Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2016, nr 2016-0000791348, houdende wijziging van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, tweede lid, onderdeel j, van de Wet privatisering ABP;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 1, onderdeel l, van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP wordt na ‘personeelsleden’ ingevoegd: die op 31 december 2016 in dienst zijn.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Deze regeling heeft als doel om de werknemers die vanaf 1 januari 2017 in dienst treden bij het CAK, een publieke dienstverlener die in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) regelingen uitvoert, of die per die datum overkomen van het Zorginstituut Nederland (hierna: ZIN), verplicht te laten deelnemen in het ABP. Dit omdat de burgerregelingen (in de volgende paragraaf toegelicht), deel uitmakende van een publieke taak, met ingang van 1 januari 2017 worden uitgevoerd door het CAK in plaats van het ZIN.

De huidige uitzondering van de verplichte deelname in het ABP voor het zittende personeel blijft in stand voor hen die op 31 december 2016 in dienst is van het CAK.

Burgerregelingen gaan over naar het CAK

De burgerregelingen zijn regelingen voor specifieke groepen burgers, zoals verzekeringsplichtige onverzekerden, gemoedsbezwaarden, missionarissen, wanbetalers en de verdragsgerechtigden.

In januari 2014 verscheen het rapport ‘Onderzoek naar de herpositionering van zbo’s’ (het rapport-De Leeuw). Mede op basis van dit rapport werd eind 2014 duidelijk dat de hiervoor genoemde burgerregelingen, uitgevoerd door het ZIN, mogelijk overgeheveld zouden worden naar het CAK. Ook het ZIN-personeel zou met die uitvoeringstaken mee overgaan naar het CAK. Hiervoor diende o.a. de Zorgverzekeringswet te worden aangepast. In de wet voor de overheveling van de burgerregelingen van het ZIN naar het CAK (hierna: de Overhevelingswet)1 is opgenomen dat de burgerregelingen zullen worden uitgevoerd door het CAK op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Zoals de minister van VWS reeds bij brief van 1 september 2016 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2015/16, 34 203, nr. 22) heeft gemeld, treedt de Overhevelingswet per 1 januari 2017 in werking. Dientengevolge worden de burgerregelingen vanaf 1 januari 2017 uitgevoerd door het CAK. De (voormalige) ZIN-werknemers komen per 1 januari 2017 in dienst bij het CAK voor de taakuitvoering van die burgerregelingen.

Met de overkomst van de uitvoering van de burgerregelingen zal het CAK voor de Wet privatisering ABP (WPA) aan de hoofdlijn van het overheidswerknemersbegrip uit die wet gaan voldoen: de uitvoering van burgerregelingen is namelijk een publieke taak, en hoort om die reden thuis in het publieke domein. Dat heeft tot gevolg dat al het personeel dat vanaf 1 januari 2017 in dienst treedt bij het CAK, inclusief het per die datum over te komen ZIN-personeel, vanaf die datum overheidswerknemer zal zijn in de zin van de WPA en daarom verplicht deelneemt in het ABP.

Uitzondering voor het zittend personeel CAK blijft

Op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van de WPA zijn overheidswerknemers in de zin van deze wet, degenen die bij een publiekrechtelijk lichaam zijn aangesteld of in dienst zijn genomen op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en die rechtstreeks ten laste van een publiekrechtelijk lichaam worden bezoldigd of beloond. Een overheidswerknemer is op grond van artikel 21 van de WPA verplicht om deel te nemen in de Stichting Pensioenfonds ABP, zodat hij daar verplicht zijn pensioen opbouwt. In afwijking van deze hoofdregel in de WPA kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP regels stellen, waarbij personen of groepen van personen worden aangewezen die op grond van hun bijzondere arbeidsvoorwaarden of de bijzondere aard van hun werkzaamheden géén overheidswerknemer in de zin van de WPA zullen zijn (artikel 2, tweede lid, onderdeel j, van de WPA) en die dus niet verplicht aangesloten zijn bij het ABP.

Het CAK is op 1 januari 2013 publiekrechtelijk zbo geworden. De leden en de personeelsleden van het CAK zijn vanaf 1 januari 2013 met toepassing van artikel 2, tweede lid, onderdeel j, van de WPA uitgezonderd. Dat betekent dat het, op 31 december 2016 in dienst zijnde personeel van het CAK geen overheidswerknemer is in de zin van de WPA, zodat de personeelsleden geen deelnemer zijn in het ABP. De drie argumenten tot uitzondering voor het zittende personeel bij het CAK zijn: historie, bijzondere arbeidsvoorwaarden, en kennelijke bedoeling van amendement Uitslag, dat de personeelsleden van het CAK niet naar het ABP overgingen2. Gezamenlijk vormden deze de reden tot uitzondering op de hoofdregel van het overheidswerknemersbegrip in de WPA in het geval van de werknemers in dienst van het CAK. Artikel 3, zesde lid, van de Regeling bezoldiging en beheerskosten zelfstandige bestuursorganen VWS bepaalt dat de bestuurders van ABP-deelname zijn uitgezonderd. Beide uitzonderingen blijven voor het zittende personeel van het CAK in stand vanaf 1 januari 2017.

Verplichte evaluatie op grond van de kaderwet zbo’s

Elke vijf jaar zal het CAK, conform artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, geëvalueerd worden. De evaluatie vanaf 1 januari 2018, die door de minister van VWS wordt uitgevoerd, vormt een natuurlijk moment om de overheveling van taken – de burgerregelingen – van het ZIN naar het CAK te beoordelen.

Conclusie

Het CAK zal vanaf 1 januari 2017 onder het overheidswerkgeversbegrip en het overheidswerknemersbegrip in de WPA vallen, zodat het nieuw aan te nemen personeel, én het op 1 januari 2017 over te komen ZIN-personeel, overheidswerknemer is in de zin van de WPA, en verplicht deelneemt in het ABP. Het op 31 december 2016 in dienst zijnde personeel van het CAK zal geen overheidswerknemer in de zin van de WPA worden, en blijft uitgezonderd van verplichte deelname in het ABP.

Gelet op artikel 2, tweede lid, onderdeel j, van de Wet privatisering ABP zijn onderhavige regels in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP vastgesteld. Het bestuur van het ABP heeft bij brief van 12 december 2016, kenmerk BB16-107, meegedeeld dat het van mening blijft, dat het CAK volledig onder de verplichtstelling van ABP zou moeten vallen. Gelet echter op de bijzondere omstandigheden van deze casus kan het bestuur niettemin instemmen met deze uitzondering voor het op 31 december 2016 zittende personeel van het CAK.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

de wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Zorgverzekeringswet en andere wetten in verband met de overgang van een aantal taken van het Zorginstituut Nederland naar het CAK; Stb. 2016, 173

X Noot
2

Kamerstukken II 2010/11, 32 543, nr. 16

Naar boven