TOELICHTING
Deze regeling heeft als doel om de werknemers die vanaf 1 januari 2017 in dienst treden
bij het CAK, een publieke dienstverlener die in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid,
welzijn en sport (VWS) regelingen uitvoert, of die per die datum overkomen van het
Zorginstituut Nederland (hierna: ZIN), verplicht te laten deelnemen in het ABP. Dit
omdat de burgerregelingen (in de volgende paragraaf toegelicht), deel uitmakende van
een publieke taak, met ingang van 1 januari 2017 worden uitgevoerd door het CAK in
plaats van het ZIN.
De huidige uitzondering van de verplichte deelname in het ABP voor het zittende personeel
blijft in stand voor hen die op 31 december 2016 in dienst is van het CAK.
Burgerregelingen gaan over naar het CAK
De burgerregelingen zijn regelingen voor specifieke groepen burgers, zoals verzekeringsplichtige
onverzekerden, gemoedsbezwaarden, missionarissen, wanbetalers en de verdragsgerechtigden.
In januari 2014 verscheen het rapport ‘Onderzoek naar de herpositionering van zbo’s’
(het rapport-De Leeuw). Mede op basis van dit rapport werd eind 2014 duidelijk dat
de hiervoor genoemde burgerregelingen, uitgevoerd door het ZIN, mogelijk overgeheveld zouden worden naar het
CAK. Ook het ZIN-personeel zou met die uitvoeringstaken mee overgaan naar het CAK.
Hiervoor diende o.a. de Zorgverzekeringswet te worden aangepast. In de wet voor de
overheveling van de burgerregelingen van het ZIN naar het CAK (hierna: de Overhevelingswet)1 is opgenomen dat de burgerregelingen zullen worden uitgevoerd door het CAK op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Zoals de minister van VWS reeds bij brief
van 1 september 2016 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2015/16, 34 203, nr. 22) heeft gemeld, treedt de Overhevelingswet per 1 januari 2017 in werking. Dientengevolge
worden de burgerregelingen vanaf 1 januari 2017 uitgevoerd door het CAK. De (voormalige)
ZIN-werknemers komen per 1 januari 2017 in dienst bij het CAK voor de taakuitvoering
van die burgerregelingen.
Met de overkomst van de uitvoering van de burgerregelingen zal het CAK voor de Wet
privatisering ABP (WPA) aan de hoofdlijn van het overheidswerknemersbegrip uit die
wet gaan voldoen: de uitvoering van burgerregelingen is namelijk een publieke taak,
en hoort om die reden thuis in het publieke domein. Dat heeft tot gevolg dat al het
personeel dat vanaf 1 januari 2017 in dienst treedt bij het CAK, inclusief het per
die datum over te komen ZIN-personeel, vanaf die datum overheidswerknemer zal zijn
in de zin van de WPA en daarom verplicht deelneemt in het ABP.
Uitzondering voor het zittend personeel CAK blijft
Op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van de WPA zijn overheidswerknemers in
de zin van deze wet, degenen die bij een publiekrechtelijk lichaam zijn aangesteld
of in dienst zijn genomen op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht
en die rechtstreeks ten laste van een publiekrechtelijk lichaam worden bezoldigd of
beloond. Een overheidswerknemer is op grond van artikel 21 van de WPA verplicht om
deel te nemen in de Stichting Pensioenfonds ABP, zodat hij daar verplicht zijn pensioen
opbouwt. In afwijking van deze hoofdregel in de WPA kan de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Pensioenfonds
ABP regels stellen, waarbij personen of groepen van personen worden aangewezen die
op grond van hun bijzondere arbeidsvoorwaarden of de bijzondere aard van hun werkzaamheden
géén overheidswerknemer in de zin van de WPA zullen zijn (artikel 2, tweede lid, onderdeel
j, van de WPA) en die dus niet verplicht aangesloten zijn bij het ABP.
Het CAK is op 1 januari 2013 publiekrechtelijk zbo geworden. De leden en de personeelsleden
van het CAK zijn vanaf 1 januari 2013 met toepassing van artikel 2, tweede lid, onderdeel
j, van de WPA uitgezonderd. Dat betekent dat het, op 31 december 2016 in dienst zijnde
personeel van het CAK geen overheidswerknemer is in de zin van de WPA, zodat de personeelsleden
geen deelnemer zijn in het ABP. De drie argumenten tot uitzondering voor het zittende
personeel bij het CAK zijn: historie, bijzondere arbeidsvoorwaarden, en kennelijke
bedoeling van amendement Uitslag, dat de personeelsleden van het CAK niet naar het
ABP overgingen2. Gezamenlijk vormden deze de reden tot uitzondering op de hoofdregel van het overheidswerknemersbegrip
in de WPA in het geval van de werknemers in dienst van het CAK. Artikel 3, zesde lid,
van de Regeling bezoldiging en beheerskosten zelfstandige bestuursorganen VWS bepaalt dat de bestuurders van ABP-deelname zijn uitgezonderd. Beide uitzonderingen blijven
voor het zittende personeel van het CAK in stand vanaf 1 januari 2017.
Verplichte evaluatie op grond van de kaderwet zbo’s
Elke vijf jaar zal het CAK, conform artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen, geëvalueerd worden. De evaluatie vanaf 1 januari 2018, die door de
minister van VWS wordt uitgevoerd, vormt een natuurlijk moment om de overheveling
van taken – de burgerregelingen – van het ZIN naar het CAK te beoordelen.
Conclusie
Het CAK zal vanaf 1 januari 2017 onder het overheidswerkgeversbegrip en het overheidswerknemersbegrip
in de WPA vallen, zodat het nieuw aan te nemen personeel, én het op 1 januari 2017
over te komen ZIN-personeel, overheidswerknemer is in de zin van de WPA, en verplicht
deelneemt in het ABP. Het op 31 december 2016 in dienst zijnde personeel van het CAK
zal geen overheidswerknemer in de zin van de WPA worden, en blijft uitgezonderd van
verplichte deelname in het ABP.
Gelet op artikel 2, tweede lid, onderdeel j, van de Wet privatisering ABP zijn onderhavige
regels in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP vastgesteld.
Het bestuur van het ABP heeft bij brief van 12 december 2016, kenmerk BB16-107, meegedeeld
dat het van mening blijft, dat het CAK volledig onder de verplichtstelling van ABP
zou moeten vallen. Gelet echter op de bijzondere omstandigheden van deze casus kan
het bestuur niettemin instemmen met deze uitzondering voor het op 31 december 2016
zittende personeel van het CAK.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk