingen’; deze is te vinden op de website van DUO.
De gegevens uit BRON van DUO die benodigd zijn voor het onderzoek basisregisteronderwijs
worden door DUO geleverd in de vorm van een Overzicht Basisregisteronderwijs Onderzoek
(OBO). Deze wordt gemaakt op aanvraag (op de beveiligde site van DUO) van de instelling.
Daags na de aanvraag wordt de OBO klaargezet op de beveiligde site van DUO. De instelling
krijgt hiervan een bericht.
Indien de instellingsaccountant constateert dat er mutaties moeten worden uitgevoerd
op de gegevens in BRON, dan moet de instelling deze via de reguliere weg aanleveren
aan DUO.
Na het doorvoeren van alle gevraagde mutaties moet de instelling opnieuw een OBO opvragen.
Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO.
De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd
en keurt de nieuwe OBO goed. De goedkeuring wordt geleverd in de vorm van een assurance-rapport
bij een OBO. Het assurance-rapport vermeldt welke OBO (van welke datum) is gebruikt.
Peilperiode
Het onderzoek naar het basisregisteronderwijs voor HO wordt uitgevoerd over de volgende
peilperiode: 2 oktober 2015 tot en met 1 oktober 2016.
3.5.2 Onderzoek basisregisteronderwijs
3.5.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2016
De gegevens inzake inschrijvingen en graadverleningen bepalen in belangrijke mate
de hoogte van de rijksbijdrage en zijn daarnaast van belang voor de uitvoering van
de WHW, de WSF 2000 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het is daarom van groot
belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze gegevens vaststelt.
Deze gegevens worden voor een belangrijk deel ontleend aan BRON; daarnaast wordt een
aantal gegevens afzonderlijk door instellingen voor hoger onderwijs opgegeven. De
instellingsaccountant geeft een assurance-rapport af over de registraties in BRON
(zoals opgenomen in het OBO) en de afzonderlijke opgaven door de instellingen.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De voor het onderzoek relevante soorten gegevens voor instellingen voor hoger onderwijs
betreffen:
-
• het aantal inschrijvingen als student in de peilperiode;
-
• het aantal studenten dat een graad (Bachelor, Master of Associate Degree) heeft gehaald
in de peilperiode;
-
• het aantal studenten dat het examen behorend bij een ongedeelde opleiding of een voortgezette
opleiding met succes heeft afgerond in de peilperiode;
-
• het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2016 en/of
het aantal ontwerpcertificaten dat is uitgereikt in het kalenderjaar 2016.
Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountant:
-
• de gegevens over de deelname aan het hoger onderwijs zoals die zijn verstrekt door
instellingen voor registratie in BRON dat wordt beheerd door DUO en zijn opgenomen
in het OBO;
-
• de afzonderlijke opgaven van inschrijvingen en behaalde graden in de peilperiode aan
de Transnationale Universiteit Limburg (gelieerd aan de Universiteit Maastricht);
-
• de afzonderlijke opgave van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en
ontwerperscertificaten door instellingen voor wetenschappelijk onderwijs (deze gegevens
zijn niet opgenomen in BRON):
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
-
• de studentenadministratie van de te onderzoeken instelling;
-
• de in BRON geregistreerde studentgegevens;
-
• het promotieregister dat volgens de WHW bij een instelling voor hoger onderwijs aanwezig
moet zijn;
-
• de afzonderlijke opgaven van het aantal proefschriften en/of ontwerperscertificaten
van instellingen voor wetenschappelijk onderwijs;
-
• voor de Transnationale Universiteit Limburg: de afzonderlijke opgaven van de hiervoor
van deze instellingen genoemde gegevens;
-
• het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO).
Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij
de verwerking van de studentgegevens in BRON wordt verwezen naar het Programma van
Eisen Instellingen HO (beschikbaar via de site van DUO).
Indien Studielink een verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat de maatregelen
en procedures ter waarborging van de betrouwbaarheid en de continuïteit van de geautomatiseerde
gegevensverwerking door of namens de Stichting Studielink voldoen aan de gestelde
normen kan de instellingsaccountant, indien en voor zover aanmeld-, inschrijf- en
betalingsgegevens via Studielink worden verstrekt aan de instelling, bij de beoordeling
van de juistheid van de gegevens uitgaan van een correcte werking en aflevering van
de gegevens door Studielink. Indien de bedoelde verklaring niet aanwezig is kan de
instellingsaccountant volstaan met een disclaimer in het assurance-rapport.
In de foto van Studielink is het zichtbaar als de centrale verificatie van DUO is
geleverd aan de instelling.
3.5.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2016
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
hierover vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf
3.5.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor inschrijvingen, graden,
proefschriften en ontwerperscertificaten) en moet per toetsingspunt duidelijk zijn
of er al dan niet sprake is van een significant risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240
en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’.
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen
niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden
van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur
van het onderzoeksobject.
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse
afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd
in paragraaf 3.5.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse
van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Toetsingspunten, die centraal geverifieerd zijn door DUO kunnen buiten beschouwing
blijven.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure
testen uit:
|
Frequentie
|
Omvang procedure testen
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.5.2.3 minimale werkzaamheden onder de
werkzaamheden voor inschrijvingen, graden, proefschriften en ontwerperscertificaten)
door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit
moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan kan volstaan worden met
1 (lijncontrole) test.
Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is op meerdere
relevante soorten gegevens dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende
maatregel volstaan kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij
dienen deze testen wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante soorten gegevens
in voldoende mate in de toetsing worden meegenomen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen
op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.5.2.1.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten
gegevens zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte
werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
|
Aantal records
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1000 en < 5001
|
20 deelwaarnemingen
|
|
>5000
|
25 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de accountant rekening met zijn
risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle
records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of in het geval de instellingsaccountant kiest voor
een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde
steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoekdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd.
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de accountant op basis van COS 530 (bijlage 4) de volgende
minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico / Niet steunen IB – laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB –
significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
− bepaling van de massa;
-
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
− wijze van selectie van de posten;
-
− een foutenevaluatie.
3.5.2.3 Minimale werkzaamheden
1 december 2016
Algemene werkzaamheden
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting van de afzonderlijke opgave van bekostigingsgegevens op de administratie
van de instelling
|
– de opgaven van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en het aantal ontwerperscertificaten
aansluiten op het register dat hiervan wordt aangehouden door de instelling;
– de overige afzonderlijke opgegeven bekostigingsgegevens aansluiten op de gegevens
uit de administratie van de betreffende instelling.
|
|
Verificatie nationaliteitsgegevens
|
– de instelling een procedure heeft ingericht voor de verificatie van nationaliteitsgegevens
voorzover deze gegevens niet zijn opgenomen in een basisregistratie personen (BRP)
volgens de Wet Basisregistratie personen.
|
|
Naleving van Koppelingswet
|
– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van
studenten die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder
en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).
|
|
Notitie Helderheid HO
|
– de door instelling m.b.t. bekostigingsgegevens in het bestuursverslag verantwoorde
informatie (thema 8 maatwerktrajecten, het aantal studenten dat hieraan deelneemt)
juist en volledig is.
|
|
Afzonderlijke opgave van promoties WO (WHW artikel 7.18 en UWHW 2008 artikel 4.21)
|
– het aantal proefschriften dat in 2016 heeft geleid tot een promotie, onder verantwoordelijkheid
van de instelling, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het
promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2016 met goed gevolg
verdedigd proefschrift.
– het aantal proefschriften dat in 2016 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk verleend
met Nederlandse instellingen, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen
in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2016 met goed
gevolg verdedigd proefschrift.
– het aantal proefschriften dat in 2016 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk verleend
met buitenlandse instellingen, ten overstaan van het college voor promoties of de
commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van de wet, overeenkomt met het aantal
proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling
wegens een in 2016 met goed gevolg verdedigd proefschrift.
|
|
Afzonderlijke opgave ontwerperscertificaten WO
|
– het aantal in 2016 uitgereikte ontwerperscertificaten overeenkomt met het aantal getuigschriften
wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage 7 bij het
UWHW 2008.
|
Beoordeling van inschrijvingen in de peilperiode (HO)
Voor wat betreft inschrijvingen gedurende de peilperiode (HO) stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Toetsing gegevens vooropleiding (hoofdstuk 7, titel 2 van de WHW)
|
– bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding: de student voldoet aan de vooropleidingseisen
ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 1 van de WHW op basis van digitale verificatie
door DUO of afschriften van getuigschriften;
– bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding: de student aan een opleiding met een
landelijke beperkte instroom is toegelaten op grond van een bewijs van DUO d.m.v.
digitale registratie in studielink of de student heeft een schriftelijk bewijs namens
DUO overhandigd van de toelating tot deze opleiding. Of voldoet de student aan de
vooropleidingseisen op basis van digitale verificatie door DUO of zijn er afschriften
van getuigschriften aanwezig bij de instelling;
– bij een nieuwe inschrijving masteropleiding: de student voldoet aan de vooropleidingseisen
ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 2 van de WHW op basis van digitale verificatie
door DUO of afschriften van getuigschriften of een bewijs van toelating voor die opleiding
ex artikel 7.30b, lid 3.
Digitale verificatie door DUO kan bijvoorbeeld aan de hand van de foto van Studielink
worden vastgesteld. De Studielink foto laat zien dat centrale verificatie van de vooropleiding
door DUO is geleverd aan de instelling.
|
|
Het voldoen aan de verplichting tot het betalen van collegegeld (artikelen 7.37 en 7.43 van de WHW)
|
– de student op het moment van inschrijving heeft voldaan aan de verplichting tot het
voldoen van collegegeld ex artikel 7.37 en ex artikel 7.43 van de WHW, dat wil zeggen
een betaling van het collegegeld ineens of op basis van een machtiging tot het innen
van het collegegeld via een regeling tot gespreide betaling, zijnde het instellingscollegegeld
of het wettelijk collegegeld;
– bij het voldoen van het collegegeld voor de student door een derde, de student schriftelijk
of via digitale mogelijkheid in Studielink heeft verklaard hiermee akkoord te zijn
gegaan;
– de student niet is vrijgesteld van het voldoen van collegegeld ex artikel 7.48, lid
1 of lid 2 van de WHW.
|
|
Toetsing inschrijving aan een opleiding (artikel 7.32 van de WHW en artikel 4.1 en
4.8 van het UWHW 2008))
|
– de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) in BRON juist zijn gevuld:
• datum inschrijving
• datum uitschrijving
• opleidingscode
• opleidingsfase
• opleidingsvorm
• inschrijvingsvorm
• eerste inschrijving
Vooruitlopend op de aanpassing van de WHW is de datum inschrijving juist als een inschrijving
gedurende de maand heeft plaatsgevonden en op de eerste van de betreffende maand in
BRON is geregistreerd. Dit geldt echter niet voor de maand oktober vanwege de afgrenzing
van de peilperiode tot en met 1 oktober 2016.
|
|
Toetsing inschrijving aan een opleiding (artikel 7.32 van de WHW, artikel 4.1 lid 4 van de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs)
|
Indien GEEN verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op nationaliteit en verblijfstatus
van de student, dienen de volgende werkzaamheden uitgevoerd te worden aan de hand
van bewijsstukken, die bij de instelling aanwezig zijn.
Er is GEEN verificatie door DUO bij het ontbreken van BRP-relatie, de indicatie GBA-relatie
(recordsoort PER) staat dan op N.
– de volgende velden in BRON juist zijn gevuld:
• Nationaliteit (recordsoort NAT)
• Verblijfstitelcode (recordsoort VBT)
• Omschrijving verblijfstitel (recordsoort VBT)
• Type verblijfsvergunning (recordsoort VBV)
• Omschrijving verblijfsvergunning (recordsoort VBV)
– indien de student als vreemdeling moet worden beschouwd
• ex artikel 7.32, lid 5 van de WHW:
• de student jonger is dan 18 jaar, of
• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving
koppelingswet);
– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen van 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens
• beschikbaar is:
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf,
of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
– dat de student behoort tot een van de groepen studerenden, als bedoeld in artikel
2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000. Hieronder valt ook het verifiëren van
de specifieke redenen voor het opvoeren van type 1 verblijfsvergunningen en dat de
daarmee verband houdende code verblijfsvergunningen juist is.
|
Aanvullende werkzaamheden derdenmachtigingen
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder in de sector MBO
geoordeeld dat indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht
op het volgen van onderwijs en daadwerkelijk het onderwijs is genoten, bij het niet
aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het ontbreken van een handtekening
daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften. Bij het niet-naleven
van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend
om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving bij het niet
tijdig aanwezig zijn van een regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging
per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom
wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval
moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de derdenmachtigingen
bij de instelling beoordeelt en indien de procedure niet op orde is hierover in de
vorm van een uitzonderingsrapportage aan DUO rapporteert. Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier
wordt verwezen naar paragraaf 3.1.
Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de
onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de
onvolkomenheden daarin op te heffen.
De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften
moet naleven. Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk blijkt dat een instelling
niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting van de rijksbijdrage plaatsvinden
tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen wordt voldaan of kan de rijksbijdrage
geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.
Indien een regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging
ontbreekt, dan hoeft de bekostigde inschrijving niet per definitie fout gerekend te
worden. Hieronder wordt aangegeven wat van de instellingsaccountant in zo’n geval
wordt gevraagd.
Niet tijdig ondertekende derdenmachtiging
Indien op 1 oktober geen regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging
aanwezig is, terwijl dit wel vereist is, dan hoeft de bekostigde student niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende student wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat het wettelijk collegegeld niet door de
instelling is betaald en de betreffende student op de teldatum daadwerkelijk onderwijs
volgde aan de instelling.
Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant
deze onderzoeken uit op de opgave van inschrijvingen met een Nederlandse nationaliteit
en op de inschrijvingen met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het Verdrag tussen
Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal
studenten dat niet over de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato
van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend aan Nederland. Voor
dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden
zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.
Voor de Open Universiteit (OU) wijzigt de grondslag van de bekostiging. Dit heeft
gevolgen voor de werkzaamheden van de accountant van de OU. Deze gevolgen zullen in
een brief aan de instelling worden gecommuniceerd aansluitend op de betreffende aanpassing
van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in de zomer van 2017.
Verlening van graden in de peilperiode
Voor wat betreft de graden (bachelor, master, associate degree, ongedeeld) die aan
een student zijn verleend in de peilperiode stelt de instellingsaccountant vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Toetsing velden datum diploma, eerste graad en opleidingsfase en ter validering van
artikel 7.10a, artikel 18.15 en artikel 18.20 van de WHW en artikel 4.1, artikel 4.9 en artikel 4.20 van het UWHW 2008)
|
– het verlenen van de graad Bachelor en/of graad Master en/of de graad AD geschiedt
na of op het moment dat sprake is van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend
examen, zoals vastgesteld door de examencommissie;
– het veld datum diploma(datum behalen graad) (recordsoort GRD) overeenkomt met de datum
zoals vastgesteld door de examencommissie;
– het veld opleidingsfase en opleidingscode(recordsoort GRD) juist is ingevuld en overeenkomst
met de graad, zoals die door de examencommissie is vastgesteld;
– het veld eerste graad (recordsoort GRD) juist is ingevuld in BRON
De waarneming bij de beoordeling van graden Bachelor, Master of AD (Associate Degree)
of het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen is gericht op de velden
‘datum diploma’ (moet bij een graadverlening zijn ingevuld) en ‘opleidingsfase’
|
Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant
deze onderzoeken uit op de opgave van het aantal in deze periode verleende graden
aan studenten met een Nederlandse nationaliteit en studenten met de niet-Belgische
nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale
Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet over de Nederlandse of Belgische
nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten
toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat
de studenten voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen
van de WHW.
Proefschriften leidend tot promoties en het verlenen van ontwerperscertificaten in
2016
De universiteiten doen afzonderlijk opgaven van het aantal proefschriften dat in 2016
heeft geleid tot een promotie en van het aantal ontwerperscertificaten dat in 2016
is uitgereikt wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage
7 bij het UWHW 2008.
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Vaststellen van de aanwezigheid van de getuigschriften en het succesvol verdedigde
proefschrift
|
– in de administratie van de instelling de met succes verdedigde proefschriften en ontwerperscertificaten
aanwezig zijn;
– de promotiecommissie het promotieverslag heeft getekend en dat op het promotieverslag
is aangegeven dat de kandidaat is gepromoveerd;
– de getuigschriften zijn afgegeven door de instelling mede namens een promotiecommissie
die aan de betreffende instelling is verbonden.
|
Werkzaamheden in verband met de te bepalen controlegetallen
Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van de actuele OBO voldoet
aan de eisen. Hierin moeten eventuele mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek
door de HO-instelling via de reguliere weg aan DUO worden geleverd. Na verwerking
en terugmelding door DUO moet de instelling een actuele OBO opvragen. Deze wordt dan
geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd.
De instellingsaccountant stelt een assurance-rapport op bij deze actuele OBO.
In het Programma van Eisen Instellingen HO (PvE) van BRON is beschreven hoe de controlegetallen
worden bepaald.
3.5.3 Assurance-rapport
Algemeen
1 december 2016
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport HO
1 december 2016
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
het OBO en de afzonderlijke opgave(n) van bekostigingsgegevens van HO-instellingen.
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over de opgave(n) van de gegevens
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht noemen)
Ons oordeel
Wij hebben de [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] opgave(n) *) van de gegevens
inzake inschrijvingen, graadverleningen en afsluitend examen, proefschriften* en ontwerperscertificaten*
van ... (naam ho-instelling) met brinnummer ... te ... (zetel), op juistheid onderzocht.
Naar ons oordeel is(zijn) de opgave(n) van de gegevens van .... (naam ho-instelling)
met brinnummer ...., in alle van materieel belang zijnde aspecten juist opgesteld
in overeenstemming met het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.
De opgave(n) sluit(en) met de volgende controlegetallen:
| |
Controlegetal
|
|
Totaal opleidingscode
|
|
|
Totaal inschrijvingen
|
|
|
Totaal graden
|
|
|
Totaal generaal
|
|
aan bij de actuele OBO ... (datum uit de bestandsnaam OBO) van DUO en betreffen de
stand over de onderzoeksperiode 2 oktober 2015 tot en met 1 oktober 2016.
(indien van toepassing)
De gegevens betreffen tevens de afzonderlijke opgave van proefschriften leidend tot
een promotie onder verantwoordelijkheid van de instelling of samen met andere (bekostigde)
instellingen en ontwerperscertificaten in het kalenderjaar 2016**).
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze assurance-opdracht met betrekking tot de opgave(n) van de gegevens
verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2016 en de Nederlandse Standaard 3000 ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten
tot controle of beoordeling van historische financiële informatie’. Deze assurance-opdracht
is gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden
op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de
assurance-opdracht betreffende de opgave(n) van de gegevens’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam ho-instelling) met brinnummer ... zoals vereist
in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
(ViO) en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben
wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave(n) van de gegevens is(zijn) opgesteld voor de Minister van OCW (en indien
van toepassing de Minister van EZ). Hierdoor is(zijn) de opgave(n) van de gegevens
mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend
bestemd voor ... (naam ho-instelling) en de Minister van OCW (en indien van toepassing
de Minister van EZ) en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door
anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht voor de opgave(n)
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opstellen van de opgave(n)
in overeenstemming met de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
en de vereisten zoals opgenomen in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen van de opgave(n) mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fouten of fraude.
De raad van toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces
van rechtmatige verwerving van de middelen op grond van de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek.
Onze verantwoordelijkheden voor de assurance-opdracht betreffende de opgave(n)
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een assurance-opdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze assurance-opdracht is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van
zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze assurance-opdracht niet alle
materiële fouten en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten
(RA/AA)’ toe. Op grond daarvan beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing
inclusief vastgelegde richtlijnen en procedures inzake de naleving van ethische voorschriften,
accountantsstandaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fouten of fraude en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de beslissingen die gebruikers op basis van deze opgave(n) van gegevens
nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze assurance-werkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze assurance-opdracht professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
Standaard 3000 en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.
Onze assurance-opdracht bestond onder andere uit:
-
• het verkrijgen van kennis omtrent de totstandkoming van de opgave(n) van de gegevens
waaronder, afhankelijk van het object van onderzoek, het verkrijgen van kennis omtrent
de interne beheersing;
-
• het op basis van deze kennis inschatten van de risico’s dat de opgave(n) van de gegevens
onjuistheden van materieel belang bevat;
-
• het reageren op de ingeschatte risico’s, waaronder het ontwikkelen van een algehele
aanpak, en het bepalen van de aard, de tijdsfasering en de omvang van assurance-werkzaamheden,
die duidelijk zijn gekoppeld aan de gesignaleerde risico’s, waarbij minimaal de in
het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 opgenomen werkzaamheden zijn uitgevoerd;
-
• en het evalueren van de toereikendheid van de assurance-informatie.
Plaats, datum
... (naam accountantsorganisatie)
... (naam accountant)
[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden*:]
*) Alleen waarmerking indien geen identificatie via de controlegetallen.
**) Alleen van toepassing voor universiteiten.
4 Controle FSR
1 december 2016
4.1 Algemeen
Uitgangspunten
1 juli 2016
De verantwoording door de instellingen voor Hoger Onderwijs over de specifieke doelsubsidies
die afkomstig zijn van de Rijksoverheid waar zulks in de regelgeving of de subsidietoewijzing
is aangegeven, worden opgenomen in één verantwoordingsdocument(single information):
de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR), waarbij de instellingsaccountant
een controleverklaring (single audit) afgeeft.
Op grond van artikel 3. lid i van de Richtlijn Jaarverslaggeving Onderwijs is FSR
verplicht.
In het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’ is in hoofdstuk 3 en in de bijlagen bij het rapport het normenkader voor de FSR opgenomen.
De werking hiervan is geformaliseerd via de RJO artikel 3, lid i en het model overeenkomstig
de tabel in de bijlage van de RJO. Dit normenkader vormt het uitgangspunt voor de controle door de instellingsaccountant.
Inmiddels heeft het Ministerie aan individuele instellingen toegestaan projecten zo
te verantwoorden, dat in het betreffende verslagjaar vast te stellen projecten voor
de totale bestedingen over de gehele projectperiode worden herrekend naar de grondslagen
van de subsidient, voor de lopende projecten vindt geen herrekening plaats, maar wordt
aansluiting gezocht met de verantwoording in de jaarrekening volgens de integrale
kostensystematiek van de instelling.
Om het doel van de FSR, namelijk administratieve lastenverlichting te realiseren,
is het passend een hier op aansluitende controleaanpak toe te staan. Deze wijkt af
van de controleaanpak die als standaard in dit hoofdstuk is omschreven. De afwijkende
controleaanpak is toegestaan als sprake is van de hier genoemde wijze van verantwoorden,
onder de voorwaarde dat de instellingsaccountant de bestedingen van de lopende projecten
controleert bij de jaarrekeningcontrole en daarbij ook afweegt of de waardering volgens
de systematiek van de instelling in lijn ligt met de waardering volgens de grondslagen
van de subsidient, en de bestedingen voor de lopende projecten in de FSR verantwoording
aansluit met de jaarrekening.
De controle op de rechtmatigheid van de bestedingen kan onder bovenstaande voorwaarden
beperkt worden tot de totale bestedingen over de gehele projectperiode van de in het
verslagjaar vast te stellen (afgesloten) projecten.
In aanvulling hierop kan in de controleverklaring de beperking tot de afgesloten projecten
worden opgenomen.
FSR
1 december 2012
De FSR bestaat uit het verantwoordingsdocument en een toelichting.
De FSR bevat:
-
• de financiële verantwoording over alle geoormerkte subsidiegeldstromen vanuit het
Rijk (derde geldstroom) waar zulks in de regelgeving en/of de subsidietoewijzing is
aangegeven exclusief de lumpsumbijdrage van OCW/EZ (eerste geldstroom) en exclusief
de subsidies van NWO/KNAW (tweede geldstroom);
-
• de in dat jaar afgeronde en lopende projecten. Zo wordt jaarlijks zekerheid gegeven
over de meerjarige projecten;
-
• alléén de informatie die van invloed is op de (financiële) vaststelling van de subsidie.
De inhoudelijke (niet-financiële) verantwoordingen worden rechtstreeks aan de subsidieverstrekker
overgelegd en niet gecontroleerd door een accountant;
-
• een toelichting. In de toelichting op de FSR:
-
○ rapporteert de instelling de niet-gecorrigeerde fouten (rapportagetolerantie van 0,1%).
Voor zover fouten in de controle worden gevonden is het uitgangspunt dat gevonden
fouten worden gecorrigeerd. Voor zover dat (om bepaalde redenen) niet gebeurt, worden
de fouten die voortkomen uit de interne en externe controle gemeld. Hiervoor geldt
een zogenaamde rapportagetolerantie(voor fouten 0,1% van de Financiële Specifieke
Rijkssubsidieverantwoording) die aangeeft wanneer de gevonden fouten moeten worden
gerapporteerd; en
-
○ beschrijft de instelling de gehanteerde grondslagen. De instelling hanteert daarbij
de Rijksbrede voorwaarden en begrippen conform de onderliggende subsidieregelingen.
Het gaat daarbij om gestandaardiseerde kostengrondslagen (gelimiteerd tot drie vormen),
gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden. Ook de voorwaarden
voor het gebruik van een systeem van integrale kosten worden vastgelegd in de afzonderlijke
subsidieregelingen. Deze begrippen en voorwaarden zijn ontleend aan het rapport ‘Univers(ele)
vereenvoudiging’.
Format FSR
1 juli 2016
De instelling verstuurt de FSR (subsidieoverzicht) jaarlijks gelijktijdig met de jaarrekening
naar DUO vestiging Zoetermeer. In de bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs
is het format voor het overzicht opgenomen. De FSR wordt zowel in papieren vorm als
digitaal (EFJ) ingediend.
Het DUO stelt de FSR en controleverklaring van de instellingen niet automatisch elektronisch
beschikbaar aan de subsidieverstrekker en overige belanghebbenden. De subsidiegever
moet hiervoor zelf de instelling benaderen.
Om deze ‘shared service’ effectief uit te kunnen voeren moet de instelling aan de
volgende voorwaarden voldoen:
-
• de financiële rijkssubsidieverantwoording wordt gelijktijdig met het bestuursverslag/jaarrekening
meegestuurd (dus vóór 1 juli);
-
• voor elke projectsubsidie moeten de volgende kenmerken vermeld worden: projectnummer,
opdrachtgever (subsidieverstrekker), uitvoeringsinstantie, looptijd, hoogte van de
projectsubsidie, het totale projectbudget, de maximale projectsubsidie en eventuele
specifieke verantwoordingseisen (zie ook het format voor het subsidieoverzicht).
Onderzoeksaanpak
1 juli 2014
De instellingsaccountant voert de volgende werkzaamheden uit.
De instellingsaccountant:
-
• stelt vast dat de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies
juist weergeeft.
Uit de (subsidie)voorwaarden van de afzonderlijke specifieke doelsubsidies blijkt
of deze via de FSR verantwoord dienen te worden. Het is de instelling en niet de instellingsaccountant
die verantwoordelijk is voor de volledigheid van de FSR. Het niet opnemen van een
specifieke doelsubsidie door de instelling kan consequenties hebben voor het verantwoordingstraject
van die subsidie.
-
• stelt op grond van de subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen van de desbetreffende
in de FSR opgenomen afzonderlijke specifieke doelsubsidies vast dat de specifieke
doelsubsidies rechtmatig zijn besteed. De instellingsaccountant controleert, met inachtneming
van de goedkeuringstolerantie, het totaal van alle specifieke doelsubsidies. Ten aanzien
van de in paragraaf ‘Controlewerkzaamheden per regeling’ opgenomen specifieke doelsubsidies
schrijft het accountantsprotocol minimale controlewerkzaamheden voor.
Voor nog te besteden subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande
accountantsprotocollen van kracht.
-
• stelt vast dat de in de toelichting op de FSR beschreven gehanteerde grondslagen:
-
○ voldoen aan Rijksbrede voorwaarden en begrippen. Dit betekent dat de beschreven grondslagen
in overeenstemming zijn met de in de onderliggende subsidieregelingen opgenomen gestandaardiseerde
kostengrondslagen, gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden;
-
○ juist door de instelling zijn toegepast. Ten aanzien van de kostengrondslag ‘integrale
kosten’ zijn extra voorwaarden gesteld. De instellingsaccountant stelt vast dat de
instelling voldaan heeft aan deze voorwaarden.
De toetsing van de gehanteerde grondslagen maakt onderdeel uit van de rechtmatigheidscontrole
van de FSR.
-
• stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in
‘Format FSR’.
-
• stelt de aansluiting van de FSR vast met de jaarrekening van de instelling.
Toleranties
1 juli 2014
Voor deze controle geldt een specifieke goedkeurings- en rapportagetolerantie (zie
Algemeen voor een toelichting). Het totaalbedrag van de bestedingen van de specifieke
doelsubsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle
van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij kan verklaren dat
geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 3% van de
totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.
Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole
niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie
voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de instelling wel consequenties
hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.
Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen
en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de specifieke doelsubsidies,
dan moet de instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de besteding niet rechtmatig is, dan
ziet de instellingsaccountant erop toe dat de instelling dit corrigeert.
Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instelling deze op in de toelichting
op de FSR.
De rapportagetolerantie is 0,1% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.
Aansluiting tussen FSR en jaarrekening
1 juli 2009
De instellingsaccountant stelt de aansluiting vast tussen de FSR en de jaarrekening.
Accountantsproducten
1 december 2010
De instellingsaccountant geeft een controleverklaring af over zowel de juistheid als
de financiële rechtmatigheid van de specifieke doelsubsidies in de FSR.
Naast de juistheid van de FSR vallen de financiële informatie in de rapportage van
de instelling over de niet-gecorrigeerde fouten en de toelichting op de gehanteerde
grondslagen onder de reikwijdte van de controleverklaring.
Voor overige bevindingen maakt de instellingsaccountant gebruik van een rapport van
bevindingen, waarin hij de aard en de omvang van de bevindingen opneemt. Hij hanteert
daarbij de bij ‘toleranties’ opgenomen rapportagetolerantie. Hij maakt hier in ieder
geval gebruik van indien:
-
• de instelling niet-gecorrigeerde fouten niet opneemt in de toelichting bij de FSR;
-
• de grondslagen niet in overeenstemming zijn met de Rijksbrede voorwaarden en begrippen
zoals opgenomen in de onderliggende subsidieregelingen of niet juist worden toegepast;
-
• de instelling de voorwaarden zoals opgenomen in ‘Format FSR’ niet naleeft;
4.2 Controlewerkzaamheden per regeling
1 juli 2014
Algemeen
De instellingsaccountant controleert alle specifieke doelsubsidies. Het accountantsprotocol kan minimale controlewerkzaamheden voorschrijven ten aanzien
van één of meerdere met name genoemde doelsubsidies.
4.3 Controleverklaring bij FSR
1 december 2016
Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan
sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf aan bij de teksten van deel 3 sectie
II van de HRA (deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA.
Indien het door het Ministerie aan individuele instellingen is toegestaan om projecten
op een andere wijze te verantwoorden (zoals in paragraaf 4.1 bij de uitgangspunten
is toegelicht) past de accountant de passages in onderstaande voorbeeld controleverklaring
aan in overeenstemming met de reikwijdte en verrichte werkzaamheden.
Voorbeeld goedkeurende controleverklaring bij de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording
(FSR) 2016
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant*)
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR)
Ons oordeel
Wij hebben de bijgevoegde [door ons gewaarmerkte] Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording
(FSR) 2016 van ... (naam instelling) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd.
Naar ons oordeel:
-
• geeft de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies van ...
(naam entiteit) over 2016 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer
in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs;
-
• voldoen de in deze FSR verantwoorde specifieke doelsubsidies over 2016 in alle van
materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van de financiële rechtmatigheid. Dit
houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en
regelgeving opgenomen bepalingen.
De FSR bestaat uit het verantwoordingsdocument FSR en de toelichting daarop.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de
Nederlandse controlestandaarden en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 vallen.
Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden
voor de controle van de FSR’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam instelling), zoals vereist in de Verordening
inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere
voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij
voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountant (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De FSR is opgesteld voor de Minister van OCW**) met als doel het vaststellen van de
specifieke doelsubsidies die in de FSR zijn opgenomen voor ... (naam instelling).
Hierdoor is de FSR mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze controleverklaring
is derhalve uitsluitend bestemd voor ... (naam instelling) en de Minister van OCW**)
en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur voor de FSR
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen en juist weergeven van de FSR in
overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving Onderwijs. Het bestuur is ook verantwoordelijk
voor het rechtmatig tot stand komen van de opgenomen bedragen in de FSR in overeenstemming
met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
In dit kader is het bestuur tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing
die het bestuur noodzakelijk acht om het opstellen van de FSR en de naleving van die
relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang
als gevolg van fouten of fraude.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de FSR
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht,
dat we daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fouten of fraude en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze FSR nemen.
De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze controleopdracht professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden, het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016, ethische voorschriften
en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de FSR afwijkingen van materieel
belang bevat als gevolg van fouten of fraude, dan wel het niet rechtmatig tot stand
komen van de FSR, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden
en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor
ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet
ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning,
valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk
verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle
met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de instelling;
-
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving,
de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid
van schattingen door het bestuur van de instelling en de toelichtingen die daarover
in de FSR staan;
-
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de FSR en de daarin opgenomen
toelichtingen; en
-
• het evalueren of de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies
juist weergeeft en of de in de FSR verantwoorde specifieke doelsubsidies over 2016
in alle van materieel zijn de aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen.
Plaats, datum
.... (naam accountantspraktijk)
.... (naam onafhankelijke (of bevoegde interne) accountant)
[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:]
*) Hieronder valt ook de bevoegde intern accountant.
**) en de overige bij de FSR betrokken departementen. De FSR en controleverklaring worden
(single information) door de instelling verzonden aan DUO en door OCW beschikbaar
gesteld aan de overige betrokken departementen.
5 Onderwijslinks
1 juli 2016
Voor actuele informatie over het onderwijsnummer kunt u terecht op de volgende internetsites:
6 Lijst met afkortingen
1 juli 2016
|
ao/ib
|
Administratieve organisatie en interne beheersing
|
|
AOC
|
Agrarisch opleidingscentrum
|
|
BBL
|
Beroepsbegeleidende leerweg
|
|
BOL
|
Beroepsopleidende leerweg
|
|
BPV
|
Beroepspraktijkvorming
|
|
BRON
|
Basisregister Onderwijs
|
|
BRP
|
Basisregistratie personen
|
|
COS
|
Controle- en Overige Standaarden
|
|
CREBO
|
Centraal Register Beroepsopleidingen
|
|
CROHO
|
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs
|
|
DUO
|
Dienst Uitvoering Onderwijs
|
|
EFJ
|
Elektronisch Financieel Jaarverslag
|
|
EZ
|
(Ministerie van) Economische Zaken
|
|
FSR
|
Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording
|
|
GGL
|
Gewogen gemiddelde leeftijd
|
|
HBO
|
Hoger Beroepsonderwijs
|
|
HO
|
Hoger onderwijs
|
|
IB
|
Interne beheersingsmaatregelen
|
|
LGF
|
Leerling gebonden financiering
|
|
LWOO
|
Leerwegondersteunend onderwijs
|
|
MBO
|
Middelbaar beroepsonderwijs
|
|
NBA
|
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
|
|
NV COS
|
Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
|
|
NWO
|
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
|
|
OAP
|
Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ
|
|
OBO
|
Overzicht BekostigingsOnderzoek
|
|
OCW
|
(ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
|
|
OFB
|
Overzicht Financiële Beschikkingen
|
|
OU
|
Open Universiteit
|
|
PF
|
Participatiefonds
|
|
PO
|
Primair onderwijs
|
|
REC
|
Regionaal Expertise Centrum
|
|
RJ
|
Raad voor de Jaarverslaggeving
|
|
ROC
|
Regionaal opleidingscentrum
|
|
RT
|
Rapportagetolerantie
|
|
RVC
|
Regionale Verwijzingscommissie
|
|
SF
|
Studiefinanciering
|
|
SISA
|
Single information Single audit
|
|
TPM
|
Third Party Mededeling
|
|
UWEB
|
Uitvoeringsbesluit Wet educatie en beroepsonderwijs
|
|
UWHW
|
Uitvoeringsbesluit Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
|
|
VAVO
|
Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs
|
|
VO
|
Voortgezet onderwijs
|
|
VSNU
|
Vereniging van Universiteiten
|
|
vso
|
voortgezet speciaal onderwijs
|
|
VT
|
Voltijd
|
|
WEB
|
Wet educatie en beroepsonderwijs
|
|
WEC
|
Wet op de expertisecentra
|
|
WHW
|
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
|
|
WNT
|
Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector
|
|
WO
|
Wetenschappelijk onderwijs
|
|
WPO
|
Wet op het primair onderwijs
|
|
WSNS
|
Weer Samen Naar School
|
|
WTOS
|
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
|
|
WVO
|
Wet op het voortgezet onderwijs
|
Bijlage 1 Kader Financiële Rechtmatigheid OCW/EZ wet- en regelgeving 2016
|
Van toepassing
|
|
|
|
|
|
voor sector
|
|
Identificatie wet- en regelgeving
|
|
|
PO
|
VO
|
MBO
|
HO
|
|
art
|
Inhoud
|
Toelichting
|
| |
|
|
|
Wet op het primair onderwijs (WPO)
|
|
|
1
|
|
|
|
|
4
|
Kosten van leerlingenvervoer
|
In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer een taak is van de gemeente
en de gemeente hiervoor ook de kosten draagt. Hieruit blijkt dat de bekostiging van
OCW hieraan niet mag worden besteed. De instelling mag wel het leerlingenvervoer tussen
de school en een gymlokaal (zwembad of andere sportvoorziening) bekostigen.
|
|
1
|
|
|
|
|
29 lid 1
|
Directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel
|
De school heeft 1 of 2 directeuren, kosten van meer directeuren worden dus niet bekostigd.
|
|
1
|
|
|
|
|
45 lid 1 en 2
|
Tussenschoolse opvang en organisatie van de buitenschoolse opvang
|
Lid 1 De kosten voor tussenschoolse opvang komen voor rekening van de ouders, voogden
of verzorgers, dus niet voor rekening van de school. Het gaat hier om de exploitatiekosten.
De school kan wel geld uitgeven aan deskundigheidsbevordering overblijfkrachten en
organisatie TSO (zie voorlichtingsbrochure Bekostiging basisonderwijs Programma van
eisen voor het jaar 2010) lid 2. De kosten voor buitenschoolse opvang komen voor rekening
van de ouders, dus niet voor rekening van de school.
|
|
1
|
|
|
|
|
91
|
Voorziening in huisvesting door de gemeente
|
Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging
van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het
OAP 2015 opgenomen. In artikel 92 is gedefinieerd wat wordt verstaan onder voorzieningen
in de huisvesting. Dit artikel is gewijzigd per 1-1-2015 i.v.m. de overheveling van
taak en budget voor aanpassing in onderwijshuisvesting van gemeente naar school.
|
|
1
|
|
|
|
|
120 lid 7
|
Grondslag bekostiging personeel basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs
|
Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
133
|
Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken
|
De gemeente bekostigt het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking
tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen, hieruit blijkt dat de bekostiging
van OCW hier niet aan besteed mag worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
148 lid 1 tot en met 4
|
Besteding bekostiging
|
Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
148 lid 5
|
Besteding bekostiging (samenwerkingsverband)
|
Bedragen voor de kosten van materiele instandhouding en personeelskosten van het samenwerkingsverband
(art 118 en 132) worden uitsluitend aangewend voor de kosten voor materiele instandhouding
en personeelskosten van het samenwerkingsverband voor ondersteuningsvoorzieningen.
|
|
1
|
|
|
|
|
166 lid 1
|
Voorschoolse educatie
|
Voorschoolse educatie is een taak van de gemeente. Hier mag geen bekostiging aan besteed
worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
182
|
Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming
|
Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen
ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt
buiten het kader.
|
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
Wet op de expertisecentra (WEC)
|
|
|
1
|
|
|
|
|
4
|
Kosten van leerlingenvervoer
|
In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer taak en kosten van de gemeente,
hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden. De
instelling mag wel het leerlingenvervoer tussen de school en een gymlokaal (zwembad
of andere sportvoorziening) bekostigen.
|
|
1
|
|
|
|
|
89
|
Voorziening in huisvesting door gemeente
|
Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging
van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het
OAP 2015 opgenomen. In artikel 90 is gedefinieerd wat wordt volstaan onder voorzieningen
in de huisvesting. Dit artikel is gewijzigd per 1-1-2015 i.v.m. de overheveling van
taak en budget voor aanpassing in onderwijshuisvesting van gemeente naar school.
|
|
1
|
|
|
|
|
117 lid 13
|
Grondslag bekostiging personeel
|
Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
127
|
Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken
|
De gemeente bekostigt de belastingen: het bedrag dat is uitgegeven voor belastingen
met betrekking tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen. Hieruit blijkt
dat de bekostiging vanuit OCW hier niet aan besteed mag worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
143
|
Besteding bekostiging
|
Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
168
|
Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming; boekhoudvoorschriften
|
Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen
ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt
buiten het kader.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
Besluit bekostiging WPO
|
|
|
1
|
|
|
|
|
16
|
Omschrijving uitgaven materiële voorzieningen tbv instandhouding
|
De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor
schoolgebouwen hebben betrekking op de programma's van eisen.
|
|
1
|
|
|
|
|
34c
|
Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van
de laatste school van een bevoegd gezag
|
Alleen van toepassing bij opheffing of beëindiging, dan dient verrekening van exploitatie
overschotten plaats te vinden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
Besluit bekostiging WEC
|
|
|
1
|
|
|
|
|
17
|
Omschrijving uitgaven materiële voorzieningen tbv instandhouding
|
De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor
schoolgebouwen hebben betrekking op de programma’s van eisen.
|
|
1
|
|
|
|
|
19 lid 3
|
Vergoeding schoolbaden
|
De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van
een schoolbad hebben betrekking op de programma's van eisen.
|
|
1
|
|
|
|
|
26 lid 1, 2 en 3
|
Vervreemding en buitengebruikstelling
|
In deze bepalingen wordt aangegeven dat het bevoegd gezag van een bijzondere school
bij vervreemding of buitengebruikstelling van gebouwen en terreinen verplicht bekostiging
moet terugbetalen aan de gemeente.
|
|
1
|
|
|
|
|
28 lid 1
|
Vervreemding en buitengebruikstelling
|
In dit artikel wordt aangegeven dat een bevoegd gezag dat eigenaar is van een gebouw
bij vervreemding of buitengebruikstelling verplicht een deel van de gemeente verkregen
vergoeding moet terugbetalen.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
Besluit trekkende bevolking WPO
|
|
|
1
|
|
|
|
|
A2
|
Afwijking van bepalingen en overeenkomstig van toepassing zijnde bepalingen van de
WPO
|
Lid 1 Art 4 (leerlingenvervoer) is op deze scholen niet van toepassing, dit betekent
dat deze school daar wel geld aan uit mag geven. In lid 2 is aangegeven dat art 29,
art 45 lid 1 en 2, art 138 en 182 van overeenkomstig van toepassing zijn.
|
|
1
|
|
|
|
|
B16
|
Onderscheiding kosten materiële instandhouding
|
Geeft aan welke kosten van materiële instandhouding voor vergoeding in aanmerking
komen.
|
|
1
|
|
|
|
|
B23 lid 1
|
Overdracht van gebouwen, terreinen en roerende zaken
|
Indien gebouwen, terreinen of roerende zaken waarvoor een vergoeding is genoten geheel
of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken is het bevoegd gezag van een
bijzondere school een bedrag aan het Rijk verschuldigd.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
|
|
Experimentenwet onderwijs
|
|
|
1
|
1
|
|
|
|
4 lid 1 en 3
|
|
In lid 1 en 3 wordt aangegeven dat regelen en onderwijswetten van toepassing zijn.
|
|
1
|
1
|
|
|
|
7d
|
|
Dit artikel geeft aan dat voor een leerling van een speciale school voor speciaal
onderwijs etc art 4 WEC overeenkomstig van toepassing is. Dus ook hier leerlingvervoer
taak van de Gemeente.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 (tot
en met 30 juni 2016)
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
3 lid 2,3 en 4
|
Verplichtingen beleggen en belenen
|
In lid 2, 3 en 4 is aangegeven aan welke eisen beleggingen moeten voldoen.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
|
|
Wet op het voortgezet onderwijs (WVO)
|
|
| |
1
|
|
|
|
4
|
Kosten van leerlingenvervoer
|
In dit artikel wordt aangegeven dat vervoer van leerlingen die wegens hun lichamelijke,
verstandelijke of zintuigelijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn
aangewezen, een taak (en kosten) van de gemeente is, hieruit blijkt dus dat de bekostiging
van OCW hieraan niet besteed mag worden. Dit geldt ook voor leerlingenvervoer voor
andere dan in het artikel genoemde leerlingen.
|
| |
1
|
|
|
|
6e lid 1
|
Beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen
|
Het bevoegd gezag stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking.
Bijdragen hiervoor zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
1
|
|
|
|
84 lid 1
|
Grondslagen berekening omvang formatie
|
Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden in relatie tot
de formatie.
|
| |
1
|
|
|
|
86 lid 1
|
Bekostiging exploitatiekosten
|
Geeft aan waarvoor de bekostiging van de exploitatie wordt ontvangen.
|
| |
1
|
|
|
|
96c.1
|
Bekostiging middelen door gemeente
|
De gemeente bekostigt aan BG van een andere dan een gemeentelijke school het bedrag
dat is uitgegeven voor de belastingen mbt de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen.
Hier mag dus geen Rijksbijdrage aan worden besteed.
|
| |
1
|
|
|
|
99 lid 1 tot en met 8
|
Besteding bekostiging
|
Het artikel geeft aan waaraan de bekostiging besteed moet worden.
|
| |
1
|
|
|
|
99 lid 9
|
Besteding bekostiging (samenwerkingsverband)
|
Bedragen voor personeelskosten en de materiele instandhouding van het samenwerkingsverband
(art 85b en 89a) worden uitsluitend aangewend voor personeelskosten en de kosten voor
materiele instandhouding van het samenwerkingsverband voor ondersteuningsvoorzieningen.
|
| |
1
|
|
|
|
100
|
Contractactiviteiten
|
De bedragen en bekostiging, bedoeld in art. 99, worden niet aangewend voor contractactiviteiten
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
|
|
Bekostigingsbesluit W.V.O.
|
|
| |
1
|
|
|
|
24
|
Voorschriften betreffende verrekening overschotten bij opheffing of beëindiging van
de bekostiging van scholen.
|
Alleen van toepassing bij opheffing of beëindiging, dan dient verrekening van exploitatie
overschotten plaats te vinden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)
|
| |
|
1
|
|
|
1.2.1 lid 1 en lid 2
|
Doelstellingen onderwijs
|
lid 1: Alleen ten aanzien van het volgende aspect: educatie omvat alleen activiteiten
op het niveau van basis onderwijs en voortgezet onderwijs. Educatie uitgaven voor
andere onderwijssoorten dan genoemd zijn dus niet rechtmatig. lid 2: Beroepsonderwijs
omvatten niet activiteiten op het niveau hoger onderwijs. Uitgaven voor hoger onderwijs
zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
|
1
|
|
|
2.2.1 lid 3 en 4
|
Rijksbijdrage beroepsonderwijs
|
Geeft aan waarvoor de bijdrage in de exploitatiekosten en in de huisvestingskosten
ontvangen wordt.
|
| |
|
1
|
|
|
2.5.3 lid 2
|
Jaarrekening
|
Alleen ten aanzien van het volgende aspect: Van niet doelmatige aanwending van de
rijksbijdrage is in ieder geval sprake voorzover bedragen daaruit worden aangewend
voor het op enigerlei wijze compenseren van de deelnemers of examendeelnemers voor
les- en cursusgeld respectievelijk examengeld. Uitgaven hiervoor zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
|
1
|
|
|
2.5.9a
|
Verslaglegging, onderzoek, minister, controleprotocol en correctie rijksbijdrage
|
Alleen ten aanzien van artikel 2.5.3. lid 2 is overeenkomstig van toepassing op de
rijksbijdrage voor het voortgezet algemeen volwassenonderwijs.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Notitie helderheid in de bekostiging 2004
|
| |
|
1
|
|
|
Thema 2
|
Investeren van publieke middelen in private activiteiten
|
Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden. Voor
verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen
voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162
die staatssecretaris Rutte op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden en de
brief van 24 februari 2009 met kenmerk BVE/stelsel/104878. De instelling heeft een
proces ingericht om vast te stellen of niet-gesubsidieerde of niet bekostigde activiteiten
een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten in de zin van de door de staatssecretaris
van Onderwijs omschreven wijze (Tweede Kamer 28 248, nr. 84).
|
| |
|
1
|
|
|
Thema 4
|
Les en cursusgeld niet betaald door de deelnemer zelf.
|
Zie ook WEB art 2.5.3 lid 2.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo
|
| |
|
1
|
|
|
7
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De
subsidie wordt uiterlijk in het jaar volgende op het jaar van verstrekking besteed.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)
|
| |
|
|
1
|
|
2.9 lid 1 en 4
|
|
Lid 1 Rijksbijdrage mag niet besteed worden voor het op enigerlei wijze compenseren
van studenten of extranei voor collegeld, examengeld, cursusgeld of wat de hogescholen
betreft de financiële ondersteuning, bedoeld in artikel 7.50 derde lid, anders dan
op grond van de tweede volzin van dat lid of de artikelen 7.51 tot en met artikel
7.51k, en ook niet aan het uitvoeren van de procedure voor erkenning van verworven
competenties.
|
| |
|
|
1
|
|
2.12
|
Rijksbijdrage AZ
|
Doorbetaling, zie ook OAP.
|
| |
|
|
1
|
|
7.43 lid 1
|
Collegegeld verplichting
|
Lid 1 Elke student is wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld verschuldigd.
|
| |
|
|
1
|
|
7.44 lid 1
|
Examengeld verplichting
|
Lid 1 Een extraneus is voor elk studiejaar dat hij door het instellingsbestuur voor
een opleiding is ingeschreven, aan de desbetreffende instelling examengeld verschuldigd.
|
| |
|
|
1
|
|
7.45
|
Wettelijk collegegeld
|
Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld aan.
|
| |
|
|
1
|
|
7.45a
|
Aanspraak op wettelijk collegegeld
|
Geeft aan voor welke studenten in welke omstandigheden het wettelijk collegegeld verschuldigd
is.
|
| |
|
|
1
|
|
7.45b
|
Collegegeld OU
|
Geeft aan voor welke studenten onder welke omstandigheden welk collegegeld verschuldigd
is.
|
| |
|
|
1
|
|
7.46 lid 1 t/m 5
|
Instellingscollegegeld
|
Geeft aan voor welke studenten en op welke wijze het instellingscollegegeld verschuldigd
is.
|
| |
|
|
1
|
|
7.48
|
Vermindering en vrijstelling collegegeld
|
Geeft aan in welke gevallen vermindering of vrijstelling van het wettelijke collegegeld
is toegestaan. Alleen in de in dit artikel genoemde gevallen is vermindering toegestaan.
|
| |
|
|
1
|
|
7.49
|
Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen vanaf het studiejaar 2005–2006
|
Lid 1 geeft aan dat voor de hier genoemde opleidingen het collegegeld ten hoogste
5 maal het volledige wettelijke collegegeld in art 7.45 lid 1 mag bedragen (meer is
dus niet rechtmatig), lid 3 geeft aan dat collegegeld in lid 1 in de plaats komt van
collegegeld in art 7.45 lid 1.
|
| |
|
|
1
|
|
7.51, 7.51a tot en met 7.51 j
|
Profileringsfonds
|
Deze artikelen geven aan onder welke voorwaarden, onder welke omstandigheden en met
welke omvang financiële ondersteuning gegeven kan worden door de instelling.
|
| |
|
|
1
|
|
7.51k
|
Financiële ondersteuning bijzondere activiteiten door OM
|
In dit artikel is opgenomen in welke gevallen Onze Minister een voorziening treft
(uitgaven van de instelling aan deze categorie zijn dus onrechtmatig)
|
| |
|
|
1
|
|
9.3 lid 1
|
Samenstelling CvB en rechtspositie leden
|
Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de rector magnificus van de universiteit.
Meer leden zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
|
|
1
|
|
10.2 lid 1
|
College van bestuur
|
Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn
dus niet rechtmatig.
|
| |
|
|
1
|
|
11.2 lid 1
|
Samenstelling CvB en rechtspositie leden
|
Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn
dus niet rechtmatig.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Uitvoeringsbesluit WHW 2008
|
|
| |
|
|
1
|
|
2.2 lid 1, 2 en 3
|
Omvang collegegeld
|
Geeft bedragen artikel 7.45 lid 1 en lid 2.
|
| |
|
|
1
|
|
2.3
|
Uitbreiding categorie studenten wettelijk collegegeld
|
Ook voor studenten aan deze opleidingen is wettelijk collegegeld verschuldigd.
|
| |
|
|
1
|
|
2.4
|
Administratiekosten gespreide inning collegegeld
|
Geeft bedrag bedoeld in artikel 7.47 van de wet, bedraagt € 24.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Regeling Financiën HO
|
|
| |
|
|
1
|
|
9
|
Vaststelling collegegeld
|
Bepaalt het wettelijke collegegeld.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Tractaat Nederland- Vlaanderen inzake de transnationale UL, Maastricht 2011
|
| |
|
|
1
|
|
5
|
|
Bepaalt dat Nederland via de Universiteit Maastricht de middelen aan de TUL beschikbaar
stelt. Er bestaat dus een doorbetalingsverplichting van de UM aan de TUL van deze
rijksbijdrage.
|
| |
|
|
1
|
|
8 lid 2
|
|
De TUL stelt de hoogte van het collegegeld vast overeenkomstig de WHW.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Notities helderheid (2003, de aanvulling in 2004 en de nadere toelichting in 2005
aan de TK)
|
| |
|
|
1
|
|
Thema 2
|
Investeren van publieke middelen in private activiteiten
|
Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden. Voor
verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen
voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162
die de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 20 juli 2005 aan de
Tweede Kamer heeft gezonden. De instelling heeft een procedure ingericht om vast te
stellen of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten
in de zin van in de brief van 20 juli 2005 van de door de staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap aan de tweede kamer omschreven wijze (Tweede Kamer, vergaderjaar
2004–2005, 28 248, nr. 84).
|
| |
|
|
1
|
|
Thema 5
|
Collegegeld niet betaald door de student zelf
|
Zie ook WHW art 2.9 lid 1.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
|
Les en cursusgeldwet
|
|
| |
1
|
1
|
|
|
6 lid 1
|
Algemene bepaling en nadere regeling cursusgeld
|
Lid 1 Bij of krachtens amvb wordt bepaald voor welke uit de openbare kas bekostigde
cursussen cursusgeld is verschuldigd.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
|
|
Regeling InnovatieImpuls Onderwijs
|
|
1
|
1
|
|
|
|
10
|
Subsidiabele projectkosten
|
In dit artikel is aangegeven welke kosten wel en niet subsidiabel zijn.
|
|
1
|
1
|
|
|
|
29 lid 2
|
Besteding subsidie
|
Lid 2: ... uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt.... De subsidie
wordt uiterlijk in het jaar 2014 besteed.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Regeling Siriusprogramma 2010
|
|
| |
|
|
1
|
|
19
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. ...
De subsidie wordt uiterlijk in 2014 besteed.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
1
|
Regeling praktijkleren en Groene plus (hoewel de regeling formeel per 1-1-2016 is vervallen kan deze nog betekenis hebben
voor de verantwoording over 2016 en 2017 van gelden die op grond van deze regeling
zijn verstrekt)
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
15 lid 1 en 2
|
Besteding subsidie
|
Lid 1 ... besteedt die bijdragen uitsluitend ten behoeve van het doel,..., lid 2 ...middelen
ontvangen op grond van artikel 3 of 3a mogen pas besteed worden nadat het MIP is goedgekeurd
door de Minister
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
16 lid 2
|
Besteding subsidie
|
Indien een deel van de ontvangen aanvullende bijdrage in enig jaar niet is besteed
aan het doel, bedoeld in art 2, 3, 3a dan wel art 11, mag dit deel binnen dat doel
worden besteed in navolgende jaren.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
23
|
Subsidiabele kosten
|
Dit artikel geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking worden genomen.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
24
|
Omvang subsidie
|
De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
25 lid 1
|
Besteding subsidie
|
Het verleende subsidiebedrag mag door de subsidieontvanger worden besteed gedurende
een periode van één of meerdere jaren. Deze periode wordt in de beschikking bepaald.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
28 lid 3
|
Subsidiabele kosten
|
Dit lid geeft aan welke kosten subsidiabel zijn.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
32 lid 2 en 5
|
Besteding subsidie
|
Lid 2 Het verleende subsidiebedrag mag door de subsidieontvanger worden besteed gedurende
een periode van één of meerdere jaren. Deze periode wordt in de beschikking bepaald.
Lid 5 In afwijking van het tweede tot en met vierde lid, wordt een subsidiebedrag
dat in het jaar 2015 is verleend uitsluitend in dat jaar besteed, worden alle voorschotten
in dat jaar verstrekt en is het totaal aan voorschotten 100% van het te verstrekken
subsidiebedrag.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
1
|
Openstellingsbesluit groen onderwijs 2011
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
14 lid 1 en 2
|
Subsidiabele kosten
|
Dit artikel geeft aan welke kosten subsidiabel zijn. In de toelichting op het artikel
is aangegeven dat de volgende kosten niet subsidiabel zijn: de overheadkosten van
de organisatie en personele en materiële kosten van bedrijven die in samenwerking
met een of meer instellingen een aangevraagde activiteit uitvoeren (deze gelden als
cofinanicering).
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
|
Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het
voortgezet onderwijs
|
| |
1
|
1
|
|
|
12
|
Besteding van de subsidie
|
Dit artikel geeft aan waaraan en wanneer de subsidie besteed moet worden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
1
|
Regeling openstellingen en prioriteiten groen onderwijs 2012
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
14
|
|
Dit artikel geeft de hoogte van subsidiabele personeelskosten aan (verwijzing artikel
28 derde lid Regeling Praktijkleren en Groene Plus)
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
1
|
Regeling openstellingen groen onderwijs 2013 (hoewel de regeling formeel per 1-1-2016 is vervallen kan deze nog betekenis hebben
voor de verantwoording over 2016 en 2017 van gelden die op grond van deze regeling
zijn verstrekt)
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
2
|
Subsidiabele kosten
|
Dit artikel geeft de hoogte van subsidiabele personeelskosten aan (verwijzing artikel
28 derde lid Regeling Praktijkleren en Groene Plus)
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Regeling regionaal investeringsfonds mbo
|
| |
|
1
|
|
|
6
|
Besteding subsidie
|
Dit artikel geeft aan dat de subsidie uitsluitend besteed wordt aan de activiteiten,
waarvoor zij wordt verstrekt. Eventuele niet-bestede middelen worden na afloop van
de looptijd van de subsidie teruggevorderd.
|
| |
|
1
|
|
|
17 lid 6
|
Subsidievoorwaarden
|
De subsidie is niet bestemd voor: a. kosten van ontslag dan wel voor uitkeringen van
gewezen personeelsleden van de betreffende onderwijsinstelling, als gevolg van dit
voorstel of b. kosten voor nieuwbouw, verbouw of leegstand.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
|
|
Wet passend onderwijs
|
|
1
|
|
|
|
|
XVIII
|
Verdeling en overdracht nog niet bestede bekostiging REC’s en samenwerkingsverbanden
primair onderwijs
|
Geeft aanwijzingen ten aanzien van verdeling en overdracht van middelen bij opheffing
|
| |
1
|
|
|
|
XIX
|
Verdeling en overdracht nog niet bestede bekostiging samenwerkingsverbanden voortgezet
onderwijs
|
Geeft aanwijzingen ten aanzien van verdeling en overdracht van middelen bij opheffing
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
|
|
Regeling nadere voorschriften opting out en vermindering verplichte herbesteding in
verband met overgangsbekostiging afschaffing leerlinggebonden financiering
|
| |
1
|
|
|
|
3
|
Vermindering verplichte herbesteding in schooljaar 2015-2016
|
In dit artikel is aangegeven onder welke voorwaarden gehele of gedeeltelijke vermindering
van de herbesteding van toepassing is.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Subsidieregeling vraagfinanciering hoger onderwijs
|
| |
|
|
1
|
|
6
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt besteed aan de verlaging van het collegegeld dat moet worden betaald
door de student. Van ondoelmatige aanwending is in ieder geval sprake indien de student
met een voucher op enigerlei wijze wordt gecompenseerd.
|
| |
|
|
1
|
|
10 lid 4 en 6
|
Verplichtingen
|
De hogeschool besteedt een voucher uitsluitend aan de verlaging van het collegegeld
met de waarde van de voucher voor een module dat moet worden betaald door een student
als bedoeld in artikel 3. De hogeschool mag het bedrag van de voucher niet in geld
uitkeren aan de student.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Subsidieregeling flexibel hoger onderwijs voor volwassenen
|
| |
|
|
1
|
|
8 lid 3
|
Subsidie bekostigde instelling
|
Bij een subsidie van € 125.000 of meer aan een bekostigde instelling: de subsidie
wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend (verantwoording
in model G2 op grond van artikel 9 lid 3)
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs
|
| |
|
|
1
|
|
27 lid 3
|
Experimenten educatieve module; inhoud en duur
|
Voor inschrijving voor een module als bedoeld in het eerste lid is de aspirant-student
de helft van het wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45a van de wet (WHW)
verschuldigd.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs
|
| |
|
|
1
|
|
2 lid 4
|
Inhoud en duur
|
Aan een student als bedoeld in eerste en tweede lid kan i.v.m. een inschrijving voor
een module collegegeld in rekening gebracht worden tot een maximumbedrag van € 3.750
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
4
|
Financiële onderneming
|
In dit artikel staat met welke financiële ondernemingen transacties aangegaan kunnen
worden en dat dit voor publieke middelen alleen in euro’s kan plaatsvinden.
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
5 lid 4 en 5
|
Professioneel en niet- professionele belegger
|
Geeft aan in welke gevallen bijlage I en bijlage II van de regeling gehanteerd moeten
worden.
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
6
|
Beleggingen
|
In dit artikel staan de eisen waaraan een belegging moet voldoen.
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
7
|
Leningen
|
In dit artikel staan de eisen waaraan een lening moet voldoen.
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
8
|
Financiële derivaten
|
In dit artikel staan de eisen en voorwaarden m.b.t. financiële derivaten.
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
9
|
Geen ineffectieve positie derivaten
|
In dit artikel staan verdere eisen m.b.t. derivaten.
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
12 lid 1
|
Overgangsrecht
|
In dit artikel wordt geregeld dat voor beleggingen, leningen en financiële derivaten
die voor 1 juli 2016 zijn afgesloten de Regeling belenen en beleggen door instellingen
voor onderwijs en onderzoek 2010, zoals die luidde op 30 juni 2016 van toepassing
blijft.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
|
Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017
|
| |
1
|
1
|
|
|
2.8 lid 1 en 2
|
Besteding van de subsidie
|
Lid 1: De subsidie wordt aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Lid
2: De subsidie wordt uiterlijk in 2020 besteed
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
|
Tijdelijke regeling voorziening leermiddelen voor deelnemers uit minimagezinnen
|
| |
|
1
|
|
|
7 lid 1 onder b
|
Besteding en verantwoording van de aanvullende middelen
|
Voor subsidies van € 125.000 of meer wordt de subsidie uitsluitend besteed aan de
activiteiten waarvoor zij worden verstrekt.
|
| |
|
|
|
|
7 lid 2
|
Besteding en verantwoording van de aanvullende middelen
|
De aanvullende middelen worden uiterlijk in het studiejaar 2016–2017 besteed.
|
Bijlage 2
Stroomschema bekostigingsonderzoek
Geen deelpopulatie per soort gegeven
Wel deelpopulaties per soort gegeven (per deelpopulatie)
Bijlage 3 Verduidelijking passage paragraaf 3.4.2.3.
Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de onderwijsovereenkomsten,
derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten bij de instelling beoordeelt en indien de
procedure niet op orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan
DUO rapporteert. Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier
wordt verwezen naar paragraaf 3.1.
Als de accountant gebreken constateert beoordeelt de accountant de procedures.
Als de procedures op orde zijn hoeft niet aan de inspectie gerapporteerd te worden. De procedures zijn op orde als deze er in opzet, bestaan en werking op zijn gericht
dat de onderwijsovereenkomsten, BPV-overeenkomsten en derdenmachtigingen tijdig door
alle benodigde partijen worden ondertekend.
(Actieve monitoring is onderdeel van een werkende procedure)
Als de accountant fouten vindt moet hij de aard van de fout analyseren en in hoeverre
dit een incident is of een fout die gemaakt wordt omdat de procedure niet wordt nageleefd.
Als er individuele gevallen zijn, waarbij de ondertekening te laat is en de instelling
kan aantonen dat de procedure is gevolgd, maar om specifieke redenen niet heeft gewerkt
dan is een rapportage niet nodig.
Uit de RvB kan de inspectie opmaken dat inmiddels (met ingang van inschrijfjaar 2015/2016)
geen van de instellingen meer gebruik maakt van voor gestempelde of geprinte data,
oude gevallen hoeven niet gerapporteerd te worden, de rapportage heeft betrekking
op de procedure die voor het betreffende controlejaar wordt gehanteerd.
Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure niet werkt en wel rapportage nodig
is:
-
− Bij een bepaalde opleiding is de procedure niet goed gevolgd;
-
− Op een bepaalde locatie is de procedure niet goed gevolgd;
-
− Voor een gehele groep is de procedure niet gevolgd.
Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure is gevolgd, maar geen rapportage
nodig is:
Bij twijfel graag de casus/situatie voorleggen aan de inspectie (n.vanschie@owinsp.nl)l