Besluit van 25 juni 2014 tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het bepalen van de voorwaarden voor aanvullende bekostiging van internationaal georiënteerd basisonderwijs

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 27 mei 2014, nr. WJZ/635231 (10185), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 120, derde lid, en 121, van de Wet op het primair onderwijs;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 juni 2014, nr. W05.14.0167/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 23 juni 2014, nr. WJZ/642084 (10185), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bekostiging WPO wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3a, derde lid, komt als volgt te luiden:

  • 3. In afwijking van het eerste lid, ontstaat aanspraak op bekostiging voor de uitgaven van 1 lid van het personeel op 1 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin de bekostiging van een nieuw geopende school, bedoeld in artikel 121, tweede lid, eerste volzin, van de wet begint.

B

Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29a Aanvullende bekostiging personeelskosten voor internationaal georiënteerd basisonderwijs

  • 1. Indien aan een basisschool een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs is verbonden, wordt op basis van een aanvraag van het bevoegd gezag aanvullende bekostiging voor personeelskosten, bedoeld in artikel 120, derde lid, van de wet, toegekend, indien bij deze afdeling op 1 oktober van het voorafgaand schooljaar ten minste elf leerlingen staan ingeschreven.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt voor 1 oktober van het voorafgaand schooljaar door middel van een bij ministeriële regeling vastgesteld formulier ingediend. 3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt een basisbedrag, welk bedrag wordt verhoogd met een leeftijdsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de geraamde landelijke gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van basisscholen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal formatieplaatsen.

  • 4. Voor de berekening van het basisbedrag, bedoeld in het derde lid, en het leeftijdsbedrag, bedoeld in het derde lid, bedraagt het aantal formatieplaatsen de formatie uit onderstaande tabel vermenigvuldigd met de factor 1,0811 en afgerond op 4 decimalen:

    aantal leerlingen

    formatie

     11 t/m 20

    0,2

     21 t/m 30

    0,3

     31 t/m 40

    0,4

     41 t/m 50

    0,5

     51 t/m 60

    0,6

     61 t/m 70

    0,7

     71 t/m 80

    0,8

     81 t/m 90

    0,9

     91 t/m 100

    1

    101 t/m 110

    1,1

    111 t/m 120

    1,2

    121 t/m 130

    1,3

    131 t/m 140

    1,4

    141 t/m 150

    1,5

    151 t/m 165

    1,6

    166 t/m 180

    1,7

    181 t/m 195

    1,8

    196 t/m 210

    1,9

    en vervolgens per 15 leerlingen 0,1 formatie

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 25 juni 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Uitgegeven de achttiende juli 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Doel van dit besluit

Het internationaal georiënteerd basisonderwijs (IGBO) is onderwijs bestemd voor leerlingen die in verband met de internationale arbeidsmobiliteit van de ouders voor langere tijd zijn aangewezen op onderwijs in het buitenland, maar nu tijdelijk in Nederland verblijven. Tijdens het verblijf in Nederland vallen deze leerlingen onder de Leerplichtwet 1969. De Wet van 19 april 2012 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de wettelijke verankering van afdelingen voor internationaal georiënteerd basisonderwijs (Stb. 2012, 216) regelt met betrekking tot een IGBO-afdeling als integraal onderdeel van een basisschool het volgende:

  • De mogelijkheid om voor de leerlingen van een IGBO-afdeling af te wijken van het gestelde in artikel 9, achtste lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO) (de verplichting om het onderwijs te geven in het Nederlands) en de voorwaarden waaronder dit mag.

  • Welke leerlingen tot een IGBO-afdeling kunnen worden toegelaten.

  • Onder welke voorwaarden een IGBO-afdeling voor bekostiging in aanmerking kan worden gebracht.

  • Onder welke voorwaarden de bekostiging van de IGBO-afdeling wordt beëindigd of de IGBO-afdeling wordt opgeheven.

Met het onderhavige besluit worden de voorwaarden voor de aanvullende bekostiging voor IGBO-afdelingen geëxpliciteerd.

IGBO wordt gegeven aan een afdeling van een bekostigde basisschool. Voor de afdelingen (als onderdeel van de school) zijn de bepalingen van de WPO dan ook onverkort van toepassing. Het IGBO is ontstaan uit de praktijk, vanuit scholen, internationale bedrijven en gemeenten. Vanaf het begin (1984) was de overheid bereid om een bijdrage te leveren aan de extra kosten van het IGBO. Dit op grond van pedagogische overwegingen maar ook vanwege de economische betekenis van het IGBO voor het vestigingsklimaat ter plaatse. De kosten voor het IGBO-onderwijs zijn per leerling aanzienlijk hoger dan voor het «gewone» basisonderwijs. Een belangrijk kenmerk van IGBO is het gebruik van het Engels als voertaal. Het is overigens niet zo dat de meerderheid van de buitenlandse leerlingen van IGBO-afdelingen ook van huis uit Engelstalig is. Dit betekent dat zij het Engels als vreemde taal moeten aanleren. Het onderwijs wordt voornamelijk gegeven door native speakers die uit het buitenland afkomstig zijn. Uiteraard moeten zij wel voldoen aan de criteria omtrent bevoegdheid tot het geven van onderwijs van artikel 3 van de WPO. Binnen het IGBO is de mobiliteit van leerlingen groot. Kinderen verblijven – gezien de mobiliteit van de ouders – relatief kort in het IGBO. Dit stelt speciale eisen aan inrichting en organisatie van het onderwijs: de groepen kunnen niet te groot zijn. De bekostiging vindt plaats via de reguliere bekostiging van de basisschool waarvan de afdeling IGBO deel uit maakt. De school ontvangt op grond van artikel 120, derde lid, van de WPO voor het IGBO een zelfde reguliere vergoeding als die voor de «gewone» leerling en daar boven op nog een aanvullende bekostiging per leerling. Daarnaast is sprake van een geldelijke bijdrage die voor een aanmerkelijk deel wordt betaald door de internationale bedrijven of organisaties waar één van de ouders werkzaam is (dit als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden). Verder zijn de personeelskosten (werving, vestiging, bijscholing in internationaal verband) relatief hoog evenals de kosten van de Engelstalige leermiddelen. Daarom ontvangen scholen voor hun IGBO-leerlingen – naast de reguliere bekostiging – een aanvullende bekostiging. Dit gebeurt op dit moment op basis van artikel 123, tweede lid, van de WPO (bijzondere omstandigheden). Aangezien nu feitelijk moet worden gesproken van een structurele bekostiging, is bekostiging op basis van artikel 120, derde lid, de aangewezen grondslag. Het Besluit bekostiging WPO wordt hiertoe aangepast.

2. Caribisch Nederland

Dit besluit heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland. De Wet IGBO is zeker op korte termijn niet bestemd voor Caribisch Nederland. Het hanteert een «stichtingsnorm» van 80 leerlingen. Dit is gedaan vanwege budgettaire redenen maar ook omdat de ingewikkelde organisatie (door de grote variëteit aan moedertalen en de wisselende instroom van de leerlingen) een zekere omvang noodzakelijk maakt. De situatie in Caribisch Nederland is daarvoor te kleinschalig.

3. Draagvlak

Deze wijziging van het Besluit bekostiging WPO is besproken met de IGBO-scholen, die verenigd zijn in de Stichting IGBO, ook wel bekend als DIPS (Dutch International Primary Schools). Stichting IGBO heeft aangegeven akkoord te zijn met deze wijziging.

4. Uitvoeringsgevolgen

Dit besluit is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan DUO. DUO merkt ten aanzien van het internationaal georiënteerd basisonderwijs op dat het besluit niet zonder meer uitvoerbaar is, vanwege de impact van het besluit op de inrichting op de bestaande systemen voor de geautomatiseerde toekenning van bekostiging. Om die reden stelt DUO voor om de aanvraagprocedure te ondersteunen met een elektronisch formulier (een E-formulier), waarbij reeds bekende informatie is ingevuld en besturen met IGBO-afdelingen automatisch eraan worden herinnerd dat de aanvraag moet worden ingediend. Aan deze bezwaren van DUO is tegemoetgekomen door vanaf het schooljaar 2014–2015 de omvang van de bekostiging vast te stellen aan de hand van een digitaal E-formulier.

5. Administratieve lasten

Tot nu toe wordt de aanvraag voor bijzondere bekostiging gedaan door middel van een formulier. Met de komst van een E-formulier verandert er niets aan de uitvoeringspraktijk.

6. Financiële gevolgen

De kosten voor het IGBO-onderwijs zijn per leerling aanzienlijk hoger dan voor het «gewone» basisonderwijs. De bekostiging vindt plaats via de reguliere bekostiging van de basisschool waarvan de afdeling IGBO deel uit maakt. De school ontvangt voor het IGBO een zelfde reguliere vergoeding als die voor de «gewone» leerling en daar boven op nog een aanvullende bekostiging per leerling. Daarnaast is sprake van een geldelijke bijdrage die voor een aanmerkelijk deel wordt betaald door de internationale bedrijven of organisaties waar één van de ouders werkzaam is (dit als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden). Vanaf het begin ontvangen de scholen voor hun afdeling IGBO een aanvullende bekostiging van ongeveer € 1100,– per leerling. Daarin brengt de Wet IGBO geen wijziging. Dit besluit heeft dus geen budgettaire gevolgen. Voor het schooljaar 2009–2010 bedroeg de aanvullende bekostiging € 3,2 miljoen aan personele kosten en € 97.000 aan materiële kosten. De verdere uitbreiding van het aantal leerlingen dat in aanmerking komt om toegelaten te worden tot IGBO-afdelingen is moeilijk te voorspellen. De verwachting is dat het aantal nieuwe afdelingen beperkt zal zijn omdat nu vrijwel sprake is van een landelijke dekking en dit wetsvoorstel stichtings- en opheffingsnormen introduceert.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Met de aanpassing van artikel 3a wordt geregeld dat de kwartiermakersvergoeding alleen geldt voor een nieuwe school als bedoeld in artikel 121, tweede lid, eerste volzin en niet voor een IGBO-afdeling als bedoeld in artikel 121, tweede lid, tweede volzin. Met de kwartiersmakersvergoeding wordt bedoeld dat nieuwe scholen aanspraak op bekostiging van één personeelslid krijgen vanaf 1 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin de school start. Zoals in het algemeen deel is aangegeven, wordt IGBO verzorgd in een afdeling van een bestaande, bekostigde school. Om die reden is het niet noodzakelijk om deze aanspraak ook voor IGBO-afdelingen te laten gelden. Een IGBO-afdeling wordt immers niet gezien als een nieuwe school.

Artikel I, onderdeel B

Na artikel 29 wordt een nieuw artikel 29a ingevoegd waarmee het mogelijk wordt om aanvullende bekostiging voor personeelskosten op grond van artikel 120, derde lid, van de WPO toe te kennen ten behoeve van internationaal georiënteerd basisonderwijs aan een IGBO-afdeling. Het gaat hierbij om bekostiging voor extra formatie bovenop de reguliere formatie. Om de personele kosten van deze extra fte’s te bepalen worden de extra fte’s eerst verhoogd met een factor 1,0811 in verband met de compensatie-uren die per fte worden toegekend in het kader van de mindering van het aantal te werken uren (10% arbeidsduurverkorting). Om de vervanger te kunnen betalen wordt de bekostiging verhoogd met 8,11%. De bedragen voor de bijbehorende bekostiging voor de materiële instandhouding zullen jaarlijks bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Deze bekostiging wordt slechts toegekend als het aantal IGBO-leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar ten minste 11 leerlingen bedraagt. Het aantal leerlingen op 1 oktober van jaar t-1 bepaalt de omvang van de bekostiging voor het schooljaar t/t+1. Het wordt mogelijk extra bekostiging toe te kennen indien tenminste 11 leerlingen aan een IGBO-afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs volgen. Dit vanwege het feit dat tenminste dit aantal leerlingen aanwezig moet zijn om deze vorm van onderwijs te kunnen geven. Tot aan 150 leerlingen krijgt een IGBO-afdeling per 10 leerlingen extra steeds 0,1 fte extra. Vanaf 150 leerlingen krijgt een IGBO-afdeling per 15 leerlingen extra 0,1 fte extra.

De omvang van de bekostiging is afhankelijk van het aantal leerlingen internationaal georiënteerd basisonderwijs. Vanaf het schooljaar 2014–2015 wordt de omvang van deze bekostiging vastgesteld aan de hand van een digitaal E-formulier. Dit formulier wordt vastgesteld in de Regeling bekostiging personeel PO 2014–2015.

Artikel II

De Wet van 19 april 2012 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de wettelijke verankering van afdelingen voor internationaal georiënteerd basisonderwijs (Stb. 2012, 216) is gepubliceerd in het Staatsblad, maar nog niet in werking getreden. Het streven is om de wet en onderhavig besluit op hetzelfde moment met ingang van 1 augustus 2014 in werking te laten treden. In artikel II is de mogelijkheid voor terugwerkende kracht opgenomen om het mogelijk te maken inwerkingtreding met ingang van 1 augustus 2014 te regelen. Dit voor het geval de procedure voor dit besluit na 1 augustus 2014 is afgerond. De bekostiging wordt elk schooljaar met ingang van 1 augustus 2014 toegekend. Door dit besluit eventueel met terugwerkende kracht met ingang van 1 augustus 2014 in werking te laten treden, is het mogelijk om de aanvullende bekostiging met ingang van die datum in te laten gaan. Anders moet de inwerkingtreding een jaar worden uitgesteld. Dat betekent dat de IGBO-afdelingen voor het schooljaar 2014/2015 dan nog een jaar moeten worden bekostigd op basis van artikel 123, derde lid, van de WPO (bijzondere bekostiging).

De uitvoeringsorganisatie DUO is voldoende voorbereid op de inwerkingtreding met ingang van 1 augustus 2014 en voor de betrokken IGBO-afdelingen heeft invoering met ingang van deze datum geen budgettaire gevolgen. Voor de betrokken partijen is er dus geen sprake van een belastende maatregel. De verwachting is dat de terugwerkende kracht een korte periode zal bestrijken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven