Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 1 juli 2016, nr. 4811737, houdende vaststelling van het onderwijsaccountantsprotocol voor de sectoren PO, VO, MBO en HO (Regeling onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 157, vierde lid, tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra, artikel 171, vierde lid, tweede volzin, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 14a, derde lid, tweede volzin, en 18, zesde lid, van het Bekostigingsbesluit WVO, artikel 5.2.5, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WEB en artikel 4.4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

Artikel 1. Vaststelling onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ

Het protocol voor de controle en onderzoek door de accountant over het jaar 2016 wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2016.

Artikel 3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

BIJLAGE BIJ DE REGELING ONDERWIJSACCOUNTANTSPROTOCOL OCW/EZ 2016

Versie 22 juni 2016

Inleiding

1 juli 2016

Dit is het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016, hierna te noemen accountantsprotocol

In het accountantsprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

Op verzoek van de vertegenwoordigers van de accountantskantoren en de instellingen wordt met ingang van 2016 het accountantsprotocol vastgesteld in juli en beschikbaar gesteld op de website van de Inspectie van het Onderwijs. Vervolgens wordt begin september het accountantsprotocol geformaliseerd met een ministeriële regeling in de Staatscourant.

Als dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving hiertoe aanleiding geeft, wordt in december een bijgestelde versie van het accountantsprotocol vastgesteld als bijlage bij een ministeriële regeling die in januari van het volgende jaar wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Op de website van de Inspectie van het Onderwijs wordt in dit geval een versie geplaatst, waarin de exacte wijzigingen in de decemberversie ten opzichte van de septemberversie zijn aangegeven.

Bij elk onderwerp is de datum vermeld waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd. Deze datum wordt niet gewijzigd als het een verhoging betreft van de jaartallen in de tekst met 1 ten opzichte van het definitieve accountantsprotocol van het voorgaande jaar.

INHOUD

Inleiding

0

1

Algemene uitgangspunten

0

1.1

Algemeen

0

1.1.1

Doelstelling van het accountantsprotocol

0

1.1.2

Indeling van het accountantsprotocol

0

1.1.3

Accountantsproducten / Rapportering

0

1.2

Definities

0

1.2.1

Onderwijssectoren

0

1.2.2

Referentiekader 1 juli 2014

0

1.2.3

Minimale controlewerkzaamheden

0

1.2.4

Rechtmatigheid

 

1.3

Procedures

0

1.4

Dossiervorming

0

1.5

Informatie/documentatie

0

2

Controle op de jaarstukken

0

2.1

Algemeen

0

2.1.1

Doelstelling controle op de jaarstukken

0

2.1.2

Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole

0

2.1.3

Materialiteitstabel

0

2.1.4

Omgaan met fouten (foutdefinities)

0

2.1.5

Algemeen referentiekader

0

2.1.6

Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren

0

2.1.7

Steunen op de werkzaamheden van een AK

0

2.2

Getrouwheid

0

2.2.1

Verslaggevingscriteria

0

2.2.2

Rijksgegarandeerde leningen

0

2.2.3

Bestuursverslag

0

2.3

Financiële rechtmatigheid

0

2.3.1

Referentiekader

0

2.3.2

Treasurybeleid

0

2.3.3

Huisvesting PO

0

2.3.4

Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis 20

0

2.3.5

Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

0

2.3.6

Overige baten

0

2.3.7

Personele lasten

0

2.3.8

Declaraties sector HO

0

2.4

Overige rechtmatigheid

0

2.4.1

Treasurybeleid

0

2.4.2

Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO

0

2.4.3

Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven bij een opleidingsschool

0

2.4.4

Declaratiereglement sector HO

0

2.4.5

IGBO PO

0

2.5

Controleverklaring inzake de jaarrekening

0

3

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens

0

3.1

Inleiding

0

3.2

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO

0

3.2.1

Algemeen

0

3.2.2

Onderzoek bekostigingsgegevens

0

3.2.3

Assurance-rapport

0

3.3

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO

0

3.3.1

Algemeen

0

3.3.2

Onderzoek bekostigingsgegevens

0

3.3.3

Assurance-rapport

0

3.4

Onderzoeksprocedure basisregisteronderwijs sector MBO

0

3.4.1

Algemeen

0

3.4.2

Onderzoek basisregisteronderwijs

0

3.4.3

Assurance-rapport

0

3.5

Onderzoeksprocedure basisregisteronderwijs sector HO

0

3.5.1

Algemeen

0

3.5.2

Onderzoek basisregisteronderwijs

0

3.5.3

Assurance-rapport

0

4

Controle FSR

0

4.1

Algemeen

0

4.2

Controlewerkzaamheden per regeling

0

4.3

Controleverklaring bij FSR

0

5

Onderwijslinks

0

6

Lijst met afkortingen

0

     

Bijlage 1: Kader financiële rechtmatigheid OCW/EZ Wet- en regelgeving 2016

0

1 Algemene uitgangspunten

1.1 Algemeen

  • Doelstelling van het accountantsprotocol

  • Indeling van het accountantsprotocol

  • Accountantsproducten / Rapportering

1.1.1 Doelstelling van het accountantsprotocol

1 juli 2014

Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave van bekostigingsgegevens of over besteding van bekostiging) moet zijn voorzien van een verklaring van de accountant. Ook is geregeld dat de minister via een ministeriële regeling aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant. Hier is invulling aan gegeven met het accountantsprotocol. Het accountantsprotocol vormt daarmee de schakel tussen enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de uit te voeren werkzaamheden door instellingsaccountants. Het geeft een toelichting op het te hanteren referentiekader, het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.

Het accountantsprotocol is opgesteld naar analogie van de door de NBA uitgegeven ‘Schrijfwijzer Accountantsprotocollen’. De daarin opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt voor de OCW-situatie. Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking in dit accountantsprotocol overgenomen.

1.1.2 Indeling van het accountantsprotocol

1 juli 2016

Het accountantsprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:

  • controle op de jaarstukken:

  • de inrichting van de jaarstukken*) en de inhoudelijke controle daarop;

  • controle op de rechtmatige besteding van de rijksbijdrage;

  • onderzoek naar de bekostigingsgegevens:

  • onderzoek naar de rechtmatige verkrijging van de rijksbijdrage.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de gegevens zoals bedoeld in artikel 3, lid l van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs niet vallen onder de reikwijdte van de accountantscontrole.

*) De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening, bestuursverslag en overige gegevens, zoals bedoeld in artikel 1, lid c van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

1.1.3 Accountantsproducten / Rapportering

1 juli 2016

De accountantscontrole op de jaarstukken mondt uit in een controleverklaring. Het onderzoek naar de bekostigingsverantwoording, waaronder de leerlingentelling, leidt tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het accountantsprotocol gehanteerd, hoewel de term ‘accountantsverklaring’ (nog) in de OCW-wet- en regelgeving staat vermeld. De instellingsaccountant maakt voor beide producten gebruik van de in het accountantsprotocol opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De originele ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening van de instellingsaccountant moet in het archief van de school/instelling worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van de NBA).

Ten aanzien van de in het accountantsprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagetolerantie. De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden. Het accountantsprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie van toepassing is zodra deze afwijkt van het standaardpercentage van 0,1%. Omdat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd, beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt hij een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde fouten vermeldt. Het rapport van bevindingen is vormvrij. Op het aanbiedingsformulier geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een rapport van bevindingen. Het bevoegd gezag/bestuur van de school/instelling stuurt in een dergelijk geval het rapport van bevindingen samen met de controleverklaring en verantwoording naar DUO. Het bevoegd gezag/bestuur kan daarbij aangeven hoe het heeft ge(re)ageerd op de geconstateerde bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten wordt verwezen naar de in de hoofdstukken jaarstukken (2) en bekostigingsonderzoek (3) daarover opgenomen toelichting.

Tabel accountantsproducten

Soort controle

Product

Ontvanger

Jaarrekeningcontrole

• Controleverklaring

• Rapport van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

     

Bekostigingsonderzoek

Sector PO

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

 

Sectoren VO en MBO

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Groningen

Afdeling OS/Onderwijsnummer

Digitaal via de beveiligde site van DUO of

Schriftelijk via

Postbus 30152

9700 LC Groningen

 

Sector HO

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Groningen

Afdeling OS/Onderwijsnummer /BRON HO

Digitaal via de beveiligde site van DUO of

Schriftelijk via

Postbus 30152

9700 LC Groningen

     

FSR

Sector HO

• Controleverklaring

• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

     

NWO-subsidies

Sector HO

• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)

NWO

Postbus 93138

2509 AC Den Haag

1.2 Definities

  • Onderwijssectoren

  • Referentiekader

  • Minimale controle werkzaamheden

  • Rechtmatigheid

1.2.1 Onderwijssectoren

1 juli 2014

Het accountantsprotocol is van toepassing op de door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Economische Zaken (EZ) bekostigde rechtspersonen in de onderwijssectoren Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO), Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) en Hoger Onderwijs (HO).

Het accountantsprotocol geldt ook voor subsidies die door EZ aan instellingen worden verstrekt vanuit het vakdepartementaal onderwijsbeleid. Deze subsidies worden eventueel ook verantwoord volgens hiervoor binnen EZ geldende en met de betreffende scholen en instellingen gecommuniceerde aanvullende voorwaarden.

Sector PO

1 juli 2014

Voor rechtspersonen (waaronder samenwerkingsverbanden) bekostigd op grond van de WPO en WEC is het accountantsprotocol een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171, lid 4 van de WPO en in artikel 157, lid 4 van de WEC.

Sector VO

1 juli 2015

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WVO is het accountantsprotocol een leidraad die ingevolge de artikel 14a, lid 3 en artikel 18, lid 6 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. De WVO vermeldt in de hoofdstukken I, III en IV de bekostigingsvoorwaarden van een school.

Sector MBO

1 juli 2014

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WEB is het accountantsprotocol een leidraad, die ingevolge artikel 5.2.5, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit WEB in een ministeriële regeling wordt vastgesteld.

Sector HO

1 juli 2015

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WHW is het accountantsprotocol een leidraad, die ingevolge van artikel 4.4, lid 2 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het accountantsprotocol voor deze sector (ex artikel 2.10a van de WHW) bevat aanwijzingen voor de controle die ten grondslag liggen aan het afgeven van de controleverklaring (RJO artikel 2, en daarmee artikel 393 van Boek 2 van het burgerlijk wetboek).

1.2.2 Referentiekader

1 juli 2014

Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het accountantsprotocol treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving.

1.2.3 Minimale controlewerkzaamheden

1 juli 2016

Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:

  • een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);

  • het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;

  • reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:

    • betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

    • de minimaal uit te voeren controles.

Voor de controle van de jaarstukken en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en) en assurance-rapport(en) opgenomen.

Het accountantsprotocol bevat:

  • minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen en

  • niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.

De beschreven minimale controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS).

Voor de sector PO en VO wordt de instellingsaccountant verzocht in zijn controle en bekostigingsonderzoek over 2016 rekening te houden met de Handreiking controle en onderzoek sector PO en VO 2010.

1.2.4 Rechtmatigheid

1 december 2014

De instellingsaccountant moet controleren of de rijksbijdrage rechtmatig is verkregen (onderzoek bekostigingsverantwoording) en besteed (controle jaarrekening).

Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage stelt hij vast dat de in de bekostigingsverantwoording van de school of instelling opgenomen gegevens voldoen aan de eisen van rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze gegevens in overeenstemming zijn met de in de wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie. De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport bij de bekostigingsverantwoording af.

Ten aanzien van de in de jaarstukken van de school of instelling verantwoorde baten, lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant vast dat deze voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid in het algemeen houdt in dat een financiële transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van de financiële transactie beïnvloeden. De definitie en het kader van de financiële rechtmatigheid ligt in detail vast in hoofdstuk 2.3 van dit protocol.

1.3 Procedures

1 juli 2016

Vanaf 2016 wordt het accountantsprotocol in juli vastgesteld en gepubliceerd op de website van de Inspectie van het Onderwijs. In september wordt het accountantsprotocol geformaliseerd met een ministeriële regeling in de Staatscourant. Deze publicatie geschiedt niet dan nadat het concept is afgestemd met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: accountantskantoren, NBA, koepelorganisaties en administratiekantoren. Afstemming van het concept-accountantsprotocol met sectororganisaties c.q. hun koepelorganisaties is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen die onbedoeld in het nadeel van de scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd.

Als dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving hiertoe aanleiding geeft, wordt in december een bijgestelde versie van het accountantsprotocol vastgesteld als bijlage bij een ministeriële regeling die in januari van het volgende jaar wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Op de website van de Inspectie van het Onderwijs wordt in dit geval een versie van het protocol geplaatst, waarin de exacte wijzigingen in de decemberversie ten opzichte van de septemberversie zijn aangegeven.

Mochten er na december onverhoopt nog wijzigingen noodzakelijk zijn dan zal de publicatie hiervan op dezelfde wijze plaatsvinden.

Op de derde woensdag van de maand november vindt de jaarlijkse informatiebijeenkomst plaats met alle betrokkenen, waarin de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande jaar worden toegelicht.

1.4 Dossiervorming

1 juli 2014

Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. Tijdens reviews is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op de aard en omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle van de bekostigingsgegevens en jaarstukken van scholen en instellingen. In het controledossier van de instellingsaccountant dient per aandachtspunt van het accountantsprotocol minimaal aanwezig te zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretests zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers en van items waarop de facturen zijn gecontroleerd.

1.5 Informatie/documentatie

1 juli 2016

Hier vindt u (aanvullende) informatie die bij de controle en het onderzoek door de instellingsaccountant relevant is.

Wet- en regelgeving onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ

Notities Helderheid in bekostiging

Handreikingen t.b.v. de instellingsaccountant

Brieven

Diversen

2 Controle op de jaarstukken

2.1 Algemeen

  • Doelstelling controle op de jaarstukken

  • Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole

  • Materialiteitstabel

  • Omgaan met fouten (foutdefinities)

  • Algemeen referentiekader

  • Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren

  • Steunen op de werkzaamheden van een AK

2.1.1 Doelstelling controle op de jaarstukken

1 juli 2016

In dit deel van het accountantsprotocol staan de jaarstukken 2016 centraal. Met ‘jaarstukken’ wordt in dit accountantsprotocol bedoeld: de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige gegevens (artikel 1, lid c van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs).

De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het vermogen en het resultaat, evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van wet- en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant stelt verder vast dat het bestuursverslag verenigbaar is met de jaarrekening.

2.1.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole

1 juli 2014

Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage goedkeuringsmaterialiteit moet worden afgezet, bijvoorbeeld een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording. De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarstukken zijn afhankelijk van de te controleren massa: de totale publieke middelen en bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging.

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de wet- en regelgeving streeft de instellingsaccountant naar een hoge mate van zekerheid. De instellingsaccountant richt zijn controle daartoe zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de jaarrekening geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen met een materieel belang.

Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.

2.1.3 Materialiteitstabel

1 juli 2016

Een verklaring met een goedkeurende strekking impliceert, dat gegeven de bovengenoemde betrouwbaarheid, in de verantwoording geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen, die groter zijn dan de percentages in de hieronder opgenomen materialiteitstabel.

 

Onjuistheden (in de verantwoording

Onzekerheden (in de controle)

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeelonthouding

Rechtmatigheid

       

Rechtmatigheid besteding (% van de totale publieke middelen)

>3 en <5

≥5

>5 en <10

≥10

De materialiteit is van toepassing op het oordeel over de financiële rechtmatigheid en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke controletolerantie.

Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde heffingen. Deze middelen zijn op basis van XBRL in de jaarrekening van de instelling opgenomen in model B Staat van Baten en Lasten onder de Baten ‘Rijksbijdragen’ en ‘Overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden’ en bestaan daarnaast uit de wettelijke college-, cursus-, les- en examengelden, de financiële baten (mits gegenereerd uit publieke middelen) en de publieke middelen onder de overige baten.

In het accountantsprotocol wordt geen materialiteit meer voorgeschreven voor de getrouwheid. Vanuit OCW is een maximale materialiteit van 2% van het totaal van de baten en 5% van het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in de standaarden is opgenomen.

Voor elke post gelden voor de foutevaluatie bij de oordeelvorming de goedkeuringsmaterialiteit op jaarrekeningniveau zoals opgenomen in de materialiteitstabel.

Voor alle in het accountantsprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen posten, geldt een standaard rapportagetolerantie van 0,1% (van de totale publieke middelen). De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden aan OCW in het Rapport van Bevindingen. Zie verder omgaan met fouten.

Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke controletolerantie (CT) en rapportagetolerantie (RT):

  • Treasurybeleid (0% CT, 0% RT)

  • Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (0% CT, 0% RT)

  • Geoormerkte aanvullende subsidies / bekostiging met een bestedingsverplichting (3% CT, 0% RT)

  • Verklaring omtrent het gedrag (1% CT, 0% RT)

  • Wachtgelden PO (0% CT, 0% RT)

  • Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven bij opleidingsscholen (1% CT, 0% RT)

  • Declaraties HO (5% CT, 1% RT)

  • Declaratiereglement HO (0% CT, 0% RT)

  • IGBO PO (1% CT, 0% RT)

De fouten die bij deze controlewerkzaamheden worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant ook betrokken in de foutevaluatie bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.

In geval op grond van RJO artikel 3h geconsolideerde jaarverslaggeving van meerdere bevoegde gezagen gezamenlijk plaatsvindt dienen alle controle en rapportage toleranties in dit hoofdstuk toegepast te worden op de enkelvoudige/gesegmenteerde verslaglegging van het instandhoudingniveau (d.w.z. op het niveau van één bevoegd gezag).

2.1.4 Omgaan met fouten (foutdefinities)

1 december 2010

Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat, voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten is daarom niet toegestaan.

Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende

(controle-)informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.

Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door de school/instelling moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft gevonden.

Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole van de jaarstukken:

  • Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeven scholen en instellingen fouten met een gezamenlijk financieel belang beneden de goedkeuringstolerantie niet te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren. Het effect op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.

  • Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële en niet-materiële fouten. De school/instelling corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde fouten. De school/ instelling kan echter dergelijke fouten meestal niet corrigeren. De instellingsaccountant informeert het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften. Materiële fouten (dwz fouten groter dan de goedkeuringstolerantie) hebben invloed op de strekking van de controleverklaring en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële fouten (dwz fouten kleiner dan de goedkeuringstolerantie) stelt de instellingsaccountant een rapport van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten / Rapportering met inachtneming van de geldende rapportagetolerantie.

2.1.5 Algemeen referentiekader

1 juli 2014

In het accountantsprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen. Met betrekking tot een aantal posten en/of stromen is in dit accountantsprotocol ook een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.

De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.

2.1.6 Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren

1 juli 2016

De instellingsaccountant stelt vast dat de school of de instelling de aanwijzingen heeft verwerkt en/of de correcties heeft opgevolgd waarover DUO of de Inspectie van het Onderwijs eerder met de school of de instelling heeft gecorrespondeerd in een jaarlijkse brief. Indien de aanwijzingen niet zijn verwerkt en/of de correcties niet zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.

Door de Inspectie van het Onderwijs wordt alleen een brief verstuurd met aanwijzingen voor de controle indien in voorgaand controlejaar (2015) door de instelling een niet goedkeurende controleverklaring en/of een rapport van bevindingen van de instellingsaccountant bij DUO is ingediend.

2.1.7 Steunen op de werkzaamheden van een AK

1 december 2015

Schoolbesturen in het PO hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan een administratiekantoor (AK). In mindere mate geldt dit ook voor VO-scholen. De AK’s verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende scholen veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de jaarrekening van de besturen. De scholen leveren daartoe hun primaire vastleggingen (inkoopfacturen, mutaties ten aanzien van in- en uitdiensttredingen en andere mutaties in salarissen) aan de AK’s. De AK’s verrichten hierop controle op o.a. deugdelijkheid en autorisatie en verwerken deze. Op onder andere deze controles en op verwerkingscontroles van AK’s steunen instellingsaccountants bij de controle van de bekostigingsgegevens en de jaarstukken.

Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant voor het bepalen van de aard en omvang van het risico van een afwijking van materieel belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar omgeving. Onder de entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de school en het schoolbestuur verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval van een AK-gerichte aanpak op het niveau van een administratiekantoor (en niet per afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst daarom op dit niveau of hij kan steunen op de getroffen maatregelen van interne beheersing. (Een en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school in de systeemcontrole dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening te houden met verschillen in de zogenaamde ‘service level agreement’ tussen het AK en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan of de controle van het AK alle rechtmatigheidsaspecten van het accountantsprotocol raakt. Indien dit niet het geval is zal de instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten verrichten.

Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de keuze voor hetzij een bestuur-gerichte, hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te voeren voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting op de jaarrekening van materieel belang.

2.2 Getrouwheid

  • Verslaggevingscriteria

  • Rijksgegarandeerde leningen

  • Bestuursverslag

2.2.1 Verslaggevingscriteria

1 december 2014

De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, maar in een aantal gevallen kan ook andere wet- en regelgeving (zoals de WNT) bepalingen bevatten over de wijze waarop een school/instelling verslag doet. De rechtspersoon richt de jaarstukken in op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voor de instellingsaccountant vormt de regeling een verslaggevingscriterium. De instellingsaccountant stelt vast dat de jaarstukken aan de Regeling jaarverslaggeving onderwijs voldoen.

Voor de zorginstellingen met onderwijscomponent zijn de afspraken uit de brief van 15 mei 2009 met kenmerk 113787 ten aanzien van de jaarverslaggeving van toepassing. Voor instellingen voor Jeugd en Opvoedhulp waaraan bekostigd onderwijs vanuit het ministerie van OCW is verbonden zijn de afspraken uit de brief van 25 april 2012 met kenmerk 389858 van toepassing.

Ook stelt de instellingsaccountant vast dat de jaarstukken aan de WNT(en de daarmee samenhangende wet- en regelgeving) voldoen. Hierbij volgt de accountant het door BZK opgestelde controleprotocol WNT.

2.2.2 Rijksgegarandeerde leningen

1 juli 2014

Op de balanspost Vreemd Vermogen op lange termijn kunnen in de onderwijssectoren VO, MBO en HO ook Rijksgegarandeerde leningen voorkomen. De scholen/instellingen die ultimo 2016 rijksgegarandeerde leningen hadden, ontvangen begin 2017 een geactualiseerde specificatie van de rijksgegarandeerde leningen ultimo 2016.

Op nieuwe leningen wordt geen rijksgarantie verleend, in verband met de decentralisatie van de huisvestingsverantwoordelijkheid. De instellingsaccountant controleert de juistheid en volledigheid van de specificatie van rijksgegarandeerde leningen ultimo 2016 (die van DUO is ontvangen) en de mutaties gedurende 2016. Eventuele correcties worden aangebracht op de specificatie van DUO. Correcties voor Wageningen Universiteit dienen op de specificatie van EZ te worden aangebracht. De specificatie wordt gewaarmerkt door de instellingsaccountant en meegezonden met het formulier ‘Aanbieding jaarstukken 2016’. De wijzigingen die de instellingsaccountant heeft aangebracht, brengt DUO tot uitdrukking op het overzicht ultimo 2017. Daarnaast stelt de instellingsaccountant vast of in de jaarrekening 2016 een correcte specificatie is opgenomen van de rijksgegarandeerde geldleningen ultimo 2016.

2.2.3 Bestuursverslag

Algemeen

1 juli 2016

Met betrekking tot het bestuursverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:

  • het bestuursverslag alle wettelijk verplichte elementen bevat, waaronder die op grond van de RJO (aanwezigheidstoets);

  • de in de jaarrekening en in het bestuursverslag opgenomen informatie op elkaar aansluit (consistentietoets) en

  • de inhoud van het bestuursverslag overeenkomt met de opgedane kennis van de instelling, waaronder de bevindingen over de interne beheersing (signaleren materiële onjuistheden bestuursverslag).

Ten aanzien van rapportering is hetgeen aan het einde van deze paragraaf is opgenomen ook op voorgaande bepalingen van toepassing.

WPO artikel 17c, lid 1 onder a, WEC artikel 28i, lid 1 onder a, WVO artikel 24e1, lid 1 onder a, WEB artikel 9.1.4, lid 3 onder c en WHW artikel 9.8 lid 1 onder c, artikel 10.3d lid 2 onder c of artikel 11.6 lid 1 onder c.

In bijlage 3 van de RJO is de set van gegevens ten behoeve van de continuïteitsparagraaf als onderdeel van het bestuursverslag opgenomen. Voor dit onderdeel van het bestuursverslag wordt, in aanvulling op bovenstaande werkzaamheden nog specifiek van de instellingsaccountant gevraagd vast te stellen dat:

  • de meerjarenbegroting is ontleend aan de planning & control cyclus en

  • de meerjarenbegroting is goedgekeurd door de Raad van Toezicht.

Met de Raad van Toezicht wordt in de sectoren primair en voortgezet onderwijs bedoeld de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan, zoals beschreven in de WPO artikel 17c, WEC artikel 28i en WVO artikel 24e1

Indien de accountant vaststelt dat de meerjarenbegroting hieraan niet voldoet, dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.

Specifieke elementen

1 juli 2016

  • Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen (sector mbo en ho)

    De instellingsaccountant stelt vast dat aan de in de handreiking opgenomen verslaggevingseis is voldaan. Dit betekent dat de accountant vaststelt dat de instelling in het bestuursverslag aandacht besteedt aan de ratio achter publiek-private arrangementen, de risico’s en risicobeheer van publiek-private arrangementen en de feitelijke resultaten van de publiek-private arrangementen in relatie tot de beoogde resultaten (innovatie, kwaliteit etc.) en de missie c.q. lange termijn doelstelling van de instelling.

  • Artikel 10 van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 (Externe verantwoording)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in de jaarverslaggeving heeft voldaan aan de verslaggevingseisen uit artikel 10 van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 .

  • Sector PO en VO (WPO artikel 17c, lid 1 onder e en artikel 171, lid 1 onder a; WEC artikel 28i, lid 1 onder e en artikel 157, lid 1 onder a; WVO artikel 24 e1, lid 1 onder e en artikel 103, lid 1 onder a)

    De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school of het samenwerkingsverband in het bestuursverslag:

    • een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;

    • de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen van die code voor goed bestuur.

  • Branche code Goed bestuur in de mbo sector (artikel 2.5.4. WEB)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het bestuursverslag:

    • verantwoording aflegt over het omgaan met de branche code;

    • als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor verantwoord in het bestuursverslag.

  • Sector MBO Verantwoording onderwijsprogramma met minder uren (WEB artikel 7.2.7 lid 3 en 4)

    De instellingsaccountant stelt vast dat voldaan is aan de verslaggevingseisen WEB artikel 7.2.7 lid 3 en 4.

  • Sector HO (WHW artikel 9.8, lid 1, artikel 9.51, lid 2 en artikel 10.3d en artikel 11.6)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het bestuursverslag:

    • een verslag van de Raad van Toezicht heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;

    • als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor verantwoord in het bestuursverslag.

  • Sector HO Besluit experimentenflexibel hoger onderwijs artikel 17, lid 3 en artikel 32, lid 1

    De instellingsaccountant stelt vast dat de gevraagde rapportages in het bestuursverslag van een deelnemende bekostigde instelling aanwezig zijn.

  • Sector HO Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs artikel 9, lid 5

    De instellingsaccountant stelt vast dat de gevraagde rapportages en gegevens in het bestuursverslag van een deelnemende bekostigde instelling aanwezig zijn.

Rapportering

1 juli 2016

De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen een tekstpassage hieromtrent op in de controleverklaring onder de ‘Verklaring betreffende het bestuursverslag en de overige gegevens’.

2.3 Financiële rechtmatigheid

  • Referentiekader

  • Treasurybeleid

  • Huisvesting PO

  • Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis

  • Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

  • Overige baten

  • Personele lasten

  • Declaraties sector HO

2.3.1 Referentiekader

1 juli 2016

De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant over de financiële rechtmatigheid:

  • de relevante bepalingen in de onderwijswet- en regelgeving, deze zijn in detail opgenomen in bijlage 1 van dit protocol;

  • de relevante bepalingen in (onderwijs) wet- en regelgeving, zoals die als controlecriteria zijn opgenomen in hoofdstuk 2.3;

  • aanbestedingswetgeving (zowel Europees, als nationaal: Aanbestedingswet 2012, Aanbestedingsbesluit en Gids Proportionaliteit) en

  • individuele subsidiebeschikkingen waaruit blijkt dat deze verantwoord moeten worden in model G onder 2 (zie ook paragraaf 2.3.7).

De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving valt dus buiten het kader voor de financiële rechtmatigheid. Deze overige wet- en regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien van de getrouw beeld verklaring in het kader van Standaard 250. Het belang van wet- en regelgeving bij de controle van financiële overzichten.

Voor aanbestedingen (zowel boven als onder de Europese drempelbedragen) geldt een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant de AO/IB rondom deze aanbestedingen beoordeelt en daarover rapporteert in de management letter en/of het accountantsrapport (dit is niet de uitzonderingsrapportage, zoals in paragraaf 1.1.3 genoemd) aan de RvT en/of het bestuur.

Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW/EZ wet- en regelgeving

Het kader, als opgenomen in bijlage 1 van dit protocol, bevat bepalingen (gehele regelingen of individuele (delen van) artikelen) uit de wet- en regelgeving van OCW en EZ voor onderwijsinstellingen.

Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden. Deze bepalingen geven aan welke uitgaven (en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.

Het kader vervangt voor de scholen en instellingen niet de gehele wet- en regelgeving. Beoogd is om volledig te zijn, maar het abusievelijk niet opnemen van een bepaling betekent niet dat een school of instelling zich er niet aan hoeft te houden. Wel betekent het dat de instellingsaccountant bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts als de instellingsaccountant kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële, niet opgenomen, bepalingen dient de instellingsaccountant in overeenstemming met de beroepsvoorschriften (Standaard 240 en Standaard 250) te handelen.

Het kader bevat dus niet:

  • bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;

  • bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen, termijnen etc.) tenzij deze specifiek zijn opgenomen in hoofdstuk 2.3;

  • bepalingen voor derden zoals gemeenten;

  • bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) scholen en instellingen;

  • bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, bestuursverslag, specifieke subsidieverantwoordingen);

  • bepalingen voor het inrichten van administraties.

De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:

  • de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;

  • de toegestane kostensoorten;

  • de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;

  • de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;

  • invloed op balansmutaties.

Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen beperken, doch niet de bepalingen die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve controle) dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten alsnog goedkeuren.

Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel). Die is voor de overzichtelijkheid van het kader dan niet opgenomen.

Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zijn controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming van de gegeven controletolerantie tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid kan komen.

2.3.2 Treasurybeleid

1 juli 2016

Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010, Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016.

De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 2, 3 en 4 van de Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 is voldaan (tot en met 30 juni 2016).

De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 4, artikel 5, lid 4 en 5, artikel 6, 7, 8 en 9 van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 is voldaan (m.i.v. 1 juli 2016).

2.3.3 Huisvesting PO

1 juli 2016

De instellingsaccountant stelt vast dat er geen rijksmiddelen zijn gebruikt voor huisvestingsvoorzieningen waar de gemeente verantwoordelijk voor is (alleen nog uitbreiding en (vervangende)nieuwbouw), tenzij de uitgave aanvullend is aan een huisvestingsvoorziening en bekostigd is uit de reserve die vóór invoering van lumpsum (1 augustus 2006) is opgebouwd.

Met ingang van 1 januari 2015 is het groot (buiten) onderhoud overgeheveld van de gemeente(n) naar de instellingen.

Zie ook de brieven PO/B&S/121802, PO/B&S/198180 en PO/B&S/214997.

2.3.4 Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis

1 juli 2010

Aanvullend controlecriterium: academische ziekenhuizen: artikel 2.12 van de WHW.

Dit controlepunt geldt alleen voor universiteiten, waaraan een academisch ziekenhuis is verbonden. De universiteit die ondersteund wordt door het academisch ziekenhuis bij het verzorgen van geneeskundig onderwijs en onderzoek, krijgt hiervoor een rijksbijdrage toegekend. De instellingsaccountant controleert of deze bijdrage onverwijld aan het academisch ziekenhuis is doorbetaald.

2.3.5 Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
  • Algemeen

  • NWO-subsidies

Algemeen

1 juli 2015

De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings/subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen vast dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie met bestedingsverplichting rechtmatig is besteed. Dit betreft de in model G onder G2 verantwoorde subsidies. Voor nog te besteden (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande accountantsprotocollen van kracht (overzicht wet- en regelgeving). In alle gevallen zijn de aanwijzingen in de individuele subsidiebeschikkingen ten aanzien van verantwoorden leidend.

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

Het totaalbedrag van de bestedingen (in het controlejaar) van de geoormerkte aanvullende bekostiging/subsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate van zekerheid kan verkrijgen dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidies in het betreffende controlejaar.

Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.

Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden dan wel bekostigingsvoorwaarden/subsidieverplichtingen en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging, dan moet de school/instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is, dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat de school/instelling dit corrigeert.

Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Omgaan met fouten.

Ten aanzien van onderstaande geoormerkte subsidies schrijft het accountantsprotocol specifieke minimale controlewerkzaamheden voor.

NWO-subsidies

1 juli 2010

Naast OCW verstrekt ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) subsidies aan de universiteiten. Onder deze subsidies worden ook begrepen de subsidies van Technologiestichting STW (STW) en ZonMw. De financiële verantwoording over deze subsidies vindt plaats via de jaarrekening van de universiteit. Op grond van een akkoord gesloten tussen VSNU, NWO en de vereniging Sectie Gezondheidsfondsen (SGF) kunnen ook de subsidies van de gezondheidsfondsen aangesloten bij deze vereniging op deze wijze worden verantwoord.

Bij de controle van deze subsidies gelden dezelfde bepalingen en controletoleranties, zoals vermeld in deze paragraaf voor de besteding van geoormerkte aanvullende subsidies. De controlecriteria vloeien voort uit de afzonderlijke subsidiebeschikkingen.

De instellingsaccountant controleert de rechtmatigheid van de besteding van deze subsidiegelden. In afwijking van hetgeen is opgenomen in Accountantsproducten / rapportering, stuurt de instelling, indien van toepassing, een rapport van bevindingen naar de NWO.

2.3.6 Overige baten
  • Uitbesteding en contractactiviteiten voor derden

Uitbesteding en contractactiviteiten voor derden

1 juli 2010

Aanvullend controlecriterium: EU verdrag oneerlijke concurrentie.

Uitbesteding

De instellingsaccountant stelt vast dat bij de uitbesteding de kosten en tegenprestatie schriftelijk zijn vastgelegd in een contract/overeenkomst. Tevens stelt de instellingsaccountant vast dat de uitbestede activiteit(en) passen binnen de wettelijke taakuitvoering van de instelling.

Contractactiviteiten voor derden

Overheidsgelden mogen niet zodanig worden aangewend dat er oneerlijke concurrentie ontstaat. Van de instellingsaccountant wordt geen marktonderzoek verlangd. Wel stelt hij vast dat minimaal een kostendekkend tarief is berekend.

2.3.7 Personele lasten
  • Omvang werkzaamheden in de sector PO en VO

  • Wachtgelden PO

Omvang werkzaamheden in de sector PO en VO

1 juli 2016

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.

Bij de uitvoering van de risicoanalyse neemt de instellingsaccountant in acht hetgeen is opgenomen in het onderwerp ‘Steunen op de werkzaamheden van een AK.’ De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240.

De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of een interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking van specifieke IB dan dient hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure testen uit:

Frequentie

Omvang procedure testen

Meerdere malen per dag

25

Dagelijks

15

Wekelijks

10

Maandelijks

3

Elk kwartaal

2

Jaarlijks

1

Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en toetsingspunten door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.

Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan dient de betrouwbaarheid hiervan vast gesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde gegevensverwerking (dit moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan kan volstaan worden met 1 (lijncontrole) test.

Bovenstaande werkzaamheden sluiten niet uit hetgeen in Standaard 330 (De wijze van inspelen door de accountant op ingeschatte risico’s) is opgenomen ten aanzien van gebruikmaken van controle-informatie die tijdens vorige controles is verkregen.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Indien de instellingsaccountant tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB verricht hij daarnaast nog de volgende minimale werkzaamheden:

  • De instellingsaccountant analyseert de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat van de scholen ressorterend onder het bestuur. In deze analyse wordt betrokken: salarisschalen, de omvang en samenstelling van eventuele niet norm-functies binnen de formatie, de betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse wordt door de instellingsaccountant uitgevoerd op bestuursniveau.

  • Daarnaast voert de instellingsaccountant een cijferbeoordeling uit op de personele kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.

De instellingsaccountant moet het gestelde in Standaard 520 Cijferanalyses in bovenstaande werkzaamheden betrekken.

Wachtgelden PO

1 juli 2016

Specifieke controlecriteria: artikel 137, 138 en 139 van de WPO en artikel 131, 132en 133 van de WEC, Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemers primair onderwijs, Regeling betreffende aftrekposten WBO, ISOVSO en WVO.

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de bepalingen over voorrang bij benoemingen (eigenwachtgelderbepalingen) naleeft.

Als deze bepalingen niet worden nageleefd controleert de instellingsaccountant of op de bekostiging in mindering gebracht is: de salarissen, toelagen, uitkeringen of andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat is benoemd met voorbijgaan aan de eigenwachtgelderbepalingen of aan personeel dat gebruik maakt van een regeling voor onvrijwillige werkloosheid of taakvermindering.

De instellingsaccountant stelt in geval van vacatures waarvoor een (toekomstige) ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer (‘eigen wachtgelder”) beschikbaar is, vast dat:

  • geen nieuw personeel is aangesteld;

  • van geen enkel personeelslid de betrekkingsomvang is uitgebreid;

  • van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is verlengd;

  • van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is omgezet in een vast dienstverband.

De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag rekening houdt met de vermindering op de bekostiging van de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet, die DUO Zoetermeer uitvoert in het kader van de instroom van de werkloosheidsuitkeringen. Deze vermindering op de bekostiging is niet van toepassing, indien het Participatiefonds heeft ingestemd met het ten laste van het Participatiefonds brengen van de kosten van uitkeringen of suppleties als bedoeld in de eerste volzin.

De instellingsaccountant moet de toepassing van bovenstaande procedures jaarlijks integraal controleren. Als blijkt dat een bevoegd gezag zich niet aan de wachtgeldregelgeving heeft gehouden, neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering. De instellingsaccountant vermeldt de financiële gevolgen van het niet-naleven van de wachtgeldbepalingen.

Documenten:

2.3.8 Declaraties sector HO

1 juli 2015

Aanvullend controlecriterium: Brief Transparantie declaraties en declaratievoorschriften van 25 november 2011 met kenmerk 337429.

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

Het totaalbedrag van de declaraties (voor de gehele organisatie) vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de declaraties moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate van zekerheid kan verkrijgen dat geen vergoedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 5% van de totale omvang van de declaraties(vergoedingen), die niet in overeenstemming zijn met de voor de gehele organisatie geldende declaratievoorschriften.

Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen.

2.4 Overige rechtmatigheid

  • Treasurybeleid

  • Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO

  • Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven bij opleidingsscholen

  • Declaratiereglement sector HO

  • IGBO PO

2.4.1 Treasurybeleid

1 juli 2016

Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016

Voor het onderwerp ao/ib geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een controle- en rapportagetolerantie verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing. In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging toereikend heeft uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.

De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 1 en artikel 5 lid 3 van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016 is voldaan.

2.4.2 Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO

Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag (die voldoet aan de wettelijke eisen) -met inachtneming van de controletolerantie- is opgenomen in het personeelsdossier voor alle personeelsleden in loondienst bij het bevoegd gezag of de instelling, waarvoor dit wettelijk vereist is. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering. Hierin vermeldt de instellingsaccountant het aantal ontbrekende verklaringen omtrent het gedrag per categorie personeel (directie in de sector PO,EC en VO), onderwijsgevend personeel (alle sectoren), onderwijsondersteunend personeel (alle sectoren) en overig personeel (sector MBO) per school of onderwijsinstelling(BRIN-nummer) en de reden voor het ontbreken van de verklaringen.

2.4.3 Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven bij een opleidingsschool

1 juli 2015

Aanvullend controlecriterium: Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen

Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de op 1 oktober 2016 verstrekte opgave vast dat de hierin opgenomen gegevens ten aanzien van het aantal studenten zoals bedoeld in artikel 2, lid 2 juist zijn. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.

2.4.4 Declaratiereglement sector HO

1 juli 2012

Aanvullend controlecriterium: Brief Transparantie declaraties en declaratievoorschriften van 25 november 2011 met kenmerk 337429.

Voor dit onderwerp geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een controle- en rapportagetolerantie verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing. In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging toereikend heeft uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.

De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling voor de gehele organisatie geldende voorschriften heeft met betrekking tot te declareren vergoedingen.

2.4.5 IGBO PO

1 juli 2016

Aanvullend controlecriterium: Regeling bekostiging personeel PO 2016-2017, Regeling bekostiging personeel PO 2017-2018 (verwachte publicatie van deze regeling is maart/april 2017), Besluit bekostiging WPO (besluit 10185)

Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

De instellingsaccountant stelt vast dat het aantal leerlingen in de aanvraag Internationaal Georiënteerd Basis Onderwijs (IGBO) PO met teldatum 1 oktober 2016 overeenkomt met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2016 staat ingeschreven als leerling van de afdeling IGBO van de school. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.

2.5 Controleverklaring inzake de jaarrekening

Algemeen

1 juli 2016

Als gevolg van wijzigingen in de beroepsstandaarden en in Boek 2 BW zijn de op dit moment door de NBA beschikbaar gestelde voorbeeldteksten voor een controleverklaring niet toepasbaar bij een controle van een jaarrekening over het boekjaar 2016.

De NBA heeft aangegeven dat de benodigde voorbeelden waar de voorbeeldverklaring in het OAP op gebaseerd is na de zomer beschikbaar worden gesteld.

Via een wijziging op de regeling Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 zullen de juiste voorbeeldverklaringen eind 2016 worden gepubliceerd.

3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens

3.1 Inleiding

1 juli 2016

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage en zijn in de sectoren MBO en HO ook van belang bij het verstrekken van studiefinanciering. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze bekostigingsgegevens vaststelt. Hij geeft daarover een afzonderlijk assurance-rapport af.

Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij de bekostigingsgegevens gevraagd. Door de wijziging van het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant vanaf 2007 echter niet langer een accountantsverklaring af bij de bekostigingsgegevens maar een assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten dan alleen de getrouwheid van de financiële informatie moeten worden getoetst en als het andere informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij de bekostigingsgegevens het geval is. Voor een assurance-rapport is Standaard 3000 leidend, waarbij OCW bepaalt dat het assurance-rapport hetzelfde zekerheidsniveau dient te verschaffen als voorheen de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden tot een assurance-rapport moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten die leiden tot een controleverklaring.

In dit accountantsprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte in gegaan op de meest relevante wet- en regelgeving en het onderzoek van de bekostigingsgegevens. Aan het einde van elk onderdeel is de tekst van het af te geven goedkeurende assurance-rapport opgenomen.

Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de rechtmatigheid geldt voor het accountantsonderzoek van de bekostigingsgegevens dat fouten die invloed kunnen hebben op de hoogte van de rijksbijdrage OCW/EZ moeten worden gecorrigeerd door de school/instelling. Als deze fouten niet door de school/instelling (kunnen) worden gecorrigeerd dan informeert de instellingsaccountant het bevoegd gezag/bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften en handelt als volgt:

  • bij materiële fouten (≥ 2% van de rijksbijdrage): materiële fouten hebben invloed op de strekking van het assurance-rapport en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport toegelicht;

  • bij niet-materiële fouten (< 2% van de rijksbijdrage): niet-materiële fouten worden opgenomen in een rapport van bevindingen zoals uiteengezet in Accountantsproducten / rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling moeten worden gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. DUO zal indien nodig op basis van het rapport overgaan tot bijstelling van de rijksbijdrage van de school/instelling.

Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sectoren VO, MBO en HO om de bekostigingsgegevens voorzien van een goedkeurend assurance-rapport bij DUO vestiging Groningen in te dienen. DUO vestiging Groningen accepteert alleen goedkeurende assurance-rapporten. DUO vestiging Groningen kan en zal geen interpretatie doen van de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en/of die niet voldoen aan de eisen van dit accountantsprotocol, worden door DUO vestiging Groningen teruggestuurd naar de school/instelling. De school/instelling is ervoor verantwoordelijk dat er alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat voldoet aan de eisen van dit accountantsprotocol.

De scholen in de sector PO sturen het assurance-rapport naar DUO vestiging Zoetermeer.

Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft of een eventueel separaat rapport van bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat bij de indiening van de bekostigingsgegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden alle fouten, onjuistheden en onzekerheden opgenomen die van invloed (kunnen) zijn op de totale omvang van de door OCW dan wel EZ verstrekte en/of te verstrekken bijdragen. Indien van toepassing, dan dient per bevinding het burgerservicenummer (of onderwijsnummer), de opleidingscode (element-, CREBO- of CROHO code) en een toelichting te worden opgenomen.

Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig of onvolledig ingediend goedkeurend assurance-rapport voor de betreffende scholen/instellingen het sanctiebeleid van toepassing is.

3.2 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO

3.2.1 Algemeen

1 juli 2016

Het accountantsprotocol voor de sector PO is een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171, lid 4 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en in artikel 157, lid 4 van de Wet op de Expertisecentra (WEC).

Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 172, lid 1 van de WPO en artikel 158, lid 1 van de Wet op de Expertisecentra. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek van de accountant heeft betrekking op de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WPO en de WEC; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1 van de WPO):

  • basisscholen;

  • speciale scholen voor basisonderwijs;

  • scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs;

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet- en regelgeving is ook terug te vinden op: www.overheid.nl

In februari 2017 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de informatie-uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.

3.2.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.2.2.1 Object van onderzoek

1 juli 2016

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

Het voor de bekostiging relevante soort gegeven betreft de gewogen gemiddelde leeftijd (GGL) van de leraren per 1 oktober 2016.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

  • Het door de besturen aan DUO in te zenden formulier ‘Aanbieding Bekostigingsgegevens PO 2016’ met daarin opgenomen de gegevens over de ‘Gewogen Gemiddelde Leeftijd per 1 oktober 2016’.

3.2.2.2 Minimale werkzaamheden

1 juli 2016

Gewogen Gemiddelde Leeftijd leraren 1-10-2016

Bij het onderzoek op de juistheid van de geregistreerde leeftijden en betrekkingsomvang van de leraren die voor de GGL van belang zijn, stelt de instellingsaccountant op niveau van het bevoegd gezag vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

GGL

de personeelsleden die zijn uitgezonderd op het begrip leraar buiten de gegevens voor de berekening zijn gelaten;

alle personeelsleden die bij de berekening betrokken moeten worden ook daadwerkelijk in de berekeningen zijn opgenomen;

(in het geval van meerdere BRINS) de leraar op de teldatum ook daadwerkelijk les geeft op de school (BRIN) waar hij voor de berekening van de GGL is opgenomen. De werkelijke inzet van de leraar op een BRIN is vast te stellen aan de hand van een op de teldatum geldend lesrooster. Indien de accountant gebruik maakt van een ander controlemiddel moet in elk geval het vaststellen van de werkelijke combinatie leraar- BRIN op de teldatum zijn inbegrepen;

direct voor de teldatum leraren zijn ontslagen c.q. direct na de teldatum leraren zijn aangesteld. Als de instellingsaccountant hierbij acties constateert die uitsluitend de bedoeling hebben om de GGL positief te beïnvloeden of bij twijfel hierover, dan neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen;

de leeftijd (rekening houdend met minimum en maximum leeftijd) juist is opgenomen;

de berekeningen rekenkundig juist zijn;

eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt.

Overzicht GGL

het overzicht is ondertekend door het bevoegd gezag van de school.

Naast bovengenoemde werkzaamheden zal de instellingsaccountant ook werkzaamheden moeten verrichten om de juistheid van de betrekkingsomvang en de juistheid van de opgenomen leeftijd vast te stellen. Hiervoor kan de instellingsaccountant steunen op werkzaamheden, die hij al verricht heeft in het kader van de jaarrekeningcontrole, waarbij wel rekening gehouden moet worden met de specifieke onderzoekseisen voor de bekostiging en de afwijkende controletolerantie.

Het bevoegd gezag van de school kan ervoor kiezen om het onderzoek op de juistheid van de berekening van de GGL door de instellingsaccountant te laten ondersteunen door een third party mededeling (TPM) over de juistheid van de berekening door het salarispakket.

Op basis van de bevindingen van de instellingsaccountant brengt het bevoegd gezag op het formulier ‘Aanbieding Bekostigingsgegevens PO 2016” de correcties GGL voor de peildatum 1 oktober 2016 aan. De gegevens over de gewogen gemiddelde leeftijd worden begin 2017 op de site van DUO onder instellingsinformatie bij bekostigingsinformatie beschikbaar gesteld. De instellingsaccountant ondertekent het formulier waarin de GGL van alle scholen ressorterend onder het bevoegd gezag zijn weergegeven. Het bevoegd gezag zendt enkel het formulier ‘Aanbieding Bekostigingsgegevens PO 2016’ en het assurance-rapport uiterlijk 1 juli 2017 in.

3.2.3 Assurance-rapport
  • Algemeen

  • Assurance-rapport PO

Algemeen

1 juli 2016

De assurance-rapporten voor PO worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd gezag). De aan het oordeel ten grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar zijn tot op schoolniveau.

Als gevolg van wijzigingen in de beroepsstandaarden zijn de op dit moment door de NBA beschikbaar gestelde voorbeeldteksten voor een assurance-rapport niet toepasbaar op het in het OAP 2016 gevraagde onderzoek.

De NBA heeft aangegeven dat de benodigde voorbeelden waar het assurance-rapport in het OAP op gebaseerd is na de zomer beschikbaar worden gesteld.

Via een wijziging op de regeling Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 zullen de juiste assurance-rapporten eind 2016 worden gepubliceerd.

3.3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO

3.3.1 Algemeen

1 juli 2016

Het accountantsprotocol voor de sector VO wordt conform artikel 14a, lid 3 en artikel 18, lid 6 van het Bekostigingsbesluit WVO vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit WVO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek van de accountant heeft betrekking op de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WVO; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens VO is van toepassing op de in artikel 5 van de WVO vermelde schoolsoorten:

  • een school voor praktijkonderwijs;

  • een school voor vbo;

  • een school voor mavo;

  • een school voor havo;

  • een school voor vwo;

  • andere vormen van voortgezet onderwijs, zoals een afdeling lwoo;

  • een scholengemeenschap waarin twee of meer van deze scholen zijn samengevoegd;

  • een cursus ingevolge artikel 73 van de WVO.

De wet en regelgeving is ook terug te vinden op www.overheid.nl

De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie met DUO is beschreven in de ‘Handleiding BRON Voortgezet Onderwijs’ en in het ‘stappenplan assurance-rapport’, deze zijn te vinden op de website van DUO.

In februari 2017 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de informatie-uitwisseling met DUO. Het is wenselijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.

Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s.

Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het MBO wordt voor het vbo in een AOC uitgegaan van de teldatum t-1. Voor het onderzoek van de gegevens van een vbo en mavo binnen een AOC gelden de onderzoeksitems van de sector VO.

3.3.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.3.2.1 Object van onderzoek

1 juli 2016

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft:

  • ingeschreven aantal leerlingen per 1 oktober 2016.;

  • opgegeven leerlingen maatwerkbekostiging nieuwkomers in het VO op 1 januari 2016;

  • opgegeven leerlingen maatwerkbekostiging nieuwkomers in het VO op 1 april 2016;

  • opgegeven leerlingen maatwerkbekostiging nieuwkomers in het VO op 1 juli 2016.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de scholen

  • (leerlingen)administratie van de te onderzoeken school;

  • de actuele BRON-foto van DUO vestiging Groningen: dit is een afslag van BRON voor de betreffende school inclusief de mutaties die de school heeft aangebracht tot de mutatiestop.

  • Voor de betekenis van de door DUO vestiging Groningen uitgevoerde controles en eventuele signalen wordt verwezen naar de handleiding BRON die op de school aanwezig is (of beschikbaar via de site van DUO);

  • het overzicht geregistreerde leerlingen per 1 oktober 2016 afkomstig van DUO vestiging Zoetermeer;

  • een lijst van accountantsmutaties;

  • de goedkeuringsbrief van OCW voor het gebruik van een nevenvestiging en het onderwijsaanbod op die vestiging;

  • de aanvraagformulieren voor de maatwerkbekostiging nieuwkomers in het voortgezet onderwijs per teldatum van 1 januari 2016, 1 april 2016 en/of 1 juli 2016.

3.3.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

1 juli 2016

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.3.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2016 en eerste opvang vreemdelingen) en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240.

De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd in paragraaf 3.3.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.

Toetsingspunten, die centraal geverifieerd zijn door DUO kunnen buiten beschouwing blijven.

Steunen op IB

Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330) is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te worden.

Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure testen uit:

Frequentie

Omvang procedure testen

Meerdere malen per dag

25

Dagelijks

15

Wekelijks

10

Maandelijks

3

Elk kwartaal

2

Jaarlijks

1

Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.3.2.3. minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2016 en eerste opvang vreemdelingen) door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.

Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten(dit moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan kan volstaan worden met 1 (lijncontrole) test.

Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is bij meerdere BRINs dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende maatregel volstaan kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel, tenzij de instelling meer dan 25 BRINs omvat. De testwerkzaamheden dienen dusdanig gespreid te worden dat de relevante BRINs, doch minimaal 1 keer bij meer dan 25 BRINs in voldoende mate in de toetsing worden meegenomen.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Gegevensgerichte werkzaamheden

Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.3.2.1.

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

Aantal records

Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

< 101

5 deelwaarnemingen

>100 en < 501

10 deelwaarnemingen

>500 en < 1001

15 deelwaarnemingen

>1000 en < 5001

20 deelwaarnemingen

>5000

25 deelwaarnemingen

Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de accountant rekening met zijn risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.

Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

Niet steunen op IB

Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde onderzoekpopulatie hanteert de accountant op basis van COS 530 (bijlage 4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:

Populatie / aantal keer materialiteit

Steunen op IB - laag risico

Steunen op IB - normaal risico

Steunen op IB - significant risico / Niet steunen IB - normaal risico

Niet steunen op IB - significant risico

1

1

1

2

3

2

1

2

3

6

3

1

3

5

9

4

1

3

6

12

5

1

4

8

15

6

2

5

9

18

7

2

5

11

21

8

2

6

12

24

9

2

7

14

27

10

2

7

15

30

15

3

11

23

45

20

4

14

30

60

25

5

18

38

75

30

6

21

45

75

40

8

28

60

75

50

10

35

75

75

100

20

70

75

75

Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid te verkrijgen over de betreffende populatie.

In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

3.3.2.3 Minimale werkzaamheden

1 juli 2016

Algemene werkzaamheden scholen

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting actuele foto op leerlingenadministratie

het controlegetal en het aantal leerlingen per 1 oktober 2016 volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.

Aansluiting van de afzonderlijke opgave(n) van bekostigingsgegevens op de leerlingenadministratie (beschikkingen maatwerkbekostiging nieuwkomers in het VO en regeling leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen 2009)

De opgave van het aantal leerlingen per 1 januari 2016 op het aanvraagformulier aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie;

De opgave van het aantal leerlingen per 1 april op het aanvraagformulier aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie;

De opgave van het aantal leerlingen per 1 juli 2016 op het aanvraagformulier aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.

Voldoen leerlingen- administratie (artikel 3 t/m 6 van het bekostigingsbesluit WVO)

de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven).

Vaststellen ongeoorloofd verzuim. (artikel 7, lid 1, lid 2 en lid 3 van het bekostigingsbesluit WVO)

alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag) tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging.

De instelling gebruikt voor deze meldingen het registratieformulier verzuim of ontbrekende (tijdige)indicatiestelling.

Verplichte melding ongeoorloofd verzuim aan DUO vestiging Groningen (artikel 27a, lid 5 van de WVO)

het bevoegd gezag een procedure omtrent de verplichte melding aan DUO vestiging Groningen volgt en indien noodzakelijk meldingen doet over alle leerlingen (van 18 jaar en ouder) die zonder opgave van geldige reden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 weken niet aan het onderwijs hebben deelgenomen.

De instelling gebruikt voor deze meldingen het formulier melding afwezigheid scholier/student.

Licenties (artikel 65 t/m 68 en art 72 van de WVO)

het bevoegd gezag op de vestigingen van de school alleen onderwijs aanbiedt zoals per vestiging is geregistreerd in de basisregistratie instellingen. Dit doet de instellingsaccountant aan de hand van informatie waaruit de daadwerkelijk aangeboden onderwijssoort per vestiging blijkt; zoals de schoolgids en de internetsite van de school.

Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO

de Nieuwkomersgegevens waarvan de opgave van de school afwijkt van de BRP en de school daarvoor een signaal heeft gekregen van DUO vestiging Groningen juist zijn opgegeven. Daar waar de opgave van de school afwijkt van de BRP moet een document in de administratie aanwezig zijn waaruit de juistheid blijkt. Het gaat om de gegevens ‘nationaliteit’ en ‘datum van vestiging in Nederland’;

Artikel 4, lid 5

de postcode juist is indien sprake is van opgave door de school, omdat de betreffende leerling nog niet in de BRP geregistreerd staat. Dit doet de instellingsaccountant aan de hand van documenten in de administratie van de school.

Leerlingen per 1-10-2016

Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2016, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Daadwerkelijk schoolgaand (artikel 7, lid 1 van het Bekostigingsbesluit W.V.O en de regeling bekostiging leerlingen die tijdelijk buiten de school worden geplaatst)

leerlingen alleen meetellen als ze daadwerkelijk schoolgaand zijn op de school (brinnummer/vestiging) of met toepassing van de regelgeving tijdelijk buiten de school waar ze zijn ingeschreven, zijn geplaatst.

Licenties (artikel 65 t/m 68 en artikel 72 van de WVO)

de voor de leerling gebruikte elementcode overeenstemt met het door de leerling daadwerkelijk gevolgde onderwijs (indien van toepassing de leerweg, sector, afdeling of profiel) op de vestiging.

Daadwerkelijk schoolgaand leerlingen samenwerkingsverbanden VO/BVE (artikel 25a van de W.V.O)

VO-leerlingen die onderwijs volgen aan een andere school of instelling op basis van een samenwerkingsovereenkomst daadwerkelijk schoolgaand zijn.

Datum in- en uitschrijving (artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit W.V.O)

de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen.

Leerjaar (artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit W.V.O).

de leerling in het juiste leerjaar is ingeschreven.

Praktijkonderwijs/LWOO (artikel 7a van het Bekostigingsbesluit W.V.O).

de regionale verwijzingscommissie voor leerlingen praktijkonderwijs (pro) en leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) (tot en met 31 december 2015) of het samenwerkingsverband (vanaf 1 januari 2016) die per 1 oktober 2016 voor het eerst als leerling pro of lwoo staan ingeschreven, voor de teldatum een beschikking heeft afgegeven waaruit blijkt dat betrokkene toelaatbaar is;

de leerling rechtmatig is ingeschreven op het praktijkonderwijs.

Eerste opvang vreemdelingen

Van de op het aanvraagformulier opgegeven leerlingen per 1 januari 2016 stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen 2009 (bijlage 1), brief en beschikking maatwerkbekostiging nieuwkomers per 1 januari 2016

De leerling niet de Nederlandse nationaliteit heeft;

De leerling op 1 januari 2016 korter dan 2 jaar in Nederland verbleef; en

De leerling op 1 oktober 2015 niet stond ingeschreven op dezelfde school of een andere school binnen hetzelfde bevoegd gezag.

Van de op het aanvraagformulier opgegeven leerlingen per 1 april 2016 stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen 2009 (bijlage 1), brief en beschikking maatwerkbekostiging per 1 april 2016

De leerling niet de Nederlandse nationaliteit heeft;

De leerling op 1 april 2016 korter dan 2 jaar in Nederland verbleef; en

De leerling op 1 oktober 2015 niet stond ingeschreven op dezelfde school of een andere school binnen hetzelfde bevoegd gezag.

Van de op het aanvraagformulier opgegeven leerlingen per 1 juli 2016 stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen 2009 (bijlage 1), brief en beschikking maatwerkbekostiging per 1 juli 2016

De leerling niet de Nederlandse nationaliteit heeft;

De leerling op 1 juli 2016 korter dan 2 jaar in Nederland verbleef; en

De leerling op 1 oktober 2015 niet stond ingeschreven op dezelfde school of een andere school binnen hetzelfde bevoegd gezag.

Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal

Indien de school elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het assurance-rapport zijn voorzien van het ‘aanbiedingsformulier accountantsmutaties VO”, zie de website van DUO. Indien van toepassing waarmerkt de instellingsaccountant ook het ‘registratieformulier ‘verzuim en/of ontbrekende (tijdige) indicatiestelling’.

Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties worden onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor dit werk bestaan, dienen te volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar alleen een steekproef. Hij dient zelf te bepalen hoe groot die moet zijn, hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid van het controlegetal vast.

Het controlegetal is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijvingsgegevens. Het wordt berekend door het totaliseren van de inhoud van de bekostigingsrelevante gegevens van alle inschrijvingen voortgezet onderwijs in het schooljaar 2016/2017 (van 1 augustus 2016 tot en met 31 juli 2017) die in de BRON-foto aanwezig zijn.

De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE), dat u kunt vinden op de website van DUO.

Afronding onderzoek maatwerkbekostiging nieuwkomers en eerste opvang vreemdelingen

In geval van bevindingen van de instellingsaccountant worden de correcties op het betreffende aanvraagformulier (1 januari 2016, 1 april 2016 en/of 1 juli 2016) door de school aangebracht en ondertekend door het bevoegd gezag. In alle gevallen worden de aanvraagformulieren door de accountant gewaarmerkt en door het bevoegd gezag meegezonden met het assurance-rapport.

3.3.3 Assurance-rapport
  • Algemeen

  • Goedkeurend assurance-rapport VO

Algemeen

1 juli 2016

Als gevolg van wijzigingen in de beroepsstandaarden zijn de op dit moment door de NBA beschikbaar gestelde voorbeeldteksten voor een assurance-rapport niet toepasbaar op het in het OAP 2016 gevraagde onderzoek.

De NBA heeft aangegeven dat de benodigde voorbeelden waar het assurance-rapport in het OAP op gebaseerd is na de zomer beschikbaar worden gesteld.

Via een wijziging op de regeling Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 zullen de juiste assurance-rapporten eind 2016 worden gepubliceerd.

3.4 Onderzoeksprocedure basisregisteronderwijs sector MBO

3.4.1 Algemeen

1 juli 2016

Het accountantsprotocol voor de sector mbo wordt conform artikel 2.5.7a van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)en krachtens artikel 5.2.5 van het Uitvoeringsbesluit WEB vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen verklaring omtrent de getrouwheid), zoals genoemd in artikel 2.2.4, lid 5 van de WEB bij de gegevens in BRONMBO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek van de accountant heeft betrekking op de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WEB, daarnaast worden gegevens in het onderzoek betrokken, die ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek basisregisteronderwijs sector mbo is van toepassing op (artikel 1.1.1 van de WEB):

  • de regionale opleidingscentra (ROC’s);

  • de vakinstellingen;

  • de agrarische opleidingscentra (AOC’s).

Hierna worden deze categorieën ‘de onderwijsinstellingen’ genoemd.

De wet- en regelgeving is ook terug te vinden op www.overheid.nl

De te onderzoeken gegevens worden ontleend aan het BasisRegister onderwijs (BRON) dat wordt beheerd door DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie van de gegevens in, en de uitwisseling hierover met DUO zijn beschreven in de ‘Handleiding BRON Beroepsonderwijs en de ‘Handleiding BRON VAVO’; deze zijn te vinden op de website van DUO.

Aanvulling voor de werkwijze Beroepsonderwijs (verder BO)

De gegevens uit BRON van DUO die benodigd zijn voor het onderzoek basisregisteronderwijs BO worden door DUO geleverd in de vorm van een Overzicht Basisregisteronderwijs Onderzoek (OBO). Deze wordt gemaakt op aanvraag (via de beveiligde site van DUO) van de instelling. Daags na de aanvraag wordt de OBO klaargezet op de beveiligde site van DUO. De instelling krijgt hiervan een bericht.

Indien de instellingsaccountant constateert dat er mutaties moeten worden uitgevoerd op de gegevens in BRON, dan moet de instelling deze via de reguliere weg aanleveren aan DUO.

Na het doorvoeren van alle gevraagde mutaties moet de instelling opnieuw een OBO opvragen. Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd en keurt de nieuwe OBO goed. De goedkeuring wordt geleverd in de vorm van een assurance-rapport bij een OBO. Het assurance-rapport vermeldt welke OBO (van welke datum) is gebruikt.

Bij onderzoeken basisregisteronderwijs gegevens van AOC’s

De hier beschreven werkwijze en onderzoeksitems gelden onverkort voor het MBO deel van de AOC’s.

Het voorbereidend beroepsonderwijs in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het MBO wordt hier uitgegaan van de teldatum t-1.

Voor het onderzoek van de gegevens van een VMBO en MAVO binnen een scholengemeenschap AOC - VO, zoals bedoeld in artikel 2.6 van de WEB, gelden de onderzoeksitems van de sector VO.

3.4.2 Onderzoek basisregisteronderwijs
3.4.2.1 Object van onderzoek

1 juli 2016

De gegevens inzake inschrijvingen en diploma’s bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze gegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

De voor het onderzoek relevante soorten gegevens van de onderwijsinstellingen betreffen:

  • het aantal inschrijvingen als deelnemer per 1 oktober 2016 voor het beroepsonderwijs;

  • het aantal inschrijvingen als deelnemer per 1 februari 2017 voor het beroepsonderwijs;

  • het aantal afgegeven diploma’s in kalenderjaar 2016 voor het beroepsonderwijs;

  • het aantal deelnemers per 1 oktober 2016 voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs(vavo);

  • het aantal afgegeven diploma’s in het kalenderjaar 2016 voor het vavo;

  • het aantal afgesloten (deel) eindexamenvakken ín het kalenderjaar 2016 met eindcijfer 6 of hoger, dan wel ‘voldoende’ of ‘goed voor het vavo.

Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountants:

  • de gegevens over deelname aan het beroepsonderwijs zoals die zijn verstrekt door instellingen voor registratie in BRON dat wordt beheerd door DUO en zijn opgenomen in het OBO;

  • de gegevens over deelname aan het vavo zoals die zijn verstrekt door instellingen voor registratie in BRON dat wordt beheer door DUO en zijn opgenomen in de actuele BRON-foto. Dit is een afslag van BRON voor de betreffende instelling inclusief de mutaties die de instelling heeft aangebracht.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de onderwijsinstellingen

  • de (deelnemers)administratie van de te onderzoeken instelling;

  • de in BRON geregistreerde deelnemersgegevens.

Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij de verwerking van de deelnemersgegevens in BRON wordt verwezen naar de handleiding BRON Beroepsonderwijs en de handleiding BRON VAVO, deze zijn beschikbaar via de site van DUO.

3.4.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

1 juli 2016

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.4.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor deelnemers (bo en vavo), diploma’s (bo en vavo) en afgesloten (deel)eindexamenvakken (vavo) ) en moet duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240 en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie 2004’.

De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Bekostigde deelnemers aan maatwerktrajecten worden niet gezien als een homogene massa. De instellingsaccountant dient daarom bij instellingen die maatwerktrajecten verzorgen en materieel van omvang zijn (>2% van de totale populatie inschrijvingen) hier specifiek aandacht aan te besteden.

De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd in paragraaf 3.4.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.

Toetsingspunten, die centraal geverifieerd zijn door DUO kunnen buiten beschouwing blijven.

Steunen op IB

Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330) is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te worden.

Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure testen uit:

Frequentie

Omvang procedure testen

Meerdere malen per dag

25

Dagelijks

15

Wekelijks

10

Maandelijks

3

Elk kwartaal

2

Jaarlijks

1

Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.4.2.3. minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor deelnemers (bo en vavo), diploma’s (bo en vavo) en afgesloten (deel)eindexamenvakken (vavo)) door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.

Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan kan volstaan worden met 1 (lijncontrole) test.

Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is op meerdere relevante soorten gegevens dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende maatregel volstaan kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij dienen deze testen wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante soorten gegevens in voldoende mate in de toetsing worden meegenomen.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Gegevensgerichte werkzaamheden

Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.4.2.1.

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

Aantal records

Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

< 101

5 deelwaarnemingen

>100 en < 501

10 deelwaarnemingen

>500 en < 1001

15 deelwaarnemingen

>1000 en < 5001

20 deelwaarnemingen

>5000

25 deelwaarnemingen

Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de accountant rekening met zijn risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.

Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

Niet steunen op IB

Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde onderzoekpopulatie hanteert de accountant op basis van COS 530 (bijlage 4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:

Populatie / aantal keer materialiteit

Steunen op IB - laag risico

Steunen op IB - normaal risico

Steunen op IB - significant risico / Niet steunen IB - normaal risico

Niet steunen op IB - significant risico

1

1

1

2

3

2

1

2

3

6

3

1

3

5

9

4

1

3

6

12

5

1

4

8

15

6

2

5

9

18

7

2

5

11

21

8

2

6

12

24

9

2

7

14

27

10

2

7

15

30

15

3

11

23

45

20

4

14

30

60

25

5

18

38

75

30

6

21

45

75

40

8

28

60

75

50

10

35

75

75

100

20

70

75

75

Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid te verkrijgen over de betreffende populatie.

In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

3.4.2.3 Minimale werkzaamheden

1 juli 2016

Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

het aantal vavo deelnemers per 1 oktober 2016 volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

Het aantal diploma’s 2016 vavo volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

Het aantal vakken 2016 vavo volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Naleving van Koppelingswet

de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van de deelnemers(beroepsonderwijs en vavo) die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).

Naleving toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1 van de WEB)

de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert ten behoeve van de naleving van de toelating entreeopleidingen.

Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)

de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van de presentie van elke BOL -, BBL- en vavo deelnemer;

de instelling voor deelnemers beroepsonderwijs die vallen onder de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, een procedure ten behoeve van de naleving van artikel 8.1.7 van de WEB heeft beschreven en hanteert.

Notitie Helderheid BVE 2004

de door instelling verantwoorde informatie m.b.t. bekostigingsgegevens in het bestuursverslag (thema 5 uitval na 1 oktober en thema 6 omzwaai na 1 oktober) juist en volledig is.

Procedure onderwijsovereenkomsten

Dit item is alleen van toepassing als de onderwijsinstelling – door gebruik te maken van de in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ aangegeven procedure voor wijziging van het opleidingstraject – niet meer alle wijzigingen in de onderwijsovereenkomst door de deelnemer laat ondertekenen:

de door de instelling ingerichte procedure voor wijzigingen tijdens de opleiding aan de minimale eisen voldoet zoals die in paragraaf 1.4. van het‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016 zijn opgenomen.

Procedure praktijkovereenkomsten

Dit item is alleen van toepassing als de onderwijsinstelling – door gebruik te maken van de in het ‘Servicedocument praktijkovereenkomst’ aangegeven procedure voor wijzigingen tijdens de beroepspraktijkvorming – niet meer alle wijzigingen in de praktijkovereenkomst door de deelnemer laat ondertekenen:

de door de instelling ingerichte procedure voor wijzigingen tijdens de bpv aan de minimale eisen voldoet zoals die in paragraaf 1.5. van het‘Servicedocument praktijkovereenkomst’ met kenmerk HBE/247336/2016 zijn opgenomen.

Deelnemers beroepsonderwijs per 1-10-2016

Van de ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2016, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)

voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;

de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;

de onderwijsovereenkomst is ondertekend door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer of de wettelijke vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer)

de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) en inschrijvingsperiode (ISP) in BRON juist zijn gevuld:

datum inschrijving (recordsoort ISG)

datum uitschrijving werkelijk (recordsoort ISG)

datum begin (recordsoort ISP)

opleidingcode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie, waarvoor een deelnemer staat ingeschreven)(recordsoort ISP);

leertraject (recordsoort ISP)

niveau (recordsoort ISP);

indicatie bekostigbaar (recordsoort ISP)

De gegevens in BRON zijn juist als ze overeenkomen met de gegevens op de onderwijsovereenkomst of met de gegevens op het laatste opleidingsblad bij een wijziging en gebruik van het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016.

Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016:

In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’.

Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).

Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB:

de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of

rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving koppelingswet).

op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten;

bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen

van 18 jaar en ouder een van de volgende gegevens beschikbaar is:

een definitieve verblijfsvergunning, of

een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-;

een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of

een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning;

dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000

Toetsing toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1 van de WEB)

bij een nieuwe inschrijving entreeopleiding: de deelnemer voldoet niet aan de vooropleidingseisen van de basisberoepsopleiding.

De accountant maakt hierbij gebruik van de door de instelling uitgevoerde en vastgelegde werkzaamheden. Onderdeel hiervan kan zijn het gebruik van gegevens uit het diplomaregister en BRON van DUO via de voorziening ‘digitaal aanmelden MBO’. Indien het om een deelnemer gaat, die niet eerder aan bekostigd onderwijs in Nederland heeft deelgenomen, moet op andere wijze bij de instelling blijken dat de toelating is getoetst en in overeenstemming met de wet is.

Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3 van het UWEB)

de geselecteerde deelnemer op 1 oktober 2016 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven.

Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)

voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan DUO vestiging Groningen.

Toetsing maatwerktrajecten (notitie helderheid in het mbo)

in het geval een geselecteerde deelnemer aan een maatwerktraject deelneemt:

dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze opleiding wordt ontvangen.

Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000 en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)

van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan BBL het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een machtiging aanwezig is.

BPV bij BBL en entree BBL deelnemers (artikel 7.2.8 en 7.2.9 van de WEB en artikel 2.2.2 en 2.2.3 van het UWEB,

brief d.d. 8 juni 2015 met kenmerk 765408, brief d.d. 18 augustus 2015 met kenmerk 795647)

voor elke geselecteerde BBL of entree BBL deelnemer uiterlijk op 31 december 2016 een praktijkovereenkomst voor de kwalificatie of het kwalificatiedossier waarvoor de deelnemer in dat schooljaar is bekostigd, die uiterlijk op 31 december 2016 is ingegaan, is afgesloten

Als de registratie in BRON niet juist is, moet de bekostiging van de deelnemer NIET op nee gezet worden, wel moeten de BPV gegevens in BRON gecorrigeerd worden.

de volgende velden in BRON per BPV (recordsoort BPV) juist zijn gevuld:

afsluitdatum

datum begin

datum einde werkelijk

opleidingcode (CREBOcode of keuzedeelcode)

De gegevens in BRON zijn juist als ze overeenkomen met de gegevens op de praktijkovereenkomst of met de gegevens op het laatste bpv-blad bij een wijziging en gebruik van het servicedocument praktijkovereenkomst 2016–2017

Bij een wijziging van de praktijkovereenkomst en in het geval dat de instelling geen nieuwe praktijkovereenkomst heeft gesloten, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw bpv-blad conform de procedure voor wijzigingen van de praktijkovereenkomst zoals aangegeven in het servicedocument praktijkovereenkomst 2016-2017:

In de praktijkovereenkomst is een procedure overeengekomen voor wijzigingen die voldoet aan de gestelde eisen in het Servicedocument praktijkovereenkomst 2016–2017.

Door het opgaan van de kbb’s in het SBB per 1 augustus 2015 is er sprake van een omzettingstabel van oude naar nieuwe codes. Deze informatie is van belang om de juistheid van de BPV gegevens is BRON vast te kunnen stellen. Hierbij de links naar de betreffende documenten en tabellen:

• Creboomzettingstabel en converter: http://kws.s-bb.nl/crebo_overzichten.html#omzettingstabel

• Omnummering leerbedrijven: https://stagedocenten.s-bb.nl/files/omnummertabel.csv

• De toelichtende brochure: https://www.s-bb.nl/herziening-en-bpv

Uitzondering geldt voor de opleidingen verpleging en verzorging, waarbij de praktijkovereenkomst moet zijn afgesloten uiterlijk op 31 december 2016 en moet zijn ingegaan uiterlijk op 1 juni 2017.Deze uitzondering is alleen van toepassing voor BBL (niet entree) deelnemers.

Deelnemers beroepsonderwijs per 1-2-2017

Van de ingeschreven deelnemers per 1 februari 2017, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)

voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;

de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;

de onderwijsovereenkomst is ondertekend door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer of de wettelijke vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer)

de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) en inschrijvingsperiode (ISP) in BRON juist gevuld zijn:

datum inschrijving (recordsoort ISG)

datum uitschrijving werkelijk (recordsoort ISG)

datum begin (recordsoort ISP)

opleidingcode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie, waarvoor een deelnemer staat ingeschreven)(recordsoort ISP);

leertraject (recordsoort ISP)

niveau (recordsoort ISP);

indicatie bekostigbaar (recordsoort ISP).

De gegevens in BRON zijn juist als ze overeenkomen met de gegevens op de onderwijsovereenkomst of met de gegevens op het laatste opleidingsblad bij een wijziging en gebruik van het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016:

Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/2016:

In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’.

Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3 van het UWEB)

de geselecteerde deelnemer op 1 februari 2017 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven.

Toetsing maatwerktrajecten (notitie helderheid in het mbo)

in het geval een geselecteerde deelnemer aan een maatwerktraject deelneemt:

dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze opleiding wordt ontvangen.

Indien de geselecteerde deelnemer pas ná 1 oktober 2016 is ingeschreven of bij de telling 1 oktober 2016 niet mocht worden bekostigd, stelt de instellingsaccountant alsnog vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).

Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB:

de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of

rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving koppelingswet).

op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten;

bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen van 18 jaar en ouder een van de volgende gegevens beschikbaar is:

een definitieve verblijfsvergunning, of

een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-;

een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of

een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning;

dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000.

Toetsing toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1 van de WEB)

bij een nieuwe inschrijving entreeopleiding: de deelnemer voldoet niet aan de vooropleidingseisen van de basisberoepsopleiding.

De accountant maakt hierbij gebruik van de door de instelling uitgevoerde en vastgelegde werkzaamheden. Onderdeel hiervan kan zijn het gebruik van gegevens uit het diplomaregister en BRON van DUO via de voorziening ‘digitaal aanmelden MBO’. Indien het om een deelnemer gaat, die niet eerder aan bekostigd onderwijs in Nederland heeft deelgenomen, moet op andere wijze bij de instelling blijken dat de toelating is getoetst en in overeenstemming met de wet is.

Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)

voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan DUO vestiging Groningen.

Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000 en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)

van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan BBL het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden, een machtiging aanwezig is.

Afgegeven diploma’s beroepsonderwijs in 2016

Van de afgegeven diploma’s in 2016, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB)

het diploma door een examencommissie is afgegeven;

het veld datum resultaat (datum behalen diploma)(recordsoort DIP) overeenkomt met de datum zoals vastgesteld door de examencommissie;

het veld opleidingcode (recordsoort DIP) juist is ingevuld en overeenkomt met het diploma, zoals die door de examencommissie is vastgesteld

indicatie bekostigbaar juist is.

Deelnemers vavo per 1-10-2016

Van de ingeschreven vavo deelnemers per 1 oktober 2016, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)

voor elke geselecteerde vavo deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;

de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;

de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.

Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:

– de NAW- gegevens van de deelnemer;

– de naam van de opleiding uit de opleidingentabel volwasseneneducatie;

– de code van de opleiding;

– de startdatum van de opleiding;

– geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;

– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer .

Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/247502/20163:

In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ en

De gegevens op het laatste opleidingsblad komen overeen met de inschrijving in BRON.

Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).

bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen 18 jaar en ouder een van de volgende gegevens beschikbaar is:

een definitieve verblijfsvergunning, of

een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-;

een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of

een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning;

dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat de vavo deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000.

Presentie van deelnemers (artikel 2a.2.1 van het UWEB)

de geselecteerde vavo deelnemer op 1 oktober 2015 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven.

Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000 en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)

van elke geselecteerde vavo deelnemer van 18 jaar of ouder het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een machtiging aanwezig is.

Afgegeven diploma’s vavo in 2016

Van de afgegeven diploma’s in 2016, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB en artikel 2.2a.2. lid 6 van de WEB)

de geselecteerde gediplomeerde vavo deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij de instelling op basis van een onderwijsovereenkomst.

Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB en artikel 1 van het Eindexamenbesluit VO)

het diploma in 2016 is afgegeven;

het diploma door een examencommissie is afgegeven.

Afgesloten (deel) eindexamenvakken met eindcijfer 6 of hoger, dan wel ‘voldoende’of ‘goed’ vavo in 2016

Van de vakken, waarin de deelnemer met goed gevolg examen heeft afgelegd in 2016, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB en artikel 2.2a.2. lid 6 van de WEB)

de geselecteerde vavo deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij de instelling op basis van een onderwijsovereenkomst.

Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB en artikel 1 van het Eindexamenbesluit VO, artikel 2a.2.1 van het UWEB)

het certificaat of de cijferlijst in 2016 zijn afgegeven;

het certificaat of de cijferlijst door een examencommissie zijn afgegeven;

het vak is afgesloten met een eindcijfer 6 of hoger, dan wel ‘voldoende’of ‘goed.

Aanvullende werkzaamheden onderwijsovereenkomsten, derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht op het volgen van onderwijs of beroepspraktijkvorming (BPV) en daadwerkelijk het onderwijs of de BPV is genoten, bij het niet aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het ontbreken van een handtekening daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften. Bij het niet-naleven van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving of diploma bij het niet tijdig aanwezig zijn van een ondertekende onderwijsovereenkomst, regeling met betrekking tot de betaling van het cursusgeld/derdenmachtiging en/of een BPV-overeenkomst per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de onderwijsovereenkomsten, derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten bij de instelling beoordeelt en indien de procedure niet op orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan DUO rapporteert. Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier wordt verwezen naar paragraaf 3.1.

Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de onvolkomenheden daarin op te heffen.

De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften moet naleven (artikel 1.1.3 van de WEB). Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk blijkt dat een instelling niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting van de rijksbijdrage plaatsvinden tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen wordt voldaan of kan de rijksbijdrage geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Indien een tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst, regeling met betrekking tot de betaling van het cursusgeld/derdenmachtiging of BPV-overeenkomst ontbreekt, dan hoeft de bekostigde inschrijving of het bekostigde diploma niet per definitie fout gerekend te worden. Hieronder wordt per gebrek aangegeven wat van de instellingsaccountant in zo’n geval wordt gevraagd. Deze tekstpassage is ook van toepassing op de bekostigde inschrijvingen, diploma’s en (deel)eindexamenvakken met een 6 of hoger in het VAVO en diploma’s in het beroepsonderwijs.

Niet tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst

Indien de accountant niet met zekerheid kan vaststellen dat de onderwijsovereenkomst van een op 1 oktober en/of 1 februari voor bekostiging in aanmerking gebrachte deelnemer op de betreffende datum is gesloten en ondertekend, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat de betreffende deelnemer op de teldatum daadwerkelijk onderwijs volgde aan de instelling.

Niet tijdig ondertekende derdenmachtiging

Indien op 1 oktober of op 1 februari geen regeling met betrekking tot de betaling van het cursusgeld/derdenmachtiging aanwezig is, terwijl dit wel vereist is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat het wettelijk cursusgeld niet door de instelling is betaald en de betreffende deelnemer op de teldatum daadwerkelijk onderwijs volgde aan de instelling.

Niet tijdig ondertekende BPV-overeenkomst

Indien voor een bekostigde BBL-deelnemer geen tijdig ondertekende BPV-overeenkomst aanwezig is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant op andere wijze heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel daadwerkelijk deelneemt aan de BPV en aan de overige bekostigingsvereisten voldoet.

Werkzaamheden in verband met de te bepalen controlegetallen beroepsonderwijs

Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van de actuele OBO voldoet aan de eisen. Hierin moeten eventuele mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek door de MBO-instelling via de reguliere weg aan DUO worden geleverd. Na verwerking en terugmelding door DUO moet de instelling een actuele OBO opvragen. Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd.

De instellingsaccountant stelt een assurance-rapport op bij deze actuele OBO.

In het Programma van Eisen Instellingen MBO (PvE) van BRON is beschreven hoe de controlegetallen worden bepaald.

Afronding van het onderzoek vavo

Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de mutaties worden onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor zijn werk bestaan, dienen te volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar steekproefsgewijs. Hij dient zelf te bepalen hoe groot die moet zijn, rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort gegeven.

De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties, die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid van het controlegetal vast.

Het controlegetal VAVO is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijving- en examengegevens. Het wordt berekend door het totaliseren van alle inschrijving- en examengegevens VAVO die in de BRON-foto aanwezig zijn.

De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE), deze is te vinden op de website van DUO.

3.4.3 Assurance-rapport
  • Algemeen

  • Goedkeurend assurance-rapport MBO

Algemeen

1 juli 2016

Als gevolg van wijzigingen in de beroepsstandaarden zijn de op dit moment door de NBA beschikbaar gestelde voorbeeldteksten voor een assurance-rapport niet toepasbaar op het in het OAP 2016 gevraagde onderzoek.

De NBA heeft aangegeven dat de benodigde voorbeelden waar het assurance-rapport in het OAP op gebaseerd is na de zomer beschikbaar worden gesteld.

Via een wijziging op de regeling Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 zullen de juiste assurance-rapporten eind 2016 worden gepubliceerd.

3.5 Onderzoeksprocedure basisregisteronderwijs sector HO

3.5.1 Algemeen

1 juli 2016

Het accountantsprotocol voor de sector HO wordt conform artikel 2.10a van de WHW en krachtens artikel 4.4 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de voorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 4.4, lid 1 van het UWHW 2008 bij de gegevens in BRONHO, die nodig zijn voor uitvoering van de WHW, de WSF 2000, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek van de accountant heeft betrekking op de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, daarnaast worden gegevens in het onderzoek betrokken, die ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek basisregisteronderwijs sector HO is van toepassing op de in artikel 1.8 van de WHW genoemde bekostigde instellingen, waaronder begrepen de conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 bekostigde Transnationale Universiteit Limburg.

De voor het onderzoek basisregisteronderwijs relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet- en regelgeving is ook terug te vinden op www.overheid.nl

De te onderzoeken gegevens worden ontleend aan het BasisRegister onderwijs (BRON) dat wordt beheerd door DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie van de gegevens in, en de uitwisseling van informatie hierover met DUO zijn beschreven in het ‘Programma van Eisen HO-instellingen”; deze is te vinden op de website van DUO.

De gegevens uit BRON van DUO die benodigd zijn voor het onderzoek basisregisteronderwijs worden door DUO geleverd in de vorm van een Overzicht Basisregisteronderwijs Onderzoek (OBO). Deze wordt gemaakt op aanvraag (op de beveiligde site van DUO) van de instelling. Daags na de aanvraag wordt de OBO klaargezet op de beveiligde site van DUO. De instelling krijgt hiervan een bericht.

Indien de instellingsaccountant constateert dat er mutaties moeten worden uitgevoerd op de gegevens in BRON, dan moet de instelling deze via de reguliere weg aanleveren aan DUO.

Na het doorvoeren van alle gevraagde mutaties moet de instelling opnieuw een OBO opvragen. Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd en keurt de nieuwe OBO goed. De goedkeuring wordt geleverd in de vorm van een assurance-rapport bij een OBO. Het assurance-rapport vermeldt welke OBO (van welke datum) is gebruikt.

Peilperiode

Het onderzoek naar het basisregisteronderwijs voor HO wordt uitgevoerd over de volgende peilperiode: 2 oktober 2015 tot en met 1 oktober 2016.

3.5.2 Onderzoek basisregisteronderwijs
3.5.2.1 Object van onderzoek

1 juli 2016

De gegevens inzake inschrijvingen en graadverleningen bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage en zijn daarnaast van belang voor de uitvoering van de WHW, de WSF 2000 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze gegevens vaststelt. Deze gegevens worden voor een belangrijk deel ontleend aan BRON; daarnaast wordt een aantal gegevens afzonderlijk door instellingen voor hoger onderwijs opgegeven. De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport af over de registraties in BRON (zoals opgenomen in het OBO) en de afzonderlijke opgaven door de instellingen.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

De voor het onderzoek relevante soorten gegevens voor instellingen voor hoger onderwijs betreffen:

  • het aantal inschrijvingen als student in de peilperiode;

  • het aantal studenten dat een graad (Bachelor, Master of Associate Degree) heeft gehaald in de peilperiode;

  • het aantal studenten dat het examen behorend bij een ongedeelde opleiding of een voortgezette opleiding met succes heeft afgerond in de peilperiode;

  • het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2016 en/of het aantal ontwerpcertificaten dat is uitgereikt in het kalenderjaar 2016.

Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountant:

  • de gegevens over de deelname aan het hoger onderwijs zoals die zijn verstrekt door instellingen voor registratie in BRON dat wordt beheerd door DUO en zijn opgenomen in het OBO;

  • de afzonderlijke opgaven van inschrijvingen en behaalde graden in de peilperiode aan de Transnationale Universiteit Limburg (gelieerd aan de Universiteit Maastricht);

  • de afzonderlijke opgave van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en ontwerperscertificaten door instellingen voor wetenschappelijk onderwijs (deze gegevens zijn niet opgenomen in BRON):

    • het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2016;

    • het aantal ontwerperscertificaten dat is uitgereikt in het kalenderjaar 2016;

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

  • de studentenadministratie van de te onderzoeken instelling;

  • de in BRON geregistreerde studentgegevens;

  • het promotieregister dat volgens de WHW bij een instelling voor hoger onderwijs aanwezig moet zijn;

  • de afzonderlijke opgaven van het aantal proefschriften en/of ontwerperscertificaten van instellingen voor wetenschappelijk onderwijs;

  • voor de Transnationale Universiteit Limburg: de afzonderlijke opgaven van de hiervoor van deze instellingen genoemde gegevens;

  • het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO).

Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij de verwerking van de studentgegevens in BRON wordt verwezen naar het Programma van Eisen Instellingen HO (beschikbaar via de site van DUO).

Indien Studielink een verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat de maatregelen en procedures ter waarborging van de betrouwbaarheid en de continuïteit van de geautomatiseerde gegevensverwerking door of namens de Stichting Studielink voldoen aan de gestelde normen kan de instellingsaccountant, indien en voor zover aanmeld-, inschrijf- en betalingsgegevens via Studielink worden verstrekt aan de instelling, bij de beoordeling van de juistheid van de gegevens uitgaan van een correcte werking en aflevering van de gegevens door Studielink. Indien de bedoelde verklaring niet aanwezig is kan de instellingsaccountant volstaan met een disclaimer in het assurance-rapport.

In de foto van Studielink is het zichtbaar als de centrale verificatie van DUO is geleverd aan de instelling.

3.5.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

1 juli 2016

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie hierover vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.5.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor inschrijvingen, graden, proefschriften en ontwerperscertificaten) en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240 en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’.

De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd in paragraaf 3.5.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.

Toetsingspunten, die centraal geverifieerd zijn door DUO kunnen buiten beschouwing blijven.

Steunen op IB

Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330) is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te worden.

Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend zijn. De accountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende omvang procedure testen uit:

Frequentie

Omvang procedure testen

Meerdere malen per dag

25

Dagelijks

15

Wekelijks

10

Maandelijks

3

Elk kwartaal

2

Jaarlijks

1

Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 3.5.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor inschrijvingen, graden, proefschriften en ontwerperscertificaten) door de betreffende IB maatregel zijn afgedekt.

Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit moet uit het onderzoekdossier van de accountant blijken) dan kan volstaan worden met 1 (lijncontrole) test.

Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is op meerdere relevante soorten gegevens dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende maatregel volstaan kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij dienen deze testen wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante soorten gegevens in voldoende mate in de toetsing worden meegenomen.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Gegevensgerichte werkzaamheden

Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.5.2.1.

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

Aantal records

Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

< 101

5 deelwaarnemingen

>100 en < 501

10 deelwaarnemingen

>500 en < 1001

15 deelwaarnemingen

>1000 en < 5001

20 deelwaarnemingen

>5000

25 deelwaarnemingen

Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de accountant rekening met zijn risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te worden.

Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

Niet steunen op IB

Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of in het geval de instellingsaccountant kiest voor een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens zijn gedefinieerd.

Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde onderzoekpopulatie hanteert de accountant op basis van COS 530 (bijlage 4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:

Populatie / aantal keer materialiteit

Steunen op IB - laag risico

Steunen op IB - normaal risico

Steunen op IB - significant risico / Niet steunen IB - normaal risico

Niet steunen op IB - significant risico

1

1

1

2

3

2

1

2

3

6

3

1

3

5

9

4

1

3

6

12

5

1

4

8

15

6

2

5

9

18

7

2

5

11

21

8

2

6

12

24

9

2

7

14

27

10

2

7

15

30

15

3

11

23

45

20

4

14

30

60

25

5

18

38

75

30

6

21

45

75

40

8

28

60

75

50

10

35

75

75

100

20

70

75

75

Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid te verkrijgen over de betreffende populatie.

In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

3.5.2.3 Minimale werkzaamheden

1 juli 2016

Algemene werkzaamheden

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting van de afzonderlijke opgave van bekostigings-gegevens op de administratie van de instelling

de opgaven van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en het aantal ontwerperscertificaten aansluiten op het register dat hiervan wordt aangehouden door de instelling;

de overige afzonderlijke opgegeven bekostigingsgegevens aansluiten op de gegevens uit de administratie van de betreffende instelling.

Verificatie nationaliteitsgegevens

de instelling een procedure heeft ingericht voor de verificatie van nationaliteitsgegevens voorzover deze gegevens niet zijn opgenomen in een basisregistratie personen (BRP) volgens de Wet Basisregistratie personen.

Naleving van Koppelingswet

de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van studenten die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).

Notitie Helderheid HO

de door instelling m.b.t. bekostigingsgegevens in het bestuursverslag verantwoorde informatie (thema 8 maatwerktrajecten, het aantal studenten dat hieraan deelneemt) juist en volledig is.

Afzonderlijke opgave van promoties WO (WHW artikel 7.18 en UWHW 2008 artikel 4.21)

het aantal proefschriften dat in 2016 heeft geleid tot een promotie, onder verantwoordelijkheid van de instelling, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2016 met goed gevolg verdedigd proefschrift.

het aantal proefschriften dat in 2016 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk verleend met Nederlandse instellingen, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2016 met goed gevolg verdedigd proefschrift.

het aantal proefschriften dat in 2016 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk verleend met buitenlandse instellingen, ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van de wet, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 20165 met goed gevolg verdedigd proefschrift.

Afzonderlijke opgave ontwerperscertificaten WO

het aantal in 2016 uitgereikte ontwerperscertificaten overeenkomt met het aantal getuigschriften wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage 7 bij het UWHW 2008.

Beoordeling van inschrijvingen in de peilperiode (HO)

Voor wat betreft inschrijvingen gedurende de peilperiode (HO) stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Toetsing gegevens vooropleiding (hoofdstuk 7, titel 2 van de WHW)

bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding: de student voldoet aan de vooropleidingseisen ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 1 van de WHW op basis van digitale verificatie door DUO of afschriften van getuigschriften;

bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding: de student aan een opleiding met een landelijke beperkte instroom is toegelaten op grond van een bewijs van DUO d.m.v. digitale registratie in studielink of de student heeft een schriftelijk bewijs namens DUO overhandigd van de toelating tot deze opleiding. Of voldoet de student aan de vooropleidingseisen op basis van digitale verificatie door DUO of zijn er afschriften van getuigschriften aanwezig bij de instelling;

bij een nieuwe inschrijving masteropleiding: de student voldoet aan de vooropleidingseisen ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 2 van de WHW op basis van digitale verificatie door DUO of afschriften van getuigschriften of een bewijs van toelating voor die opleiding ex artikel 7.30b, lid 3.

Digitale verificatie door DUO kan bijvoorbeeld aan de hand van de foto van Studielink worden vastgesteld. De Studielink foto laat zien dat centrale verificatie van de vooropleiding door DUO is geleverd aan de instelling.

Het voldoen aan de verplichting tot het betalen van collegegeld (artikelen 7.37 en 7.43 van de WHW)

de student op het moment van inschrijving heeft voldaan aan de verplichting tot het voldoen van collegegeld ex artikel 7.37 en ex artikel 7.43 van de WHW, dat wil zeggen een betaling van het collegegeld ineens of op basis van een machtiging tot het innen van het collegegeld via een regeling tot gespreide betaling, zijnde het instellingscollegegeld of het wettelijk collegegeld;

bij het voldoen van het collegegeld voor de student door een derde, de student schriftelijk of via digitale mogelijkheid in Studielink heeft verklaard hiermee akkoord te zijn gegaan;

de student niet is vrijgesteld van het voldoen van collegegeld ex artikel 7.48, lid 1 of lid 2 van de WHW.

Toetsing inschrijving aan een opleiding (artikel 7.32 van de WHW en artikel 4.1 en 4.8 van het UWHW 2008))

de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) in BRON juist zijn gevuld:

datum inschrijving

datum uitschrijving

opleidingscode

opleidingsfase

opleidingsvorm

inschrijvingsvorm

eerste inschrijving

Vooruitlopend op de aanpassing van de WHW is de datum inschrijving juist als een inschrijving gedurende de maand heeft plaatsgevonden en op de eerste van de betreffende maand in BRON is geregistreerd. Dit geldt echter niet voor de maand oktober vanwege de afgrenzing van de peilperiode tot en met 1 oktober 2016.

Toetsing inschrijving aan een opleiding (artikel 7.32 van de WHW, artikel 4.1 lid 4 van de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs )

Indien GEEN verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op nationaliteit en verblijfstatus van de student, dienen de volgende werkzaamheden uitgevoerd te worden aan de hand van bewijsstukken, die bij de instelling aanwezig zijn.

Er is GEEN verificatie door DUO bij het ontbreken van BRP-relatie, de indicatie GBA-relatie (recordsoort PER) staat dan op N.

de volgende velden in BRON juist zijn gevuld:

Nationaliteit (recordsoort NAT)

Verblijfstitelcode (recordsoort VBT)

Omschrijving verblijfstitel (recordsoort VBT)

Type verblijfsvergunning (recordsoort VBV)

Omschrijving verblijfsvergunning (recordsoort VBV)

indien de student als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 7.32, lid 5 van de WHW:

de student jonger is dan 18 jaar, of

rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving koppelingswet);

bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen van 18 jaar en ouder een van de volgende gegevens beschikbaar is:

een definitieve verblijfsvergunning, of

een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-;

een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of

een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning;

dat de student behoort tot een van de groepen studerenden, als bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000. Hieronder valt ook het verifiëren van de specifieke redenen voor het opvoeren van type 1 verblijfsvergunningen en dat de daarmee verband houdende code verblijfsvergunningen juist is.

Aanvullende werkzaamheden derdenmachtigingen

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder in de sector MBO geoordeeld dat indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht op het volgen van onderwijs en daadwerkelijk het onderwijs is genoten, bij het niet aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het ontbreken van een handtekening daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften. Bij het niet-naleven van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving bij het niet tijdig aanwezig zijn van een regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de derdenmachtigingen bij de instelling beoordeelt en indien de procedure niet op orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan DUO rapporteert. Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier wordt verwezen naar paragraaf 3.1.

Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de onvolkomenheden daarin op te heffen.

De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften moet naleven. Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk blijkt dat een instelling niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting van de rijksbijdrage plaatsvinden tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen wordt voldaan of kan de rijksbijdrage geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Indien een regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging ontbreekt, dan hoeft de bekostigde inschrijving niet per definitie fout gerekend te worden. Hieronder wordt aangegeven wat van de instellingsaccountant in zo’n geval wordt gevraagd.

Niet tijdig ondertekende derdenmachtiging

Indien op 1 oktober geen regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging aanwezig is, terwijl dit wel vereist is, dan hoeft de bekostigde student niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant heeft vastgesteld dat de betreffende student wel aan de overige bekostigingsvereisten voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat het wettelijk collegegeld niet door de instelling is betaald en de betreffende student op de teldatum daadwerkelijk onderwijs volgde aan de instelling.

Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant deze onderzoeken uit op de opgave van inschrijvingen met een Nederlandse nationaliteit en op de inschrijvingen met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet over de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.

Voor de Open Universiteit (OU) wijzigt de grondslag van de bekostiging. Dit heeft gevolgen voor de werkzaamheden van de accountant van de OU. Deze gevolgen zullen in een brief aan de instelling worden gecommuniceerd aansluitend op de betreffende aanpassing van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in het najaar van 2016.

Verlening van graden in de peilperiode

Voor wat betreft de graden (bachelor, master, associate degree, ongedeeld) die aan een student zijn verleend in de peilperiode stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Toetsing velden datum diploma, eerste graad en opleidingsfase en ter validering van artikel 7.10a, artikel 18.15 en artikel 18.20 van de WHW en artikel 4.1, artikel 4.9 en artikel 4.20 van het UWHW 2008)

het verlenen van de graad Bachelor en/of graad Master en/of de graad AD geschiedt na of op het moment dat sprake is van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen, zoals vastgesteld door de examencommissie;

het veld datum diploma(datum behalen graad) (recordsoort GRD) overeenkomt met de datum zoals vastgesteld door de examencommissie;

het veld opleidingsfase en opleidingscode(recordsoort GRD) juist is ingevuld en overeenkomst met de graad, zoals die door de examencommissie is vastgesteld;

het veld eerste graad (recordsoort GRD) juist is ingevuld in BRON

De waarneming bij de beoordeling van graden Bachelor, Master of AD (Associate Degree) of het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen is gericht op de velden ‘datum diploma” (moet bij een graadverlening zijn ingevuld) en ‘opleidingsfase”

Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant deze onderzoeken uit op de opgave van het aantal in deze periode verleende graden aan studenten met een Nederlandse nationaliteit en studenten met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet over de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.

Proefschriften leidend tot promoties en het verlenen van ontwerperscertificaten in 2016

De universiteiten doen afzonderlijk opgaven van het aantal proefschriften dat in 2016 heeft geleid tot een promotie en van het aantal ontwerperscertificaten dat in 2016 is uitgereikt wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage 7 bij het UWHW 2008.

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Vaststellen van de aanwezigheid van de getuigschriften en het succesvol verdedigde proefschrift

in de administratie van de instelling de met succes verdedigde proefschriften en ontwerperscertificaten aanwezig zijn;

de promotiecommissie het promotieverslag heeft getekend en dat op het promotieverslag is aangegeven dat de kandidaat is gepromoveerd;

de getuigschriften zijn afgegeven door de instelling mede namens een promotiecommissie die aan de betreffende instelling is verbonden.

Werkzaamheden in verband met de te bepalen controlegetallen

Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van de actuele OBO voldoet aan de eisen. Hierin moeten eventuele mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek door de HO-instelling via de reguliere weg aan DUO worden geleverd. Na verwerking en terugmelding door DUO moet de instelling een actuele OBO opvragen. Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd.

De instellingsaccountant stelt een assurance-rapport op bij deze actuele OBO.

In het Programma van Eisen Instellingen HO (PvE) van BRON is beschreven hoe de controlegetallen worden bepaald.

3.5.3 Assurance-rapport
  • Algemeen

  • Goedkeurend assurance-rapport HO

Algemeen

1 juli 2016

Als gevolg van wijzigingen in de beroepsstandaarden zijn de op dit moment door de NBA beschikbaar gestelde voorbeeldteksten voor een assurance-rapport niet toepasbaar op het in het OAP 2016 gevraagde onderzoek.

De NBA heeft aangegeven dat de benodigde voorbeelden waar het assurance-rapport in het OAP op gebaseerd is na de zomer beschikbaar worden gesteld.

Via een wijziging op de regeling Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 zullen de juiste assurance-rapporten eind 2016 worden gepubliceerd.

4 Controle FSR

1 juli 2014

Referentiekader:

Controlecriteria

* Controlecriteria zijn opgenomen in de van de

FSR deel uitmakende afzonderlijke

subsidieregeling

* Rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’

* Brief Gebruik FSR-tabel als bijlage bij de jaarrekening, 23 december 2011 met kenmerk 357173

* Brief Nadere afspraken gebruik FSR-tabel d.d.19 februari 2014 met kenmerk 584386

Verslaggevingscriteria

* Regeling jaarverslaggeving onderwijs

* Bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving

onderwijs van 17 december 2007, kenmerk

WJZ-2007/50507 (FSR)

* ‘Convenant lastenreductie doelsubsidies universiteiten

* Rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’

* Brief Gebruik FSR-tabel als bijlage bij de jaarrekening, 23 december 2011 met kenmerk 357173

Toleranties

 

Rechtmatigheid

Getrouwe weergave

Goedkeuringstolerantie

3% van het totaal van de specifieke doelsubsidies(bestedingen)

1% van de totale baten(ontvangen/toegekende subsidies)

Rapportagetolerantie

0,1%

0,1%

4.1 Algemeen

  • Uitgangspunten

  • FSR

  • Format FSR

  • Onderzoeksaanpak

  • Toleranties

  • Aansluiting tussen FSR en jaarrekening

  • Accountantsproducten

Uitgangspunten

1 juli 2016

De verantwoording door de instellingen voor Hoger Onderwijs over de specifieke doelsubsidies die afkomstig zijn van de Rijksoverheid waar zulks in de regelgeving of de subsidietoewijzing is aangegeven, worden opgenomen in één verantwoordingsdocument(single information): de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR), waarbij de instellingsaccountant een controleverklaring (single audit) afgeeft.

Op grond van artikel 3. lid i van de Richtlijn Jaarverslaggeving Onderwijs is FSR verplicht.

In het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’ is in hoofdstuk 3 en in de bijlagen bij het rapport het normenkader voor de FSR opgenomen. De werking hiervan is geformaliseerd via de RJO artikel 3, lid i en het model overeenkomstig de tabel in de bijlage van de RJO. Dit normenkader vormt het uitgangspunt voor de controle door de instellingsaccountant.

Inmiddels heeft het Ministerie aan individuele instellingen toegestaan projecten zo te verantwoorden, dat in het betreffende verslagjaar vast te stellen projecten voor de totale bestedingen over de gehele projectperiode worden herrekend naar de grondslagen van de subsidient, voor de lopende projecten vindt geen herrekening plaats, maar wordt aansluiting gezocht met de verantwoording in de jaarrekening volgens de integrale kostensystematiek van de instelling.

Om het doel van de FSR, namelijk administratieve lastenverlichting te realiseren, is het passend een hier op aansluitende controleaanpak toe te staan. Deze wijkt af van de controleaanpak die als standaard in dit hoofdstuk is omschreven. De afwijkende controleaanpak is toegestaan als sprake is van de hier genoemde wijze van verantwoorden, onder de voorwaarde dat de instellingsaccountant de bestedingen van de lopende projecten controleert bij de jaarrekeningcontrole en daarbij ook afweegt of de waardering volgens de systematiek van de instelling in lijn ligt met de waardering volgens de grondslagen van de subsidient, en de bestedingen voor de lopende projecten in de FSR verantwoording aansluit met de jaarrekening.

De controle op de rechtmatigheid van de bestedingen kan onder bovenstaande voorwaarden beperkt worden tot de totale bestedingen over de gehele projectperiode van de in het verslagjaar vast te stellen (afgesloten) projecten.

In aanvulling hierop kan in de controleverklaring de beperking tot de afgesloten projecten worden opgenomen.

FSR

1 december 2012

De FSR bestaat uit het verantwoordingsdocument en een toelichting.

De FSR bevat:

  • de financiële verantwoording over alle geoormerkte subsidiegeldstromen vanuit het Rijk (derde geldstroom) waar zulks in de regelgeving en/of de subsidietoewijzing is aangegeven exclusief de lumpsumbijdrage van OCW/EZ (eerste geldstroom) en exclusief de subsidies van NWO/KNAW (tweede geldstroom);

  • de in dat jaar afgeronde en lopende projecten. Zo wordt jaarlijks zekerheid gegeven over de meerjarige projecten;

  • alléén de informatie die van invloed is op de (financiële) vaststelling van de subsidie. De inhoudelijke (niet-financiële) verantwoordingen worden rechtstreeks aan de subsidieverstrekker overgelegd en niet gecontroleerd door een accountant;

  • een toelichting. In de toelichting op de FSR:

    • rapporteert de instelling de niet-gecorrigeerde fouten (rapportagetolerantie van 0,1%). Voor zover fouten in de controle worden gevonden is het uitgangspunt dat gevonden fouten worden gecorrigeerd. Voor zover dat (om bepaalde redenen) niet gebeurt, worden de fouten die voortkomen uit de interne en externe controle gemeld. Hiervoor geldt een zogenaamde rapportagetolerantie(voor fouten 0,1% van de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording) die aangeeft wanneer de gevonden fouten moeten worden gerapporteerd; en

    • beschrijft de instelling de gehanteerde grondslagen. De instelling hanteert daarbij de Rijksbrede voorwaarden en begrippen conform de onderliggende subsidieregelingen. Het gaat daarbij om gestandaardiseerde kostengrondslagen (gelimiteerd tot drie vormen), gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden. Ook de voorwaarden voor het gebruik van een systeem van integrale kosten worden vastgelegd in de afzonderlijke subsidieregelingen. Deze begrippen en voorwaarden zijn ontleend aan het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’.

Format FSR

1 juli 2016

De instelling verstuurt de FSR (subsidieoverzicht) jaarlijks gelijktijdig met de jaarrekening naar DUO vestiging Zoetermeer. In de bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs is het format voor het overzicht opgenomen. De FSR wordt zowel in papieren vorm als digitaal (EFJ) ingediend.

Het DUO stelt de FSR en controleverklaring van de instellingen niet automatisch elektronisch beschikbaar aan de subsidieverstrekker en overige belanghebbenden. De subsidiegever moet hiervoor zelf de instelling benaderen.

Om deze ‘shared service’ effectief uit te kunnen voeren moet de instelling aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • de financiële rijkssubsidieverantwoording wordt gelijktijdig met het bestuursverslag/jaarrekening meegestuurd (dus vóór 1 juli);

  • voor elke projectsubsidie moeten de volgende kenmerken vermeld worden: projectnummer, opdrachtgever (subsidieverstrekker), uitvoeringsinstantie, looptijd, hoogte van de projectsubsidie, het totale projectbudget, de maximale projectsubsidie en eventuele specifieke verantwoordingseisen (zie ook het format voor het subsidieoverzicht).

Onderzoeksaanpak

1 juli 2014

De instellingsaccountant voert de volgende werkzaamheden uit.

De instellingsaccountant :

  • stelt vast dat de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies juist weergeeft.

    Uit de (subsidie)voorwaarden van de afzonderlijke specifieke doelsubsidies blijkt of deze via de FSR verantwoord dienen te worden. Het is de instelling en niet de instellingsaccountant die verantwoordelijk is voor de volledigheid van de FSR. Het niet opnemen van een specifieke doelsubsidie door de instelling kan consequenties hebben voor het verantwoordingstraject van die subsidie.

  • stelt op grond van de subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen van de desbetreffende in de FSR opgenomen afzonderlijke specifieke doelsubsidies vast dat de specifieke doelsubsidies rechtmatig zijn besteed. De instellingsaccountant controleert, met inachtneming van de goedkeuringstolerantie, het totaal van alle specifieke doelsubsidies. Ten aanzien van de in paragraaf ‘Controlewerkzaamheden per regeling” opgenomen specifieke doelsubsidies schrijft het accountantsprotocol minimale controlewerkzaamheden voor.

    Voor nog te besteden subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande accountantsprotocollen van kracht.

  • stelt vast dat de in de toelichting op de FSR beschreven gehanteerde grondslagen:

    • voldoen aan Rijksbrede voorwaarden en begrippen. Dit betekent dat de beschreven grondslagen in overeenstemming zijn met de in de onderliggende subsidieregelingen opgenomen gestandaardiseerde kostengrondslagen, gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden;

    • juist door de instelling zijn toegepast. Ten aanzien van de kostengrondslag ‘integrale kosten’ zijn extra voorwaarden gesteld. De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling voldaan heeft aan deze voorwaarden.

    De toetsing van de gehanteerde grondslagen maakt onderdeel uit van de rechtmatigheidscontrole van de FSR.

  • stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in ‘Format FSR’.

  • stelt de aansluiting van de FSR vast met de jaarrekening van de instelling.

Toleranties

1 juli 2014

Voor deze controle geldt een specifieke goedkeurings- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het totaalbedrag van de bestedingen van de specifieke doelsubsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij kan verklaren dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.

Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.

Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de specifieke doelsubsidies, dan moet de instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de besteding niet rechtmatig is, dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat de instelling dit corrigeert.

Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instelling deze op in de toelichting op de FSR.

De rapportagetolerantie is 0,1% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.

Aansluiting tussen FSR en jaarrekening

1 juli 2009

De instellingsaccountant stelt de aansluiting vast tussen de FSR en de jaarrekening.

Accountantsproducten

1 december 2010

De instellingsaccountant geeft een controleverklaring af over zowel de juistheid als de financiële rechtmatigheid van de specifieke doelsubsidies in de FSR.

Naast de juistheid van de FSR vallen de financiële informatie in de rapportage van de instelling over de niet-gecorrigeerde fouten en de toelichting op de gehanteerde grondslagen onder de reikwijdte van de controleverklaring.

Voor overige bevindingen maakt de instellingsaccountant gebruik van een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en de omvang van de bevindingen opneemt. Hij hanteert daarbij de bij ‘toleranties’ opgenomen rapportagetolerantie. Hij maakt hier in ieder geval gebruik van indien:

  • de instelling niet-gecorrigeerde fouten niet opneemt in de toelichting bij de FSR;

  • de grondslagen niet in overeenstemming zijn met de Rijksbrede voorwaarden en begrippen zoals opgenomen in de onderliggende subsidieregelingen of niet juist worden toegepast;

  • de instelling de voorwaarden zoals opgenomen in ‘Format FSR’ niet naleeft;

4.2 Controlewerkzaamheden per regeling

1 juli 2014

Algemeen

De instellingsaccountant controleert alle specifieke doelsubsidies. Het accountantsprotocol kan minimale controlewerkzaamheden voorschrijven ten aanzien van één of meerdere met name genoemde doelsubsidies.

4.3 Controleverklaring bij FSR

1 juli 2016

Als gevolg van wijzigingen in de beroepsstandaarden zijn de op dit moment door de NBA beschikbaar gestelde voorbeeldteksten voor een controleverklaring niet toepasbaar op een financiële verantwoording over het boekjaar 2016.

De NBA heeft aangegeven dat de benodigde voorbeelden waar de controleverklaring in het OAP op gebaseerd is na de zomer beschikbaar worden gesteld.

Via een wijziging op de regeling Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2016 zal de juiste controleverklaring eind 2016 worden gepubliceerd.

5 Onderwijslinks

1 juli 2016

• AOC-raad:

www.aocraad.nl

DUO:

www.duo.nl

• Groen Kennisnet:

www.groenkennisnet.nl

Immigratie- en Naturalisatiedienst:

www.ind.nl

Inspectie van het Onderwijs:

www.onderwijsinspectie.nl

• Instroomtoets PF:

www.instroomtoets.nl

Kennisnet:

www.kennisnet.nl

Lumpsum PO:

www.lumpsumportaal.nl

MBO-Raad:

www.mboraad.nl

• Ministerie van Economische Zaken:

www.rijksoverheid.nl

• Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

www.rijksoverheid.nl

• NBA:

www.nba.nl

• Overheid (inclusief wet- en regelgeving):

www.overheid.nl

• PO-raad:

www.poraad.nl

• Raad voor de jaarverslaggeving

www.rjnet.nl

Vervangingsfonds/Participatiefonds:

www.vfpf.nl

• Vereniging Hogescholen:

www.vereniginghogescholen.nl

Voortijdig Schoolverlaten:

www.voortijdigschoolverlaten.nl

• VO-raad:

www.vo-raad.nl

VSNU:

www.vsnu.nl

• WEC-raad:

www.wec-raad.nl

Voor actuele informatie over het onderwijsnummer kunt u terecht op de volgende internetsites:

• Wet- en regelgeving over het persoonsgebonden nummer:

www.minocw.nl/onderwijsnummer

• Informatie over bekostiging en relevante regelingen:

www.duo.nl

• Gegevensuitwisseling met het Basisregister Onderwijs (BRON):

www.duo.nl

• Invoering persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs:

www.pgno.nl/po

• Informatie over het burgerservicenummer

www.programmabsn.nl

6 Lijst met afkortingen

1 juli 2016

ao/ib

Administratieve organisatie en interne beheersing

AOC

Agrarisch opleidingscentrum

BBL

Beroepsbegeleidende leerweg

BOL

Beroepsopleidende leerweg

BPV

Beroepspraktijkvorming

BRON

Basisregister Onderwijs

BRP

Basisregistratie personen

COS

Controle- en Overige Standaarden

CREBO

Centraal Register Beroepsopleidingen

CROHO

Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

EFJ

Elektronisch Financieel Jaarverslag

EZ

(Ministerie van) Economische Zaken

FSR

Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording

GGL

Gewogen gemiddelde leeftijd

HBO

Hoger Beroepsonderwijs

HO

Hoger onderwijs

IB

Interne beheersingsmaatregelen

LGF

Leerling gebonden financiering

LWOO

Leerwegondersteunend onderwijs

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

NBA

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

NV COS

Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OAP

Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ

OBO

Overzicht BekostigingsOnderzoek

OCW

(ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OFB

Overzicht Financiële Beschikkingen

OU

Open Universiteit

PF

Participatiefonds

PO

Primair onderwijs

REC

Regionaal Expertise Centrum

RJ

Raad voor de Jaarverslaggeving

ROC

Regionaal opleidingscentrum

RT

Rapportagetolerantie

RVC

Regionale Verwijzingscommissie

SF

Studiefinanciering

SISA

Single information Single audit

TPM

Third Party Mededeling

UWEB

Uitvoeringsbesluit Wet educatie en beroepsonderwijs

UWHW

Uitvoeringsbesluit Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

VAVO

Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs

VO

Voortgezet onderwijs

VSNU

Vereniging van Universiteiten

vso

voortgezet speciaal onderwijs

VT

Voltijd

WEB

Wet educatie en beroepsonderwijs

WEC

Wet op de expertisecentra

WHW

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

WNT

Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector

WO

Wetenschappelijk onderwijs

WPO

Wet op het primair onderwijs

WSNS

Weer Samen Naar School

WTOS

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

WVO

Wet op het voortgezet onderwijs

Bijlage 1: Kader Financiële Rechtmatigheid OCW/EZ wet- en regelgeving 2016

Van toepassing

       

voor sector

 

Identificatie wet- en regelgeving

 

PO

VO

MBO

HO

 

art

Inhoud

Toelichting

       

Wet op het primair onderwijs (WPO)

 

1

       

4

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer een taak is van de gemeente en de gemeente hiervoor ook de kosten draagt. Hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hieraan niet mag worden besteed. De instelling mag wel het leerlingenvervoer tussen de school en een gymlokaal (zwembad of andere sportvoorziening) bekostigen.

1

       

29 lid 1

Directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel

De school heeft 1 of 2 directeuren, kosten van meer directeuren worden dus niet bekostigd.

1

       

45 lid 1 en 2

Tussenschoolse opvang en organisatie van de buitenschoolse opvang

Lid 1 De kosten voor tussenschoolse opvang komen voor rekening van de ouders, voogden of verzorgers, dus niet voor rekening van de school. Het gaat hier om de exploitatiekosten. De school kan wel geld uitgeven aan deskundigheidsbevordering overblijfkrachten en organisatie TSO (zie voorlichtingsbrochure Bekostiging basisonderwijs Programma van eisen voor het jaar 2010) lid 2. De kosten voor buitenschoolse opvang komen voor rekening van de ouders, dus niet voor rekening van de school.

1

       

91

Voorziening in huisvesting door de gemeente

Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het OAP 2015 opgenomen. In artikel 92 is gedefinieerd wat wordt verstaan onder voorzieningen in de huisvesting. Dit artikel is gewijzigd per 1-1-2015 i.v.m. de overheveling van taak en budget voor aanpassing in onderwijshuisvesting van gemeente naar school.

1

       

120 lid 7

Grondslag bekostiging personeel basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs

Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden.

1

       

133

Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

De gemeente bekostigt het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden.

1

       

148 lid 1 tot en met 4

Besteding bekostiging

Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden.

1

       

148 lid 5

Besteding bekostiging (samenwerkingsverband)

Bedragen voor de kosten van materiele instandhouding en personeelskosten van het samenwerkingsverband (art 118 en 132) worden uitsluitend aangewend voor de kosten voor materiele instandhouding en personeelskosten van het samenwerkingsverband voor ondersteuningsvoorzieningen.

1

       

166 lid 1

Voorschoolse educatie

Voorschoolse educatie is een taak van de gemeente. Hier mag geen bekostiging aan besteed worden.

1

       

182

Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming

Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt buiten het kader.

1

             

1

     

Wet op de expertisecentra (WEC)

 

1

       

4

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer taak en kosten van de gemeente, hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden. De instelling mag wel het leerlingenvervoer tussen de school en een gymlokaal (zwembad of andere sportvoorziening) bekostigen.

1

       

89

Voorziening in huisvesting door gemeente

Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het OAP 2015 opgenomen. In artikel 90 is gedefinieerd wat wordt volstaan onder voorzieningen in de huisvesting. Dit artikel is gewijzigd per 1-1-2015 i.v.m. de overheveling van taak en budget voor aanpassing in onderwijshuisvesting van gemeente naar school.

1

       

117 lid 13

Grondslag bekostiging personeel

Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden.

1

       

127

Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

De gemeente bekostigt de belastingen: het bedrag dat is uitgegeven voor belastingen met betrekking tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen. Hieruit blijkt dat de bekostiging vanuit OCW hier niet aan besteed mag worden.

1

       

143

Besteding bekostiging

Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden.

1

       

168

Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming; boekhoudvoorschriften

Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt buiten het kader.

               

1

     

Besluit bekostiging WPO

 

1

       

16

Omschrijving uitgaven materiële voorzieningen tbv instandhouding

De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor schoolgebouwen hebben betrekking op de programma's van eisen.

1

       

34c

Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van de laatste school van een bevoegd gezag

Alleen van toepassing bij opheffing of beëindiging, dan dient verrekening van exploitatie overschotten plaats te vinden.

               

1

     

Besluit bekostiging WEC

 

1

       

17

Omschrijving uitgaven materiële voorzieningen tbv instandhouding

De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor schoolgebouwen hebben betrekking op de programma's van eisen.

1

       

19 lid 3

Vergoeding schoolbaden

De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van een schoolbad hebben betrekking op de programma's van eisen.

1

       

26 lid 1 , 2 en 3

Vervreemding en buitengebruikstelling

In deze bepalingen wordt aangegeven dat het bevoegd gezag van een bijzondere school bij vervreemding of buitengebruikstelling van gebouwen en terreinen verplicht bekostiging moet terugbetalen aan de gemeente.

1

       

28 lid 1

Vervreemding en buitengebruikstelling

In dit artikel wordt aangegeven dat een bevoegd gezag dat eigenaar is van een gebouw bij vervreemding of buitengebruikstelling verplicht een deel van de gemeente verkregen vergoeding moet terugbetalen.

               

1

     

Besluit trekkende bevolking WPO

 

1

       

A2

Afwijking van bepalingen en overeenkomstig van toepassing zijnde bepalingen van de WPO

Lid 1 Art 4 (leerlingenvervoer) is op deze scholen niet van toepassing, dit betekent dat deze school daar wel geld aan uit mag geven. In lid 2 is aangegeven dat art 29, art 45 lid 1 en 2 , art 138 en 182 van overeenkomstig van toepassing zijn.

1

       

B16

Onderscheiding kosten materiële instandhouding

Geeft aan welke kosten van materiële instandhouding voor vergoeding in aanmerking komen.

1

       

B23 lid 1

Overdracht van gebouwen, terreinen en roerende zaken

Indien gebouwen, terreinen of roerende zaken waarvoor een vergoeding is genoten geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken is het bevoegd gezag van een bijzondere school een bedrag aan het Rijk verschuldigd.

               

1

1

   

Experimentenwet onderwijs

 

1

1

     

4 lid 1 en 3

 

In lid 1 en 3 wordt aangegeven dat regelen en onderwijswetten van toepassing zijn.

1

1

     

7d

 

Dit artikel geeft aan dat voor een leerling van een speciale school voor speciaal onderwijs etc art 4 WEC overeenkomstig van toepassing is. Dus ook hier leerlingvervoer taak van de Gemeente.

               

1

1

1

1

Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 (tot en met 30 juni 2016)

1

1

1

1

 

3 lid 2,3 en 4

Verplichtingen beleggen en belenen

In lid 2, 3 en 4 is aangegeven aan welke eisen beleggingen moeten voldoen.

               
 

1

   

Wet op het voortgezet onderwijs (WVO)

 
 

1

     

4

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat vervoer van leerlingen die wegens hun lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, een taak (en kosten) van de gemeente is, hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden. Dit geldt ook voor leerlingenvervoer voor andere dan in het artikel genoemde leerlingen.

 

1

     

6e lid 1

Beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen

Het bevoegd gezag stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking. Bijdragen hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

 

1

     

84 lid 1

Grondslagen berekening omvang formatie

Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden in relatie tot de formatie.

 

1

     

86 lid 1

Bekostiging exploitatiekosten

Geeft aan waarvoor de bekostiging van de exploitatie wordt ontvangen.

 

1

     

96c.1

Bekostiging middelen door gemeente

De gemeente bekostigt aan BG van een andere dan een gemeentelijke school het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen mbt de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen. Hier mag dus geen Rijksbijdrage aan worden besteed.

 

1

     

99 lid 1 tot en met 8

Besteding bekostiging

Het artikel geeft aan waaraan de bekostiging besteed moet worden.

 

1

     

99 lid 9

Besteding bekostiging (samenwerkingsverband)

Bedragen voor personeelskosten en de materiele instandhouding van het samenwerkingsverband (art 85b en 89a) worden uitsluitend aangewend voor personeelskosten en de kosten voor materiele instandhouding van het samenwerkingsverband voor ondersteuningsvoorzieningen.

 

1

     

100

Contractactiviteiten

De bedragen en bekostiging, bedoeld in art. 99, worden niet aangewend voor contractactiviteiten

               
 

1

   

Bekostigingsbesluit W.V.O.

 
 

1

     

24

Voorschriften betreffende verrekening overschotten bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van scholen.

Alleen van toepassing bij opheffing of beëindiging, dan dient verrekening van exploitatie overschotten plaats te vinden.

               
   

1

 

Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)

   

1

   

1.2.1 lid 1 en lid 2

Doelstellingen onderwijs

lid 1: Alleen ten aanzien van het volgende aspect: educatie omvat alleen activiteiten op het niveau van basis onderwijs en voortgezet onderwijs. Educatie uitgaven voor andere onderwijssoorten dan genoemd zijn dus niet rechtmatig. lid 2: Beroepsonderwijs omvatten niet activiteiten op het niveau hoger onderwijs. Uitgaven voor hoger onderwijs zijn dus niet rechtmatig.

   

1

   

2.2.1 lid 3 en 4

Rijksbijdrage beroepsonderwijs

Geeft aan waarvoor de bijdrage in de exploitatiekosten en in de huisvestingskosten ontvangen wordt.

   

1

   

2.5.3 lid 2

Jaarrekening

Alleen ten aanzien van het volgende aspect: Van niet doelmatige aanwending van de rijksbijdrage is in ieder geval sprake voorzover bedragen daaruit worden aangewend voor het op enigerlei wijze compenseren van de deelnemers of examendeelnemers voor les- en cursusgeld respectievelijk examengeld. Uitgaven hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

   

1

   

2.5.9a

Verslaglegging, onderzoek, minister, controleprotocol en correctie rijksbijdrage

Alleen ten aanzien van artikel 2.5.3. lid 2 is overeenkomstig van toepassing op de rijksbijdrage voor het voortgezet algemeen volwassenonderwijs.

               
   

1

 

Notitie helderheid in de bekostiging 2004

   

1

   

Thema 2

Investeren van publieke middelen in private activiteiten

Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden. Voor verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162 die staatssecretaris Rutte op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden en de brief van 24 februari 2009 met kenmerk BVE/stelsel/104878. De instelling heeft een proces ingericht om vast te stellen of niet-gesubsidieerde of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten in de zin van de door de staatssecretaris van Onderwijs omschreven wijze (Tweede Kamer 28 248, nr. 84).

   

1

   

Thema 4

Les en cursusgeld niet betaald door de deelnemer zelf.

Zie ook WEB art 2.5.3 lid 2.

               
   

1

 

Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo

   

1

   

7

Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De subsidie wordt uiterlijk in het jaar volgende op het jaar van verstrekking besteed.

               
     

1

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)

     

1

 

2.9 lid 1 en 4

 

Lid 1 Rijksbijdrage mag niet besteed worden voor het op enigerlei wijze compenseren van studenten of extranei voor collegeld, examengeld, cursusgeld of wat de hogescholen betreft de financiële ondersteuning, bedoeld in artikel 7.50 derde lid, anders dan op grond van de tweede volzin van dat lid of de artikelen 7.51 tot en met artikel 7.51k, en ook niet aan het uitvoeren van de procedure voor erkenning van verworven competenties.

     

1

 

2.12

Rijksbijdrage AZ

Doorbetaling, zie ook OAP.

     

1

 

7.43 lid 1

Collegegeld verplichting

Lid 1 Elke student is wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld verschuldigd.

     

1

 

7.44 lid 1

Examengeld verplichting

Lid 1 Een extraneus is voor elk studiejaar dat hij door het instellingsbestuur voor een opleiding is ingeschreven, aan de desbetreffende instelling examengeld verschuldigd.

     

1

 

7.45 lid 1, 3, 4 en 5

Wettelijk collegegeld

Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld aan.

     

1

 

7.45a

Aanspraak op wettelijk collegegeld

Geeft aan voor welke studenten in welke omstandigheden het wettelijk collegegeld verschuldigd is.

     

1

 

7.45b

Collegegeld OU

Geeft aan voor welke studenten onder welke omstandigheden welk collegegeld verschuldigd is.

     

1

 

7.46 lid 1 t/m 5

Instellingscollegegeld

Geeft aan voor welke studenten en op welke wijze het instellingscollegegeld verschuldigd is.

     

1

 

7.48

Vermindering en vrijstelling collegegeld

Geeft aan in welke gevallen vermindering of vrijstelling van het wettelijke collegegeld is toegestaan. Alleen in de in dit artikel genoemde gevallen is vermindering toegestaan.

     

1

 

7.49

Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen vanaf het studiejaar 2005-2006

Lid 1 geeft aan dat voor de hier genoemde opleidingen het collegegeld ten hoogste 5 maal het volledige wettelijke collegegeld in art 7.45 lid 1 mag bedragen (meer is dus niet rechtmatig), lid 3 geeft aan dat collegegeld in lid 1 in de plaats komt van collegegeld in art 7.45 lid 1.

     

1

 

7.51, 7.51a tot en met 7.51 j

Profileringsfonds

Deze artikelen geven aan onder welke voorwaarden, onder welke omstandigheden en met welke omvang financiële ondersteuning gegeven kan worden door de instelling.

     

1

 

7.51k

Financiële ondersteuning bijzondere activiteiten door OM

In dit artikel is opgenomen in welke gevallen Onze Minister een voorziening treft (uitgaven van de instelling aan deze categorie zijn dus onrechtmatig)

     

1

 

9.3 lid 1

Samenstelling CvB en rechtspositie leden

Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de rector magnificus van de universiteit. Meer leden zijn dus niet rechtmatig.

     

1

 

10.2 lid 1

College van bestuur

Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn dus niet rechtmatig.

     

1

 

11.2 lid 1

Samenstelling CvB en rechtspositie leden

Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn dus niet rechtmatig.

               
     

1

Uitvoeringsbesluit WHW 2008

 
     

1

 

2.2 lid 1 en 2

Omvang collegegeld

Geeft bedragen artikel 7.45 lid 4 en lid 7.

     

1

 

2.3

Uitbreiding categorie studenten wettelijk collegegeld

Ook voor studenten aan deze opleidingen is wettelijk collegegeld verschuldigd.

     

1

 

2.4

Administratiekosten gespreide inning collegegeld

Geeft bedrag bedoeld in artikel 7.47 van de wet, bedraagt € 24.

     

1

 

6.4 lid 3

Tegemoetkomingen aan de raad van Toezicht

Tegemoetkoming wordt verminderd bij aanvang of beëindiging in de loop van een kalenderjaar.

               
     

1

Regeling Financiën HO

 
     

1

 

9

Vaststelling collegegeld

Bepaalt het wettelijke collegegeld.

               
     

1

Tractaat Nederland- Vlaanderen

 
     

1

 

5

 

Bepaalt dat Nederland via de Universiteit Maastricht de middelen aan de TUL beschikbaar stelt. Er bestaat dus een doorbetalingsverplichting van de UM aan de TUL van deze rijksbijdrage.

     

1

 

8 lid 2

 

De TUL stelt de hoogte van het collegegeld vast overeenkomstig de WHW.

               
     

1

Notities helderheid (2003, de aanvulling in 2004 en de nadere toelichting in 2005 aan de TK)

     

1

 

Thema 2

Investeren van publieke middelen in private activiteiten

Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden. Voor verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162 die de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden. De instelling heeft een procedure ingericht om vast te stellen of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten in de zin van in de brief van 20 juli 2005 van de door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de tweede kamer omschreven wijze (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 -2005, 28 248, nr. 84).

     

1

 

Thema 5

Collegegeld niet betaald door de student zelf

Zie ook WHW art 2.9 lid 1.

               
 

1

1

 

Les en cursusgeldwet

 
 

1

1

   

6 lid 1

Algemene bepaling en nadere regeling cursusgeld

Lid 1 Bij of krachtens amvb wordt bepaald voor welke uit de openbare kas bekostigde cursussen cursusgeld is verschuldigd.

               

1

1

   

Regeling InnovatieImpuls Onderwijs

1

1

     

10

Subsidiabele projectkosten

In dit artikel is aangegeven welke kosten wel en niet subsidiabel zijn.

1

1

     

29 lid 2

Besteding subsidie

Lid 2: … uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt…. De subsidie wordt uiterlijk in het jaar 2014 besteed.

               
     

1

Regeling Siriusprogramma 2010

 
     

1

 

19

Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. … De subsidie wordt uiterlijk in 2014 besteed.

               
 

1

1

1

Regeling praktijkleren en Groene plus (hoewel de regeling formeel per 1-1-2016 is vervallen kan deze nog betekenis hebben voor de verantwoording over 2016 en 2017 van gelden die op grond van deze regeling zijn verstrekt)

 

1

1

1

 

15 lid 1 en 2

Besteding subsidie

Lid 1 … besteedt die bijdragen uitsluitend ten behoeve van het doel,…, lid 2 …middelen ontvangen op grond van artikel 3 of 3a mogen pas besteed worden nadat het MIP is goedgekeurd door de Minister

 

1

1

1

 

16 lid 2

Besteding subsidie

Indien een deel van de ontvangen aanvullende bijdrage in enig jaar niet is besteed aan het doel, bedoeld in art 2, 3, 3a dan wel art 11, mag dit deel binnen dat doel worden besteed in navolgende jaren.

 

1

1

1

 

23

Subsidiabele kosten

Dit artikel geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking worden genomen.

 

1

1

1

 

24

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.

 

1

1

1

 

25 lid 1

Besteding subsidie

Het verleende subsidiebedrag mag door de subsidieontvanger worden besteed gedurende een periode van één of meerdere jaren. Deze periode wordt in de beschikking bepaald.

 

1

1

1

 

28 lid 3

Subsidiabele kosten

Dit lid geeft aan welke kosten subsidiabel zijn.

 

1

1

1

 

32 lid 2 en 5

Besteding subsidie

Lid 2 Het verleende subsidiebedrag mag door de subsidieontvanger worden besteed gedurende een periode van één of meerdere jaren. Deze periode wordt in de beschikking bepaald. Lid 5 In afwijking van het tweede tot en met vierde lid, wordt een subsidiebedrag dat in het jaar 2015 is verleend uitsluitend in dat jaar besteed, worden alle voorschotten in dat jaar verstrekt en is het totaal aan voorschotten 100% van het te verstrekken subsidiebedrag.

               
 

1

1

1

Openstellingsbesluit groen onderwijs 2011

 

1

1

1

 

14 lid 1 en 2

Subsidiabele kosten

Dit artikel geeft aan welke kosten subsidiabel zijn. In de toelichting op het artikel is aangegeven dat de volgende kosten niet subsidiabel zijn: de overheadkosten van de organisatie en personele en materiële kosten van bedrijven die in samenwerking met een of meer instellingen een aangevraagde activiteit uitvoeren (deze gelden als cofinanicering).

               
 

1

1

 

Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet onderwijs

 

1

1

   

12

Besteding van de subsidie

Dit artikel geeft aan waaraan en wanneer de subsidie besteed moet worden.

               
 

1

1

1

Regeling openstellingen en prioriteiten groen onderwijs 2012

 

1

1

1

 

14

 

Dit artikel geeft de hoogte van subsidiabele personeelskosten aan (verwijzing artikel 28 derde lid Regeling Praktijkleren en Groene Plus)

               
 

1

1

1

Regeling openstellingen groen onderwijs 2013 (hoewel de regeling formeel per 1-1-2016 is vervallen kan deze nog betekenis hebben voor de verantwoording over 2016 en 2017 van gelden die op grond van deze regeling zijn verstrekt)

 

1

1

1

 

2

Subsidiabele kosten

Dit artikel geeft de hoogte van subsidiabele personeelskosten aan (verwijzing artikel 28 derde lid Regeling Praktijkleren en Groene Plus)

               
   

1

 

Regeling regionaal investeringsfonds mbo

   

1

   

6

Besteding subsidie

Dit artikel geeft aan dat de subsidie uitsluitend besteed wordt aan de activiteiten, waarvoor zij wordt verstrekt. Eventuele niet-bestede middelen worden na afloop van de looptijd van de subsidie teruggevorderd.

   

1

   

17 lid 6

Subsidievoorwaarden

De subsidie is niet bestemd voor: a. kosten van ontslag dan wel voor uitkeringen van gewezen personeelsleden van de betreffende onderwijsinstelling, als gevolg van dit voorstel of b. kosten voor nieuwbouw, verbouw of leegstand.

               

1

1

   

Wet passend onderwijs

1

       

XVIII

Verdeling en overdracht nog niet bestede bekostiging REC’s en samenwerkingsverbanden primair onderwijs

Geeft aanwijzingen ten aanzien van verdeling en overdracht van middelen bij opheffing

 

1

     

XIX

Verdeling en overdracht nog niet bestede bekostiging samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs

Geeft aanwijzingen ten aanzien van verdeling en overdracht van middelen bij opheffing

               
 

1

   

Regeling nadere voorschriften opting out en vermindering verplichte herbesteding in verband met overgangsbekostiging afschaffing leerlinggebonden financiering

 

1

     

3

Vermindering verplichte herbesteding in schooljaar 2015-2016

In dit artikel is aangegeven onder welke voorwaarden gehele of gedeeltelijke vermindering van de herbesteding van toepassing is.

               
     

1

Subsidieregeling vraagfinanciering hoger onderwijs

     

1

 

6

Besteding subsidie

De subsidie wordt besteed aan de verlaging van het collegegeld dat moet worden betaald door de student. Van ondoelmatige aanwending is in ieder geval sprake indien de student met een voucher op enigerlei wijze wordt gecompenseerd.

     

1

 

10 lid 4 en 6

Verplichtingen

De hogeschool besteedt een voucher uitsluitend aan de verlaging van het collegegeld met de waarde van de voucher voor een module dat moet worden betaald door een student als bedoeld in artikel 3. De hogeschool mag het bedrag van de voucher niet in geld uitkeren aan de student.

               
     

1

Subsidieregeling flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

     

1

 

8 lid 3

Subsidie bekostigde instelling

Bij een subsidie van € 125.000 of meer aan een bekostigde instelling: de subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend (verantwoording in model G2 op grond van artikel 9 lid 3)

               
     

1

Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs

     

1

 

27 lid 3

Experimenten educatieve module; inhoud en duur

Voor inschrijving voor een module als bedoeld in het eerste lid is de aspirant-student de helft van het wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45a van de wet (WHW) verschuldigd.

               
     

1

Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs

     

1

 

2 lid 4

Inhoud en duur

Aan een student als bedoeld in eerste en tweede lid kan i.v.m. een inschrijving voor een module collegegeld in rekening gebracht worden tot een maximumbedrag van € 3.750

               

1

1

1

1

Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016

1

1

1

1

 

4

Financiële onderneming

In dit artikel staat met welke financiële ondernemingen transacties aangegaan kunnen worden en dat dit voor publieke middelen alleen in euro’s kan plaatsvinden.

1

1

1

1

 

5 lid 4 en 5

Professioneel en niet- professionele belegger

Geeft aan in welke gevallen bijlage I en bijlage II van de regeling gehanteerd moeten worden.

1

1

1

1

 

6

Beleggingen

In dit artikel staan de eisen waaraan een belegging moet voldoen.

1

1

1

1

 

7

Leningen

In dit artikel staan de eisen waaraan een lening moet voldoen.

1

1

1

1

 

8

Financiële derivaten

In dit artikel staan de eisen en voorwaarden m.b.t. financiële derivaten.

1

1

1

1

 

9

Geen ineffectieve positie derivaten

In dit artikel staan verdere eisen m.b.t. derivaten.

1

1

1

1

 

12 lid 1

Overgangsrecht

In dit artikel wordt geregeld dat voor beleggingen, leningen en financiële derivaten die voor 1 juli 2016 zijn afgesloten de Regeling belenen en beleggen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 , zoals die luidde op 30 juni 2016 van toepassing blijft.

TOELICHTING

Jaarlijks moeten de scholen voor het primair onderwijs (inclusief de samenwerkingsverbanden), scholen voor het voortgezet onderwijs, instellingen voor het middelbaar beroepsonderwijs en bekostigde instellingen voor hoger onderwijs bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de jaarstukken indienen om de ontvangen bekostiging en subsidies te verantwoorden. Hiervoor wordt jaarlijks een accountantsprotocol opgesteld, waarin aanwijzingen zijn opgenomen voor de instellingsaccountants. De scholen/instellingen moeten naast de jaarstukken met de controleverklaring en een assurance-rapport over de bekostigingsgegevens - voor zover deze is afgegeven - ook een rapport van bevindingen inzenden. Het accountantsprotocol wordt beschikbaar gesteld op de website van de Inspectie van het Onderwijs.

Over de inhoud van het accountantsprotocol heeft gedurende de eerste helft van het kalenderjaar 2016 afstemming plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van de betrokken partijen.

Vanaf 2016 wordt het accountantsprotocol in juli beschikbaar gesteld door publicatie op de website van de Inspectie van het Onderwijs en vervolgens in september als bijlage bij de ministeriële regeling gepubliceerd in de Staatscourant.

Als dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving hiertoe aanleiding geeft, wordt in december een bijgestelde versie van het accountantsprotocol vastgesteld als bijlage bij een ministeriële regeling die in januari van het volgende jaar wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Op de website van de Inspectie van het Onderwijs wordt in dit geval een versie van het protocol geplaatst, waarin de exacte wijzigingen in de decemberversie ten opzichte van de septemberversie zijn aangegeven.

Deze regeling heeft betrekking op het kalenderjaar 2016 en werkt daarom terug tot en met 1 januari 2016, omdat in het accountantsprotocol ook rekening moet worden gehouden met de nieuwe voorschriften en wet- en regelgeving die gedurende het jaar worden gepubliceerd en die betrekking hebben op het kalenderjaar 2016.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het onderwijsveld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven